Prostaatcarcinoom ALGEMEEN Incidentie en mortaliteit - Meest voorkomende kwaadaardige tumor bij mannen Leeftijdsafhankelijk: vóór de leeftijd van 50 jaar komt prostaatkanker bijna niet voor, nadien stijgt de incidentie bijna exponentieel De gemiddelde 5-jaarsoverleving van een klinisch gedetecteerde prostaatkanker bedraagt ± 50% (van 80% bij vroegdiagnose tot < 10% bij metastasen) “Prostaatkanker is een traag groeiende tumor van de oude dag” Natuurlijk verloop - Afhankelijk van de leeftijd wordt er 1 klinische kanker gevonden voor elke 80 tot 500 niet-actieve kankers: Invasief carcinoom subklinische tumor klinische tumor lokale uitbreiding metastasering lymfeklieren - - bot Klinisch niet-gediagnosticeerde kankers (screening, TURP) behoren meestal tot de focale vorm (klein, goed gedifferentieerd, traag groeiend, zelden klinische tumoren) Klinisch gediagnosticeerde kankers behoren vaker tot de diffuse vorm (groter, minder goed gedifferentieerd, veel invasiever, slechtere prognose) MAAR het is niet altijd gemakkelijk om het onderscheid te maken (focaal/diffuus) en de prognose is dus vaak moeilijk voorspelbaar Is screening wel zinvol? - - Lokale uitbreiding (meestal vanuit de perifere zone) o Prostatismeklachten (obstructie van de urethra) o Hydronefrose (invasie van het trigonum van de blaas) o Incontinentie (invasie van de sfincter) o Rectale invasie (zeer zeldzaam) Metastasering o Lymfogeen: obturatorklieren o Botmetastasen: osteoblastisch (wervelkolom, bekken, ribben) o Lever, longen en hersenen Symptomen - De meeste lokale tumoren geven geen symptomen Obstructie met mictieklachten Hematurie, hemospermie bij grote tumoren Prostatodynie (pijn thv het perineum) Hydronefrose (tgv ureter-invasie) Pijnklachten in de rug of neurologische symptomen (botmetastasen) Diagnostiek - - - Rectaal onderzoek o Normaal weefsel, BPH ~ duimmuis o Prostaatkanker ~ gewricht (harde nodules) Bij 75% van de verdachte nodules wordt kanker gevonden, bij de overige 25% gaat het meestal om hyperplastische nodules, verkalkingen, stenen of granulomateuze prostatitis Transrectale echografie o Afmetingen, vorm, verdachte zones (hypo-echogeen) o Afname van biopsies Gouden standaard voor de diagnose van prostaatkanker Nevenwerkingen: bloeding, infectie, vasovagale reactie en urine-obstructie PSA (prostaatspecifiek antigen) o Waardes < 4 ng/ml: normaal (50j < 2,5 ng/ml; 60j < 3,5 ng/ml; 70j < 4,5 ng/ml) 4 -10 ng/ml: 10% kans op prostaatcarcinoom > 10 ng/ml: 50% kans op prostaatcarcinoom o Ook een stijging van > 0,75 per jaar is suggestief voor prostaatcarcinoom o MAAR 20% van de carcinomen gaat gepaard met een PSA < 4 ng/ml Ook BPH, prostatitis, urineretentie en manipulaties kunnen een stijging van het PSA veroorzaken o Stijging PSA na prostaatbiopsie en TURP → minstens 6 weken wachten !!! o Wel belangrijk voor het opvolgen van een behandeling Na radicale prostatectomie: dalen tot onder de detectiegrens Na radiotherapie en hormonale behandeling: daling PSA Nieuwe stijging wijst op progressie PSA-stijging kan een ander teken van progressie 6-12 maanden voorafgaan MAAR niet elke progressie gaat gepaard met een PSA-stijging Behandeling - Afhankelijk van: o Kenmerken van de aandoening o Levensverwachting van de patiënt o Co-morbiditeit (vermogen om de behandeling te doorstaan) - “Behandeling heeft geen bewezen levensverlengend effect, maar wel bewezen nevenwerkingen” - - Gelokaliseerde tumoren o “Watchful waiting” (oudere patiënten met kleine, goed gedifferentieerde tumoren en een laag PSA) o Radicale prostatectomie Volledige verwijdering van prostaat en zaadblaasjes Nevenwerkingen: impotentie (20-85%), incontinentie (1-27%), urethrastricturen (10-18%), trombo-embolische complicaties (2-30%), rectale beschadigingen (1-3%) en mortaliteit (0,3-2%) o Externe radiotherapie of brachytherapie Nevenwerkingen: GI bijwerkingen (3-76%), anorectale complicaties (23%), impotentie (40-67%), urethra- of blaascomplicaties (3-17%), incontinentie (1-3%) en mortaliteit (0,2-0,5%) Voordelen van brachytherapie t.o.v. radicale prostatectomie Veel minder complicaties, beter behoud van sexuele functie Minder belastend voor de patiënt Nadelen van brachytherapie t.o.v. radicale prostatectomie Opvolging PSA is moeilijker Er zou een hoger recidiefpercentage zijn (35% na 10 jaar) Gevorderde prostaatkanker o Prostaatkanker = androgeenafhankelijk LHRH LH ACTH testosteron bijnier DHT DHEA DHT androgeenreceptor o Hormonale behandelingsmogelijkheden Chirurgische castratie (= bilaterale orchidectomie) Chemische castratie met LHRH-agonisten → overstimulering leidt tot desensitisering van LH-producerende cellen → gosereline (Zoladex®), triptoreline (Decapeptyl®), leuproreline (Lucrin®), ... Anti-androgenen (receptorblokkade) Steroidale anti-androgenen: cyproterone-acetaat (Androcur®) Pure anti-androgenen o Doordat ze ook centraal werken en aanleiding geven tot een stijging van het serum-testosteron (via negatieve feedback), kunnen ze de potentie bewaren o Flutamide, bicalutamide (Casodex®), ... Subjectieve verbetering bij meer dan 80% en objectieve remissie bij 50% 1,5 – 2,5 jaar remissie, waarna de tumor hormoonresistent wordt (door proliferatie van cellen die niet gevoelig zijn) en aanleiding geeft tot de dood binnen 6 – 12 maanden o Pijnlijke botmetastasen kunnen behandeld worden met radiotherapie, radioactief strontium of bisfosfonaten (ev. prednisolone en morfine om het algemeen welzijn te bevorderen in de laatste maanden) VERMOEDEN VAN PROSTAATCARCINOOM Indien bij het rectaal toucher vermoeden ontstaat van prostaatcarcinoom, gelden de volgende richtlijnen: Levensverwachting > 10 jaar (< 72 jaar, zonder ernstige comorbiditeit) en GEEN aanwijzingen voor metastasen - - Informeren o ± 50% kans op prostaatcarcinoom o PSA-bepaling is zinloos (kan de diagnose niet bevestigen, noch uitsluiten) o Behandeling kan mogelijk gunstige effecten hebben Verwijzing naar de uroloog voor verdere diagnostiek (PSA [wel belangrijk voor de prognose in geval van aanwezigheid van een prostaatcarcinoom], echo en ev. een echo-geleide biopsie [gradering adhv het Gleason-systeem of WHO-criteria]) en evaluatie van de therapeutische mogelijkheden Levensverwachting < 10 jaar (> 72 jaar, of < 72 jaar met ernstige comorbiditeit) en GEEN aanwijzingen voor metastasen - - Informeren o ± 50% kans op prostaatcarcinoom o PSA-bepaling is zinloos o Prostaatcarcinoom groeit over het algemeen heel langzaam en de levenskwaliteit zal waarschijnlijk niet verbeteren door medische interventie, terwijl mogelijk wel bijwerkingen optreden Patiënt beslist over afwachtend beleid of verwijzing naar de uroloog (ook na verwijzing kan nog voor een afwachtend beleid gekozen worden) WEL aanwijzingen voor metastasen (algemene malaise, afvallen, botpijnen in rug en/of heup) - - PSA-bepaling indien > 50 ng/ml wordt het vermoeden van een gemetasteerd prostaatcarcinoom versterkt (ook hoge waarden van alkalisch fosfatase wijzen in de richting van metastasen) Verwijzing naar de uroloog o Wervelmetastasen kunnen leiden tot spontane fracturen, dwarslaesies en immobiliteit o Antihormonale behandeling kan tijdelijk de symptomen reduceren en de levenskwaliteit verbeteren SCREENING OP PROSTAATCARCINOOM Patiënt zonder klachten - - Screening wordt niet aangeraden Informeren o Vaak voorkomende tumor, maar veroorzaakt slechts bij 10/100 klachten en is slechts bij 3/100 de uiteindelijke doodsoorzaak (veel meer mannen overlijden dus met prostaatcarcinoom, dan aan prostaatcarcinoom) o In afwezigheid van klachten is het niet te voorspellen of de tumor klinisch relevant zal worden of niet o Het is niet aangetoond dat het vroeg opsporen en behandelen van asymptomatisch prostaatcarcinoom de levenskwaliteit verbetert en de sterfte vermindert; aan de andere kant hebben de verschillende behandelingen wel bewezen nevenwerkingen Indien de patiënt toch screening wenst: rectaal toucher en PSA-bepaling o Beiden normaal slechts kleine kans op prostaatcarcinoom o PSA > 4 ng/ml en/of een afwijkend rectaal toucher vermoeden prostaatcarcinoom, best verwijzen naar een uroloog o PSA 4-10 ng/ml bij normaal rectaal toucher kan diverse oorzaken hebben (prostatitis, trauma, UWI, BPH of prostaatcarcinoom), onderzoek eventueel na enkele maanden herhalen in overleg met de patiënt o Best niet vaker dan om de 2 jaar, beginnen op de leeftijd van 40-45 jaar en stoppen op de leeftijd van 65-75 jaar als het PSA laag blijft