Info – avond

advertisement
Info – avond
Verwelkoming, voorstelling van sprekers, structuur van de avond
Verschil opname-afdeling en behandelafdeling
Aanbod DGT : in opname, in dagtherapie, ambulant
1. Inleiding
Mensen die hier in behandeling komen, hebben doorgaans al lang moeilijkheden met het
herkennen, bespreken en hanteren van gevoelens (“emotieregulatie”). Hun gevoelens zijn
bovendien zo intens en explosief dat ze vaak impulsief ‘iets doen’ om hun emoties de baas
te blijven. Het gaat hierbij om gedrag, dat henzelf en/of anderen op de één of andere manier
kan schaden. Dit gedragspatroon leidt er vaak toe dat mensen vastlopen in relaties en
sociale contacten, in studie of werk. Vaak zijn er meerdere klachten tegelijkertijd aanwezig,
zonder dat er één duidelijk op de voorgrond staat, zodat zij niet weten waar eerst te
beginnen. Dit zie je vaak bij mensen met een borderline-persoonlijkheidsstoornis.
In 1993 werd er door Marsha Linehan een behandelwijze ontwikkeld speciaal voor mensen
met deze problematiek: de dialectische gedragstherapie. Zij merkte dat haar patiënten die
veelvuldig zelfmoordpogingen ondernamen en zichzelf verwondden geen baat hadden bij de
gekende therapiën.
Ze ontwikkelde een methode die acceptatie met verandering combineert. Ze vond inspiratie
in de Zen filosofie en in de gedragstherapie. Nu, zoveel jaar later wordt deze methode ook
gebruikt voor mensen die geen borderlinepersoonlijkheidsstoornis hebben, maar slechts
enkele van die moeilijkheden of een anders stoornis. Als je het advies krijgt om dialectische
gedragstherapie te volgen, wil dat niet altijd zeggen dat je BPS hebt.
( BPS = borderlinepersoonlijkheidsstoornis )
De borderline persoonlijkheidsstoornis
De borderlinepersoonlijkheidsstoornis komt naar schatting bij 2 à 3 % van de Westerse
bevolking voor, in maatschappijen die minder modern en snel zijn komt de stoornis minder
voor.
De diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis wordt gegeven op basis van het voorkomen
van een aantal gedragingen en belevingen die de patiënt laat zien of vertelt.
Ook naaste betrokkenen kunnen door hun verhaal over de patiënt helpen om uit te klaren
over welke stoornis het precies gaat.
Deze gegevens legt de hulpverlening naast de beschrijving van de kenmerken van een
borderline-stoornis die vastgelegd zijn in een handleiding, de DSM-V.
We spreken van een persoonlijkheidsstoornis wanneer iemand langdurig ( jaren ) moeilijk
gedrag vertoont in verschillende situaties. Dus zowel op ’t werk, als in omgang met vrienden,
familie als in verenigingsleven enz. Als dit gedrag bijvoorbeeld enkel op ’t werk opduikt maar
niet bij vrienden dan is er vermoedelijk een probleem op ’t werk maar geen
persoonlijkheidsstoornis.
Het gedrag is op zich normaal in bepaalde situaties Bv. schrikken, wenen, gillen, trillen,
angstdromen enz na het zien van een ongeval, heftige gevoelens en heftige lichamelijke
reacties horen erbij.Maar wanneer iemand regelmatig dat gedrag vertoont zonder dat de
situatie zo schokkend is dan spreken we over een stoornis. Die verschijnselen verstoren de
persoon in zijn/haar functioneren, het worden als het ware “karaktertrekken”.
Van ‘Stoornissen in de persoonlijkheid’ kun je spreken als:
 iemands persoonlijke eigenschappen extreem en voor iemand zelf hinderlijk
worden.
 Iemands gedrag de persoon zelf en/of diens omgeving last bezorgt, en niet zomaar
af en toe maar vrijwel voortdurend.
Het functioneren is dan zo gestoord dat het grote problemen kan veroorzaken in relatie met
partner, familie en vrienden of op het werk en bij opleidingen. De verstoring maakt dat de
kwaliteiten van die persoon niet tot hun recht komen.
Om volgens de DSM-V van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis te kunnen spreken moet
er een voortdurend aanwezig patroon zijn van wisselvalligheid in relaties, in zelfbeeld en in
emotionele reacties en ook impulsieve reacties. Dit patroon begint in de vroege
volwassenheid en komt tot uiting in verschillende situaties. Minstens 5 van de volgende 9
verschijnselen moeten aanwezig zijn om van BPS te spreken. Heeft iemand minder dan 5
van die verschijnselen dan spreken we van iemand met borderline-trekken.
Iedereen kan zich in een aantal verschijnselen herkennen, omdat de verschijnselen
“menselijk” zijn. Het is de ernst en de duur die bepaalt of het een ‘symptoom’ is.
Bijvoorbeeld: elk van ons heeft al eens angst gehad een geliefde te verliezen, zonder dat dit
verlatingsangst is/ iedereen heeft al eens iets impulsief gedaan.
Naast hun moeilijkheden hebben mensen met BPS meestal heel wat aantrekkelijke
kenmerken: ze zijn vaak passioneel, zorgend, kunstzinnig, boeiend.
De verschijnselen waar mensen met BPS en hun omgeving last van hebben zijn bovendien
nog eens verschillend van mens tot mens. Elke mens is uniek.
Er is niet zoiets als dé borderline patiënt.
Verschijnselen ( symptomen)
1. Stemmingswisselingen
Extreme en snel wisselende stemmingen. Zo kan iemand tot 16u goed gezind
rondlopen, dan niet gegroet worden en van de ene tel op de andere terechtkomen in
gevoelens van afwijzing, zichzelf niets waard vinden, niet naar de volgende sessie
willen komen, denken dat iedereen beter af zou zijn als hij/zij er niet meer zou zijn.
Deze stemmingen overvallen hen en ze weten vaak op dat moment zelf niet wat die
emotie opriep. Zo kan het gebeuren dat je met je broer een gezellige avond had en
dat die een paar uur later belt dat je hem erg gekwetst hebt, dat hij woedend tegen je
uitvalt en met zelfmoord dreigt. Heel moeilijk voor henzelf maar ook voor de
omgeving door de onvoorspelbaarheid en de heftigheid.
2 Impulsiviteit
Wanneer mensen hevig emotioneel zijn, dan kunnen ze niet meer nadenken, niet
meer plannen, hun acties niet overwegen. Zo zit ons brein nu eenmaal in elkaar.
Bijvoorbeeld als iemand van jullie nu een telefoontje zou krijgen dat een dierbare in
kritieke toestand op spoed ligt, dan zal die rechtstaan, paraplu en handtas laten
liggen, valt zijn stoel om, zal naar parking lopen en misschien zijn auto niet
terugvinden, zijn vrouw vergeten op te halen aan ’t station zoals afgesproken…
kortom ontregeld zijn. Op zo’n moment reageren we op basis van onze emoties,
zonder na te denken.
Mensen met borderline problemen zitten heel vaak in zo’n hevige emotionele
toestand. Zo geven ze plots véél geld uit en moeten het nadien met schulden
bekopen, of ze stoppen plots met hun werk of studies, beginnen totaal iets anders
omdat ze in de emotie terecht kwamen dat ze faalden, het nooit zouden kunnen, dat
de baas hen totaal slecht vindt enz. Vaak krijgen ze te horen dat ze niet kunnen
volhouden. Dit is niet het geval, ze hebben meestal geen gebrek aan wilskracht. Ze
reageren op basis van hun emotie..
3.Zelfmoordpogingen, zelfverwonding
Gevoelens van falen, van al véél fouten gemaakt te hebben, beschaamd zijn
daarover, gevoelens van niets waard te zijn, alles verkeerd aan te pakken, van
afgekeurd te worden en zichzelf af te keuren geven wanhoop. Hun gedachten
monden dan ook regelmatig uit in “ ik wil er niet meer zijn, voor mijn omgeving is het
ook beter als ik dood ben”. De psychische pijn is zo hevig dat ze aan zelfmoord
denken, pogingen ondernemen.
Om deze sterke emoties te beteugelen grijpen ze naar drank, drugs, seks. Ze
reageren de woede of de pijn vaak op zichzelf af, verwonden zichzelf. Dit gedrag is
ontzettend moeilijk voor de omgeving: iemand die je graag ziet wil zich van het leven
beroven of doet zich opzettelijk pijn. Omgeving gaat dan ook vaak proberen dit tegen
te houden, de controle overnemen. Maar zo gaat het jammer genoeg van kwaad naar
erger.
Zelfverwonding heeft verschillende functies: spanningsreductie, fysieke pijn voelen
ipv emotionele, kenbaar maken van de pijn aan de omgeving, terug in de realiteit
komen. Je geraakt er snel aan verslaafd 1)omdat zelfverwonding een onmiddellijk
effect heeft, 2)ons lichaam bij pijn endorfines produceert en 3) de omgeving reageert
er op- !
4. verlatingsangst
Op bepaalde momenten kunnen ze zelfzeker overkomen maar in hun hart vinden ze
zichzelf slecht en onbeminnelijk, kwetsbaar, minderwaardig en machteloos. Ze
verlangen sterk om geaccepteerd en geliefd te worden. Dit maakt dat ze zich veel te
snel vastklampen aan andere mensen, en vervolgens erg bang worden om ze te
verliezen.
Vanuit die angst stellen ze gedrag dat op den duur voor de andere niet meer te
verdragen is. Ze klampen zich vast, hebben steeds bevestiging nodig, vragen 10 keer
per dag of andere hen nog graag ziet, eisen dat andere thuis blijft enz. Of ze zeggen
“ ga weg, ik wil je niet meer “ want zo verdwijnt de angst dat de andere hén niet meer
zou willen. De tragiek is dat de andere, vaak uit pure zelfbescherming, uit onmacht
het contact verbreekt. En zo gebeurt wat zij het meest vrezen: dat de andere hen
afwijst, verlaat..
5. instabiele en intense relaties
Ze hebben de neiging om mensen die op hen een goede eerste indruk maken meteen
te idealiseren, de andere is het hélemaal. Dat kan voor die ander misschien vreemd
zijn maar tegelijk ook prettig. “Wow! Eindelijk eens iemand die ziet hoe fantastisch ik
eigenlijk ben.” Het vervelende is echter dat het slechts duurt tot het moment waarop je
niet meer helemaal aan de verwachtingen voldoet. Dan val je ineens van je voetstuk in
de goot en wordt je door hen geklasseerd als bedrieger, autoritair enz. Al je uitspraken
en toenaderingspogingen worden verkeerd geïnterpreteerd en leiden tot heftige
reacties
6. Chronisch gevoel van leegte
We zouden kunnen denken dat iemand met zo’n heftig karakter er goed aan zou
doen een rustig te leiden.. Maar dan komen ze nogal eens bij hun leegte uit. Wat
interesseert hen echt? Wat willen ze doen met hun tijd, wie zijn ze? Ze vervelen zich
snel en zoeken telkens nieuwe stimulatie om het chronische gevoel van leegheid niet
te voelen. Ze zijn vaak al jaren chaos in hun gedachten, in hun gevoelens, in hun
relaties gewend. Als dit er niet meer voelen ze niet dat ze bestaan. (is verschillend
van niets voelen ) Dit kan voor de omgeving heel lastig zijn en soms gaat de
omgeving deze leegte proberen op te vullen: “kom we gaan fietsen, naar de film,..”,
zo neemt de omgeving het over en voelen ze zich overvraagd.
7. identiteitsstoornis
Hun zelfbeeld is wisselend. We vormen ons zelfbeeld door observaties van ons eigen
gedrag, onze emoties en onze gedachten en door de reacties van anderen op ons
gedrag. Als we over de jaren heen bij gelijkaardige situaties ongeveer hetzelfde
ervaren dan ontwikkelen we een tamelijk vast zelfbeeld, we ervaren onszelf als “ik
ben zo, ik ben die persoon”. We worden voor onszelf en voor de anderen
voorspelbaar en de reacties van de anderen op ons worden ook voorspelbaar. Door
het onvermogen om hun emoties te besturen wisselt hun zelfbesef met de stemming
die ze hebben. Door deze wisselingen krijgen ze ook heel verschillende feedback
vanuit de omgeving.
Dit niet weten wie je bent komt tot uiting in niet kunnen kiezen welke studie ze willen
aanvangen, welk soort partner er goed bij hen zou passen, of ze homo of hetero zijn..
Dit gaat ook over het niet kennen van de eigen kwaliteiten. Dit maakt dat ze moeilijk
gerust te stellen zijn, dat ze ‘oké’ zijn. Ze denken heel vaak “ze moeten me toch niet”.
8. Woede
Problemen met woede of kwaadheid en wel op twee verschillende manieren.
Sommigen hebben vaak driftbuien, vechten herhaaldelijk, zijn aanhoudend kwaad of
richten de woede op zichzelf. Die heftige emoties zijn vaak onhoudbaar en velen
gaan alcohol, drugs, geneesmiddelen misbruiken om minder te voelen. De omgeving
weet niet meer waar ze goed aan doen: zeg je dit , wordt ze kwaad, zeg je het
andere, wordt ze kwaad, zeg je niets, wordt ze kwaad. Je moet op eieren lopen.
Die kwaadheid dekt meestal andere gevoelens af, die in de loop der jaren niet meer
voelbaar zijn. De gevoelens die de aanzet vormen tot kwaadheid moeten terug
geleerd worden.
Anderen gaan helemaal geen kwaadheid voelen, wat hen belemmert om te voelen
dat hun grens overschreden is. Dit leidt vaak tot een gebrek aan assertiviteit.
9. achterdocht, dissociatie
Onder stress kunnen ze achterdochtige gedachten hebben,die ook weer voorbij gaan
(paranoïde ideeën) Bijvoorbeeld: als je dit doet betekent dat dat je me wil verlaten,
als je dat doet betekent dat dat je me wil verlaten enz
Dissociatieve verschijnselen kunnen ook bij stress opduiken. Dit is een symptoom dat
gerelateerd wordt aan trauma. Het is een vorm van psychische bescherming waarbij
er bewustzijnsvernauwing optreedt. Patiënt raakt dan helemaal in zichzelf gekeerd,
psychisch afgesloten, kan zich ook vervreemd van zichzelf en van de realiteit voelen.
(depersonalisatie, Dissociatie kan zich in een lichte vorm voordoen (depersonalisatie
) of in een zwaardere vorm waarbij mensen zich zelfs niet meer kunnen herinneren
wat ze gedaan hebben in zo’n toestand.
De verschijnselen doen zich dus voor op 5 vlakken: het denken, het voelen, het handelen, op
vlak van relaties en van het zelf.
Alsof dit nog niet genoeg is, komen er nog 2 moeilijkheden bovenop: vertrouwen en grenzen.
In ongeveer 90 % van de levensverhalen van mensen met BPS komen schokkende
ervaringen, trauma’s voor. Dit kan gaan over incest, over geweld, over verwaarlozing, over
jarenlang gepest geweest zijn door leeftijdsgenoten. Met zulke ervaringen krijgt je
vertrouwen in anderen een knauw. Zeker wanneer je als kind, jongere zo moet grootkomen.
Wat zijn anderen met je van plan? Volwassenen steunen, helpen je niet, je bent maar beter
dat je iedereen wantrouwt. Naast wantrouwen zien we ook vaak te snel vertrouwen, de
anderen hun verhaal geloven en zo bijvoorbeeld geld geven, ten prooi vallen aan
charletans.of teveel privacy prijsgeven. Aan mensen die ze pas leren kennen stukken
levensverhaal vertellen waarvan de andere vaak schrikt, het contact verbreekt of er misbruik
van maakt, hen ermee onder druk zet.
Hun persoonlijke grenzen zijn dus vaak genegeerd en met de voeten getreden. In hun
volwassen leven hebben ze vaak nog steeds moeite om hun persoonlijke grenzen aan te
geven. Ze kunnen ook angstig worden van intimiteit. Ze hebben immers al vroeg geleerd
hoe gevaarlijk het kan zijn van mensen te vertrouwen. Bovendien hebben ze ook geen
vertrouwen in zichzelf. Zo worden ze nog al eens het slachtoffer van oplichters en
charlatans. Ze laten zich soms uitbuiten in een relatie of worden soms volgeling van
goeroeachtige types. Ze kunnen ook bij anderen reddingsfantasieën opwekken en een
partner treffen die erg helpend is. Ze gaan dan vaak zeer ver, vaak met zelfmoorddreiging
en buiten hun partner uit
Het laat zich goed begrijpen als we al deze verschijnselen overlopen hoeveel lijden er voor
de borderline-patiënt maar ook voor zijn/haar onmiddellijke omgeving mee gepaard
gaat.
Er wordt dikwijls gezegd dat iemand met BPS aandacht wil. Zij/hij zou het gedrag bewust
vertonen om te manipuleren of om anderen pijn te doen. Dit mag misschien zo lijken, maar
hierbij wordt volstrekt voorbijgegaan aan het feit dat ook de patiënt er niet om heeft
gevraagd. De voortdurende stemmingswisselingen, de impulsiviteit, de depressieve
gevoelens, de angst en de pijn hebben invloed op zijn/haar leven en het lijden is meestal
groot.
Het gedrag dat met de stoornis gepaard gaat, heeft ook een zeer belangrijke invloed op de
naastbetrokkenen. Deze invloed gaat verder dan alleen de emotionele invloed, waarbij
angst, schuld, boosheid en medelijden op de voorgrond kunnen treden. Ook financieel en
materieel kan dit invloed hebben op het dagelijkse leven in gezinnen.
Ontstaan van de borderline persoonlijkheidsstoornis
De dialectische gedragstherapie stelt dat de stoornis het resultaat is van de wisselwerking
tussen de persoon en omgevingsinvloeden. ( biosociale theorie )
 De persoon heeft een emotionele kwetsbaarheid, biologische aanleg.
Deze kwetsbaarheid heeft 3 kenmerken: een uitgesproken gevoeligheid voor emotionele
prikkels, een hevig en snel emotioneel reageren en een traag terugkeren naar het
emotionele basisniveau zodat de reacties langdurig zijn.
 Uitgesproken gevoeligheid: emotionele reactie op heel wat prikkels die bij anderen
géén reacties uitlokken

Hevig en snel emotioneel reageren
Vb: wat bij anderen lichte verlegenheid teweegbrengt, kan hier diepe vernedering
veroorzaken.. Irritatie → woede
/Bezorgdheid → paniekaanval
Aan de positieve kant zijn ze vaak heel idealistisch, snel verliefd
Linehan maakt de vergelijking dat BPS psychologisch equivalent zijn aan patiënten
met derdegraadsverbrandingen. Ze hebben zogezegd geen emotionele huid.
 Vertraagde terugkeer naar emotioneel basisniveau
Visuele voorstelling (dia): emotie krijgt tijd niet om te zakken, er volgt alweer een
nieuwe prikkel. Begrijpelijk dat het dan niet meer lukt om wijs of vaardig te handelen.
Omdat emoties zo hevig zijn heeft die persoon het ook veel moeilijker om te leren om
emoties te verdragen en er gepast mee om te gaan. Er ontstaat een gebrek aan
vaardigheden. De omgeving ziet vaak de problemen van iemand met emotionele
kwetsbaarheid véél en véél te eenvoudig.
Emotionele kwetsbaarheid op zich hoeft niet tot een borderline stoornis te leiden. Het is
in interactie met de omgeving dat de stoornis zich ontwikkelt.
 Als een kind/jongere met die aanleg in een omgeving opgroeit die het moeilijk heeft
met heftige negatieve emoties, dan wordt die kwetsbaarheid niet in goede banen geleid.
De sociale omgeving gaat in dat geval de gedachten, gevoelens en voorkeuren van het
kind/de jongere niet opmerken of afkeuren of extreem in de verf zetten. “Komaan, herpak
u, doe niet flauw, niet wenen”. Die omgeving biedt ook geen voorbeeld van hoe er met
emoties, moeilijke gebeurtenissen best wordt omgegaan. Vaak biedt de omgeving
“simpele” oplossingen aan voor moeilijke dingen bv.: “als je maar wil kan je het”, “ik heb
mijn depressie zelf overwonnen met te blijven gaan werken”. Naast de aanleg komt er zo
ook een gebrek aan vaardigheden tot stand. Belangrijk hierbij is dat de omgeving het op
dat moment zeker niet slecht voorheeft met hun kwetsbare familielid, maar vanuit eigen
onvermogen of eigen moeilijke emotieregulatie niet beter weet, of door externe
omstandigheden er niet in slaagt er anders mee om te gaan.
Bij deze omgevingsfactor rekenen we zeker ook verwaarlozing, seksueel misbruik en
lichamelijk of psychisch geweld.
 Beide factoren beïnvloeden elkaar: het kind/jongere komt bij anderen als overdreven
emotioneel over, de omgeving reageert met “je emoties zijn onjuist en ongepast”
Daardoor wordt het kind/jongere onzeker, weet het niet meer wat het voelt of hoe het zich
moet gedragen. Het gaat zich extreem instellen op wat het denkt dat de omgeving
verwacht, bouwt zo weinig eigenheid op. Het voelt zich falen, misprijst zichzelf, vertrouwt
eigen voelen en denken niet. Het reageert niet of te hevig. Het drukt zijn gevoelens
verkeerd uit. De omgeving weet niet meer waar ze goed aan doet en gaat veelal ook te
hevig of juist niet meer reageren. Zo kan het gebeuren dat een omgeving die eerst wél
goed reageerde op het kind/de jongere uiteindelijk ook terecht komt in niet opmerken,
afkeuren of zélf hevig reageren. Het kind leert van niet langer te vertrouwen op eigen
emoties en interpretaties maar gaat zich maximaal aanpassen aan de externe omgeving.
Die beïnvloeding gaat maar steeds door en zo wordt de stoornis nog groter. Omgeving én
persoon houden in die zin de stoornis in stand.
Noch de persoon noch de omgeving zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van de stoornis.
De persoon is niet de schuld maar moet wel actie ondernemen om te leren omgaan met
zijn/haar emotionele kwetsbaarheid. De omgeving treft ook geen schuld, maar kan wel
helpen door de symptomen niet te laten verergeren. Zij kunnen bijdragen tot een andere
omgang door rustig te reageren en de patiënt te erkennen in wat hij/zij voelt zonder daarom
een gestelde grens te verleggen. Er is wel sprake van schuld / fout als het over
verwaarlozing, geweldpleging en seksuele mishandeling gaat! Indien mogelijk, dient dit dan
rechtgezet te worden.
We geven enkele tips die de omgeving ter harte kan nemen om bij te dragen aan een andere
omgang. Dit helpt zowel de patiënt als de omgeving. Deze tips zijn uitgebreid terug te vinden
in de boeken van de literatuurlijst.
Tips voor de omgeving
 Informeer je over borderline-stoornis zodat je weet hoe ze tot een bepaald gedrag
komen. Goed bezig dus. Zo weet je dat hun hevige emoties geen manipulatie zijn. Dat ze
geen drama queens zijn , maar het écht zo voelen.
Zo kan je rekening houden met de langere tijd die ze nodig hebben om hun emoties te laten
zakken. Verwacht dus niet dat ze na het uitpraten van iets niet meer nors zullen rondlopen
 Wees je er bewust van dat mensen met BPS sterke emoties bij je kunnen oproepen
zoals angst, schuldgevoelens, medelijden, boosheid en verdriet. Emoties krijgen een plek
door te praten over wat je beleeft. Het is belangrijk dat je steun zoekt in gezin, familie,
vrienden of bij lotgenoten. Bij het omgaan met iemand met BPS is uw emotie een slechte
raadgever.
 De regels over wat er binnen de muren van uw huis wel of niet toegestaan is,
moeten worden vastgesteld en duidelijk worden meegedeeld.
Eens de grenzen gesteld moeten ze gehandhaafd worden. Grenzen handhaven, nakomen
is voor de ene persoon gemakkelijker dan voor de andere. Daarom is het belangrijk
gezamenlijk te bepalen wat de grenzen zijn en deze in het gezin te bespreken. Een grens
aangeven voelt voor iemand met BPS aan als “ Mijn ouders of partner willen mij niet meer,
ze houden niet meer van me”. Hierdoor neemt de angst toe, zowel voor verlating als voor het
verlies van controle. Diegene met BPS zal daardoor borderline-gedrag vertonen met als doel
nagaan of de andere wel zoveel van hem/haar houdt dat die daarvoor de grens verlegt. Dit
gedrag zorgt er vaak voor dat de naastbetrokkene om emotionele redenen de grens
inderdaad verlegt. Dit maakt de wereld voor iemand met een BPS onduidelijk,
onvoorspelbaar en dus steeds méér beangstigend. Het vermindert het borderline-gedrag dan
ook niet, maar zorgt juist voor verergering.
Laat iemand met BPS zélf de verantwoordelijkheid dragen voor zijn/haar gedrag.
Geef duidelijk en op voorhand aan wat het gevolg / de straf zal zijn bij het overschrijden van
een regel. Bijvoorbeeld: als je schulden maakt dan betaal je die zelf, als je me slaat kan je
direct vertrekken.
Hen zelf de verantwoordelijkheid laten dragen geeft meer kans op een positiever zelfbeeld
en op zelfvertrouwen. Hulp bieden kan helpen op korte termijn, is ook lief, maar op lange
termijn creëer je er geen verandering mee, en onbedoeld geef je ook de boodschap mee “jij
kan het niet zélf”.
 Geef ongevraagd geen advies, geef geen kritiek maar spiegel.
Naaste betrokkenen zijn snel geneigd kritiek te leveren en ongevraagd advies te geven. Dit
omdat ze willen helpen. Bv. keuze van een vriendje.
De meeste mensen vinden het niet leuk kritiek te ontvangen, bij mensen met een BPS is dit
niet anders. Bovenop zijn mensen met BPS emotioneel kwetsbaarder. Kritiek krijgen geeft
hen een hevig gevoel, ze voelen zich geheel afgekeurd. De emotie loopt snel heel hoog op :
angst niet geliefd te zijn, gevoel te falen, kwaadheid.
Bovendien komen ze zélf wel tot hetzelfde advies dat je wou geven. Wat ze nodig hebben is
een luisterend oor, begrip .( begrip verschilt van goedkeuring )
 Kijk ook naar wat er goed gaat. Bemoedig, leg nadruk op wat je opmerkt aan vaardiger
gedrag.
 Hou voor ogen dat iemand met een BPS meer kan dan je denkt!
Dialectische gedragstherapie
Therapievorm speciaal ontwikkeld voor mensen met een BPS.
Dialectische gedragstherapie combineert
 gedragstherapie
gericht op verandering
 met Zen
gericht op acceptatie, op erkennen van gevoelens, gedachten en
gedrag
Voorbeeld: iemand komt hevig huilend naar het staflokaal. Hulpverlener reageert dan met 2
elementen: met begrip en erkenning voor wat de patiënt voelt, denkt en doet en met
vraagjes, tips over wat de patiënt kan doen om met die emotie om te gaan.
Verandering in gedrag
bevat twee delen:1) verminderen van gedrag met schadelijke gevolgen, denk maar aan
zelfverwonding, alcoholmisbruik 2) én het aanleren van nieuw gedrag.
Dit wordt gelijktijdig gedaan want om “ oude gedragingen” te kunnen verminderen is er nood
aan ander gedrag.
1) Verminderen van gedrag met schadelijke gevolgen (destructief gedrag)
Het gedrag is er ooit gekomen om problemen kenbaar te maken of om ze op te lossen.
Dit gedrag is een noodoplossing, een symptoom vaak (denk aan zelfverwonding,
zelfmoordpogingen). Deze noodoplossing werkt snel en met goed resultaat op korte termijn.
Maar noodoplossingen kunnen negatieve gevolgen hebben.
Voorbeeld:Je ervaart een moeilijke emotie, kalmerende middelen, alcohol drinken helpt: moeilijke
emoties worden effectief en snel onderdrukt.. = korte termijn
Schadelijk gevolg op korte termijn: bij teveel of verkeerde combinatie kan je sterven
Schadelijk gevolg op lange termijn: verslaving en ondermijning van het zelfvertrouwen. Je leert jezelf
aan dat je je emoties niet de baas kunt.
Bovendien staat destructief gedrag het leren van nieuw gedrag in de weg.
Minder naar die noodoplossingen grijpen verloopt in een bepaalde volgorde: de meest
schadelijke gedragingen worden eerst aangepakt.
-Denk hierbij aan zelfmoordpogingen, zelfverwondend gedrag, misbruik van middelen,
ongezonde eetgewoonten
- niet naar de therapiesessie komen
- financiële problemen, onbeschermd seksueel gedrag, opzoeken van misbruiksituaties.
2) Aanleren van nieuw gedrag
Mensen met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis hebben een gebrek aan vaardigheden
om met zichzelf en met anderen om te gaan.
We gaan ervan uit dat ze niet de gelegenheid kregen om bepaalde vaardigheden te
ontwikkelen ( zie biosociale theorie ) We beseffen meestal niet hoe we iets geleerd hebben.
Van sommige vaardigheden denken we dat we die van nature uit hebben, zoiets als onze
moedertaal. Pas als we een andere taal willen leren merken we wat dit leren allemaal
inhoudt en hoeveel herhaling het vraagt.
Vb. bij verstorende gedachte, emotie “zet dat weg, hou je hoofd nu even bij je werk” is een
juiste aanpak, maar hoe doe je dat in godsnaam?
In deze methode zijn die vaardigheden helemaal onderzocht en worden ze duidelijk en in
concrete stappen uitgelegd. Zo wordt helder waaruit een vaardigheid bestaat en hoe je ze
kan verwerven.
We delen de vaardigheden op in 4 grote onderwerpen:
- Bewustwording = mindfulness
- Crisisvaardigheden
- Omgaan met emoties
- Omgaan met anderen
3) Werkwijze
Dagboekkaart:
Kaart waarop je dagelijks registreert of je gedrag met schadelijke gevolgen hebt gesteld, of je
de drang voelde tot zulk gedrag. Dit komt op de voorkant van die kaart.
Op de achterkant registreer je, ook dagelijks , welke nieuwe vaardigheid je toepaste en met
welk resultaat. Zo krijgen je een goed beeld van je therapeutisch proces.
Wekelijks bespreek je je dagboekkaart met de begeleiding.
Kettinganalyse:
De dagboekkaart wordt gekoppeld aan leren over onszelf na te denken.( een analyse te
maken ) Wat gebeurde er? Wat voelde ik, Wat dacht ik? Wat deed ik ? Welke gevolg had
mijn gedrag voor mezelf, welk gevolg voor anderen? Hoe ga ik het volgende keer
aanpakken? Jullie merken dat die vragen in een bepaalde volgorde gesteld zijn om ook de
samenhang beet te krijgen. Vandaar de benaming ketting-analyse
Theorieles
Per onderdeel is er een theorieles. Elke week twee.
Huiswerk
Op elke les volgt een huiswerk zodat je kan merken of je de theorie goed begrepen hebt en
hoe je er in de praktijk mee aan de slag kunt. Deze huiswerken worden de week erop
besproken.
Oefenen
Er moet heel veel geoefend worden, herhaling is bij leren heel belangrijk.
Er moet in verschillende situaties geoefend worden, anders kan je een vaardigheid
misschien wel goed gebruiken in de patiëntengroep maar niet thuis, niet bij vrienden, niet in
werksituaties enz.
In dagtherapie of ambulant heb je vanzelf gelegenheid om in je thuismilieu te oefenen.
Wanneer je opgenomen bent, kan je op heel wat momenten de afdeling verlaten, het
programma is ernaar gemaakt.
De aan te leren vaardigheden:
Er wordt onmiddellijk gestart met het aanleren van mindfulness, met het aanleren van
manieren om door een crisis te geraken en met lessen over hoe je je eigen emotionele
kwetsbaarheid kan verminderen.
Mindfulness: Leren bewust waar te nemen zonder oordelen
De volledige aandacht richten op datgene wat zich voordoet op dit moment zonder daarbij te
oordelen. Bewust worden van lichaams-gewaarwordingen, van emoties en van gedachten en
van de dingen die je in de situatie waarneemt.
Het betekent tevens ‘het volledig opgaan’ in een ervaring of een taak. ( participatie )
Deze vaardigheid wordt tijdens de eerste weken van de behandeling onderwezen maar blijft
gedurende de hele behandeling belangrijk. Het is de basisvaardigheid.
Voorbeelden:
 Oordeelvrij: we plakken zeer snel een etiket, VB: iets is goed of slecht, mooi of lelijk.
Hier leren we wat we waarnemen te beschrijven zonder een etiket. Het gaat zowel
over anderen, over onszelf als over gebeurtenissen.
Je bent een leugenaar = etiket. Wat je nu zegt kan ik niet geloven of wat je nu zegt is
in tegenspraak met wat je vorige week zei , is een beschrijving.
Of in jezelf: ik ben stom = etiket.
Hoe ik dit aanpakte gaf niet het resultaat dat ik wou = beschrijving.

Oordeelbewust: oordelen helpen ons om beslissingen te nemen, iets in te schatten.
Als we alle oordelen zouden schrappen, komen we niet meer tot handelen. Maar het
is goed dat we beseffen dat het een oordeel is en geen waarheid.

Eén ding tegelijk: dit herkennen we vast allemaal. Terwijl we TV kijken eten we chips,
drinken we cola, zijn sommigen aan ’t breien of aan ’t sms-en.
De kunst is met je volledige aandacht te zijn bij wat je aan het doen bent. Bijvoorbeeld
enkel chips eten: hoe proeft het, voelt het, kraakt het…dan ervaar je bewust dat
je eet en wat je eet.
Crisisvaardigheden: leren hoe je crisis kan verdragen
Je werkt een crisisplan uit:
Je leert wat er snel effect heeft op fysieke spanning zodat je iets makkelijker door een
moeilijk moment geraakt.
Onbehagen, pijn en crisis horen bij het leven. Ze kunnen niet volledig worden vermeden of
worden weggenomen. Dit heeft als gevolg dat we als we accepteren hoe het leven op een
bepaald moment is, ons dat al helpt.
Tegelijk worden er ook vaardigheden aangeleerd om de pijn wat te verminderen zodat de
pijn, de crisis te verdragen valt.
 tegengestelde emoties oproepen:
door je emotie eerst te benoemen en dan een activiteit te gaan doen die een
tegengestelde emotie oproept.
Voorbeeld: als je je verdrietig voelt iets gaan doen waar je goed in bent

Zelfkoestering
= jezelf op je gemak stellen, voor jezelf zorgen, zacht en aardig voor jezelf zijn.
Emotieregulatie:
Dit onderwerp bevat o.a.

Emoties leren herkennen, begrijpen en ze durven te voelen, ze niet afkeuren.
Voorbeeld:
Gevoel van “ die moet me niet”
Welke gebeurtenis riep die emotie op? Hoe interpreteerde je die gebeurtenis, beschrijven van
wat je voelt, ook de lichamelijke gewaarwordingen.

Controle verwerven over je reacties op gevoelens.
Voorbeeld: kwaadheid voelen en dan kunnen kiezen of je die al of niet tot uitdrukking brengt.
Wanneer en hoe je kwaadheid uitdrukt. Hoe je denkt over je kwaadheid, hoe je je voelt
over die kwaadheid (beschaamd, gefaald ..)
Kwaadheid voelen en toch niet gaan schelden, dreigen, slaan. Dit gedrag kunnen onderdrukken. Op een gepaste wijze, indien nodig, je kwaadheid uiten.

weloverwogen gedrag stellen met een doel voor ogen, dus gedrag kunnen stellen dat
niet van je stemming afhankelijk is
Voorbeeld: boos zijn op je baas maar toch gaan werken omdat je je werk wil behouden

je fysiologische prikkeling zélf doen afnemen
Voorbeeld: op je ademhaling letten, koud water over polsen laten lopen

je aandacht op iets anders kunnen richten
Omgaan met anderen:
Doel is om te leren hoe je relaties gezond en levend kan houden.
Het gaat over vaardigheden als:
 vermogen om te kunnen vragen wat je wil
 neen te zeggen
 te onderhandelen over een conflict zonder de relatie te beschadigen
 aandacht geven aan de andere, te leren luisteren
Acceptatie
Leren accepteren is even belangrijk dan vaardigheden aanleren.
De dialectische filosofie leert ons
1) de realiteit onder ogen durven te zien
“ het is wat het is”,” het is zo gelopen”
Voorbeeld: blijven zeggen had ik maar de bus genomen en niet zelf met de auto gereden dan
had ik geen ongeval gehad en nu niet gesukkeld met mijn been. Dit is een vorm van tegen
jezelf zeggen dat de dingen anders zouden moeten zijn. Je accepteert de realiteit niet.
Wanneer je ervan uitgaat: het is gebeurd, ik heb een verkeersongeval gehad, mijn been
is beschadigd dan kan de volgende stap genomen worden. Dan kan je je energie aanwenden om te oefenen met wandelen, om de pijn te beheersen enz.
Voorbeeld: als we anderen gekwetst hebben dit onder ogen durven zien en ons excuseren, de
kwetsuur van de andere erkennen en niet blijven steken in zeggen dat het onze bedoeling
niet was om te kwetsen. ( dit noemen we in DGT Herstel )
2) niet veroordelen maar bewust zijn van je eigen oordelen
Meeste mensen met borderline-problemen keuren hun eigen emoties af.
Voorbeeld: Ik voel me jaloers, vind dat lelijk van mezelf. Ik wil die emotie niet voelen, duw ze
weg en ik wordt kwaad op mezelf dat er jaloersheid in me opkwam. Dit is een oordeel en
helpt me niet vooruit. Als ik echter mijn jaloers gevoel als iets menselijks kan zien, dan kan
dan kan ik die emotie accepteren, dan durf ik ze te voelen.
Voorbeeld: Mijn partner zal zeker weer zeggen: “ dat kan niet “ ipv af te wachten wat hij / zij
zegt
3) elk zijn waarheid ( er is geen waarheid )
Niemand heeft de waarheid in pacht heeft. Er zijn verschillende meningen,
verschillende manieren om iets te begrijpen, om iets op te lossen.
Voorbeeld: mijn standpunt en jouw standpunt zijn verschillend. Dat zijn twee waarheden naast
elkaar. Elkaar proberen te overtuigen heeft geen zin. Naar elkaars standpunt luisteren
- zonder daarom je eigen standpunt op te geven- biedt een verrijking voor ons allebei en
duidt op wederzijds respect. Of we kunnen tot een overeenkomst komen. Dat is een
verandering, het is niet meer mijn vorige standpunt en niet meer jou vorig standpunt.
4) alles is in verandering
Als ik iets niet kan, dan kan ik dat in de toekomst misschien wel. Deze kijk botst met
altijd of nooit-uitspraken, altijd of nooit- belevingen die dingen bij voorbaat uitsluiten
Voorbeeld: iemand probeert zijn kwaadheid te beteugelen maar het lukt niet. Die denkt dan “
ik ga dat nooit kunnen en beslist het zelfs niet meer terug te proberen.
Voorbeeld: Ik vroeg vorig jaar aan een collega hulp. Ze weigerde en nooit meer hulp vragen
aan die collega. Of sterker nog denken “ die wil nooit helpen”, die wil niemand helpen, dat
is een egoïst ( oordelen en denken dat mensen niet veranderen zetten ons vast )
5) wat is de context ?
Gevoelens, gedachten en gedrag van iemand kunnen we begrijpen en erkennen door
te kijken naar de omstandigheden. Wat iemand doet, hoe iemand iets doet moet
begrepen worden vanuit het grotere geheel.
Voorbeeld: iemand schrikt bij het minste geluid. Moeilijk voor te stellen als je zelf niet schrikt of
zelfs het geluid niet hoorde. Maar die persoon kan misschien heel erg goed horen of heeft
ooit iets verschrikkelijks meegemaakt en is voortdurend op zijn/ haar hoede. Zo kan je
begrijpen dat de andere schrikt en ook aannemen dat dit voor de andere écht zo is.
De patiënt is de spilfiguur van zijn/haar eigen behandeling.
We gaan ervan uit dat de patiënt over de mogelijkheden beschikt om vaardigheden te
ontwikkelen en gemotiveerd is om zijn/haar problemen aan te pakken.
De therapeut is een coach, lost niets op in de plaats van de patiënt.
Voorbeeld: patiënt durft niet te telefoneren en dringt er bij de hulpverlener op aan dat die zou bellen.
Hulpverlener gaat dan samen met patiënt aan de slag om vaardigheden te ontwikkelen, om
belemmerende gedachten en emoties opzij te kunnen zetten zodat patiënt durft te bellen.
Dit houdt ook in dat de patiënt verantwoordelijk is om afspraken te maken, crisisgesprekken
aan te vragen, familie op de hoogte te brengen enz.
Verloop van de behandeling
Start: 4 à 5 weken
Observatie, oplettendheidsvaardigheden, crisisplan en crisisvaardigheden,
levensbeheersing, mindfulness, vertrouwd geraken aan werking, afdeling, team en
medepatiënten. Problemen en doelen uitklaren.
Basis : 3 maanden
In de vaardigheidstraining komen alle 4 vaardigheden aan bod.
Bij crisisvaardigheden staan we nu vooral stil bij acceptatie en verminderen van de pijn.
Bij mindfulness worden er oefeningen gegeven die aansluiten op de vaardigheid van de
week.
Emotieregulatie
Omgaan met anderen
Expert : 3 maanden
Verdieping van de vaardigheden en van mindfulness
Meer nadruk op zélf uitleg geven aan anderen, elkaar helpen in het vinden van welke
vaardigheid er kan toegepast worden bij een probleem dat iemand inbrengt.
Bij elke overgang naar een volgende fase in de behandeling is er overleg tussen de patiënt
en het team of de overstap mogelijk / wenselijk is.
Download