Titel, onderwerp, deelonderwerp, alinea en tussenkopjes. De tekst gaat altijd ergens over. Dat noemen we het onderwerp. Je komt het onderwerp te weten door je af te vragen: waar gaat de tekst over? Het onderwerp druk je uit in één woord of enkele woorden (niet in een zin). Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea’s bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we deelonderwerpen. Het onderwerp van de hele tekst wordt verdeeld in deelonderwerpen. Zo kan het onderwerp van een hele tekst “milieuvervuiling’ zijn. In de alinea’s worden dan bijvoorbeeld de drie deelonderwerpen luchtvervuiling, watervervuiling en bodemvervuiling besproken. Boven een tekst staat een titel. De titel kan aangeven waar de tekst over gaat. Maar een titel kan je ook nieuwsgierig maken door het onderwerp nog niet te verklappen. Een tekst kan verschillende kanten van het onderwerp bespreken. Als een nieuwe kant van het onderwerp ter sprake komt, begint een nieuwe alinea. Een alinea bestaat uit enkele zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over dezelfde inhoud gaan. Een alinea begint op een nieuwe regel. Vaak springt de tekst bij een nieuwe alinea een stukje in. De alineaverdeling maakt de tekst overzichtelijker voor de lezer. In een tekst kunnen boven één of meerdere alinea’s tussenkopjes staan. Zij geven kernachtig aan waar de volgende alinea’s over gaan. Het nut van tussenkopjes is de tekst overzichtelijker te maken voor de lezer en de aandacht te trekken.