1. WAT IS FILOSOFIE? 1. Inleiding Essentialisme: theorie dat sommige dingen tenminste sommige essentiële eigenschappen hebben (om als DAT ding herkend te worden) Armchair philosophy: enkel intuïties in geest vd filosoof spelen rol bij opbouwen gedachtengang Experimentele filosofie: recente tak filosofie, gebruik van empirische methoden vb vragenlijsten → resultaten tonen aan dat intuïties v leunstoelfilosofen soms verkeerd zijn, en niet altijd gedeeld w in andere culturen (vb trolley dilemma) Utilitarisme: handeling is goed als grootste hoeveelheid geluk ipv alternatieve handelingen Sofisten: 'willen weten' nagestreefd omwille van geld of macht, niet omwille van zichzelf Aporetische vraag: geen duidelijk, eenduidig antwoord (deel eigenheid filosofie) 2. Natuurfilosofie en mythologie Arche: oerstof bestudeerd dr eerste filosofen (natuurfilosofen) Thales (water), Anaximander (apeiron) en Anaximenes (lucht) Mythologisch: vorm v denken die geen strikte scheiding maakt tss menselijke en goddelijke wereld Natuurlijke regelmatigheden: seizoenen, verschil dag en nacht, … bovennatuurlijke krachten waarop filosofen zich beriepen Natuurlijke onregelmatigheden: aardbevingen, overstromingen, ... bovennatuurlijke krachten waarop filosofen zich beriepen Homini universali: (Plato en Aristoteles) gingen geen enkel thema uit de weg en brachten alle thema's in verband in een groots en doorwrocht systeem Paul Ricoeur: beweert dat filosofie zich nooit zal kunnen onttrekken aan haar mythologische achtergrond Whitehead: ging zo ver in bewondering voor Plato om te zeggen dat de Westerse filosofie niet meer is dan een reeks voetnoten bij het werk van Plato 3. Religie en filosofie Augustinus en Thomas Van Aquino: getracht de tegenstelling tss geloof en wetenschap te verzachten, dr te claimen dat veel geloofsovertuigingen wel bewezen kunnen w met het verstand (godsbewijzen), en dat geloofsovertuigingen het vertrekpunt kunnen (en zelfs moeten) vormen v verder filosofisch onderzoek 4. Wetenschap en filosofie Vooruitgangsdenken: wetensch gezien als redder in nood, die knoeiboel vd filosofie komt opruimen (MR: radicale breul tss twee epistemes + onbeantwoorde en onbeantwoordbare vragen) Epistemes: (Foucault) term die verwijst nr grondlaag v impliciete, stilzwijgende veronderstellingen en dogma's die de krijtlijnen tekenen v eender welk syst v kennis (wetenschappelijke rev: radicale breuk tss twee epsitemes) Russel: veel vragen niet alleen onbeantwoord, maar ook onbeantwoordbaar Metafysica: tak v filosofie, vragen over bestaan v God en andere moeilijke raadsels Neg relatie filosofie en wetensch: moderne wetensch hebben aant traditionele filosofische vragen overbodig gemaakt Pos relatie filosofie en wetensch: wetenschapsfilosofie Wetenschapsfilosofie: moderne wetenschap kritisch bestuderen adhv onderzoek -> nieuwe filosofische deeldisciplines Pascal: vb v filosoof die zich laat inspireren dr nieuwe bevindingen in de wetensch (heliocentrisme --> nietigheid vd mens) Dewey: Darwin deed nt alleen biologie op haar grondvesten daveren, mr ook ommezwaai in filosofie. Omgekeerd is darwinisme ook schatplichtig aan filosofie Wittgenstein: filosofie is een familie, sommige fenomenen hebben geen essenties prototype resemblance theory Prototype resemblance theory: niet mogelijk essenties te vatten, mr wel veld v entiteiten v een bepaald fenomeen (plaats in veld: hoe meer gelijkenissen, hoe dichter bij prototype) = anti-essentialistische manier v definiëren 5. Conclusie Russel: onzekerheid aanvaarden Descartes: prototypische filosoof: pos def=durfde aan om aan meest basale dingen te twijfelen + neg def=geprangd tss van religie doordrenkte Middeleeuwse filosofie en opkomst moderne wetensch 2. RENE DESCARTES, FILOSOOF 1. Inleiding Epistemologie: kennisleer, vraagt zich af hoe we precies tot betrouwbare kennis komen Metafysica/ ontologie: eig weet niemand wat het betekent, letterlijk: na de fysica en er over heen (over ng fundamentelere dingen dan de fysica) --> 2 soorten dingen: fysisch en psychisch: Descartes: meest fundamentele bouwstenen (dualisme), onze PH vals samen met onze GEEST Euclitische meetkunde: helderheid v meest basale elementen --> nieuwe dingen uit afleiden 2. De wetenschappelijke revolutie Ptolemeus: grote naam in astronomie: aarde in centrum v universum (geocentrisme) Copernicus: heliocentrisme, oneindige ruimte, kosmologische krenking Kepler: beweging vd hemellichamen rond zon is ellipsvormig, zei dat er niets speciaals was aan bovenmaanse planeten (begrippen v Aristoteles), ondermaans en bovenmaans opgebouwd uit zelfde materialen Ondermaans: onder de maan: opgebouwd uit 4 elementen Bovenmaans: uit 5e element (had iets goddelijks) Galilei: aantal manen rond Jupiter --> niet meer 7 planeten (schending heilig getal), mechanisering vh wereldbeeld --> antithese v doeloorzaken in natuurlijke wereld (geen organisme mr machine), wet vd traagheid Doeloorzaak: plannen maken en doelen stellen is de motor, ligt altijd in toekomst vb studie: doel (diploma) dat tegelijk werkt als oorzaak (nr de les gaan) --> vroeger dacht men over wereld als doeloorzaak vb schepping Wet vd traagheid: ieder lich, aan zichzelf overgelaten, blijft in rust of beweegt voort met gelijkmatige snelheid en langs rechte lijn Newton: maakte omvattende natuurwetenschappelijke theorie die alle hemelse bewegingen kon verklaren en voorspellen 3. Zo ijverig was hij niet 4. De kennis en haar lotgevallen: deconstructie Natuurlijke twijfel: twijfelen aan de zintuigen vb optische illusies Plato: vertrouwden zintuigen ook niet, zeker nt om kennis te vergaren Hyperbolische twijfel: twijfelen aan zintuigen vb dromen, hallucinaties Metafysische twijfel: twijfelen aan wiskunde en andere intuïties vb malin genie Systematische, methodische twijfel: twijfelen over alles Constructie Helderheid: intuïtieve zekerheid, norm vr volgende zekerheden Onderscheidenheid: intuïtie in kwestie moet duidelijk onderscheiden zijn van eender welke andere bewustzijnsinhoud, norm vr volgende zekerheden Eerste zekerheid: ik denk, dus ik ben Tweede zekerheid: idee v volmaaktheid --> God Causaliteitsprincipe: alles heeft oorzaak en die moet minstens even groot zijn als het gevolg Derde zekerheid: idee v uitgebreidheid, Gods goedheid is garantie vr rest v zijn redenering Wiskundige wereld: wereld na twijfel, niet meer wereld dr zintuigen, mr gemechaniseerde wereld 5. Het failliet van Descartes Hume: denken dat we een pers identiteit hebben (continuïteit) is fictie, maar moeten dit wel denken, anders w we gek. We zijn eigenlijk soort filter met impressies en gedachten: meer kon Descartes ook niet concluderen --> er zijn gedachten, mr een ' ik' is er niet (niet radicaal genoeg) A posteriori godsbewijs: vanuit ervaring, idee v volmaaktheid: alleen volmaaktheid zelf is groot genoeg om idee v volmaaktheid te kunnen veroorzaken (causaliteitsprincipe), en die volmaaktheid is God --> God is goed (want volmaakt) dus geen reden vr twijfel aan wiskunde en buitenwereld A priori godsbewijs: vanuit rede, uit idee v volmaaktheid kan men bestaan v volmaaktheid afleiden (het is volmaakter te bestaan dan niet te bestaan) --> als het volmaakte niet zou bestaan, zou het niet volmaakt zijn. Kortom: God moet wel bestaan. 3. DE GEEST IN DE MACHINE 1. Inleiding Materialisme/ fysicalisme: alles wat er te weten valt over iemand --> aflezen uit hersenen (we vallen volledig samen met ons lichaam) <-> onze intuïtie: we hebben een lichaam, we zijn er geen Res cogitans: denkend ding (Descartes) Res extensa: neemt plaats in in fysisch universum (Descartes) Eerste argument vr radicaal onderscheid: onsterfelijkheid vd ziel Kant: aantal postulaten (eisen): moeten aannemen dat ziel onsterfelijk is, anders kunnen we niet begrijpen dat mensen het goede doen (want bijna altijd ten koste v jezelf) ==> beloond in hiernamaals Tweede argument vr radicaal onderscheid: common sense, we zijn vrije wezens vb heel juridisch systeem gebaseerd op vrije wil Paul Bloom: iedereen is dualist: we denken over onszelf als vrije wezens (vrije wil) Vrije wil: voorwaarde om iemand verantwoordelijk te stellen vr eigen G Geestesspul: (Dennett) gaat om heel andere substantie dan materie waarmee lichaam is opgebouwd Fysisch spul: (Dennett) gaat om heel andere substantie dan waaruit geest is opgebouwd Dualisme: geest en lichaam zijn fundamenteel verschillend, en kunnen volledig onafhankelijk v elkaar hun taken vervullen Plato: nog dualistischer dan Descartes: naast materie en geest ook twee verschillende werelden (zintuiglijke wereld en ideeënwereld) Ontologie: zijnsleer, neutraler en hedendaagser synoniem vr metafysica, algemene theorie over wat er is in de werkelijkheid? Pijnappelklier: volgens Descartes zat daar wisselwerking tss geest en lichaam Esprits animaux: levensgeesten, om hypothese over wisselwerking hard te maken, zorgen ervoor dat wederwaardigheden v ons lichaam vertaald kunnen w nr de taal va de geest en omgekeerd, dat onze wilbeslissingen gecommuniceerd kunnen worden nr ons lich Cartesiaans theater: onze geest = wezentjes die opdrachten vervullen en lich besturen Wet v behoud v massa: (Antoine Lavoisier) gaf dualisme stevige deuk: fysische wereld is gesloten syst, waar de totale hoeveelheid massa constant blijft, geen plaats vr geestelijke beïnvloeding Occasionalisme: (Geulinckx, een v Descartes' Vlaamse lln) wilsbeslissingen zijn eigenlijk illusies, beide substanties vergelijken met afzonderlijke uurwerken die perfect gelijk lopen, beiden opgewonden dr God. Vb lich een bep ervaring --> God vertaalt die ervaring vr de geest (occasionalisme ook dr Nicholas Malebranche --> dualisme=spiritualisme) Probleem v occasionalisme: onttrekt debat over lich en geest aan de wetenschappen 3. De mens een machine Julien Offray de lamettrie: eerste filosofische materialist, volbloed atheïst, boek l'homme machine: kritiek op dualisme, afkeer voor leunstoelfilosofen, ook materialist in methode: kennis gebaseerd op ervaring, ziel en lich vallen samen, denken is een eigenschap vd materie (lamettries materialisme is een programmaverklaring) Programmaverklaring: laten we proberen om zonder bovennatuurlijke hulpmiddelen het denken te verklaren vanuit de materie. Misschien lukt dat niet, misschien wel, maar het is in ieder geval een zuiniger manier v werken dan het dualisme Morele handelen volgens lamettrie: komen nt v bovenaf, mr zitten in onze natuur vb moreel handelen bij dieren Naturalisme: allerlei fenomenen beschouwen als onderdeel van de natuur, mensen en hun denkvermogens maken deel uit vd natuurlijke wereld, bovennatuurlijke elementen w uitgesloten en wetensch methodes leidraad 4. Het materialisme vandaag Fysicalisme: synoniem vr materialisme, natuur vd geest kan verklaard w binnen het kader vd wetten en principes vd fysica, het prototype vd exacte wetenschap Analytische filosofie vd geest: (philosophy of mind) project v een materialistische theorie vd geest, laat zich inspireren en informeren dr de (cognitieve) wetenschappen Scheermes v ockham: entiteiten niet nodeloos vereenvoudigen --> dualisme schendt deze regel Dennett: incoherent dualisme doet denken aan wederwaardigheden v spoken: kunnen door muren heen vliegen, maar ze ook tegenhouden Jack Smart: metafoor van Venus, pro fysicalisme (aansluiting succesvolle wetenschappen + elegantie en zuinigheid), reductionistisch materialisme, psychologische termen gebruiken, mr weten dat ze verwijzen nr neurowetensch termen vb vuren v neuronen en denken 5. Een aanval op het gezond verstand? Folk psychology: manier v denken vh gezond verstand, waarbij de handelingen v een persoon verklaard w dr hem of haar sensaties toe te schrijven --> hierdoor lijken mentale fenomenen te bestaan (geen reden tot bestaan in materialistische wereld) Reductionistisch fysicalisme: waarde v ons gezond verstand betwijfelen, geest en hersenen volledig laten samenvallen of volledig scheiden (mentale kan gereduceerd w tot het fysische) --> niet echt populair, want gaat volledig voorbij aan onze dagelijkse intuïties Niet-reductionistisch of supervenientie-fysicalisme: mentale niet reduceerbaar tot het fysische, maar toch afhankelijk vh fysische. Mentale eig komen bovenop fys eig, maar de eerste zijn niet te herleiden tot de tweede. Supervenieren: bovenop komen Supervenientie: (komt tegemoet aan zowel gezond verstand als wetensch) zwakke vorm van niet-reductionisme, mentale is assymetrisch afhankelijk van het fysische: gelijkheid v fys eig impliceert noodzakelijk de gelijkheid v mentale eig, maar niet andersom (vb p. 40), geen reductie van het mentale tot het fysische, maar ook geen emergentisme Emergentisme: mentale rijst wel op uit het fysische, maar heeft ook zekere autonome kracht 4. FRIEDRICH NIETZSCHE, FILOSOOF MET DE HAMER 1. Inleiding Hamer als subtiel instrument: dokter, die zieke Westerse beschaving wilde genezen --> herwaardering v alle bestaande waarden Sloophamer: grote oorlogsverklaring tegen iedern die het had aangedurfd het echte leven aan banden te leggen, vernietigende analyse vd Westerse filosofie en beschaving Echte leven: alles wat in filosofie geen plaats heeft gekregen: lich, lijden, dubbelzinnigheid,... Superman: alternatief na vernietigende analyse, vertegenwoordigt voor hem de 'grote gezondheid' 2. Een turbulent leven Filologie: studie vd taal en letteren vd klassieke oudheid 3. Een grote oorlogsverklaring Tegen Platonisme Evenwicht tss dionysische en apollonische: evenwicht tss wanorde, mateloosheid (irrationele) en orde, harmonie (rationele) (volgend Nietzsche voor komst v Plato en Socrates), pre-socratici begrepen wereld als voortdurend gevecht tss irrationele krachten en wanhopige pogingen vd mens om die krachten met redelijkheid te bezweren Socrates en Plato: eind aan evenwichtsoefening dr rationele sterk te overwaarderen ten koste van het irrationele Ideeënwereld: perfecte wereld volgens Plato, die sjablonen bevat v alle dingen op aarde Demiurg: Plato's god, maakte gebruik van deze sjablonen toen hij de zintuiglijke wereld op orde zette Scheppingsgedachte: uitvinding Christendom, vr de Grieken was de materie eeuwig Afschaduwingen: concrete vormen in zintuiglijke wereld die onrecht doen aan hun sjabloon Schouwen v ideeën: enkel zo echte kennis mog, nt dr observeren zintuiglijke wereld (levert hoogstens een mening op), definieerde kennis als abstractie Aristoteles: over kennis spreken zonder beroep te doen op andere wereld, alle dingen dragen hun vorm in zich en die essentie is de leidraad in hun ontw Nietzsche's haat vr Plato: gaan fancy ideeenleer nodig om te begrijpen hoe we aan kennis komen + Plato vond zijn ideeenwereld interessanter ("kon het leven niet aan") Mummie: filosofen volgens Nietzsche, alles wat filosofen onder handen hebben gehad, waren gemummificeerde begrippen: individualiteit eruit, ontdaan v identiteit, verafgoding Ressentiment: wrok (fabel vd zure druiven), volgens Nietzsche belangrijkste motief vr Plato's twee werelden theorie Tegen Christendom Platonisme vr het volk: Christendom volgens Nietzsche Descriptieve ethiek: hoe handelen mensen, en waarom doe ze dat? Nietzsche houdt zich vooral hiermee bezig Prescriptieve ethiek: hoe zouden mensen moeten handelen?, volgens Nietzsche symptoom van degeneratie: ieder mens moet volgens hem uitmaken wat goed en slecht is Slavenmoraal vd christenen: uit ressentiment tegenover de heren hebben ze de aristocratische gelijkstelling v goed en voornaam volledig omgedraaid: begonnen de sukkelaars en nederigen goed te noemen, en machtigen slecht --> lafheid Tegen Wagner Tegen vrouw 4. Het grootse leven Wereld is strijdveld v krachten: centrale gedachte v Nietzsches filosofie, taak v individu om zich staande te houden in strijdveld zonder metafysische hulpstukken Übermensch: heeft geen moeite met wilde en broeierige leven te bevestigen Nihilisme: ontkenning v bestaan v betekenis of waarde in de wereld Zwak of reactief nihilisme: vd christenen en metafysici, hun slavenmoraal en mummificering zijn fundamenteel levensvijandig, gaan op zoek nr eenheid en stabiliteit omdat ze voortdurend vernieuwende werkelijkheid nt aankunnen (nihilistisch want willen lich vernietigen) Sterk of actief nihilisme: vd übermensch, schept vr zichzelf nieuwe waarden, want herkent zich niet langer in heersende waarden, koppelt waarden en normen nt aan onbereikbare wereld Anti-aristocratisch Christendom: christendom volgens N. vol van verrotting omdat het ontkent dat sommigen voorbestemd zijn om te leiden en anderen om te volgen Gedwongen sterilisatie: ontaarde leven onderdrukken en aan de kant schuiven Voluntarisme: het willen hoger achten dan het denken en kennen --> lijden aanvaarden, maar ook willen en bevestigen Eeuwige terugkeer v hetzelfde: moreel-psychologisch gedachte-experiment, hypothetische test vr de übermensch om de wilskracht te testen Lichtvoetige filosofie: übermensch leeft met licht gevoel omdat hij ja zegt tegen het leven, metafysische ballast afgeworpen Copleston: ubermensch is eig ongeveer alles wat Nietzsche zelf wilde zijn, maar vooral wat hij niet was 6. CHARLES DARWIN 1. Inleiding: Darwin en de filosofie Evolutiebiologie: houdt zich bezig met aanscherpen en doordenken v aant centrale darwinistische concepten, zoals natuurlijke selectie Natuurhistoricus: bestudeert evolutionaire geschiedenis vd levende wereld Darwinisme: gn grens aan manier waarop Darwin andere disciplines heeft veranderd Universeel zuur: (Dennett) werk v Darwin filosofisch op de kaart --> overal weg doorheen vreten 2. Gentleman en natuurhistoricus On the origin of species: hoe versch soorten op aarde geevolueerd zijn uit een gemeensch voorouder (natuurlijke selectie NS) Descent of man: boek, wat het betekent dat zowel lich als geest vd mens een product zijn v NS 3. Darwins gevaarlijke ideeën Genealogische blik op de levende natuur: versch soorten niet resultaat v goddelijk boetseerwerk, mr v lange gesch v afstamming met modificatie (=transmutationisme, nt bedacht dr Darwin mr gedachte wel gethematiseerd) Boom vh leven: onderaan oude soorten, twijgjes nieuwe soorten, afgeknapte twijgjes uitgestorven soorten (manier v vormgeven aan transmutationisme) Darwins originaliteit: niet eerste die beweerde dat soorten evolueren, mr duidde als eerste mechanisme aan die evolutie aandrijft: NS 3 basisstellingen: er is schaarste (dus nt alle organismen in staat voort te planten), er is variatie (bep welke organismen zullen voortplanten en welke niet), variatie is erfelijk (eigenschappen die ouders aangepast maken, w doorgegeven) Principe v behoud: wat behouden w dr natuurlijke selectie zijn variaties die nuttig zijn voor het organisme in de strijd om te overleven en zich voort te planten Adaptatie: wanr zo'n variatie zich doorheen een aant generaties over de populatie verspreid heeft, eig v een organisme dat in bep omg een bep functie vervult waardoor het een groter aant levensvatbare nakomelingen kan voortbrengen dan organismen die de eig niet hebben (psy eig, fysiologische eig of gedragskenm) 4. Domheid en doelmatigheid Theologisch-teleologisch denken: werkelijkheid interpreteren als een dr God bezield organisme, net als mens zou werkelijkheid ook doordrongen zijn v doelgerichtheid en doelmatigheid die rechtstreeks doorverwijzen naar een schepper (Darwinisme is doodsteek vr deze vorm v denken) Doelgerichtheid: heel wat eig in de natuur vervullen een duidelijk doel (gerichtheid op een doel) Doelmatigheid: talrijke eig v levende wezens zijn bijzonder geschikt vr het doel dat ze moeten vervullen, doen dat op een efficiënte manier (bekwaamheid om dat doel te vervullen) Teleologie: de leer van de doelgerichtheid en de doelmatigheid Natuurtheologen: (vb Paley) bezongen voortdurend wonderlijke perfectie vd schepping, perfectie die sluitend bewijs levert vr bestaan v een schepper Perfectie: schoonheid, complexiteit, mr vooral functionaliteit Argument from design: (Paley) ssort v godsbewijs, er is design, er is geen design zonder designer, dus er is een designer --> God heeft de werkelijkheid geschapen en dat verklaart wrm die zo geweldig in elk zit (alternatief= NS) Probleem vd eindeloze regressie: intelligente ontwerper toont zelf ook tekenen v doelmatigheid, en lijkt niet toevallig tot stand te zijn gekomen --> moet ook een ontwerper van ontwerpers zijn, enz. Optimaliteitsveronderstelling: in de wereld v designers gaat men ervan uit dat elk onderdeel een bep functie heeft --> adaptationisme Adaptationisten: zien overal adaptaties, NS is belangrijkste en mssn zelfs enige mechanisme achter evolutie en moet niet onderdoen vr geniale ingenieur, bedenkt altijd optimale oplossing vr bep probleem NS als bricoleur: geen blik op eindproduct, mr historisch proces (met materialen die er al zijn en vroegere structuren recycleren) + blind proces (trial & error) --> domheid v NS Functie: alternatief woord vr doelgerichtheid: verz effecten v een eigenschap die de aanwezigheid v die eig verklaren, ze biedt een mechanische verklaring vr de doelgerichtheid 5. Contingentie en vooruitgang Kosmologische krenking: (Freud) leefwereld vd mens niet in centrum heelal Psychologische krenking: (Freud) groot deel v psychische activiteit onttrekt zich aan bewustzijn, mens niet transparant vr zichzelf Biologische krenking: (Freud) mens is als alle andere organismen het product v een blind en historisch proces v NS Argument tegen noodzakelijkheid: geen vd soorten op aarde is het noodzakelijke product v NS, het had ook allemaal anders kunnen gaan Argument tegen vooruitgang: NS is geen progressief proces, verandering impliceert geen verbetering Contingentie: toeval, bestaan te wijten aan toevallige factoren, kleine wijzigingen die uitvergroot w en leiden tot grootste ontw vb nieuwe soort, had ook helemaal anders kunnen lopen Convergente evolutie: (ondermijnt claim v contingentie) evolutionair proces waarbij neit nauw verwante soorten onafhankelijk v elk toch zeer gelijkaardige eig ontw als antwoord op een gelijkaardige uitdaging in hun natuurlijke omgeving (nt terug te leiden tot eig v een gedeelde voorouder) 2 vormen v vooruitgang: (Darwin) toename v aangepastheid (beter aangepast aan omg) + toename v complexiteit (meer functionele onderdelen) 7. EVOLUTIEPSYCHOLOGIE 1. Inleiding: Darwin doordenken Wallace: zelfde idee als Darwin rond zelfde periode, soort ultraselectionist Ultraselectionisme: NS is verklaring vr alles, behalve menselijke geest (te complex, NS is blind en dom) Katholieke weerstand tegen darwinisme: ng net verzoenen met gedachte dat lich nt ontworpen is dr een schepper, mr zeggen dat ook geest een product is v natuurlijke selectie is een brug te ver Empirisch adaptationisme: wereld vol ontwerp, adaptaties (claim over hoe de wereld is) Verklarend adaptationisme: er zijn ook dingen zonder design, mr niet interessant, moet nt verklaard w, "design is hetgeen dat verklaard moet worden" Methodologisch adaptationisme: bij verklaring eerst kijken of het adaptatie is 2. Dr. Pangloss in Santa Barbara Gould en Lewontin: ergerden zich aan adaptationistische klemtoon op optimaliteit (ontwaart overal adaptaties) dat ze een spotnaam bedachten vr adaptationisme: panglossianisme Panglossianisme: verwijst nr dr Pangloss uit Candice ou l'optimisme, die bekend stond om zijn vrolijke credo (wij leven in de beste der mogelijke werelden), maakte v elke ziekte een zegen Tooby en Cosmides: protagonisten v evolutiepsy Pinker: vertaalde evolutiepsychologische denken naar grote publiek, oa in How The Mind Works Evolutiepsychologie: geest is een complexe en functionele structuur dat enkel product kan zijn v NS (adaptationistisch) Modules: versch onderdelen vd geest volgens evolutiepsychologen --> functioneel, domein-specifiek, aangeboren, automatisch, intransparant en ingekapseld Aangeboren: niet inhoud v kennis, mr mechanismen om tot kennis te komen zijn aangeboren Gekanaliseerde eigenschap: eig ontw zich ongeacht omgeving waarin organisme zich bevindt en ongeacht versch in vertrekpunt v ontw --> eig op dezelfde manier ontw in versch omstandigheden Automatisch: activeren zichzelf als geconfronteerd met info uit hun betreffende domein Intransparant: niet toegankelijk vr bewustzijn vd drager Ingekapseld: houden geen rekening met info die opgeslagen of verwerkt w in andere delen v onze geest 3. De evolutiepsychologie en haar grenzen Geest uit de steentijd: ijkpunt vr evolutiepsychologen: cognitieve en emotionele reacties v onze voorouders op problemen v hun tijd, vormen ng steeds het raamwerk vd huidige menselijke geest (EEA= Environment of Evolutionary Adaptedness) Poverty of stimulus: argument v evolutiepsychologen om menselijke geest te rechtvaardigen, vb jonge kinderen snel greep op complexe problemen Taalverwervingsmodule: aangeboren, stelt ons in staat om eender welke taal aan te leren Frame problem: tweede argument v evolutiepsychologen, beslissingen op leven en dood vb verstijf-, vlucht- of vechtmodule (voorouders met algemene set v procedures snel weggeconcurreerd dr modulaire voorouders, die relevante info veel sneller en efficiënter verwerken) 4. De ontspoorde geest Evolutiepsychiatrie: spitst zich toe op verklaringen v geestesziekten, verlengstuk v evolutiepsychologie: geest is modulair en Pleistoceen is referentiepunt om structuur v onze geest te begrijpen Genome lag model (mismatch-model): (Mcguire en Troisi) een vd meest evolutiepsychiatrische modellen: geestesziekten komen voort uit dramatische mismatch tss huidige en voorvaderlijke omgeving, figuurlijke jetlag aan evolutionaire vliegreis Adaptationistisch model: tweede verklaringsmodel: belangrijke functie v geestesziekten vb postnatale depressie om vaderlijke investeringen af te dwingen (dr evolutie vormgegeven signaal, geen bewuste vorm v manipulatie) Adaptive behavior gone wild: (Stevens en Price) uitvergrotingen v normaal (nuttig) G worden psychiatrische aandoeningen, vb daadkracht ontspoort in roekeloosheid Disfunctie-model: (Miller) verklaringsmodellen doen denken aan panglossianisme, geestesziekten zijn geen verkapte adaptaties, mr schadelijke disfuncties, brein heel kwetsbaar vr mutaties 8. SIGMUND FREUD 1. Inleiding: Freud en de filosofie Positief antw op Freud in filosofie: zijn gedachtegoed heeft belangr impact op bep filosofische thema's (soort wijsgerige antropoloog) Negatief antw op Freud in filosofie: zo weinig wetensch waarde dat het nog bijna alleen in filosofie bestudeerd kan w 2. Een korte biografie Zenuwarts: tss neuroloog en psychiater, beroepsterm bestaat nu nt meer Mytomaan: schepte er plezier in eigen leven te mythologiseren Vrije associatie: want nt alle patiënten vatbaar vr hypnose, patiënt zegt alles wat tijdens therapie in hem/ haar opkomt, zou bevrijdend werken --> symptomen verdwijnen Metapsychologie: geheel v Freuds theoretische studies vd geest, zou werking mr ook falen vd menselijke geest verklaren + hoe falen hersteld moet worden (theorie en therapie gaan hand in hand) 3. Zelfbedrog en het onbewuste Descartes: groot vertrouwen in helderheid vd eigen geest en kracht v introspectie Zelfbedrog: mens nt helemaal transparant vr zichzelf, bewuste zelf is oppervlaktefenomeen dat aangestuurd w door massieve onpersoonlijke macht: onbewuste 1e Paradox v zelfbedrog: zelfbedrog houdt in dat we iets weten en tegelijkertijd niet weten, in strijd met niet-contradictie principe Niet-contradictie principe: principe uit logica dat stelt dat iets niet tegelijkertijd waar en onwaar kan zijn --> je weet iets, ofwel niet 2e paradox v zelfbedrog: onze intenties kennen en tegelijkertijd niet kennen Oplossing v Freud: kennen en weten twee verzch betekenissen geven (bewust en onbewust, onafh v elk), best mog om iets te kennen/ weten en tegelijkertijd niet te kennen/ weten vb hypnose Hypnose: alle psychische activiteiten toegankelijk vr denken dr verregaande mate v ontspanning: vlakt remmingen af en bevordert impulsiviteit en vatbaarheid vr suggestie Onderdrukken: bepaalde ideeën of gevoelens nt uiten, bep uitspraken nt luidop doen, bep handelingen niet stellen, voor jezelf houden Verdringen: zelfcensuur verloopt niet altijd op bewust niveau: sommige gedachten en gevoelens willen we zelfs voor onszelf verbergen, omdat we ze niet ervaren als onze gedachten 3 componenten in ons denken: bewuste syst, censuur (bewaakt grenzen v bewuste syst, verdringt bep gevoelens en gedachten) en onbewuste syst Sartre: zelfcensuur doet ook aan zelfbedrog, want kent de gedachten + verdringing is theoretisch verzinsel om onszelf ontoerekeningsvatbaar te verklaren Kwade trouw: (Sartre) neiging vd mens om zijn vrijheid en verantwoordelijkheid te ontlopen 4. Seks, niets dan seks Onlust: te maken met conflict tss fundamentele drijfkrachten en driften vd mens: seksualiteit en zelfbehoud Drift: ziet Freud als een grensbegrip: begrip op de grens tss lich een geest Voorstelling: geestelijke component vd drift: gedachten, herinneringen en gevoelens Affect: lich component: hoeveelheid energie waarmee bepaalde voorstelling beladen is Seksualiteit: niet verengen tot genitaal contact, enorme variatie in voorwerp, bron en doel, ontstaat in kindertijd Polymorf perverse kinderen: alle kinderen ontplooien heel wat seksuele activiteiten, mr zijn nog niet genitaal georganiseerd Perversie: seksuele leven van een pers wijkt af vd norm, pers beleeft enkel ng lust aan (afwijkend) seksueel object of bron --> tegenwoordige term = parafilie Psychische dammen: aan eind vd kindertijd, leggen bep seksuele activiteiten aan banden dr ze te associëren met walg en weerzin Restverlangen: blijft altijd bestaan, bep seksuele driften nooit volledig bevredigd, bron van onlust dat verdrongen moet w --> dr oerverdringing Oerverdringing: cruciale gebeurtenissen in evolutie v menselijke soort vb van viervoetig nr tweebenig bestaan: verdringing v ruikdrift Psychisme: besteed enorm veel tijden energie aan bestrijden v driften die nt compatibel zijn met ons zelfbeeld en betaalt daarvoor grote prijs --> neurose of perversie Neurose: (dr verdringing) verzamelnaam vr allerlei milde psychische stoornissen die zich kenmerken dr typische neg emoties zoals schuld, angst, verdriet en walging 5. De mens: een ziek dier Differentiële definitie v mens-zijn: er vanuit gaan dat mens op aant cruciale punten verschilt v andere dieren Sublimatie: seksualiteit aanwenden vr grootse en waardevolle projecten (mr verdringing is meer voorkomend) 9. INTELLIGENT DESIGN 1. Inleiding Controverse tss darwinisme en ID: roept veel emoties op want ten grondslag aan relatie tss wetensch en geloof, meer nog: over evolutiebiologie en geloof 2. ID en darwinisme Creationisme: versch vormen, meest idiote is 'young earth creationism': hemel en aarde door God geschapen in niet zonver verleden (5000 jaar geleden), staat haaks op wetenschappelijke dateringen (aarde 4,54 miljard jaar oud) --> velen zien ID als nieuwe vorm v creationisme, mr beetje gemakzuchtig Intelligent Design: vindt dat darwinisme veel biologische fenomenen perfect verklaart, maar er zijn bep vormen v ontwerp die zo ingenieus en complex zijn dat blinde natuurprocessen (mutatie en selectie) ze niet kunnen voortbrengen --> eisen intelligente ontwerper Onreduceerbare complexiteit: dingen die te complex zijn om gereduceerd te worden tot samenspel en mutaties kan Darwin nt verklaren vb zweepstaartje bacterie: onderdelen apart leveren kosten op, mr als alle delen gecombineerd dan heeft het organisme er baat bij --> moet intelligente kracht zijn die wel vooruit kan zien en voordelen op lange termijn in rekening brengt Onopgeloste vs oplosbare problemen: darwinisten ervan overtuigd dat nuttigheid v afzonderlijke delen ng bewezen zal w 3. Religie en darwinisme: een korte geschiedenis Deïst: geloven in goddelijke schepper die wereld in beweging heeft gebracht, mr die verder niet wil of kan ingrijpen op wereldse gebeurtenissen (redelijkheid v God, veel darwinisten zijn deïsten) Agnost: geen uitspraken doen over fenomenen die eigen ervaringen te boven gaan Huxley en Spencer: beschouwden darwinisme als soort seculiere religie: maatsch en individuele idealen en normen afleiden, meer geïnteresseerd in ideologisch gebruik v darwinisme, meenden dat wetensch ervoor moest zorgen dat men Rijk Gods op aarde kon verwezenlijken --> confrontatie christendom en religie Fisher en Dobzhansky: neo-darwinist, geloofde dat God wereld had geschapen zodat alle organismen nr een adaptief optimum evolueren: de mens --> evolutie is een doelgericht proces (maar creationismeals blasfemie: tegen letterlijke interpretatie v Bijbel) Neo-darwinisme: moderne synthese: synthese tss darwinisme en Mendeliaanse genetica. Darwin wist dat er zoiets was als erfelijkheid, mr niet hoe die verloopt. Basiswetten vd erfelijkheid geformuleerd dr Georg Mendel. 4. Is het darwinisme intrinsiek atheïstisch? Methodologisch naturalisme: onderzoeksmethoden voldoen aan wetensch criteria Theïsme: containerbegrip, verwijst nr alle religieuze overtuigingen waarin beweerd wordt dat God bestaat en waarin God allerlei kenmerken w toegeschreven vb young earth, pantheïsme, gematigde posities,... Pantheïsme: (Spinoza) God bevindt zich in alles, vzlt volledig samen met evolutie vh leven op aarde Gematigde theïstische posities: God bestaat, God is liefhebbende scheppende persoon, bestaan v God maakt enig versch vr werkelijkheid waarin we leven en menselijke soort Theodicee: (Leibniz) een vd meest beroemde pogingen om lijden in de wereld te verzoenen met. Gods goedheid: God heeft ons geschapen als vrije individuen, en voordelen v onze vrijheid zouden zodanig groot zijn, dat ze een tegengewicht bieden vr de nadelen die ermee gepaard gaan (zoals het lijden) 5. Conclusie: alternatieven Barth: religieuze realiteit verschilt volledig v wereld waarin wij leven --> kunnen met onze menselijk denken onmog vatten wie of wat God is Wittgenstein: niet de overtuigingen die kern uitmaken v geloof, mr de praktijken Redelijkheid: alles wat in overeenstemming is met wetensch 10. SEKSUELE VOORKEUR 1. Inleiding: Freuds voorkeuren Binariteit: tegenwoordig denkt men liever in termen v 'of...of' vb homoseksualiteit: ofwel aangeboren, ofwel keuze, ofwel homo ofwel hetero 2. Twee paradigma's Seksuele voorkeuren volgens essentialisten: natuurlijke soorten: classificatie die op een of andere manier geschreven staat in de constitutie vd mensen Seksuele voorkeuren volgens sociaal-constructivisten: sociale constructies: uitvindingen die vormgegeven w dr allerlei sociale, culturele en economische factoren LGS: Lesbian & Gay Studies: onze seksuele oriëntatie staat nt in genen, mr gevormd dr sociale culturele en economische factoren 3. Soorten van soorten Natuurlijke soort: natuurlijke groep v entiteiten of organismen met vaste, interne en natuurlijke kenmerken vb chemische elementen, biologische soorten zoals tijgers (delen bep hoeveelheid erfelijk materiaal) Natuurlijke menselijke soort: natuurlijke groep v individuen met vaste, interne en natuurlijke kenmerken vb bloedgroep, chromosomen Sociale menselijke soorten: groepen met variabele eigenschappen in plaats v vaste, interne en natuurlijke kenmerken vb gescheiden vaders, leden politieke partij Interactieve soorten: deelverzameling v sociale menselijke soorten, interactie tss theorieën en mensen: mensen veranderen wanr theorieën over hen veranderen, en andersom vb schizofrenie (Hacking: looping effect) Arbitraire soort: arbitraire groep v entiteiten, organismen of individuen zonder gedeelde kenmerken vb sterrenbeelden Typologisch denken: (Plato) soorten zijn verzamelingen die niet veranderen/ evolueren vb scheppingsverhaal Praktische soort: nuttige groep v entiteiten of organismen met variabele, relationele en natuurlijke kenmerken vb diersoorten Populatiedenken: (Darwin) over soorten denken als populaties (mr geen perfecte homogene groep, want soorten evolueren dr verschillen op genetisch niveau --> NS) 4. Zijn seksuele voorkeuren natuurlijke (menselijke) soorten? Le Vay: (essentialist) seksuele voorkeuren zijn natuurlijke soorten Geboorte-volgorde theorie: kans die jongen heeft om homo te w neemt toe met aant oudere broers (nauwelijks een tiende vd mannelijke homoseksuelen) Kinsey: biseksualiteit is minstens even gangbaar als homoseksualiteit 5. Zijn seksuele voorkeuren sociale constructen? Halperin: voorvechter v sociaal-constructivisme, huidige Westerse vorm v homoseksualiteit en dichotomie met heteroseksualiteit is uitvinding vd moderne tijd Pederastische vorm: vorm v seksualiteit in Oude Griekenland, getrouwde mannen ook relaties met jonge mannen 11. LUDWIG WITTGENSTEIN 1. Inleiding Foucault: stelt aan eind v zijn leven een vd vele aspecten v zijn eigen theorie over de geschiedenis v homoseksualiteit zelf in vraag Tractus logico-philosophicus: boek over taal: betekenis ontstaat wanr een uitspraak verwijst nr een stand v zaken in de werkelijkheid, disciplinering vd taal Philosophische Untersuchen: boek over taal: betekenis v een uitspraak vr groot deel bep dr manier waarop en context waarin die gebruikt w (inbedding in taalspel), taal heeft versch functies en moet niet beperkt w tot droge beschrijving vd werkelijkheid, taalspelen 2. Een man van extremen 3. Geen gezwets! Over Wittgenstein 1 Logisch atomisme: (Russel) theorie over verband tss taal en werkelijkheid: fundamentele bouwstenen v onze taal zijn een spiegel van wat er zich afspeelt in de werkelijkheid, en de logica stelt ons in staat om die bouwstenen te identificeren --> omgangstaal omzetten in logische uitspraken --> atomaire uitspraken die overeenkomen met werkelijkheid Standen v zaken: samenhangen v dingen (atomaire uitspraken komen hiermee overeen, terwijl dingen zelf overeenkomen met namen) Afbeelden: taal en werkelijkheid gaan niet om een reële gelijkenis, maar om een structurele gelijkenis: tss de structuur v uitspraken en de structuur vd dingen in de werkelijkheid --> zelfde opbouw: evenveel elementen, die in zelfde verhouding staan Onzin (filosofische problemen): wanr we de grenzen vd taal niet eerbiedigen en uitspraken nt nr stand v zaken verwijzen --> enkel empirische uitspraken zijn zinvol Zin (betekenis en waarheid): volstaat om blik te werpen op werkelijkheid, die zonder twijfel bestaat Het onuitsprekelijke: filosofie, religie en kunst brengen ons ermee in contact --> waardevol 4. Spelen! Meet Wittgenstein 2 Taalspelen: het gebruik v taal hangt samen met de context en er zijn in principe evenveel taalspelen als er contexten zijn, elk taalspel kent zijn eigen spelregels Filosofische problemen: wanr we versch taalspelen met elk verwarren + nt duidelijk inzien hoe de versch taalspelen functioneren vb geen essentie v 'goedheid' want steeds in andere context gebruikt Familiegelijkenissen: taalspelen hebben geen unieke gemene deler, mr wel gelijkenissen en verwantschappen Zin: betekenis v een uitspraak niet zozeer te maken met haar verhouding tot de werkelijkheid, maar met de manier waarop ze gebruikt w in een bep taalspel + alleen betekenis binnen de grenzen v een bep taalspel (niet zoiets als taalspelonafh betekenis) --> er bestaat niet eoiets als de werkelijkheid (elk taalspel schept zijn eigen werkelijkhd) 5. Ziekten en familiegelijkenissen Schadelijke disfunctie: (Wakefield) x is een ziekte wanr ze aan twee voorwaarden voldoet, die elk noodzakelijk en samen voldoende voorwaarden zijn: schadelijk vr de drager of als schadelijk beschouwd dr omgeving (lijden) + gebaseerd op een biologische disfunctie Sikkelcel anemie: gebaseerd op biologische disfunctie: specifieke mutatie zorgt ervoor dat doorstroom v bloed nr organen belemmerd w 12. PSYCHOPATHOLOGIE 1. Inleiding Reductionistische attitude: problemen vd patiënt herleid tot kortsluiting in hersenen, die verholpen kan w dr psychofarmaca of invasieve behandelingstechnieken Niet-reductionistische attitude: mentale toestanden staan centraal: verlangens, verwachtingen, herinneringen,... --> psychotherapeutische technieken om mentale toestanden te herstructureren, bewust te maken, enz. 2. Enkele voorbeelden Drapetomanie: negentiende eeuwse ziektecategorie om te begrijpen wrm sommige slaven de ziekelijke neiging hadden hun meester te ontvluchten 3. Een metafysische vraag Graham en Stephens: psychopathologie verwijst enerzijds nr stoornissen die de psychiatrie bestudeert en anderzijds naar de psychiatrie zelf Philosophy of mind: angelsaksische of analytische filosofie vd gees Wetenschapsfilosofie en psychiatrie: klemtoon vooral op wetensch waarde vd psychiatrie Ethische problemen in de psychiatrie: vragen over toerekeningsvatbaarheid, impliciete waarden bij opstellen v ziektedefinities, relatie met geneesmiddelenindustrie Epistemologische vraag: hoe weten we dat een bep mentale toestand een ziekte of een geestesziekte is? Waaraan herkennen we een geestesziekte? --> lijst met diagnostische criteria Metafysische vraag: wat maakt een bep toestand tot een geestesziekte? Wat is de natuur v psychopathologie? Wat maakt een stoornis tot een stoornis? --> lijst met voldoende en noodzakelijke voorwaarden (ipv diagnostische criteria) 4. Wat is een stoornis? Harmful dysfunction analysis: (Wakefield) sprake van harm + van disfunctie van een (psychologisch) mechanisme dat zelf een product is van NS (essentialistisch) The loss of sadness: daarin argumenteren Horwitz en Wakefield dat de vermeende epidemie v depressieve stoornissen een artefact is vd hedendaagse psychiatrische diagnostiek, depressie is een stoornis mr wordt overgediagnosticeerd Evolutionaire verklaringen vr low mood: onderwerping signaleren in hiërarchische relatie, of investeringen en doelstellingen opnieuw evalueren, of noodkreet Depressie: wanr neerslachtigheid haar nut verliest: blijven hangen wanr oorzaak verdwenen of niet in verhouding met oorzaak --> disfunctioneel (wanr deze schadelijk is vr het individu, spreken we van depressie) Broken brain analysis: (Andreasen) 1 voorwaarde vr (psychische) stoornis: moet hersenstoornis zijn (essentialistisch) Eliminativistisch fysicallisme: psychologie vormt een belemmering vr het echte werk, nl de neurowetenschappen (vb 'verdringing' is eig neurofysiologisch proces, dus term is betekenisloos) Reductionistisch fysicallisme: we vallen samen met onze hersenen, we zijn ons brein, maar psychologie kan tijdelijk ng rol v betekenis spelen (vb verdringing niet opeens waardeloos, ook al is het een neurofys proces) Prototype resemblance analysis: (Graham) twee voorgaande antwoorden zijn te essentialistisch --> meer conceptuele analyse die schatplichtig is aan Wittgenstein en diens prototypische analyse v taalspelen (niet-essentialistisch)