Module_Maatschappelijke_steunsystemen

advertisement
Maatschappelijke
Steunsystemen
 De achtergrond en vormen van maatschappelijke steunsystemen
Drs Maria Stortelder
Versie 31 oktober 2012
Inhoudsopgave
 De Wmo werkplaatsen
4
 Inleiding
6
 In de praktijk
7
Casus 1
7
Casus 2
7
 Opzet van de module
Bijbehorende competenties
 Inhoud van bijeenkomst 1
9
9
11
Onderwerp : Maatschappelijke steunsystemen. Wat is het?
11
Doelstellingen
11
Literatuursuggesties
11
Lesopzet voor de docent
12
Huiswerkopdracht
13
 Inhoud van bijeenkomst 2
14
Onderwerp: Verschijningsvormen van maatschappelijke steunsystemen
14
Doelstellingen
14
Literatuursuggesties
14
Lesopzet voor de docent
15
Huiswerkopdracht
17
 Inhoud van bijeenkomst 3
18
Onderwerp: Not IN MY BACK YARD (NIMBY) en stedelijk kompas
18
Doelstellingen
18
Literatuursuggesties
18
Lesopzet voor de docent
19
 Toetsen en beoordelen
22
Suggestie 1: Kennistoets
22
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoudsopgave
2
Suggestie 2: Toetsing van reflectie
24
Suggestie 3: Portfolio opdracht
24
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoudsopgave
3
De Wmo werkplaatsen
Context: een paradigmawisseling in sociale dienstverlening
Vergrijzing, ontgroening, de toegenomen arbeidsparticipatie, individualisering, marktwerking en
democratisering: deze en andere sociaal-maatschappelijke veranderingen hebben in het afgelopen
decennium geleid tot ingrijpende veranderingsprocessen in zorg en welzijn. Niet langer staan
diensten en producten centraal, maar de vraag van de cliënt / bewoner / burger en zijn of haar
mogelijkheden om te participeren in de samenleving. Integrale sociale dienstverlening staat dicht
bij de leefwereld van kwetsbare mensen zelf. Interventies zijn erop gericht de zelfredzaamheid van
cliënten te versterken en hun sociale netwerken te activeren en te vergroten. Het vraagt van
sociale professionals dat zij outreachend te werk gaan, samenwerken in ketens en netwerken en
daarbij over de schotten van wonen, welzijn en zorg heen kijken.
De invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 en de veranderingen in
de AWBZ hebben dit veranderingsproces in een stroomversnelling gebracht. Centrale
doelstellingen van de wet zijn: bevordering van zelfredzaamheid, participatie, actief burgerschap en
sociale samenhang. In het veld wordt in dit verband gesproken over de noodzaak een kanteling
(VNG-project) of een paradigmawisseling (Lectorenplatform Zorg en Welzijn) te realiseren. Een
dergelijke omslag bij zowel instellingen en beroepskrachten als (gemeentelijke) overheden, is
nodig om de doelstellingen van de wet te realiseren.
Wat is een Wmo werkplaats?
In september 2009 startten zes regionale Wmo-werkplaatsen in Nederland. Het zijn regionale
samenwerkingsverbanden van Hbo-instellingen en lectoren, zorg- en welzijnsinstellingen en
gemeenten, gericht op praktijkonderzoek, beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering op het
terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport geeft deze werkplaatsen een stimuleringssubsidie.
De werkplaats is een kennisnetwerk waarin een hogeschool en/of lectoraat, gemeenten,
organisaties en beroepsbeoefenaren samenwerken aan onderzoek, methodiekontwikkeling en
(regionale en landelijke) kennisverspreiding rond community care. In een Wmo-werkplaats staat de
ontwikkeling van praktijkkennis, prescriptieve kennis voor het handelen, centraal. Empirisch
onderzoek en professioneel handelen zijn met elkaar verbonden in een zogenaamde empirischregulatieve cyclus. De Wmo-werkplaats verbindt praktijkgericht onderzoek en beroepspraktijk en
bevordert het evidence- en practice-based werken in de sector zorg en welzijn. Vragen van
gemeenten, instellingen, burgers en cliënten sturen de onderzoeksactiviteiten, de
praktijkontwikkeling en de scholing.
Onderwijsmodules
Drie jaar hebben de zes Wmo-werkplaatsen nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn opgespoord,
verder ontwikkeld en geëvalueerd. Op basis van deze praktijkervaringen en –onderzoek,
ontwikkelden de werkplaatsen onderwijsmodulen, die gratis ter beschikking gesteld worden aan
gemeenten, organisaties in de zorg- en welzijnssector, opleiders en andere belangstellenden. In de
onderwijsmodules staat een bepaald maatschappelijk probleem en een door de Wmo-werkplaats
gevolgde en ontwikkelde methodiek centraal.
Maatschappelijke Steunsystemen  De Wmo werkplaatsen
4
De onderwijsmodules zijn gratis digitaal toegankelijk en mogen aangepast worden aan de lokale
context. Ze mogen niet zonder voorafgaande toestemming voor commerciële doeleinden gebruikt
worden. Vragen over inhoud en toepassing van deze specifieke onderwijsmodule en suggesties
voor verbetering kunnen gestuurd worden aan Maria Stortelder ([email protected]).
In de bijhorende powerpoint wordt fotomateriaal gebruikt. Waar mogelijk hebben we de
oorspronkelijke eigenaar van copyright op foto's toestemming voor gebruik gevraagd/verkregen.
Veel fotomateriaal staat evenwel op verschillende websites en dan is het niet eenvoudig de
oorspronkelijke eigenaar te vinden. We nodigen iedereen die denkt dat we zijn copyright schenden
uit ons te contacteren, zodat we toestemming kunnen verkrijgen of de foto verwijderen/vervangen.
De kennisproducten van de Wmo-werkplaatsen worden uitgegeven en beheerd door MOVISIE.
Maatschappelijke Steunsystemen  De Wmo werkplaatsen
5
Inleiding
De Wmo, Welzijn Nieuwe Stijl, de ‘kanteling’ vormen wijzigingen in het denken over de sociale
sector in Nederland. Het moet anders, het moet beter. En goedkoper, want er komen minder
middelen voor sociaal werk beschikbaar. Eén van de strategieën om ander, beter en goedkoper
sociaal werk te ontwikkelen is betere samenwerking tussen formele en informele zorg. In heel het
land is sprake van een zoektocht naar duurzame zorg via het ontwikkelen en versterken van vitale
coalities tussen formele en informele zorg1. Dat kan onder meer de vorm aannemen van
mantelzorg, zelfhulp, sociale netwerken, naastenparticipatie of maatschappelijke steunsystemen.
In deze module staat het fenomeen Maatschappelijke Steun Systemen (MSS) centraal. Naast
uitleg van het begrip of verschijnsel komt de ontstaansgeschiedenis aan de orde. Daarna wordt er
ingegaan op de diverse verschijningsvormen die inmiddels in verschillende steden en regio’s
Nederland in ontwikkeling zijn. Aanvankelijk was er vooral vanuit de GGZ initiatief voor het
ontwikkelen van MSS. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is
het draagvlak verbreed en heeft de lokale overheid hierin een taak blijkens de omschrijving van
prestatieveld 1,3, 4,5, 7, 8, en 9 (Van de Lindt & Verschelling, 2010).
Deze module veronderstelt dat studenten reeds vertrouwd zijn met de Wmo en andere recente
ontwikkelingen op het vlak van sociaal beleid. Indien dit niet zo is, raden we aan eerst de
onderwijsmodule Inleiding op de Wmo door te werken.
Module doelstellingen
Met de module Maatschappelijk Steun Systemen wordt getracht de volgende doelstellingen te
bereiken:
 De professional (in opleiding) kan verwoorden wat er met maatschappelijke steunsystemen
aangeduid wordt.
 De professional (in opleiding) kan verwoorden welke doelgroep het betreft en met welke
problematiek medemensen die een beroep doen op maatschappelijke steunsystemen te
kampen hebben.
 De professional (in opleiding) kan aangeven vanuit welke twee ontwikkelingen MSS is ontstaan.
 De professional (in opleiding) heeft zicht op de ontstaansgeschiedenis van maatschappelijke
steunsystemen in Nederland.
 De professional (in opleiding) kan twee uitwerkingen van maatschappelijke steunsystemen in
Nederland beschrijven en sterke en zwakke kanten daarvan benoemen.
1 Zie Steyaert, J., & Kwekkeboom, R. (Red.). (2010). Op zoek naar duurzame zorg, vitale coalities tussen formele en informele zorg. Utrecht:
MOVISIE.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inleiding
6
In de praktijk
Casus 1
De kwartiermaker vertelt
“Een woningbouwcoöperatie constateert overlast van een groep mensen die flink alcohol gebruikt.
Dit leidt tot gevoelens van onveiligheid bij de omwonenden. Vanuit Maatschappelijke
Steunsystemen (MSS) besluiten we, om samen met de buurtbrigadier de betrokken mensen te
bezoeken en te bekijken wat we kunnen betekenen voor elkaar.
We bezoeken een pand waar een vijftal heren bij elkaar zit en die al de nodige flesjes bier
gedronken hebben. Het is dan nog geen middag.
De boodschap van de buurtbrigadier is helder: hij geeft aan dat er overlast veroorzaakt wordt en
dat dit niet meer getolereerd zal worden. Men is wel nieuwsgierig naar mijn rol in het verhaal.
Nadat ik vertel dat ik voor MSS werk en samen met kwetsbare mensen probeer te zoeken naar
mogelijkheden als het gaat om mee te kunnen doen in de samenleving, wordt er al meteen
geroepen dat ik niet moet denken dat we hen kunnen bekeren. Het enige wat ik daarop kan
zeggen is dat ik daar ook zeker niet voor kom en dat het zelfs gevaarlijk is om in één keer te
stoppen met drankgebruik. We mogen erbij komen zitten en het gesprek krijgt een onverwachte
wending als een van de mannen zijn verhaal vertelt: het overlijden van zijn vrouw, zijn vader die er
met zijn zwangere vriendin vandoor gaat; een opeenstapeling van ellende. Elke drinker heeft zijn
eigen verhaal. Indrukwekkende verhalen van gekwetste mannen van wie ook de ervaren pijn
voelbaar is in het verhaal. Natuurlijk weten ze dat het hartstikke ongezond is wat ze doen. Eigenlijk
zouden ze soms wel eens anders willen maar nu nog niet.
Twee jaar later gaan we er nog steeds op huisbezoek. Ze zijn door ons niet gelukkiger geworden,
maar er zijn wel kleine veranderingen merkbaar. We worden bijvoorbeeld welkom geheten met een
kop koffie. Als er hulp nodig is voor één van hen maken ze gebruik van het contact met ons.
De mannen zijn hard voor elkaar maar hebben ook hart voor elkaar. Zo organiseren ze hulp voor
elkaar het liefst zonder instantie maar als het nodig is gebruiken ze die ook. Zo is er bemoeizorg
ingeschakeld voor een “maat” die vervuild in zijn flat zit, omdat ze er zelf niet meer uitkwamen hoe
hulp te bieden.”
Deze casus is overgenomen uit: Linders, L en van Lieshout H. (2010) Maatschappelijke
steunsystemen versterken met informele duurzame zorg:. In: J. Steyaert, Kwekkeboom, R. (Red.),
Op zoek naar duurzame zorg, vitale coalities tussen formele en informele zorg (pp.120-137).
Utrecht: Movisie. Gratis digitaal beschikbaar.
Casus 2
Nogmaals: de kwartiermaker aan het woord.
Mevrouw wordt bij de kwartiermaker aangemeld door de woningbouwcoöperatie. Er dreigt
ontruiming vanwege huurschuld maar die is niet doorgezet omdat betrokkenen (politie,
deurwaarder, woningbouw) een bijzondere situatie aantreffen. De bewoonster verkeert in een
depressieve toestand. Ze is moeder van een zoon van twaalf jaar. Haar ouders zijn recentelijk kort
na elkaar overleden.
Naar aanleiding van het verzoek om hulp wordt het volgende ondernomen.
Maatschappelijke Steunsystemen  In de praktijk
7
Het contactleggen verloopt moeizaam. Via de voedselbank lukt het uiteindelijk om een afspraak te
maken met mevrouw. Later blijkt dat mevrouw buitenshuis werkt als kamermeisje in een hotel.
Haar inkomen is onder het minimum. Mevrouw heeft recht op een aanvullende uitkering maar zij
heeft daar nooit een beroep op gedaan. Indien ze dat wel had gedaan dan was de schuld wellicht
niet ontstaan.
Ik bezoek haar op een avond om de aanvraag voor de aanvullende uitkering in te dienen. Deze
kan via internet met een DigiD aangevraagd worden. Mevrouw heeft de code aangevraagd maar
het inloggen en verzenden lukt haar niet. Daarom spreken we af om de volgende dag om 16:30 uur
bij WZI een papieren aanvraag te doen. Ik bel de volgende ochtend met WZI en reserveer een
afspraak onder vermelding van haar naam en BSN nummer.
De volgende dag aan de balie van WZI meldt mevrouw zich om 16:30 uur samen met onze
stagiaire. Zelf ben ik wat verlaat. Aan de balie krijgt mevrouw standaard te horen dat ze een
aanvraag voor een aanvullende uitkering via internet moet doen. Door interventie van de stagiaire
wordt besloten te wachten tot dat ik er ben. Na mijn binnenkomst melden we ons opnieuw aan de
balie onder verwijzing naar de telefonische afspraak van die ochtend. Daar kregen we te horen “dat
ze er wel niet meer zo’n zin in zouden hebben, zo laat op de middag”.
De ambtenaar die ons vervolgens toch te woord staat, constateert oprecht verbaasd dat mevrouw
al zeker drie jaar onder het bestaansminimum leeft. Verder informeert hij waarom ze de vorige
afspraak niet is gekomen en niet even gebeld heeft. De uitleg van mevrouw is onthutsend
eenvoudig. Ze heeft geen beltegoed en maar één fiets waarmee haar zoon op dat moment naar
school was. De ambtenaar is zeer welwillend en werkt de aanvraag meteen af.
Overigens zijn de problemen niet opgelost. Dit is slechts de eerste stap naar een
doorbetaalrekening en het opstarten van de uitkeringsaanvraag.
Na afloop van het gesprek vraag ik mevrouw wat ze van het gesprek vindt. Ze vertelt dat ze bij de
eerste opmerking van de baliemedewerker zou zijn vertrokken.
Na drie maanden is de aanvullende uitkering geregeld. Toch blijft de situatie van deze mevrouw
problematisch want er zijn soms maanden dat zij teveel verdient en daardoor het recht verliest op
een aanvullende uitkering. Gelukkig is dit nu voorlopig geregeld via de schuldhulpverlening.
Deze casus is neergeschreven door Lilian Linders en niet eerder gepubliceerd.
Maatschappelijke Steunsystemen  In de praktijk
8
Opzet van de module
Door het volgen van deze module maken deelnemers in drie bijeenkomsten kennis met
maatschappelijke steunsystemen. De doelgroep voor deze module zijn professionals uit de sociale
(of zorg) sector, of professionals in opleiding in dat werkveld. De module is gericht op het niveau
vanaf 3de of 4de jaar HBO-opleiding. Het wenselijke aantal deelnemers ligt tussen de 10 en de 20.
De opbouw van de module is als volgt:
 Maatschappelijke steunsystemen: omschrijving, ontstaansgeschiedenis en doelgroepen.
 Verschijningsvormen en functies.
 Not In My Back Yard (NIMBY).
Na elke bijeenkomst wordt een opdracht gegeven die deelnemers uitvoeren ter voorbereiding van
de volgende bijeenkomst.
Bijbehorende competenties
De module Maatschappelijke steunsystemen draagt bij aan het verwerven van de volgende
competenties.
In relatie met prestatievelden Wmo
De onderwijsmodule Maatschappelijke steunsystemen draagt bij aan prestatieveld 1,3, 4, 5, 7, 8,
en 9 van de Wmo. Prestatieveld 1 is het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid veelal
gericht op wijk of buurt. Prestatieveld 3 komt tot uiting in bv de rol van de kwartiermaker en 4 op
ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk. Prestatieveld 5 heeft betrekking op het
bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van
mensen met een beperking en met een chronisch psychisch of psychosociaal probleem.
Prestatieveld 7,8 en 9 hebben betrekking op maatschappelijk opvang en zorg. De ketenpartners
van de diverse geestelijk gezondheidszorg (ggz) netwerken zijn vaak deelnemer in de
netwerkoverleggen (netwerktafels).
In relatie met ‘Welzijn Nieuwe stijl’
De volgende bakens zijn relevant:
 Baken 1: ”Gericht op de vraag achter de vraag”
 Baken 2: ”Gericht op de eigen kracht van de burger”
 Baken 4: “Formeel en informeel in optimale verhouding”
 Baken 6: ”Integraal werken”
In relatie met ‘Vele takken, één stam’
Het eerste taakgebied: verkennen, analyseren, definiëren.
De professional is in staat om- samen met de doelgroep, opdrachtgever en andere betrokkenende kwaliteit van de verschillende sociale dimensies waarin individu, groep en samenleving
betrokken zijn, te verkennen, te analyseren en te definiëren; met name in situaties waar de kwaliteit
van het bestaan onder druk staat.
Maatschappelijke Steunsystemen  Opzet van de module
9
Sociaal agogen zijn in staat tot methodisch handelen in sociaal-agogische contexten en tot het
verantwoorden van dat handelen. Het eigene van het methodisch handelen in sociaal -agogische
contexten wordt primair gekarakteriseerd door de gerichtheid op zelfregulatie en zelfontwikkeling
(empowerment) van cliënt, groep en organisatie.
Zie ‘Vele takken, één stam’ kader voor de hoger sociaal-agogische opleidingen.
Profilering sociaal-agogische opleidingen., in opdracht van de Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch
Onderwijs (Amsterdam 2008).
In relatie met ‘professioneel verankerd’
 Versterken van de hulpvrager: vanuit visie op volwaardig burgerschap met een cliënt en
cliëntsysteem werken aan het ontwikkelen en in stand houden van competenties. In de
competentieontwikkeling wordt uitgegaan van de kracht van de cliënt, rekening houdend met de
eisen die de omgeving stelt (Loo SPH, 2009 p 25).
 Inzetten van professionele kwaliteit ten behoeve van het zelfregulerend vermogen van de
hulpvrager en diens omgeving.
 Werkend vanuit een onderbouwde visie op informele zorg/maatschappelijke steunsystemen en
zicht hebben op handelingsperspectieven daarbij.
 Beleidsmatig, innoverend en ondernemend werken.
Maatschappelijke Steunsystemen  Opzet van de module
10
Inhoud van bijeenkomst 1
Onderwerp: maatschappelijke steunsystemen, wat is het?
Er is gekozen voor een opzet waarbij de kennis en ervaringen van de deelnemers vertrekpunt zijn.
Daarop aansluitend volgt kennis over maatschappelijke steunsystemen, het ontstaan ervan en
ontwikkelingen binnen de GGZ aan de hand van enkele slides (1 t/m 4) van de power point.
Vervolgens wordt de ontwikkeling concreet in beeld gebracht met de film Wmo-gestript deel 6.
Daarna komen de verschillende doelgroepen die binnen de maatschappelijke steunsystemen
onderscheiden worden naar voren (zie powerpoint-presentatie slide 5 t/m 7). Dit wordt gevolgd een
filmfragment waarin enkele personen uit de doelgroep en de problemen waarmee zij worstelen
centraal staan. In de afsluitende discussie delen en vormen de deelnemers hun mening over de
woonvorm met de voor- en nadelen voor de bewoners.
In trefwoorden
 Verschijnsel maatschappelijke steunsystemen
 Ontstaansgeschiedenis
 Doelgroep(en) van maatschappelijke steunsystemen
Doelstellingen
 De professional (in opleiding) uit de sociale sector krijgt kennis over maatschappelijke
steunsystemen en de ontstaansgeschiedenis.
 De professional (in opleiding) uit de sociale sector krijgt kennis over doelgroepen van
maatschappelijke steun systemen.
 De professional (in opleiding) uit de sociale sector wordt uitgedaagd om een visie te vormen
over de ontwikkelingen tot maatschappelijke steunsystemen en kan de voor- en nadelen voor
de doelgroepen uit de GGZ verwoorden.
Literatuursuggesties
 Linders, L & van Lieshout H. (2010) Maatschappelijke steunsystemen versterken met informele
duurzame zorg. In: J. Steyaert, Kwekkeboom, R. (Red.), Op zoek naar duurzame zorg, vitale
coalities tussen formele en informele zorg (pp.120-137). Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal
beschikbaar.
 Lindt, van de, S. & M. Verschelling (2010) Handreiking maatschappelijke steunsystemen,
Samenwerken aan participatie van mensen met een psychische kwetsbaarheid, Utrecht:
MOVISIE en Trimbos-instituut. Gratis digitaal beschikbaar.
 Steyaert, J., & Kwekkeboom, R. (2012). De zorgkracht van sociale netwerken. Utrecht:
MOVISIE. Gratis digitaal beschikbaar.
 Steyaert, J., & Kwekkeboom, R. (2010). Op zoek naar duurzame zorg, vitale coalities tussen
formele en informele zorg. Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal beschikbaar.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 1
11
 Wilken, JP. (2012) Maatschappelijke ondersteuning Principes van een supportbenadering In:
JP. Wilken, T. Dankers (Red). Supportgericht werken in de Wmo (pp. 55-66). Utrecht: MOVISIE.
Gratis digitaal beschikbaar.
Lesopzet voor de docent
1. Kennismaking en zicht krijgen op voorkennis van deelnemers
Korte toelichting bij het thema van de module en opbouw van het programma.
Inventarisatie van voorkennis aan de hand van vragen:
 bekendheid met psychiatrische problematiek in privéomstandigheden?
 ervaring met psychiatrische problematiek in stage of werk?
 kennis van intramurale en andere vormen van opvang?
 bekend met maatschappelijke steunsystemen? Zo ja, in welke context?
Deelnemers reageren en wisselen ervaringen uit.
2. Omschrijving van maatschappelijke steunsystemen en ontstaansgeschiedenis.
Zie slide 1 t/m 4 gebaseerd op delen uit literatuursuggesties behorend bij deze bijeenkomst
 SLIDE 1 Logo van MSS
Deze afbeelding geeft weer dat MSS o.a. is geworteld in een Amerikaanse traditie en gelinkt is aan
de psychiatrie, zie deze link voor een verdere beschrijving.
 SLIDE 2 Definitie van MSS
Het is een complexe definitie die veel omvattende en nauwkeurige lezing vergt. Deze definitie is de
eerste en oudste die is gegeven over MSS in de Nederlandse vakliteratuur.
Zowel de mantelzorg als de formele en informele zorg is erin vervat.
 SLIDE 3 MSS is alledaagse taal
De foto is afkomstig van een folder over MSS samengesteld door MOVISIE waarin in alledaagse
bewoordingen wordt uitgelegd wat er mee bedoeld is, zie maatschappelijkesteunsystemen.nl.
 SLIDE 4 MSS en supportgericht werken
Recentelijk is door Wilken (2012, p. 17) een onderscheid aangebracht tussen persoonlijk en
maatschappelijk steunsysteem.
1 Stripcollege over mantelzorg (Wmo stripcollege, deel 6) bekijken. Deze is gratis te bekijken op
Youtube..
2 Naar aanleiding van deze film is er aandacht voor de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden in
de ggz. Vragen voor de deelnemers zijn: welke voor- en nadelen worden gezien bij de
geschetste ontwikkeling. Leg waar mogelijk een verband met de eigen ervaringen die bij
aanvang benoemd zijn.
3 Doelgroep algemeen en doelgroepen binnen de context van maatschappelijke steun systemen,
zie powerpointpresentatie slide 5 t/m 8
 SLIDE 5 Ontstaansgeschiedenis
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 1
12
Hier wordt duidelijk dat het MSS ontstaan is uit de ontwikkelingen in de psychiatrie als ook
gerelateerd is aan ontwikkelingen in de Amerikaanse samenleving.
Voor meer informatie: L. Linders & H. van Lieshout, 2012. pp. 120-124.
 SLIDE 6 Doelgroep GGZ
De oorspronkelijke doelgroep van MSS bestond uit ex-psychiatrische patiënten die deel trachten te
nemen aan de samenleving. Zonder extra ondersteuning en aandacht is dat voor hen
problematisch. Het filmfragment maakt dat duidelijker. Zie les opzet Goede tijden, gekke tijden.
 SLIDE 7 Verruiming van de doelgroep van MSS
Inmiddels is in de loop der jaren de definitie van de doelgroep verruimd en is MSS niet meer
uitsluitend een taak voor de GGZ weggelegd in de begeleiding.
 SLIDE 8 Implicaties verruiming doelgroep
De doelstellingen van MSS zijn erop gericht om burgers weer zoveel mogelijk zelfstandig te laten
participeren in de maatschappij. De lokale overheid heeft een aanjaag- en regiefunctie in het
initiëren en het continueren van de samenwerking tussen de verschillende betrokken instellingen.
Fragment Goede tijden, gekke tijden. Als docent zelf het fragment en de duur bepalen, zie link
http://www.ikonrtv.nl/factor/real.asp helemaal onderaan. Het is aan te bevelen om de onderzoeker
in de film aan het woord te laten komen over zijn bevindingen.
Elke deelnemer noteert na afloop 2 of 3 zinnen over de film. Daarna volgt een uitwisseling en
groepsdiscussie met als doel het verwoorden van een eigen visie over maatschappelijke steun
systemen.
Afsluiting en aandacht voor huiswerkopdracht voor de volgende bijeenkomst.
Huiswerkopdracht
 Lees voor de volgende bijeenkomst de literatuur die bij bijeenkomst 1 hoort en noteer eventuele
vragen ter bespreking in bijeenkomst 2.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 1
13
Inhoud van bijeenkomst 2
Onderwerp: Verschijningsvormen van maatschappelijke
steunsystemen
Bij de start wordt teruggekeken naar de vorige bijeenkomst. Welke indruk is er overgebleven van
maatschappelijke steunsystemen en de kenmerken van de doelgroep. Zijn er nieuwe meningen of
inzichten ontstaan op basis van de literstuur gedurende de voorbije periode en zo ja welke?
Vervolgens komt de vraag aan de orde: welke hulp kan er geboden worden en in welke vorm?
Allereerst is er een toelichting op het kwartiermakersmodel zoals het ontwikkeld werd door Doortje
Kal. Daarna volgt een beschrijving van de uitwerking zoals die in Eindhoven gestalte heeft
gekregen. Vervolgens wordt de netwerktafel toegelicht en wordt een concreet beeld gegeven van
een bijeenkomst in Alkmaar aan de hand van een filmfragment.
Tot slot bespreken de deelnemers de voor- en nadelen van de verschijningsvormen:
kwartiermaker, netwerktafel en wijk en psychiatrie. Eventueel beargumenteren zij een voorkeur
voor een bepaald model.
In trefwoorden:
 Kwartiermakersmodel
 Netwerktafel
 Psychiatrie in de wijk
 Functies en meerwaarde voor de cliënt
Doelstellingen
 De professional (in opleiding) heeft zicht op 3 verschijningsvormen van maatschappelijke steun
systemen
 De professional (in opleiding) heeft zicht op rol van de kwartiermaker en de
samenwerkingsrelatie met de ervaringsdeskundige.
 De professional (in opleiding) kan de werkwijze van de netwerktafel toelichten.
 De professional (in opleiding) kan voor- en nadelen van de verschillende vormen van
maatschappelijke steunsystemen bespreken.
Literatuursuggesties
 Bergen, A. van; Sok, K.; m.m.v. Henkens, H. (GGzE) (2008) Buitengewoon: kwartiermaken en
ervaringsdeskundigheid in maatschappelijke steunsystemen Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal
beschikbaar.
 Kal, D (2012) Kwartiermaken in de WMO. Ondersteuning van volwaardig burgerschap voor
iedereen. In: JP. Wilken, T. Dankers (Red). Supportgericht werken in de Wmo (pp. 44-54).
Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal beschikbaar.
 Leur, van, J., A. van Bergen, N. van Erp en S. van Rooijen (2010) Inventarisatie
maatschappelijke steunsystemen in Nederland, Platform Herstel en Burgerschap, Utrecht:
MOVISIE en Trimbos-instituut. Gratis digitaal beschikbaar.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 2
14
 Lindt, van de, S. & M. Verschelling (2010) Handreiking maatschappelijke steunsystemen,
Samenwerken aan participatie van mensen met een psychische kwetsbaarheid, Utrecht:
MOVISIE en Trimbos-instituut. Gratis digitaal beschikbaar.
 Sok, K. (2009) Maatschappelijke Steunsystemen (MSS) in Eindhoven en randgemeenten.
Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal beschikbaar.
 Karbouniaris, S., JP. Wilken, & A Tuk, (2012) Wijk en Psychiatrie. De ontwikkeling van een
maatschappelijk steunsysteem. In: JP. Wilken, T. Dankers (Red). Supportgericht werken in de
Wmo (pp. 67-66). Utrecht: MOVISIE. Gratis digitaal beschikbaar.
 Walraven, A. & N Vos de Wael (2011) Ketensamenhang langdurige ggz: Maatschappelijke
steunsystemen. Utrecht: Landelijk platform GGZ
 Wilken, JP. & D. Kal, (2012) Kwartiermaken en Presentie: een tweetal kijkramen. In: JP. Wilken,
T. Dankers (Red). Supportgericht werken in de Wmo (pp. 55-66). Utrecht: MOVISIE. Gratis
digitaal beschikbaar.
 Wilken, JP. & D. Kal, (2012) Supportgericht werken in de Wmo (pp. 55-66). Utrecht: MOVISIE.
Gratis digitaal beschikbaar.
 Wijk en Psychiatrie (2011) Handleiding voor het opzetten van een Wijk en Psychiatrie project in
de wijk.
 Geraadpleegd 10-10-2012
http://www.platformggz.nl/lpggz/download/extern-persberichten-rapporten-brochuresea/handreiking-mss-dec-2010.pdf
Lesopzet voor de docent
Kijk terug op de vorige bijeenkomst en bespreek eventuele vragen die deelnemers hebben naar
aanleiding van de literatuur en vraag naar nieuwe inzichten.
Toelichting kwartiermaker. Visie Doortje Kal en website kwartiermaken. Vervolgens de uitwerking
van kwartiermakers model (waarin samengewerkt wordt met een ervaringsdeskundige) in de regio
Eindhoven, zie powerpointpresentatie slide 9 t/m 11.
 SLIDE 9 verschijningsvormen
In de loop van de jaren zijn op diverse plaatsen en steden in Nederland initiatieven ontwikkeld om
maatschappelijk zwakkeren te ondersteunen en te stimuleren tot deelname aan activiteiten in de
wijk of buurt.
Er zijn inmiddels diverse publicaties verschenen over de verschillende MSS in diverse steden, zie
voor een uitgebreidere beschrijving de volgende links
 http://www.ggznederland.nl/langdurende-zorg/project-herstel-enburgerschap/rapport_inventarisatie_maatschappelijke_steunsystemen_nederland_versiedef-doc.pdf
 http://www.platformggz.nl/lpggz/download/extern-persberichten-rapporten-brochuresea/handreiking-mss-dec-2010.pdf
Enkelen daarvan komen aan bod.
 SLIDE 10 Pionier
Een pioniersrol voor MSS is vervuld door Doortje Kal. Zij legde met haar proefschrift de basis voor
het kwartiermakers model zoals dat in diverse steden in Nederland is geïmplementeerd en verder
ontwikkeld. Zij werkt zelf aan de verdere ontwikkeling in haar lectoraat aan de Hogeschool van
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 2
15
Utrecht zowel op het gebied van onderwijs als in onderzoek. Bij de literatuur suggesties staan haar
proefschrift maar ook recente publicaties vermeld.
Er is een link met de intreerede van D. Kal. Bekijk het geheel en kies daar een treffende passage
uit voor de kennismaking van de deelnemers met D. Kal en haar visie.
Zie verder hierover de canon sociaal werk over Doortje Kal.
 SLIDE 11 Kwartiermakersmodel
http://www.kwartiermakeningroningen.nl/
In de provincie is kwartiermaken vooral gericht op ex-psychiatrische patiënten. Het bevorderen van
participatie vindt plaats middels het stimuleren tot deelname aan culturele evenementen.
In de regio Eindhoven is een ander model uitgewerkt door de GGZ waarbij een kwartiermaker
samen werkt met een ervaringsdeskundige. Zie hiervoor de literatuursuggesties: Linders & Van
Lieshout 2012 pp124-126.
Fragment intreerede Doortje Kal vooraf zelf bekijken en fragment bepalen.
Netwerktafels: achterliggende visie en werking zie slide 12 t/m 16
 SLIDE 12 Netwerktafel
Er is een andere vorm ontwikkeld om deelname van maatschappelijk zwakkeren aan activiteiten te
bevorderen, namelijk de netwerktafel. De netwerktafel is een bijeenkomst die periodiek plaats vindt
waarin diverse instellingen deelnemen. De ‘werkers’ gaan in op hulpvragen. Ook hiervan zijn in
diverse steden voorbeelden te vinden zoals onder meer in Alkmaar.
 SLIDE 13 Wijk en Psychiatrie
Dit is in initiatief dat in Amersfoort is ontwikkeld om via laagdrempelige activiteiten personen aan te
sporen tot deelname, zie:
 http://www.wijkenpsychiatrie.nl/
 http://www.welzijnamersfoort.nl/html/document.php?ID=32
Er is inmiddels een handleiding verschenen voor het opzetten van dergelijke projecten in een wijk.
 SLIDE 14 Bijzonder werkt!
Hier gaat het om een initiatief van de Nijmeegse vrijwilligerscentrale met een aanbod voor
verschillende doelgroepen zoals patiënten uit de GGZ en ex-gedetineerden. Via de centrale
kunnen zij bemiddeld worden tot het uitvoeren van vrijwilligerswerk.
 SLIDE 15 Functies van maatschappelijke steunsystemen
Zie http://www.platformggz.nl/lpggz/download/lpggz-reacties-persberichten-rapportenetc/eindrapport-ketensamenhang-maart-2011.pdf
Zie pagina 17 t/m 28 voor een uitgebreide beschrijving van de functies op basis van onderzoek in
diverse regio’s
 SLIDE 16 Meerwaarde van maatschappelijke steunsystemen voor de cliënt
Zie http://www.platformggz.nl/lpggz/download/lpggz-reacties-persberichten-rapportenetc/eindrapport-ketensamenhang-maart-2011.pdf
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 2
16
Zie pagina 35 t/m 38 voor een uitgebreide beschrijving van de functies op basis van onderzoek in
diverse regio’s
Hoe werken netwerktafels in de praktijk? Bekijk het filmfragment van Alkmaar.
Deelnemers noteren aan de hand van de informatie (powerpointpresentatie en filmfragmenten) in
enkele steekwoorden de kenmerken van beide verschijningsvormen. Daarna noteren zij voor- en
nadelen van het kwartiermakers model, de netwerktafel en psychiatrie in de wijk. In de
groepsdiscussie worden de standpunten uitgewisseld en volgt een slotconclusie.
Afsluiting en aandacht voor huiswerkopdracht voor de volgende bijeenkomst.
Huiswerkopdracht
 Lees voor de volgende bijeenkomst de literatuur die bij bijeenkomst 2 hoort en noteer eventuele
vragen ter bespreking in bijeenkomst 3.
 Walraven, A. & N Vos de Wael (2011) Ketensamenhang langdurige ggz: Maatschappelijke
steunsystemen. Utrecht: Landelijk platform GGZ.
 Wilken, JP. & D. Kal, (2012) Supportgericht werken in de Wmo (pp. 55-66). Utrecht:
MOVISIE.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 2
17
Inhoud van bijeenkomst 3
Onderwerp: Not IN MY BACK YARD (NIMBY) en stedelijk kompas
Aansluitend op de tweede bijeenkomst is het onderwerp van deze bijeenkomst gericht op personen
en groepen die in de marge van de maatschappij functioneren of trachten te overleven. Het is een
diverse categorie van enerzijds ‘maatschappelijke outcasts’ die aan de onderkant van de
samenleving zonder vaste verblijfplaats overleven en anderzijds de ‘maatschappelijk
onaangepasten’ die tot incidenten en ergernissen bij buurtbewoners leiden. De levenswijze van de
laatste categorie spreekt soms tot de verbeelding. De predicaten ’Tokkies’ en ‘Ma Flodder’ zijn
ingeburgerd in ons taalgebruik voor de stereotypering van bepaalde bevolkingsgroepen of
personen. Vrijwel iedereen heeft een beeld bij het type mensen en levenswijze die hiermee
aangeduid wordt. Dat leidt tot hilariteit en leedvermaak bij degenen die er niet in hun naaste
omgeving mee geconfronteerd worden. De eerste categorie daarentegen kan rekenen op onbegrip
en afschuw. Weinigen voelen mededogen of compassie met deze medeburgers. Er is tolerantie!
Men gedoogt zwervers of daklozen in het straatbeeld voor zover men er niet direct mee
geconfronteerd wordt. Als dat wel het geval is, bijvoorbeeld bij het vestigen van een opvang- of
woonvoorziening, dan treedt er massaal protest op: NOT IN MY BACK YARD! Hoe divers is deze
groep en welke mogelijkheden zijn er voor hen in onze samenleving? Vanaf de jaren negentig is er
aandacht in onderzoek, getuige het onderzoek naar ‘Verkommerden en verloederden’ dat in 2002
door Research en Beleid is uitgevoerd. Daarna is er rijksbeleid gevolgd. Inmiddels is er in diverse
regio’s een nota Stedelijk Kompas verschenen waarin beleidsvoornemens en interventies op
regionaal niveau zijn uitgewerkt. Gemeenten vervullen daarin een voortrekkersrol. In de laatste en
afsluitende bijeenkomst zullen diverse aspecten van het verschijnsel NIMBY belicht worden.
In trefwoorden:
 NIMBY welke bevolkingsgroepen betreft het
 Daklozen – cijfers CBS
 Skaeve huse en publieke opinie
 Stedelijk kompas en beleidsdoelen
Doelstellingen
 De professional (in opleiding) weet waar de afkorting NIMBY voor staat en kan toelichten op
welke bevolkingsgroepen dit predicaat betrekking heeft.
 De professional (in opleiding) kan de onderscheiden doelgroepen van het stedelijk kompas
benoemen met de doelstellingen.
 De professional (in opleiding) kan een standpunt innemen ten aanzien van de groep
‘maatschappelijke outcasts’ en helder de eigen visie verwoorden. Tevens kan de koppeling
gelegd worden met de diverse vormen van de MSS en de mogelijke inzet daarvan voor de
verschillende maatschappelijke groeperingen waarop het beleid van het stedelijk kompas is
gericht.
Literatuursuggesties
 Deth, A. Van; & A van Bergen (2009) De strijd tegen dakloosheid De stedelijk Kompassen van
39 gemeenten vergeleken. Utrecht: MOVISIE
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 3
18
 Heineke, D.; Bosker, R.; Deth, A. van (2007) Stappenplan Stedelijk Kompas Intensivering van
de aanpak tegen dakloosheid. Den Haag: VNG
 Scholten, C. & J, Wolf (2002) Verkommerden en verloederden in Nederland, Samenvatting van
twee Onderzoeken Leiden/Utrecht: Research voor Beleid/ Trimbos-instituut.
Lesopzet voor de docent
Terugblik op de vorige bijeenkomst en kort refereren aan de verschillende vormen van MSS die de
revue zijn gepasseerd. Eventueel vragen over de literatuur beantwoorden.
Inventarisatie bekendheid begrip NIMBY. Zijn de deelnemers ermee bekend en welke ervaringen
zijn er mee opgedaan?
Daarna komen slide 17 tot en met 27 van de powerpointpresentatie aan de orde. In begeleidende
beschrijving van de diverse slides van de presentatie is aanvullend commentaar opgenomen en
zijn diverse links geplaatst met beeld materiaal dat een goede indruk geeft van de verschillende
situaties.
 SLIDE 17 NIMBY
Maatschappelijke uitsluiting is van alle tijden. Er zijn verschillende groepen die zich niet zelfstandig
kunnen handhaven in de maatschappij en soms ook overlast bezorgen voor buurtbewoners. Dit
verschijnsel wordt aangeduid met NIMBY. Recentelijk is er apart beleid opgezet voor de groepen
aan de onderkant van de samenleving. Dit beleid is aangeduid met Stedelijk Kompas. In totaal
betreft heet 39 regio’s in Nederland.
 SLIDE 18
Maatschappelijke outcasts behoren tot de doelgroepen van de WMO en in een aantal regio’s in
Nederland zijn gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk. In Nederland heeft vrijwel iedereen wel
een voorstelling door beelden van aso-families in de media, zie Hoe is het toch met de Tokkies
of Flodder Vraag deelnemers antwoorden te formuleren bij de gestelde vragen op de slide.
 SLIDE 19 NIMBY NOT IN MY BACK YARD
In de loop van de jaren zijn er verschillende oplossingen voor bedacht zie het Pauperparadijs.
Het huidige beleid gericht op personen in de onderste lagen van de samenleving krijgt vorm onder
de naam Stedelijk Kompas. Het is een moeilijk traceerbare groep. In onderzoek is mede op basis
van schattingen geprobeerd om een percentage vast te stellen. Verder is het een definitie
probleem. Welke groepen behoren er toe? Ook de vrouwenopvang? Iedere regio kan zelf haar
doelgroep definiëren. Zie voor def Feitelijke en Residentieel daklozen, stappenplan van de VNG
pagina 12 en verder.
 SLIDE 20 Verkommerden en verloederden
Vermeld is percentage van de totale groep Verkommerden en Verloederden.. Er worden vier
hoofdgroepen onderscheiden.. Dak- en thuislozen met verslaving is de grootste categorie. Zie
literatuursuggesties Scholten & Wolf (2002) voor achtergrondinformatie.
 SLIDE 21 Stappenplan VNG – 5 doelstellingen
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 3
19
Zie literatuur suggesties voor meer achtergrondinformatie. Daarin zijn doelstellingen aangegeven
voor het beleid gericht op de doelgroepen van het Stedelijk Kompas. De 39 regio’s kunnen deze
doelstellingen uitwerken naar de eigen situatie en daar kwantitatieve gegevens als indicatoren voor
opnemen. Daar staan ook voorbeelden van vermeld, bijvoorbeeld Zwolle.
 SLIDE 22 Daklozen
In 2010 heeft het CBS nieuwe cijfers gepubliceerd over daklozen.
Bekijk hier meer informatie over de opvang, voor toelichting en beeldfragmenten van opvang van
dak- en thuislozen in de regio Breda.
 SLIDE 23 Reactie op JUNKhostel in Den Bosch 2008
Bekijk de volgende fragmenten en informatie:
 http://www.canonsociaalwerk.eu/nl_mo/details.php?cps=17&canon_id=243
 http://nos.nl/artikel/68139-brand-verslaafdenopvang-den-bosch.htm
 SLIDE 24 Skaeve huse
Nieuw initiatief in diverse steden voor individuele opvang. Navrant detail, ook voor studenten!
Hoe denken de deelnemers hierover?
 SLIDE 25
Opnieuw in media aandacht voor protesten van burgers in Nijmegen. Er zijn verschillende
fragmenten met genuanceerde reacties, zie onder andere:
 http://www.nijmegen1.nu/category/nieuwsuitzendingen/
 http://www.omroepgelderland.nl/web/Nieuws/GeldersNieuws/ArnhemNijmegen/1852421/Nijmeegse-wijk-niet-blij-met-asowoningen.htm
Daarna volgt nog informatie over ´skaeve huse´ in andere steden.
 SLIDE 26 Opvang ex-gedetineerden.
Voor Willem Holleeder is, als ex-gedetineerde, een prominente rol weggelegd in College Tour. Hoe
is dat voor andere ex-gedetineerden? Van alle gedetineerden roept de categorie
‘zedendelinquenten’ en met name ‘pedofielen’ sterke emotionele reacties op, zie de situatie in
Veldhoven.
Pauw en Witteman in gesprek met een leerkracht basisonderwijs die ten onrechte is verdacht van
seksueel misbruik. Zowel positieve (collega’s) als negatieve reacties. Biedt een blik op ´sociale
inclusie versus exclusie´.
 Slide 28 Tot slot
De doelgroepen van het Stedelijk Kompas en met name de dak- en thuislozen vormen een moeilijk
benaderbare categorie. Hier is er voor MSS een uitdaging weggelegd! Discussie aanzwengelen
over de wijze waarop de diverse vormen van MSS ingezet kunnen worden.
Het is de bedoeling dat tijdens de diverse onderdelen de deelnemers in de gelegenheid worden
gesteld om te reageren. Vraag daarom geregeld naar reacties en peil eigen ervaringen
bijvoorbeeld bij het plaatsen van een hostel of een skaeve huse in de eigen woonomgeving.
Gedetineerden zijn een aparte categorie. Hoe denken de deelnemers daarover. Zijn er gradaties in
aan te brengen. Hoe gaan we als samenleving om met criminelen die een straf hebben uitgezeten.
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 3
20
Eens een crimineel altijd een crimineel? Of…? Zwengel daar een discussie over aan en ga met de
deelnemers na wat een maatschappelijk steunsysteem, mede op basis van de verschillende
vormen die in de tweede bijeenkomst aan de orde zijn gesteld, voor de betrokken medeburgers
kunnen betekenen.
Geef een korte samenvatting van de laatste bijeenkomst en refereer aan hetgeen in voorgaande
bijeenkomsten aan de orde is gesteld. Stel daarna enkele evaluatieve vragen over de inhoud zoals:
 Wat is het beeld dat de deelnemers hebben overgehouden van de 3 bijeenkomsten?
 Wat spreekt aan en naar waar welke varianten van MSS gaat de voorkeur naar uit?
 Wat (welke vorm van MSS) werkt voor welke doelgroep? Welke zienswijzen hebben de
deelnemers hierover?
 Welke opvattingen zijn er bij de deelnemers over de aanpak van maatschappelijke outcasts.
Welke mogelijkheden of nieuwe initiatieven zijn er volgens de deelnemers?
Afsluiting. Vraag deelnemers in een zin samen te vatten wat zij als (toekomstig) hulpverlener
meenemen als motto!
Maatschappelijke Steunsystemen  Inhoud van bijeenkomst 3
21
Toetsen en beoordelen
De module maatschappelijke steunsystemen zoals die hier omschreven wordt, kan op
verschillende manieren door de gebruiker ingezet worden. Het staat de gebruiker vrij om delen van
de ontwikkelde module afzonderlijk te gebruiken of in te passen in een groter geheel. Daarom is
ervoor gekozen om suggesties te doen voor toetsing zodat deze op maat aan de deelnemers
aangeboden worden. Deze suggesties zijn gebaseerd op:
Examencommissie (inclusief subcommissie toetsing) en onderwijscommissie (2011). Toetsen en
beoordelen (pp 15-17 en 20) Fontys Hogescholen Sociale Studies. Eindhoven
De toets suggesties die achtereenvolgens uitgewerkt worden zijn kennistoets, toetsing van reflectie
en portfolio opdracht.
Suggestie 1: Kennistoets
Variant A: Schriftelijke open toetsen
1. Definitie
Schriftelijke toets waarbij de student zelf het antwoord moet formuleren.
2. Doelen
Betreft het toetsen van cognitie: kennis (feitenkennis), toepassing, inzicht (analyseren,
synthetiseren, evalueren, integreren). Open vragen worden vooral gebruikt voor het toetsen van
complexe cognitieve vaardigheden zoals reflectie, ideeën aan elkaar relateren, kritisch nadenken
en probleemoplossend vermogen.
3. Methoden, technieken en instrumenten
 Korte antwoordtoetsen. Dit is geschikt voor het geven van definities, opsommingen, formules en
is niet voor complexe verbanden.
 Essay-vragen. Open vragen gericht op kennis, inzicht, toepassing of integratie van de leerstof.
 Cases. Beschrijving van een praktijksituatie met één of meer vragen of praktijkprobleem dat
opgelost moet worden. Geschikt voor het toetsen van analyseren, synthetiseren, integratie,
evaluatie, toepassing (herkennen werkprincipes), probleemoplossend vermogen. Er kan één
vraag gesteld worden (bijvoorbeeld los het probleem op) of de vragen kunnen stap voor stap
gesteld worden.
4. Eisen
Vraagstelling:
 Vermijd normatieve begrippen zoals: moeten, dienen, belangrijk, zinloos, wenselijk.
 Vermijd semi kwantitatieve begrippen als: soms, zelden, veel, groot, langzaam, kort,
kenmerkend, typisch, karakteristiek, specifiek e.d.
 Vermijd vage begrippen zoals: kunnen, spelen een rol, e.d.
 Vermijd absolute formuleringen zoals: altijd, nooit, alleen, even vaak, identiek, e.d.
 Vermijd ontkenningen zoals: geen, niet, on-.
 Vermijd strikvragen: vragen waar ook de goede student snel intrapt.
 Zorg dat meer dan gezond verstand nodig is om de vraag goed te beantwoorden.
 Zorg ervoor dat de stam van de vraag een duidelijke vraag of probleem bevat.
 Zorg ervoor dat de vraag of het probleem niet uit de alternatieven duidelijk worden.
Maatschappelijke Steunsystemen  Toetsen en beoordelen
22
 Zorg ervoor dat de items onafhankelijk van elkaar zijn (gegevens die in een item zijn
opgenomen maken het beantwoorden van een ander item niet moeilijker of makkelijker).
Variant B: Schriftelijke gesloten toets
1. Definitie
Toets met opgave(n) waarbij de student uit een beperkt aantal mogelijke antwoorden het goede of
relatief beste antwoord kan kiezen.
2. Doelen
Betreft het toetsen van cognitie, met name kennis en inzicht. Bij het toetsen van cognitieve
leerdoelen ten aanzien van toepassingen, analyses of integratie wordt gebruik gemaakt van cases
waarbij de studenten op gesloten vragen kunnen antwoorden.
3. Methodieken, technieken en instrumenten
Vraagvormen
Er zijn twee vraagvormen voor gesloten vragen:
 Meerkeuzevragen. Opgave(n) bestaande uit een stam en twee, drie of meer alternatieven.
 Stellingvragen. Opgave(n) bestaande uit stellingen waarop met ja/nee of goed/fout geantwoord
moet worden. De vraagtekentoets is hier een variant op.
Meerkeuzevragen
Dit wordt gebruikt als een toets gericht is op een gedeelte van een kennisdomein.
Binnen Sociale Studies zijn er twee mogelijkheden:
 Meerkeuzevragen zonder vraagteken. De student haalt punten bij de goede antwoorden. Bij
foute antwoorden gaan er geen punten vanaf. In de cesuur moet rekening gehouden worden
met de gokkans. Als een student het antwoord goed heeft weet je niet of de student het
antwoord wist of dat er goed gegokt is. Uit onderzoek wordt het aanbieden van drie
antwoordcategorieën aanbevolen.
 Meerkeuzevragen met vraagteken. Voor een goed antwoord haalt de student punten. Een fout
antwoord wordt niet geteld (geen punt erbij en geen eraf). De student kan een antwoord geven
maar de student kan ook aangeven dat hij het antwoord niet weet, door een vraagteken in te
vullen. Als de student het vraagteken invult, wordt dit niet geteld (geen punt erbij en geen eraf).
Deze toets vorm is gericht op het meten wat de student daadwerkelijk weet. Als studenten het
antwoord niet weten, wordt over het algemeen een vraagteken ingevuld. Hiermee is de gokkans
kleiner gemaakt. Het nadeel van deze toets is dat vrouwen deze toets slechter maken dan
mannen omdat uit onderzoek blijkt dat zij bij enige twijfel het vraagteken invullen. Een ander
nadeel is dat studenten de toets strategisch kunnen maken met behulp van rekenfactoren.
Kennis kan hiermee ondergeschikt worden aan de strategie.
Stellingen
Dit wordt gebruikt voor hele kennisdomeinen. Deze toets moet uit voldoende vragen bestaan.
4. Eisen
– Gokken geeft een meetfout. Om te voorkomen dat met gokken een voldoende behaald kan
worden, moet er een groot aantal items zijn en een correctie plaatsvinden.
Maatschappelijke Steunsystemen  Toetsen en beoordelen
23
– Bij een toets met vierkeuzevragen moeten minstens 40 vragen gesteld worden, een toets met
driekeuzevragen moet minstens 45 vragen gesteld worden en met tweekeuzevragen minstens
70 vragen.
– Tijdsduur: bij een meerkeuzetoets kost het beantwoorden van 120 vragen 90 minuten. De
toetstijd voor een stelling is ongeveer 2 minuten en voor inzicht vragen ongeveer 3 minuten. Als
er korte cases zijn opgenomen dan moeten de richttijden aangepast worden.
Suggestie 2: Toetsing van reflectie
1. Definitie
Reflecteren is het kritisch onderzoeken en ordenen van eigen kennis en ervaringen en het
formuleren van vervolgdoelen die richting geven aan het handelen.
2. Doelen
Student laat met reflectie zien dat hij in staat is de eigen kennis en ervaringen kritisch te
onderzoeken en te ordenen met als doel dat hij zijn toekomstig handelen positief kan beïnvloeden.
3. Methodieken, technieken en instrumenten
Logboeken (reflectie), pop en pap (reflectie en doelen), Smart (doelen), STARR en mindmappen
(reflectie en doelen). Er zijn verschillende reflectiemodellen in omloop.
4. Eisen
 Duidelijk is of de studenten een eigen reflectiemodel mogen kiezen of dat er een
model voorgeschreven wordt.
 De beoordelingscriteria zijn van toepassing op alle modellen.
Er kan gedacht worden aan de volgende vorm:
Aan de hand van een logboek houden deelnemers bij wat de onderwerpen, thema’s, literatuur,
opdrachten zijn tijdens de bijeenkomsten. Zij houden een lijst bij met persoonlijke krachten en
aandachtspunten die hierop betrekking hebben. Dit verwerken zij in een eindverslag waarin
persoonlijke leerdoelen worden geformuleerd die te maken hebben met maatschappelijke
steunsystemen.
Criteria:
 Het leerproces van de student is concreet beschreven.
 Uit iedere bijeenkomst komt minimaal 1 thema aan de orde.
 De leerdoelen zijn SMART geformuleerd.
Suggestie 3: Portfolio opdracht
Naast de kennistoets kan gedacht aan het laten maken van een portfolio waarin twee
huiswerkopdrachten verwerkt zijn.
Ten behoeve van les 2
Maatschappelijke Steunsystemen  Toetsen en beoordelen
24
De eigen ervaring van de student met maatschappelijke steunsystemen of het interview met een
sociaal werker/vrijwilliger die betrokken is bij een maatschappelijk steunsysteem kan in een verslag
worden uitgewerkt.
Criteria:
Het maatschappelijk steunsysteem is beschreven: de werkwijze en alle betrokken instellingen.
Verder zijn achtergrondkenmerken en leefsituatie van enkele hulpvragers beschreven.
Ten behoeve van les 2
Het laten maken van een sociale kaart van organisaties in de regio die betrokken zijn bij een
maatschappelijk steunsysteem bv. een netwerktafel of actief zijn in de wijk of buurt waar een
kwartiermaker opereert.
Criteria:
De instellingen en organisaties in de regio die op enigerlei wijze verbonden zijn aan
maatschappelijke steunsystemen zijn beschreven (doel, visie, vormen van dienstverlening,
financiering). De deelnemer dient gebruik te maken van bronvermelding daar waar van toepassing.
Maatschappelijke Steunsystemen  Toetsen en beoordelen
25
Download