CONCEPTNOTA KADER VOOR HET SOCIAAL CULTUREEL WERK IN SCHIEDAM Inhoud: Pagina: 1. Inleiding………………………………………………………………… 2 2. Samenvatting en leeswijzer…………………………………………….. 3 3. Algemene inkadering…………………………………………………... 4 3.1 Breed welzijnsbeleid 3.2 Nadere definiëring Sociaal-cultureel werk vanuit historisch perspectief 3.3 Reikwijdte van deze nota en relatie met overige gemeentelijke beleidsnota’s 3.4 Rolverdeling gemeente-instelling(en) 4. Doelstellingen en uitgangspunten……………………………………… 9 4.1 Tegengaan van maatschappelijk isolement 4.2 Bevordering van gelijke kansen 4.3 Stimulering leefbaarheid en veiligheid 4.4 Ontmoeting en recreatie 5. De situatie in Schiedam………………………………………………… 11 5.1 Recente geschiedenis 5.2 Stedelijke instellingen voor sociaal-cultureel werk 5.3 Voorzieningen, accommodaties en ambulant werk 5.4 Analyse en knelpunten 6. Aanpak en instrumentarium…………………………………………… 13 6.1 Algemeen 6.2 Wat is nodig in Schiedam 6.2.1 Voorzieningen 6.2.2 Professionaliteit en vrijwilligerswerk 6.2.3 Accommodatiegebonden en ambulant werk 6.2.4 Cohesie, communicatie, samenwerking 7. Producten……………………………………………………………… 18 8. Beslispunten…………………………………………………………... 22 Bijlagen: 1. Overzicht van instellingen, in schema en op kaart……………………. 2. Inspraakreacties en –verwerking……………………………………… 24 27 1 1. Hoofdstuk 1: Inleiding. In de loop van het jaar 2000 is de schaalvergroting van het sociaal-cultureel werk in Schiedam afgerond met het opgaan van de stichtingen De Erker en De Blauwe Brug in de Stichting Welzijn Schiedam. Gepaard aan deze schaalvergroting is binnen de SWS ook een traject gestart, dat erop is gericht om de organisatie, zoals die na de diverse fusies is ontstaan, te veranderen en verbeteren en toe te rusten naar de eisen, die daaraan nu worden gesteld. Ook binnen het ouderenwerk vinden sociaal-culturele activiteiten plaats. Derhalve wordt ook daarvoor in deze nota ruimte gereserveerd, vanzelfsprekend met inachtneming van het feit, dat hier de doelgroep primair ouderen zijn, waarbinnen de allochtone ouderen weer extra aandacht behoeven. Natuurlijk vindt ook buiten de gesubsidieerde sfeer veel sociaal-cultureel werk plaats, dat belangrijk bijdraagt aan het sociaal-cultureel peil van Schiedam. Bij het bepalen van de vraag vanuit de overheid aan de gesubsidieerde instellingen zal daar terdege rekening mee gehouden worden. Het gemeentebrede subsidiebeleid wordt vanaf het jaar 2000 gevoerd op basis van de Algemene Subsidieverordening 2000. Hierin is het systeem van produktfinanciering met vaste budgetten neergelegd, dat geleidelijk aan zal worden ingevoerd en zowel bij de subsidieverlener als bij de subsidieontvanger aanpassing van attitude en organisatie vergt. Sociaal-cultureel werk is een onderdeel van het brede welzijnsterrein, waartoe onder meer beleidsvelden als maatschappelijke dienstverlening, volksgezondheid, kinderopvang, maar ook volwasseneducatie en sport gerekend kunnen, c.q. moeten worden. Voor al deze onderdelen zijn of komen er gemeentelijke beleidsnota’s en/of beleidsregels. Er is bovendien veelal sprake van een grote samenhang of zelfs overlapping van de verschillende disciplines. Een en ander zal duidelijk maken, dat het van groot belang is met duidelijke definities en duidelijke omschrijvingen de grenzen en de samenhang aan te geven. Wij verwachten dat met deze nota sociaal-cultureel werk te doen en daarmee tevens aan te geven wat onze visie op het beleidsveld is, welke doelen wij wensen te bereiken en langs welke wegen wij dat denken te doen. Wij zien deze beleidsbepaling als een eerste vereiste voor een welzijnsbeleid, dat de Schiedamse gemeenschap ten dienste staat, temeer omdat het daar tot nu toe aan ontbroken heeft. Een heldere gemeentelijke vraag is ook van groot belang voor de aanbieder(s) om daarop adequaat de offerte te kunnen afstemmen. En daarmee is weer onlosmakelijk het welslagen van het systeem van budgetsubsidiëring verbonden. Deze nota is mede dankzij de bijdragen van vele betrokkenen tot stand gekomen. Daarvoor willen wij onze dank uitspreken. Een nota alleen is evenwel niet het hele verhaal: het beleid moet ook worden uitgevoerd. Wij hopen, dat ook de concretisering van de nu neergelegde voornemens in goed overleg en in prettige zakelijke verhoudingen met alle belanghebbenden – instellingen, vrijwilligers, doelgroepen en gebruikers – gestalte zal krijgen. 2 Daarbij zijn wij ons er terdege van bewust, dat het hoge ambitieniveau van de nota en de précaire financiële positie van de gemeente een tegenstrijdig beeld geven. Het is evenwel de bedoeling een streefmodel te hanteren, dat afhankelijk van de financiële mogelijkheden, fasegewijs, stap voor stap gerealiseerd zal worden. Binnen de gestelde kaders moet het dan ook mogelijk zijn daarbij prioriteiten te stellen. Hoofdstuk 2: Samenvatting en leeswijzer. De gemeente Schiedam geeft in haar nota’s voor de verschillende werkvelden de contouren van het beleid aan: begrippen, doelen, middelen. Beleid is niet een statisch iets, dat eenmaal vastgesteld niet meer aan wijzigingen onderhevig is; beleid dient flexibel mee te gaan met de maatschappelijke ontwikkelingen en de vraag, die daaruit voortvloeit. Dat geldt ook voor het terrein van deze nota: het sociaal cultureel werk. Toch is het van belang daarin ook vaste punten in te verankeren: er is een basis nodig, waarop of vanwaaruit verder gebouwd kan worden. Die basis wordt gezocht in herkenbare, goed functionerende, open wijk- en buurthuizen. Open naar binnen door een uitnodigende gezellige sfeer van, voor en met alle inwoners van deze gemeente, ongeacht leeftijd, positie of afkomst, levendige centra van de wijk, met ruime openingstijden, goed geoutilleerd en bemensd, met beroepskrachten en vrijwilligers en een vraaggericht aanbod. Maar ook open naar buiten, actief de wijk intrekkend, bewoners stimulerend en ondersteunend bij eigen initiatieven en vooral ook samenwerkend met alle andere disciplines, zoals de sportsector, het onderwijs, de politie, de gezondheidszorg, de jeugdhulpverlening enz., enz., en in deze samenwerking ook regisserend. Schiedam volgt in het kader van het Grote Steden Beleid een methode van integrale wijkaanpak. Binnen de kaders, die in deze nota worden bepaald, vindt in die wijkplannen vertaling plaats naar het wijkniveau; het beleid wordt daar dus ‘op maat gesneden’. Bewoners en instellingen krijgen daarbij alle gelegenheid om hun –vaak beslissende- invloed uit te oefenen bij de keuzes, die gemaakt worden. Overigens wordt die vertaling naar wijkniveau niet afhankelijk gesteld van de ontwikkeling van een wijkplan. Naast specifieke wijkaangelegenheden zijn er ook kwesties, die op stedelijk niveau spelen of op meer dan een wijk betrekking hebben. Een voorbeeld daarvan in het kader van deze nota is het Ambulante Jongerenwerk, dat een inzet over de hele stad kent, uiteraard met decentrale acties en activiteiten. In de wijkplannen neemt het thema jeugd een belangrijke plaats in. Daarbij wordt ingezet op voldoende voorzieningen in de binnen- en buitenruimten/-accommodaties, zoals boven in het algemeen ook al aangegeven, waarbij in de buitenruimten onderscheid gemaakt wordt naar doelgroepen: 0-4, 4-12, 12-16 en 16-23. Voorts wordt geïnvesteerd op sociaal beheer van voorzieningen, medeverantwoordelijkheid van ouders en omwonenden daarbij, evenals nadruk op sociale controle, opvoeding, mentaliteit, communicatie en begrip tussen betrokken partijen. Bij het integrale jeugdbeleid is gekozen voor de doorgaande ontwikkelingslijn van 0-23 jaar; een keuze, die afstemming, bundeling en samenhang van de verschillende expertises (kinderwerk, peuterwerk, tienerwerk, jongerenwerk, opbouwwerk, onderwijs, (wijk-) politie, sport, kinderopvang, (gezondheids-)zorg, hulpverlening) vereist 3 Leeswijzer: In het vervolg van deze nota wordt een en ander nader uitgewerkt. Voor een deel betreft dit achtergrondinformatie, die, hoewel relevant, niet noodzakelijk gelezen behoeft te worden. Als leidraad worden hier de belangrijke onderdelen aangeduid: Hoofdstuk 3: paragraaf 3.2 (definitie, doelgroep, functie) Hoofdstuk 4: doelstellingen en uitgangspunten Hoofdstuk 5: paragraaf 5.4 (knelpunten) Hoofdstuk 6: aanpak en instrumentarium Hoofdstuk 8: de beslispunten Hoofdstuk 3: Algemene inkadering. 3.1 Breed welzijnsbeleid Het welzijn en welbevinden van de burgers wordt door verschillende factoren bepaald en is niet primair afhankelijk van het bestaan van allerlei welzijns- en zorgvoorzieningen. Van belang zijn erfelijke en biologische eigenschappen, maar veel meer nog de leefstijl en de fysieke en maatschappelijke omgeving van mensen. Welzijn en gezondheid zijn niet gelijkelijk verdeeld; onderzoeken hebben aangetoond, dat verschillen in leefsituatie en omgevingsfactoren hierbij een grote rol spelen. Tekorten en problemen komen zowel op het individuele als op het collectieve vlak voor en worden zowel curatief als ook en steeds vaker preventief aangepakt. Het brede welzijnsbeleid kan in die zin beschouwd worden als een ‘facet’ van andere aandachtsvelden, zoals milieubeleid, veiligheidsbeleid, werkgelegenheidsbeleid, ruimtelijke ordeningsbeleid, economisch beleid, etc. Historisch perspectief In de Rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activiteiten van 1979 werd slechts gesproken over de met die activiteiten beoogde doelstellingen. De gemeenten werden verantwoordelijk. Later is de regeling verbreed tot het sociaal-cultureel werk, waaronder vielen de al genoemde activiteiten, zijnde een gemeentelijke taak, en de steunfunctie, een provinciale taak. Daarna is er enige tijd sprake geweest van een Kaderwet Specifiek Welzijn voor een breed beleidsterrein. Deze is evenwel nooit ingevoerd. In plaats daarvan is in 1987 de Welzijnswet in werking getreden, onder gelijktijdige intrekking van de Rijksbijdrageregeling. De Welzijnswet is gericht op het maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn van mensen. Sinds 1989 ontvangen de gemeenten de op de Welzijnswet gebaseerde uitkering in het Gemeentefonds , waarmee de bestedingen niet langer geoormerkt zijn. De Rijksbijdrageregeling vermeldde de doelstellingen vorming en educatie, bewustwording en ontmoeting en recreatie van personen en groepen. Daarmee werden de volgende werkvormen tot het sociaalcultureel werk gerekend: vormings- en ontwikkelingswerk, opbouwwerk, kunstzinnige vorming, amateuristische kunstbeoefening 4 en volkscultuur, club- en buurthuiswerk, jeugd- en jongerenwerk, sportieve recreatie, peuterwerk. De Welzijnswet interpreteert het sociaal-cultureel werk iets enger, maar somt vervolgens in een bijlage gemeentelijke voorzieningen op, op basis waarvan tot het sociaal-cultureel werk in brede zin behoren: alle werkvormen genoemd in de rijksbijdrageregeling, het werk voor verschillende doelgroepen, zoals sociaal-culturele activiteiten voor nietactieven, welzijnswerk minderheden, vluchtelingenwerk, emancipatieactiviteiten, gecoördineerd bejaardenwerk, diverse vormen van kinderopvang, voorts vrijwilligerscentrales, openbaar bibliotheekwerk, speeltuinwerk en het welzijnsdeel van het onderwijsvoorrangsbeleid. De Welzijnswet is geheel herzien in 1994, met als belangrijkste overweging de sociale en bestuurlijke vernieuwing op het terrein van het overheidsbeleid: niet langer een per overheidsniveau gescheiden verantwoordelijkheid voor een bepaalde voorziening, maar een integrale, gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de verschillende overheidsniveaus als van het particulier initiatief en de burgers. Kern is samenwerking ter voorkoming en opheffing van problemen, met inzet van iedere actor vanuit de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Niettemin is er wel een verdeling van verantwoordelijkheden over de bestuursniveaus, echter niet naar voorzieningensoort, maar naar aard van werkzaamheden: uitvoerend werk, steunfunctiewerk en de landelijke functie. De uitgangspunten van deze bestuursfilosofie zijn: - de burgers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de invulling van hun leven - noodzakelijke dienstverlening is primair de verantwoordelijkheid van het particulier initiatief - voor zover overheidsinterventie niet achterwege kan blijven, wordt in eerste aanleg uitgegaan van het overheidsniveau, dat het dichtst bij de burger staat - de overheden, organisaties en burgers zijn gezamenlijk verantwoordelijk om in samenwerking de doeleinden van het welzijnsbeleid te realiseren Dit beleid heeft volgens deze herziene Welzijnswet van 1994 als hoofddoel enerzijds te voorkomen, dat mensen in een achterstandspositie terecht komen en anderzijds personen, die al in een achterstandspositie verkeren, te helpen daar weer uit te komen. Het accent is verschoven van curatief naar preventief. Bevordering van ontplooiingsmogelijkheden, stimulering van zelfredzaamheid van mensen en hun deelname aan de maatschappij voorkomen, dat mensen in een achterstandssituatie geraken. Wanneer zij daarin verkeren, is preventie uiteraard niet meer voldoende en is het welzijnsbeleid erop gericht betrokkenen te helpen bij het zich losmaken uit die positie en zonodig tijdelijke opvang te bieden. In den brede gezien is het welzijnsbeleid bedoeld om de noodzakelijke cohesie ten behoeve van een goed functionerende samenleving te vergroten. 5 De herziening is ook ingegeven door de wens een kwaliteitssysteem voor de welzijnsvoorzieningen te realiseren, uitgaande van zelfregulering en niet primair door een overheid. Bepaald is, dat de subsidiërende overheid kwaliteitsvoorschriften kan stellen, tenzij de subsidie-ontvanger deelneemt aan een door middel van zelfregulering tot stand gekomen kwaliteitssysteem. Dit geldt overigens niet voor de Kinderopvang, waarop aparte kwaliteitsregels van toepassing zijn. Tenslotte de reikwijdte van de herziene wet: toegevoegd zijn sociale pensions en aspecten van ouderen- en gehandicaptenwelzijnsbeleid; het bibliotheekwerk is eruit gehaald en overgeheveld naar de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Als algemene geldende doelstelling voor het – brede- welzijnsbeleid geldt het scheppen van voorwaarden om de inwoners van Schiedam als verantwoordelijke burgers een zo hoog mogelijk niveau van individueel en maatschappelijk functioneren te kunnen laten bereiken. Dat zou idealiter moeten leiden tot een samenleving met voldoende sociale en economische zelfredzaamheid, met een stevig maatschappelijk middenveld, met gelijke kansen voor een ieder, met verdraagzaamheid, betrokkenheid en solidariteit, met een als prettig en veilig ervaren woonomgeving, met een goed voorzieningenniveau, ook op het gebied van zorg en welzijn, met een als legitiem en gezaghebbend ervaren overheid en met geloof in de toekomst. Dit ideaalbeeld is in de volle omvang niet haalbaar; dit besef belemmert echter geenszins het nastreven ervan door actief tekortkomingen, die ten aanzien van het maatschappelijk functioneren worden geconstateerd, te lijf te gaan. 3.2 Nadere definiëring sociaal-cultureel werk Vanuit het brede welzijnsbegrip kan een afbakening voor het begrip sociaalcultureel werk worden gemaakt, nodig voor de reikwijdte van deze nota. Overigens is het vormen van een duidelijk inhoudelijk beeld niet eenvoudig voor een veelvormige, dynamische sector als het sociaal-cultureel werk: de activiteiten wijzigen met de maatschappelijke vraagstukken uit de praktijk, met het tijdsbestek en met de omgevingsfactoren. Er zijn bovendien vele ingangen naar het sociaal-cultureel werk. Zo kan bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden naar doelgroepen: allochtonen werkzoekenden uitkeringsgerechtigden vrouwen woonwagenbewoners patiëntenorganisaties vluchtelingen, etc., etc. Een ander mogelijk criterium is de leeftijd: 0-12 jarigen 12-16 jarigen 17-27 jarigen, etc., etc. Ook een thematische indeling is een optie: 6 wonen werken weten welbevinden Een territoriale ingang is evenmin ongebruikelijk: buurt wijk stad/dorp regio Bij het zoeken naar een voor de Gemeente Schiedam handzame en werkbare omschrijving heeft de beoogde en reeds in de subsidieverordening verankerde systematiek van budgetfinanciering en de daarbij behorende kostenopzet van in te kopen produkten een rol gespeeld. Het terrein wordt afgepaald door vanuit een algemene definitie de functies van het sociaal-cultureel werk te onderscheiden en te omschrijven. Tegen de achtergrond van het historisch perspectief wordt als definitie voor sociaal-cultureel werk in Schiedam aangehouden: Het ontwikkelen en aanbieden van activiteiten en/of begeleiding aan personen en groepen, gericht op het bevorderen van sociale cohesie in de woon- en leefsituatie, alsmede op het voorkomen cq opheffen van sociaal isolement (o.m. ook door sociale activering). Kernbegrippen daarbij zijn –volgordelijk- emancipatie, participatie en integratie. Tot de doelgroep behoren in principe: Alle inwoners van de stad,c.q. bewoners van de buurt, waarbij prioriteit wordt verleend aan mensen, die in een achterstandssituatie verkeren, of dreigen te geraken, aan jeugd en jongeren, aan ouderen en aan allochtonen. Binnen dit beschouwingsgebied kunnen dan ten aanzien van de gemeentelijke bemoeienis met het sociaal-cultureel werk ten minste de volgende functies worden onderscheiden: ontmoeting en recreatie ontwikkeling activering informatievoorziening Deze functies kunnen als volgt worden gedefinieerd: ontmoeting en recreatie: het bevorderen van contacten tussen individuen en/of groepen, gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde normen en waarden ontwikkeling: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden van individuen en/of groepen ter wille van een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren activering: het bevorderen van actieve maatschappelijke participatie, al dan niet in collectief verband, bij ontwikkelingen in en de vormgeving 7 3.3 van de samenleving in het algemeen en de eigen leef- en woonsituatie in het bijzonder informatievoorziening: het bevorderen van zelfredzaamheid door het geven van informatie of advies, het verlenen van concrete diensten en/of het doorverwijzen bij vragen of problemen van persoonlijke of maatschappelijke aard Reikwijdte van deze nota en relatie met overige gemeentelijke beleidsnota’s In het kader van de taakverdeling tussen de overheden, zoals die onder meer terugkomt in de Welzijnswet en in afspraken in VNG- en IPO-verband, voeren de gemeenten een eigen lokaal sociaal (lees: welzijns-) beleid, dat is toegesneden op de lokale problematiek en dat aansluit op de beleidsdoelen van de rijksoverheid. De eerstelijns welzijnsinstellingen moeten in staat zijn, cq gesteld worden om eventueel in samenwerking met anderen een inhoudelijk aanbod te leveren, waarmee de doelen kunnen worden bereikt. Kernbegrippen zijn steeds participatie, toegankelijkheid en overwinnen of liever voorkomen van sociale uitsluiting. Daarbij dient extra aandacht te gaan naar burgers met mindere kansen, zoals ouderen, jongeren met problemen en verstandelijk of lichamelijk gehandicapten. Eerste vereiste daarvoor is een goede kansen biedende, stimulerende lokale sociale infrastructuur met een toegankelijk aanbod van voorzieningen op het gebied van ontmoeting, opvang, ontplooiing en ontspanning. Deze nota moet worden gezien in samenhang met andere Schiedamse beleidsnota’s, zoals die op de terreinen volksgezondheid, kinderopvang en peuterspeelzalenwerk; zij kan daarop aanvullend zijn en in een enkel geval een overlap vertonen, maar waar onverhoopt sprake is van (schijnbare) strijdigheid prevaleert in principe de specifieke beleidsnota. 3.4 Rolverdeling gemeente-instelling(en) De gemeente is de beleidsbepalende actor op het speelveld; zij stelt de doelen vast, prioriteert waar nodig en geeft opdrachten tot uitvoering aan de instelling(en). In de voorgestane subsidiesystematiek koopt de gemeente vervolgens de gewenste produkten in bij de instelling en is er strikt genomen sprake van een opdrachtgever-opdrachtnemer-verhouding. In het voortraject zal er veelal sprake zijn van overleg met een wisselwerking. Bovendien dient een instelling ook in staat te zijn/gesteld te worden om aan de vraag tegemoet te kunnen komen. In die zin blijft er ook nog een voorwaardenscheppende rol voor de gemeente weggelegd. Is eenmaal overeengekomen, welke prestaties worden verlangd, dan is de instelling voor de levering daarvan daaraan gehouden en zal daarop ook worden afgerekend. Het staat de instelling(en) vrij daarnaast ook een eigenstandig beleid te voeren, vanzelfsprekend mits niet strijdig met het algemeen belang en, evenzeer vanzelfsprekend, mits de te leveren prestaties niet in gevaar komen. 8 Hoofdstuk 4: Doelstellingen en uitgangspunten voor Schiedam. Vanuit de gekozen definitie van sociaal-cultureel werk, de daaraan toegekende functies en de aangegeven doelgroepen worden de volgende doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd: 4.1 Tegengaan van maatschappelijk isolement via participatie en integratie. Door mensen te interesseren voor, zich bewust te maken van en te laten meedenken, meepraten en meebeslissen over allerlei aangelegenheden, die hen direct aangaan, kan worden voorkomen, dat mensen aan de zijlijn van het maatschappelijk leven komen te staan. Daartoe zijn activerende maatregelen nodig, die de gemeenschapszin en de sociale cohesie bevorderen, mensen uit hun eigen hokjes lokken en hen bewegen een bijdrage te leveren aan een prettige woon en leefomgeving. Integratie van nieuwkomers en van allochtone Schiedammers in het algemeen in een wijk of buurt, van welke afkomst of leeftijd ook, is een belangrijke voorwaarde om onbegrip, verwijdering en isolement van bepaalde mensen te voorkomen. 4.2 Bevordering van gelijke kansen en bestrijding van achterstanden. De uitgangspositie van de deelnemers aan het maatschappelijke leven is niet voor iedereen gelijk. Er zullen ook altijd verschillen blijven bestaan. Niettemin is het een taak van de overheid om in principe aan allen gelijke kansen te bieden. Achterstanden in ontwikkeling moeten daarom ingelopen worden. 4.3 Stimulering van leefbaarheid en veiligheid. Mensen moeten zich prettig kunnen voelen in hun woonomgeving. Daartoe moet niet alleen de woning zelf, maar ook de fysieke omgeving in de buitenruimte in orde zijn en voldoende gelegenheid bieden om er sociale activiteiten te kunnen aanbieden, er op een leuke wijze te kunnen vertoeven, spelen, sporten, elkaar ontmoeten. Dit moet mogelijk zijn voor zowel jong als oud, voor zowel autochtoon als allochtoon, voor zowel man als vrouw. De veiligheid moet daarbij niet in het geding zijn en overlast mag niet worden ervaren. Dat vereist naast geschikte en veilige plekken ook onderlinge verdraagzaamheid en begrip. 4.4 Ontmoeting en recreatie Dit onderwerp ligt min of meer in het verlengde van het vorige punt, maar is meer toegespitst op de basisfunctie van de gemeenschapsaccommodaties, hoewel de beleving van de buitenruimte, waarop het vorige punt nader inging, uiteraard ook ontmoeting en recreatie inhoudt. Binnen de accommodaties moet voldoende gelegenheid bestaan voor bewoners om ongedwongen te kunnen samenkomen en te ontspannen. Activiteiten als bingo, kaarten, biljart kunnen daarbij ondersteunend 9 zijn en de gemeenschapszin bevorderen. Minimumvoorwaarde is evenwel de openstelling, waarbij tieners en jongeren niet buitengesloten mogen worden. Verdraagzaamheid jegens elkaar is ook in dit verband een hoog ideaal, wellicht te hoog. Gescheiden ruimten, gescheiden ingangen of zelfs gescheiden voorzieningen moeten daarom niet uitgesloten worden. De volgende uitgangspunten worden daarbij gehanteerd: - voorop staat de zorg voor goed functionerende basisvoorzieningen als levendige centra in de wijken, adequaat verspreid over de stad, adequaat toegerust, zowel wat betreft de fysieke binnenruimtes, als wat betreft de personele bezetting (beheer en beroepskrachten); de eigenschappen van de wijk kunnen leiden tot verschillen in de fysieke en/of personele toerusting van de accommodaties - uitvoerende werkers dienen in principe verbonden te zijn aan een of meerdere wijken: een “eigen” wijk bevordert de herkenbaarheid en de wisselwerking tussen beroepskrachten en bewoners; periodieke inzet elders in de stad wordt evenwel geenszins uitgesloten; - er wordt zowel in- als extern publieksgericht aanbod ontwikkeld; zowel in als vanuit de accommodaties worden de doelgroepen bediend; de openheid/openstelling kent twee richtingen: naar binnen en naar buiten; de gemeente heeft een inspanningplicht te zorgen voor voldoende en geschikte mogelijkheden in de buitenruimte - het aanbod dient niet uitsluitend te beantwoorden aan de vraag van de gebruikers, maar ook aan de maatschappelijk geconstateerde vraag, onder meer blijkend uit monitoring en statistische gegevens met betrekking tot leeftijd, ontwikkelingsgraad, etniciteit, inkomenspositie, overlast, veiligheid, en dergelijke; - de uitvoering is gericht op samenhang, samenwerking en cohesie ter bevordering van een (aan)sluitende aanpak, inzet van de juiste deskundigheid op het juiste moment en op de juiste plaats en ter voorkoming van overlap; noodzakelijke elementen hierbij zijn saamhorigheid, netwerken en regievoering. Het begrip regievoering behoeft enige verduidelijking: op terreinen, die tot de expertise en verantwoordelijkheid van specifieke instellingen behoren (bijvoorbeeld de 1e lijns psychosociale hulpverlening van het Algemeen en Schoolmaatschappelijk Werk), behoort die betreffende instelling de regie in handen te hebben. 10 Hoofdstuk 5: De situatie in Schiedam 5.1 Recente geschiedenis De landelijke trend van schaalvergroting in de welzijnssector is aan Schiedam niet voorbijgegaan. Vanuit een groot aantal afzonderlijke instellingen per wijk is in de jaren negentig van de vorige eeuw een ontwikkeling naar één stedelijke welzijnsorganisatie begonnen. Halverwege het jaar 2000 is dit proces afgerond met de fusie van de laatste twee stichtingen, De Erker in West en De Blauwe Brug in Noord, met de Stichting Welzijn Schiedam. Naast dit opgaan in één organisatie is praktisch gelijktijdig een traject gestart, dat gericht is op inhoudelijke verbetering en organisatorische aanpassing van de nieuwe SWS aan de gewijzigde omstandigheden. Naast gevolgen, die een centrale aansturing op voorheen decentraal geleide instellingen sowieso al heeft, spelen daarbij uiteraard ook cultuurverschillen een grote rol. Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijk groeiproces tijd vergt en tijdens de rit kan nopen tot bijstelling van de gekozen doelen. Die flexibiliteit dient aanwezig te zijn. 5.2 Stedelijke instelling(en) voor sociaal-cultureel werk Naast de stedelijke Stichting Welzijn Schiedam, waar het zwaartepunt van het lokale sociaal-culturele werk ligt, moet in het kader van dit beleidsstuk ook gewezen worden op het sociaal-culturele werk, dat in deze stad ten behoeve van ouderen (vanaf 55 jaar) wordt aangeboden. Dat gebeurt niet of slechts ten dele door de SWS, maar vooral door de Stichting Ouderenwerk Schiedam. Deze stichting beschikt over een aantal dienstencentra, waarin en van waaruit activiteiten en diensten worden aangeboden. Deze worden onderverdeeld in sociaal-culturele activiteiten, educatieve activiteiten, bewegingsactiviteiten, voorlichtingsactiviteiten, combinatie activiteiten en dienstverlenende activiteiten. De sociaal-culturele activiteiten van de Stichting Ouderenwerk, die voor een deel ook in de buurthuizen plaatsvinden, vallen onder de reikwijdte van deze nota. Het sociaal-culturele ouderenwerk kent noch in de formatieve, noch in de accommodatie-sfeer grote structurele problemen. Het komt daarom in deze nota ook aanmerkelijk minder nadrukkelijk aan de orde. 5.3 Voorzieningen, accommodaties en ambulant werk Zonder de pretentie volledig te zijn wordt in bijlage 1, met plattegrond een beeld gegeven van de voorzieningen in Schiedam, waaraan op enigerlei wijze minimaal één van de functies van het sociaal-cultureel werk kunnen worden toegedicht. Zo worden ook café’s genoemd vanwege de ontmoetingsfunctie. Om een indruk te geven van de spreiding van de verschillende functies over de stad is een indeling naar wijken gekozen. Uiteraard wordt ook vermeld, waar een functie een wijkoverstijgend c.q. stedelijk karakter heeft. 5.4 Knelpunten. 11 * Met betrekking tot het sociaal cultureel werk voor ouderen, dat plaatsvindt in de dienstencentra, maar ook in de buurthuizen, zijn er geen knelpunten, die bijzondere inspanningen vragen. * In de tijd vóór de fusie van de instellingen voor sociaal-cultureel werk bestonden er logischerwijze grote verschillen in de uitvoering van het werk. Dat vloeide voort uit het feit, dat er aparte besturen en wijkgebonden werkers waren, maar ook uit demografische en culturele diversiteiten tussen de werkgebieden. De kwaliteit was niet overal even hoog. Nu er één stedelijke aansturing is, kan, rekening houdend met de te accepteren eigenheden van de wijken, een gerichtere inzet van deskundigheden plaatsvinden en kwaliteit beter worden gewaarborgd. Daarbij moeten zeker nog plooien worden gladgestreken: de fusie is niet overal met gejuich begroet. Men moet aan elkaar wennen en elkaars aanpak leren waarderen, waarbij niet geschroomd moet worden succeservaringen te delen en elders toe te passen. Evenzeer dient gewaakt te worden voor het teloor gaan van waardevolle verworvenheden. Deze ontwikkeling is gaande, maar vergt zoals gezegd tijd. * Een volgend knelpunt is gelegen in de tiener- en jongerenopvang in de bestaande wijkcentra. Deze dient verbeterd te worden. De oorzaak van het gebrek is, naast ontoereikende formatie, mede gelegen in het ontbreken van geschikte ruimten in de buurthuizen en van het adequaat beheren daarvan. Er dient een inventarisatie te worden opgesteld, welke accommodaties/activiteitencentra aanpassing behoeven en welke prioriteitsvolgorde daaraan gegeven moet worden. In dit kader wordt vermeld, dat inmiddels erkend is, dat in Schiedam-Noord voor tieners een extra voorziening dringend gewenst is. De mogelijkheden daartoe zijn onderzocht door een extern adviesbureau en de conclusies zullen ter besluitvorming aan het bestuur worden aangeboden. Maar ook in bestaande buurthuizen moet op dit belangrijke punt de nodige actie ondernomen worden. * In het verlengde van het vorige knelpunt ligt ook het vraagstuk van de uitbreiding van de openingstijden van de centra buiten de reguliere schooltijden en in de vakanties. En in meer algemene zin het feitelijk functioneren van de centra. Dit raakt zowel fysiek als qua personele inzet aan de beschikbare capaciteit. En daarmee rechtstreeks aan de financiële mogelijkheden. Het raakt evenwel ook aan het beantwoorden van de vraag vanuit de gemeenschap. Duidelijke keuzes en prioriteiten zijn dus noodzakelijk. * Vanwege de samenhang tussen de werksoorten is de positionering van het opbouwwerk in Schiedam eveneens als een knelpunt aan te merken. Deze werksoort is rechtspositioneel nauw geliëerd met de gemeentelijke organisatie en inhoudelijk sterk verbonden met bewonersorganisaties; de aansturing ervan voldoet niet. Er is onvoldoende coördinatie en afstemming. Een meer onafhankelijke structuur, onderbrenging bij een professionele gespecialiseerde organisatie en mogelijk op termijn bij SWS zou een aanmerkelijke verbetering kunnen betekenen. Hier wordt dit onderwerp slechts als aandachtspunt aangehaald; in de (concept-) nota Wijkgericht Werken wordt er nader op ingegaan. * Veel aandacht vraagt uiteraard de omstandigheid, dat Schiedam een grote verscheidenheid kent aan mensen met een verschillende etnisch-culturele identificatie/achtergrond. In diverse wijken komt de achterstand van deze groepen 12 mensen erg sterk naar voren en uit de concentratie zich ook in de basisschoolpopulaties. Het spreekt voor zich, dat de sociaal-culturele sector bij de aanpak hiervan een van de vele actoren is. Hoofdstuk 6: Aanpak en instrumentarium. 6.1 Algemeen De gemeente Schiedam streeft een integrale beleidsvoering na. Er is sprake van integraal veiligheidsbeleid, van integraal minderhedenbeleid, van integraal jeugd beleid en het Grote Stedenbeleid is bijna per definitie integraal van karakter. Binnen hetzelfde kader valt ook het wijkgerichte werken via de carrousel te plaatsen. Dit is een cyclisch proces, waarbij voor een bepaalde periode per wijk een programma wordt vastgesteld, met keuzes voor prioriteiten, met een tijdpad en met een (ten dele extra-)budget. De opvattingen en keuzes van de bewoners van de betreffende wijk wegen bij het opstellen van zo’n plan zwaar mee: in overleg met een representatief gedeelte van de bevolking worden de ideeen uitgewerkt. Vraaggericht werken is daarbij het credo, waarbij overigens duidelijk moet zijn, dat niet alleen respons moet worden gegeven aan de directe subjectieve vraag uit de bevolking, maar zeker ook tegemoet moet worden gekomen aan de objectieve maatschappelijke vraag, zoals die onder meer valt af te leiden uit gegevens over het ontwikkelingsniveau, het aandeel allochtone medeburgers, de arbeids(in)activiteit en het gemiddelde inkomenspeil in een bepaald stadsdeel. Een wijkprogramma omvat alle aspecten van het gebied: wonen, werken, verkeer, parkeren, jeugd, ouderen, welzijn, veiligheid en dat alles in samenhang. Een schoolvoorbeeld van integrale aanpak, derhalve. In een vergevorderd stadium van voorbereiding of zelfs al in uitvoering zijn de plannen voor de wijken Oost, Nieuwland, Zuid en West. Binnen deze integrale aanpak neemt het sociaal-cultureel werk een niet onbelangrijke plaats in. En sleutelbegrippen in dat verband zijn sluitende aanpak, netwerking, sociale cohesie en sociaal en vraaggericht beheer van omgeving en voorzieningen. De aansturing van het uitvoerende werk bij de gesubsidieerde instellingen (SWS en SOW) geschiedt weliswaar centraal op stedelijk niveau, maar het werk zelf vindt uitdrukkelijk zo dicht mogelijk bij de mensen plaats. Samenwerking en samenhang zijn bij integraal werken onontbeerlijk. De verschillende expertises moeten samenhang vertonen, samen werken, waar nodig naar elkaar verwijzen, maar ook lacunes en overlap voorkomen. Er dient sprake te zijn van een sluitend geheel. Het sociaal-cultureel werk heeft duidelijke lijnen naar het onderwijs, waarbij met name de Brede School-pilot op een vijftal basisscholen genoemd moet worden, de kinderopvang en het peuterwerk, de (geestelijke) gezondheidszorg, de sportsector, maar zeker ook naar de (wijk-, c.q. buurt)politie, bewonersverenigingen en naar het opbouwwerk. 6.2 Wat is er nodig in Schiedam voor een goed sociaal-cultureel peil? - Voorzieningen - Professionaliteit en vrijwilligerswerk - Accommodatiegebonden en ambulant werk 13 - Cohesie, communicatie, samenwerking 6.2.1 Voorzieningen Onder voorzieningen moeten in deze nota niet alleen worden verstaan de gesubsidieerde buurt- en wijkcentra en de dienstencentra voor de ouderen, maar ook sport- en spelgelegenheden voor de jeugd, jongerenontmoetingsplekken (JOP’s), skatebanen, e.d. in de buitenruimten in parken en op straten en pleinen. In de buitenruimten dienen deze uiteraard zoveel mogelijk aan te sluiten op de behoeften van de bewoners in de nabijheid ervan: ouderen hebben weinig baat bij een skatevoorzienning of een wipkip, wel bij een aantrekkelijke plaats om onder een boom of lantaarnpaal bij elkaar te kunnen zitten. Toch is het niet eenvoudig om de voorzieningen voor de jeugd zodanig te plannen, dat zij meegroeien met de vraag ter plekke. Daarom wordt er in de wijkprogramma’s geprobeerd op geschikte en bereikbare plaatsen de diverse doelgroepen te bedienen: peuters, kleuters, kinderen, tieners, jongeren. Met name de zogeheten hang-jongeren vragen daarbij aandacht, omdat zij het meest mobiel zijn. De hanglocaties, die zij verkiezen, wisselen daarom vaak. De binnenaccommodaties dienen allereerst evenwichtig over de stad verspreid te zijn, dat wil zeggen minstens één voorziening per wijk. In dat licht bezien is Schiedam-Noord niet dik bedeeld: voor een bebouwd oppervlak, dat bijna de helft van de stad beslaat én waar flinke stadsuitleg plaatsvindt in Sveaparken, is er slechts Ontmoetingscentrum De Blauwe Brug. Ook het Centrum heeft geen eigen buurthuis, maar daar is de schaal kleiner en het aantal alternatieve gelegenheden groter. Dat laatste geldt overigens niet voor de jeugd en de jongeren. De roep om een stedelijke uitgaansmogelijkheid zoals een disco of een bioscoop, alsmede om eigen jeugdhonken klinkt luid. Prioriteit boven uitbreiding van het aantal voorzieningen moet evenwel gegeven worden aan de zorg voor het optimaal functioneren van de huidige accommodaties. Deze dienen ware centra van de wijk/buurt te zijn. In elke wijk dienen de onderscheiden functies tenminste in de basis herkenbaar te worden uitgeoefend, waarbij voorrang wordt gegeven aan de ontmoetings- en recreatie functie. Dat betreft dan met name zaken als de toegankelijkheid voor jong en oud, de sfeer, de gezamenlijke inzet van beroepskrachten en vrijwilligers, de openstelling ervan, ook in de weekeinden en de schoolvakanties en onlosmakelijk daarmee verbonden het beheer. Het bepalen van een basis-pakket van openingstijden en bemensing, gedifferentieerd naar samenstelling en behoefte van de betreffende wijk, is mogelijk en kan dienen als startpunt voor verdere ontwikkelingen. Globaal kan in het kader van het ambitieniveau van de gemeente vastgesteld worden, dat in het stadsdeel onder de snelweg A20 met één wijkcentrum per wijk kan worden volstaan. Dat geldt niet voor het noordelijke stadsdeel, maar de oplossing wordt aldaar niet gezocht in een extra buurthuis, maar in uitbreiding met 1 of 2 tienervoorzieningen, waarvan een (mogelijk) in De Blauwe Brug (gericht op 14 Groenoord) en een nieuwe tieneraccommodatie voor de doelgroep in Woudhoek, Spaland en Svea-parken. Het centrum heeft geen accommodatie en hier wordt er ook geen voorzien: door andere voorzieningen wordt in voldoende mate aan de ontmoetingsfunctie voldaan. Naar gelang de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het basispakket in een bepaald buurthuis, al dan niet tijdelijk, worden aangepast. Voorbeelden van dergelijke omstandigheden zijn grootscheepse herstructurering, (etnische) samenstelling van de bevolking of de omvang van het verzorgingsgebied. Met de voorgestelde streef- formatie voor het beheer wordt beoogd de knelpunten in met name het beheer en met betrekking tot de openingstijden aanzienlijk terug te dringen. De openstelling dient tenminste 5 dagen per week te zijn, gedurende tenminste 60 uren, waarbij een deel van de openingsuren naar behoefte in de avond en in het weekend valt. Daarnaast is per accommodatie als na te streven doel een basisformatie bepaald voor het kinder-, tiener- en jongerenwerk, waarbinnen tussen de disciplines geschoven kan worden in de uren. Gedeeltelijke (tijdelijke) inzet ervan in een andere wijk is eveneens toegestaan. De basisformatie is zowel bedoeld voor accommodatiegebonden opvang en inloopdagen, als voor vindplaatsgerichte straat- of pleinactiviteiten. Bovendien is rekening gehouden met activiteitendagen in vakanties en met bijzondere evenementen en wordt tevens een belangrijke rol toebedacht aan vrijwilligers, die zowel bij het beheer als bij het jeugdwerk de professionals ondersteunen. Dit leidt tot het volgende formatieplaatje per buurthuis: Beheer: 1 fte beheerdersfunctie 0,5 fte conciergefunctie in WWB-verband schoonhouden: 0,026 uur per m2 per week Agogisch: 1,5 fte totaal, met facultatieve verdeling In principe kunnen de accommodaties onder de A20 op één lijn gesteld worden; de wijken vertonen onderling uiteraard verschillen, maar die kunnen binnen deze formatie worden opgevangen. Een uitzondering vormt Nieuwland; in die wijk zijn evenwel twee wijkcentra aanwezig. Ten noorden van de A20 is er alleen De Blauwe Brug; gelet op het erg grote verzorgingsgebied en de stadsuitleg is een uitbreiding van het basispakket met 1,5 fte kinder-/tiener/jongerenwerk daar gerechtvaardigd. Het stedelijke totaal aan reguliere fte’s (exclusief de additionele formatie en eveneens exclusief schoonhouduren) voor de centra in Oost, Zuid, West, Nieuwland en Noord (dubbele agogische formatie) komt daarmee op 5 voor het beheer en op 9,0 voor het agogische personeel. Spiegeling aan het huidige reguliere bestand van 2.11, respectievelijk 7.77 toont aan, dat er nog een forse inhaalslag te maken is. Waarbij opgemerkt dient te worden, dat additioneel op het facilitaire vlak ruim 21 fte’s en bij het kinder-/tiener-/ en jongerenwerk 8,556 fte’s worden ingezet. De centrale functies management en middelen zijn hierbij niet in ogenschouw genomen; deze dienen tot de minimale omvang beperkt te worden. Schematisch: 15 Basis: Beheer: Agogisch Oost Zuid West Nieuwland Noord 1 1 1 1 1 1,5 1,5 1,5 1,5 3 Totaal 5 (+2,5 WWB) 9.0 Huidige situatie: Beheer: Totaal: 2.11 regulier + 21.444 additioneel Agogisch: Totaal: 7.77 regulier + 8.566 additioneel Niet elk wijkcentrum is in de huidige vorm fysiek geschikt om ook de ontmoetings- en opvangfunctie van tieners en jongeren naar behoren uit te kunnen oefenen. Uitdrukkelijk geldt, dat dit bij voorkeur wel daar geschiedt, maar waar de mogelijkheden duidelijk tekort schieten, moeten alternatieven niet uitgesloten worden. Eerste voorbeeld daarvan is de ontwikkeling naar extra voorzieningen in Noord, maar waar in Zuid en West zou blijken, dat de bestaande accommodaties geen soulaas bieden en bovendien aanzienlijke demografische wijzigingen zouden optreden door verschillende nieuwbouwplannen, is een gezamenlijke tienervoorziening voor beide wijken (in het grensgebied) een onderzoek waard. Daarnaast moeten naast de al dan niet opgepluste basis van elke wijkvoorziening wijkoverstijgende aangelegenheden zoals structurele inzet van het ambulante jongerenwerk en uitbreiding van de Nieuwlandse TOS-formule naar straten en pleinen elders in Schiedam tot de ambities van de gemeente gerekend worden. TOS krijgt aandacht in de verschillende wijkplannen, die successievelijk worden vastgesteld. De ambitie voor het ambulante jongerenwerk is om de formatie, overigens ínclusief het buurtsportwerk, uit te breiden tot een niveau van 1 fte voor de wijken Oost, Zuid, Centrum en West,2 fte’s voor Nieuwland en eveneens 2 fte’s voor Noord. Dat brengt het na te streven niveau op 8 fte’s, waar nu 4,8 fte’s regulier ingezet worden. Dezelfde ambities gelden mutatis mutandis voor de mentoraatsprojecten (na de Marokkaanse en Somalische is ook de Antilliaanse bevolking in Schiedam een beoogd deelnemer) en projecten als Buitenschoolse Activiteiten in diverse stadsdelen. De eis van algemene toegankelijkheid richt zich niet alleen op de wijk- en buurtcentra, maar ook op de dienstencentra en wijkposten voor de ouderen, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de allochtone ouderen. Deze groep wordt allengs omvangrijker en net als iedere andere inwoner van Schiedam moet ook zij gebruik kunnen maken van de algemene voorzieningen. Zonder verloochening van de eigen cultuur, maar ook zonder de ogen te sluiten voor de integratie-gedachte. Deze zaken kunnen zoals gezegd al naar gelang de wijk per centrum en zelfs per buurt verschillen: van groot belang is goed te luisteren naar en in te spelen op de vraag en de behoefte van de bewoners. De wijkprogramma-procedure biedt daarvoor een prima podium. Het is eveneens uiterst belangrijk daarbij het principe van gelijke kansen goed in ogen te houden: het mag niet zo zijn, dat slechts aan de vraag van enkelen en niet aan die van een goede afspiegeling van de bewoners wordt tegemoet gekomen. Waarbij overigens geldt, dat nimmer aan alle wensen tegemoet gekomen zal kunnen worden. 16 6.2.2 Professionaliteit en vrijwilligerswerk Voor een goed functionerende accommodatie, maar ook voor het activiteitenaanbod in de buitenruimte, is bekwaam personeel onmisbaar; die stelling gaat op voor het beheer, maar ook zeker voor de mensen, die de sociaal-culturele activiteiten aanbieden en begeleiden. Binnen het werkterrein is weer onderscheid te maken: in de kinderopvang en in het peuterspeelzalenwerk gelden andere eisen dan in het kinderwerk, het tienerwerk of het jongerenwerk. Naast de professionele inzet moet er ook sprake zijn van door vrijwilligers verrichte werkzaamheden en activiteiten. Vrijwilligers en beroepskrachten moeten elkaar aanvullen en ondersteunen waar mogelijk. De inzet van vrijwilligers is onontbeerlijk voor het welslagen van het sociaal-cultureel werk. Het is dan ook van het grootste belang, dat met wederzijds respect en met goede communicatie heldere afspraken worden gemaakt over samenwerking, taken en verantwoordelijkheden. Bij het vormen van de formatie voor een wijk dient de vraag vanuit die wijk centraal te staan: zowel met de demografische samenstelling als met aspecten als inkomen, ontwikkeling en het hebben van werk moet rekening worden gehouden. Dat houdt in, dat zich per wijk formatieverschillen zullen voordoen, zowel wat betreft totaal aantal uren beroepsinzet, als wat betreft de disciplines (kinder-, tiener,- jongeren- en ouderenwerk). Een beperkende omstandigheid vormen uiteraard ook de beschikbare middelen; het ideale plaatje van per wijk een volledig op de vraag afgestemde formatie voor alle disciplines is moeilijk haalbaar. Wel moet daar nadrukkelijk naar gestreefd worden, waarbij uitvoerend werk boven overhead en ontwikkelfuncties gesteld moet worden. Bovendien is belangrijk in elke wijk, cq in elk centrum enige continuiteit in de personele sfeer te bewerkstelligen: waar vrijwilligers ‘van nature’ een band hebben met hun ‘territorium’, is het voor het functioneren van beroepskrachten zeker ook van belang een binding met het werkgebied op te kunnen bouwen en onderhouden. Dit hoeft overigens geenszins in de weg te staan aan al dan niet gedeeltelijke en/of tijdelijke inzet van krachten op stedelijk niveau of in een andere wijk van Schiedam. 6.2.3. Accommodatiegebonden en ambulant werk. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen accommodatiegebonden en ambulant werk. Tot het accommodatiegebonden werk behoren met name functies als cursussen en inloop. Ontmoeting, recreatie en opvang zijn niet per se aan een accommodatie gebonden functies. Deze kunnen ook ambulant uitgeoefend worden. Het ambulante werk is zoals het woord al zegt voor de uitvoering niet aan een bepaalde plaats gebonden. De kinderbus, die naar verschillende pleinen gaat, de jongerenbus, die her en der inzetbaar is, het ambulante jongerenwerk, dat vindplaatsgericht (waar de jongeren zich ophouden) opereert en het ThuisOpStraat-project, dat activiteiten ontwikkelt op pleinen, straten en speelvelden, zijn daarvan sprekende voorbeelden. Zowel het accommodatiegebonden aanbod op zich, als het ambulante aanbod op zich, als ook beide vormen onderling moeten goede samenhang vertonen: activiteiten dienen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te zijn, cq te worden. 17 6.2.4. Cohesie, samenwerking, communicatie. Samenspraak, samenhang en samenwerking met verwante instellingen, zoals het onderwijs, de sportsector, het maatschappelijk werk, het opbouwwerk, de jeugdzorg en de politie liggen in het onmiddellijke verlengde van de laatste opmerking in de voorgaande alinea, die verwees naar de interne verbanden binnen een instelling. De integrale coherente aanpak biedt de meeste kans op succes en voorkomt overlap en langs elkaar heen werken. Dat vereist naast de bereidheid tot samenwerking vooral ook goede communicatie tussen de betrokken instanties. Netwerken, vooral op wijkniveau, zijn daartoe onmisbaar en dienen zorgvuldig te worden samengesteld en onderhouden. Hoofdstuk 7: Producten. Voor de verschillende soorten producten volgen hieronder compacte omschrijvingen, die hanteerbaar moeten zijn in de praktijk. Van belang is om naast de definities ook duidelijk te maken, wat onder een eenheid van een product moet worden verstaan: die moeten telbaar en aantoonbaar zijn, om de werkelijke levering en de gemaakte afspraken te kunnen vergelijken bij de afrekening. Het gaat dan in eerste instantie om de feitelijke aantallen eenheden. Over de bereikte effecten moet beleidsmatige evaluatie plaatsvinden; de resultaten daarvan zijn vervolgens weer basis van onderhandelingen voor volgende contracten. Aansluiting is gezocht bij de definities van het landelijk (VNG en VWS) erkende model Hordijk/Verdiwel (Vereniging van Directeuren van Welzijnsinstellingen), met het oog op een (landelijk) uniform begrippenkader en eenduidige productomschrijvingen. Waar noodzakelijk dient uiteraard aanpassing aan de lokale situatie mogelijk te zijn. Van het grootste belang is, dat partijen (afnemer en aanbieder)het met elkaar eens zijn over de gehanteerde definities. Daarover dient overleg plaats te vinden. De hierna volgende omschrijvingen zijn dan ook zeker niet rigide, maar vatbaar voor wederzijds geaccepteerde aanpassingen. Eerder werd al de indeling naar functies aangegeven: ontmoeting en recreatie, ontwikkeling, activering en informatievoorziening. Deze indeling wordt in grote lijnen aangehouden, zij het, dat sommige producten op meerdere functies kunnen terugslaan. Vermeld worden ook producten, waarvoor in Schiedam aparte beleidsnotities zijn vastgesteld. De omschrijving, die in deze nota van het model Hordijk/Verdiwel is overgenomen, kan afwijken van die aparte beleidsnotities. Voor zover niet anders bepaald, prevaleren uiteraard deze bijzondere nota’s boven hetgeen hier wordt gesteld. Bij de functie ontmoeting en recreatie: Product openstelling: op bepaalde tijden bieden van gelegenheid aan diverse doelgroepen tot ontmoeting en recreatie in de accommodatie Eenheid: Openstelling van de accommodatie en buffet gedurende 1 dagdeel, direct of indirect begeleid door een gekwalificeerde beroepskracht Product bijeenkomst: is aan de orde als een mogelijkheid tot samenkomst wordt verzorgd; mensen kunnen met elkaar in contact 18 Product faciliteit: Product spel en (re)creativiteit: komen en kennis maken met door die anderen gehanteerde normen en waarden. Eenheid: Samenkomst van een 1 uur met een vooraf vastgesteld programma met een concreet doel en een beoogd aantal deelnemers, direct of indirect geleid door een gekwalificeerde kracht. voor het organiseren van bijeenkomsten en/of activiteiten (tijdelijk) beschikbaar stellen van ruimten en/of materialen van de instelling aan groepen burgers en/of hun (belangen-)organisaties Eenheid: Overeenkomst met gebruiker, waarin tenminste zijn vastgelegd de voorwaarden van ingebruikgeving van ruimte en/of materiaal, de tijden van gebruikmaking en reden van beeindiging van de overeenkomst en de daabij in acht te nemen voorwaarden. Tevens moet vooraf met de gemeente zijn afgesproken aan welke groepen burgers en organisaties welke ruimten en welk materaal geleverd worden Bieden van gelegenheid tot spelen en activiteiten op het gebied van creativiteit en recreativiteit, gericht op ontmoeting en ontspanning, vooral met inzet van vrijwilligers Eenheid: Dagdeel met vooraf vastgesteld programma en beoogd aantal deelnemers, hoofdzakelijk georganiseerd door vrijwilligers Bij de functie ontwikkeling: Product cursus: Het verzorgen van een samenhangend geheel van een welomschreven aantal lessen om kennis en vaardigheden te verwerven, onder leiding van een gekwalificeerde kracht. Uitdrukkelijk valt hieronder niet scholing in de zin van volwasseneneducatie. Eenheid: Lesprogramma’s van 1 uur, met aangegeven een beoogd aantal deelnemers en begin en eindtermen Product begeleiding: Het bieden van organisatorische, inhoudelijke en strategische ondersteuning aan groepen of individuen om zich zelfstandig, sociaal en maatschappelijk te handhaven, door gekwalificeerde beroepskrachten of door vrijwilligers, mits begeleid door een beroepskracht. Eenheid: Welomschreven ondersteuningsprogramma (beginsituatie, beoogde doel, aantal uren) voor een groep of een vastgesteld aantal individuele mensen met en specifiek kenmerk met bijeenkomsten van 1 uur. 19 Product peuterspeelzaal: Het op gestructureerde basis bieden van een voorziening voor het samenbrengen van peuters van 2,5 tot 4 jaar, waarbij onder deskundige begeleiding de interactieve vermogens worden ontwikkeld en zoveel mogelijk ontwikkelingsachterstanden worden opgeheven cq voorkomen. Eenheid: Groep van minimaal 12, maximaal 15 peuters, die per week maximaal 3 dagdelen van 2,5- 3,25 uur kunnen deelnemen, onder leiding van twee gekwalificeerde beroepskrachten, bijgestaan door tenminste 1 vrijwilliger of hulpkracht. Voorts gelden de voorwaarden, dat conform de gemeentelijke verordening wordt gewerkt een en eigen ouderbijdrage wordt geincasseerd . Product peuter-plus: Zie boven, met dien verstande, dat het peuters met een gewogen score betreft en een op effectiviteit meetbaar programma wordt gevolgd ter bevordering van sociaal gedrag, persoonlijkheids-ontwikkeling en ter voorkoming van (taal)achterstanden. Eenheid: Groep van 12, maximaal 14 peuters, die minimaal 4 dagdelen deelnemen, onder leiding van 2 minimaal MBO-gekwalificeerde krachten, bijgestaan door minstens 1 hulpkracht. Voorwaarden: samenwerking met een partnerbasisschool in een programma voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar, en hantering van een kindvolgsysteem, dat kan worden voortgezet in groep 1 en 2 van de partnerschool, voldoen aan de eisen van de gemeentelijke verordening, verplichte medewerking van ouders en incassering van ouderbijdrage. Bij de functie activering: Product sociale activering: stimulering van sociale en maatschappelijke participatie bij die personen, die in een isolement zijn geraakt of dreigen te geraken. Inzet van beroepskrachten is onontbeerlijk. Eenheid: Welomschreven begeleidingsprogramma (traject) voor 1 of meerdere individuen, waarin de beginsituatie, het beoogde doel en het aantal ondersteuningsuren, alsmede het bieden van orientatiemogelijkheden aan trajectdeelnemers Bij de functie informatievoorziening: Product individugerichte informatie: Het individueel verzorgen van inlichtingen en/of voorlichtingsmateriaal over thema’s ter bevordering van de zelfredzaamheid en de participatie van de doelgroepen Eenheid: 20 Een vooraf vastgesteld infomatieprogramma met een beoogd einddoel en/of aantal te bereiken personen, of 1 uur actieve individugerichte informatie door een beroepskracht of 1 uur, besteed aan vervaardigen en verspreiden van schriftelijk info-materiaal (passieve individu-gerichte informatie) Noot: ingeval van psychosociale hulpverlening behoort deze individugerichte informatieverstrekking tot de wezenlijk verantwoordelijkheid van het Algemeen en Schoolmaatschappelijk Werk. Product groepsgerichte informatie: Het aan groepen verstrekken van inlichtingen en/of voorlichting over thema’s ter bevordering van de zelfredzaamheid en de participatie van de doelgroepen Eenheid: 1 uur actieve groepsgerichte informatie door een beroepskracht Er zijn ook projecten of activiteiten, die een afgebakend geheel vormen en in feite meerdere, zoniet alle functies in zich dragen. Deze worden daarom in de subsidiebeschikkingen als zelfstandig product omschreven, hetgeen voor de financiering grote voordelen biedt. Voorbeelden zijn projecten als ThuisOpStraat in een bepaalde wijk voor een bepaalde periode. Ook een werkvorm als het ambulant jongerenwerk, dat een stedelijk karakter heeft, leent zich goed voor een zelfstandige beschrijving met daaraan gekoppeld de formatieve omvang, de werkwijze en het budget, dat beschikbaar wordt gesteld. De looptijd van dergelijke productafspraken kan zich ook heel goed over meer dan een jaar uitstrekken. Andere producten, die niet goed onder een bepaalde functie te rangschikken zijn, zijn: Product netwerk: Het verzorgen van samenwerkingsverbanden, met als doel afstemming en samenwerking tussen instellingen en/of organisaties, teneinde met een gezamenlijke aanpak een hogere efficiency en effectiviteit van de onderscheiden werksoorten te verkrijgen. Eenheid: 1 uur samenkomst van het netwerk, op basis van een plan van aanpak/samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemende instanties, waarin doelstelling, de afzonderlijke bijdragen en het tijdsbestek zijn bepaald. N.B.: de instelling dient een initierende, regisserende rol te vervullen; indien wordt deelgenomen aan een netwerk, dat door derden wordt geinitieerd, moeten de uren worden verdisconteerd in de productsoort, waarop die deelname betrekking heeft. Product signalering en vraagidentificatie: Het in het kader van de afstemming van het productenaanbod op de vraag van de clientengroepen verrichten van onderzoek naar de maatschappelijke situatie (van deze clientengroepen), alsmede monitoring van vraag en tevredenheid onder gebruikers of doelgroep en onder betrokken andere 21 professionele instellingen op stedelijk, dan wel wijkniveau. Eenheid: 1 uur tijdsbesteding aan onderzoek en verslag, waarbij vooraf doelstelling, opzet, periode, tijdsbeslag en voorwaarden voor verslagglegging zijn bepaald. Product dienstverlening derden: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op ondersteuning van derden (professioneel of niet-professioneel), die gebruik maken van een element uit de zorg-, cq dienstverlenings-structuur van de instelling. Eenheid: 1 uur gerichte professionele inspanning/dienstverlening op basis van heldere werkplannen, niet gericht op individuele clienten van de instelling, met hantering van een klachtenregeling en een structurele, periodieke minmaal halfjaarlijkse evaluatie. Deze productomschrijvingen zijn niet limitatief; indien wenselijk kunnen er meerdere aan toegevoegd worden en eveneens moet de mogelijkheid van nadere precisering en specificering opengehouden worden. Hoofdstuk 8: Samenvatting beslispunten. Gevraagd wordt in te stemmen met de volgende beleidskeuzes: de omschrijving van de definitie, van de doelgroep en van de functies van het sociaal-cultureel werk in Schiedam (hoofdstuk 3, paragraaf 3.2) de visie op doelstellingen en uitgangspunten (hoofdstuk 4) de conclusie, getrokken uit de analyse in hoofdstuk 5, paragraaf 5.4, de geconstateerde knelpunten en de vereiste extra inzet, die op grond daarvan nodig is de prioriteitskeuze voor goed functionerende, formatief (inclusief beheer) en fysiek adequaat toegeruste accommodaties, alwaar en/of van waaruit alle genoemde functies minimaal basaal worden uitgeoefend, met nadruk op de ontmoetingsfunctie de mogelijkheid van differentiatie, zowel fysiek als formatief, per accommodatie naar gelang van de behoefte in de wijken de constatering, dat de huidige spreiding van accommodaties over het grondgebied van Schiedam voldoende is, met uitzondering van het noordelijke stadsdeel het realiseren van de ontmoetingsfunctie voor jeugd en jongeren dient primair in de huidige wijkcentra te geschieden; slechts waar dat 22 aantoonbaar onhaalbaar blijkt, moeten alternatieve oplossingen gezocht worden krachtige inzet en investering op samenhang, samenwerking, sociale cohesie en communicatie tussen professionals, vrijwilligers, (wijk-) bewoners en instellingen toedeling van de regierol voor de netwerkfunctie aan (de beroepskrachten van) het wijkcentrum 23 Bijlagen. 1. Overzicht van instellingen die binnen het Schiedamse op enigerlei wijze actief zijn op sociaal cultureel gebied, onderverdeeld naar wijk , doelgroep en functie: Verklaringen Functie: 1. Ontmoeting en recreatie 2. Ontwikkeling 3. Activering 4. Informatievoorziening ◘ Wijk overstijgende activiteiten * = Onderdeel van Stichting Welzijn Schiedam ** = Onderdeel van Stichting Ouderenwerk Schiedam Met bereik wordt bedoeld: aantal leden en/of deelnemers in het jaar 2000/2001 voor zover bekend. ►Centrum DOELGROEP Jongeren NAAM 1 Jeugdland 2 Scouting Franciscus Lodewijkgroep 3 Jongeren Societeit ‘de Steen’ 4 CJV Schiedam ◊ Ouderen 1 Leger des Heils 2 ANBO Blaauwhuis 3 St Josef 4 De Wilgenburg ∆ Algemeen 1 Stichting Huishoudelijke Vorming 2 Stichting Lentefeest 3 Jeugd- en Volwassenenactiviteiten Leger des Heils 4 Activiteitencentrum “de Steeg” 5 Stichting Welzijn Schiedam * Migranten 1 Muradiye Moskee Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 0/0 Sportverenigingen 5 Cafe’s 30 Toneel/muziek 4 ►West DOELGRO EP ◊ Jongeren Ouderen ∆ Algemeen FUNCTIE 1 ◘ 1 ◘ 1 1 ◘ 1 ◘ 1 1 1 1 ◘ ADRES Gemeente Schiedam Lange Haven 11 Schie 11 Lange Haven 129 Lange haven 27 Lange Nieuwstraat 18 b Lange Nieuwstraat 181 Land van Ris Nieuwe Haven 147 1 1 ◘ ◘ Tuinlaan 46 Pastorietuin 4 ◘ Broersveld 137 Tuinlaan 60(centraal bureau) Raam 5-7 1 1-4 BEREIK 99 202 208 149 42 Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ NAAM FUNCTIE ADRES BEREIK 1 Stichting Jongeren Belangen West 1 Ouderensoos het Krekeltje 1 Wijkcentrum de Erker * 1 1 1 →4 Jan v.Avennestraat 32 Jan v.Avennestraat 37 x 14 x 1-2-4 ◘ 1-2-4 ◘ Act. In de Erker Act. In de Erker 22 2 Stichting Alternatif 3 Stichting Incentive Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 0/3 Functie 1-2-3 ◘ 24 Toneel/muziek Sportverenigingen Cafe’s 1 1 1 1 6 6 ◘ ◘ ◘ ►Oost DOELGROEP Jongeren ◊ Ouderen ∆ Algemeen NAAM 1 Speeldam 1 Dienstencentrum Oost ** 1 Stichting Eigen werk 2 Kluphuis Oost * 3 Kindercentrum de Triangel * Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 1/4 Toneel/muziek Sportverenigingen 1 Cafe’s 8 ►Nieuwland DOELROEP NAAM Jongeren 1 Thuis Op Straat 2 Speeldam 3 Jongeren Informatie Punt 4 De Rode Valken 5 Speeltuin in ’t Park * 6 Jongerenvereniging Resadiye 7 Stichting Gereformeerde Jeugdraad Schiedam ◊ Ouderen 1 Stichting Ouderenwerk **( centraal bureau) 2 Dienstencentrum de 4 Molens ** 3 St.Jan de Doper 4 Magnalia Dei kerk ∆ Algemeen 1 Sporthal Margriet 2 Digitaal trapveld 3 G.J.V.W. 4 Wijkcentrum Dreesplein * 5 Wijkcentrum Wibautplein * Migranten 1 Spaanse Vereniging 2 Stichting Narcis 3 Turkse vereniging 4 Bureau Medelanders 5 Barbados Moskee Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/ Peuterspeelzaal 4/2 Toneel/muziek 3 Sportverenigingen 3 Cafe’s 2 FUNCTIE 1 ◘ 1 →4 1-2 ◘ ADRES Gemeente Schiedam DSR Marconiweg 2 Overschiesestraat BEREIK x + 307 1 →4 1–4 Boerhaavelaan 79 Celsiusstraat 2 x x Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ FUNCTIE 1 ◘ 1 ◘ 4 ◘ 1 1 1 ADRES Burg.H.Gretelaan 289 Gemeente Schiedam DSR Dr.Willem Dreesplein 1 Mgr.Nolenslaan 101 Schaepmansingel 51 1 Piersonstraat 64 ◘ BEREIK x x x Burg.H.Gretelaan 57 x 1-4 ◘ 1–4 1–4 1 ◘ Nw.Damlaan 766 Mgr.Nolenslaan 99 Albardastraat 67 Nw.Damlaan 5 + 1917 200 x x 1–2 1 1-4 ◘ 1-4 ◘ 1 1 1 1-4 1-4 Dr.Wibautplein 165 W.H. Vliegenhartstraat 70 Dr.W.Dreesplein 2 Dr.Wibautplein 165 Noordvestsingel 83 Albardastraat 69 Nieuwe Damlaan 766 Albardastraat 69 Dr.Schaepmansingel 451 346 x X 80 50 Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 25 ►Zuid DOELGROEP Jongeren ◊ Ouderen ∆ Algemeen NAAM 1 St.Zeekadetkorps;”Jacob v. Heemskerk” 1 Wijkpost Zuid ** 2 Het Huiskamertje FUNCTIE ADRES 1 ◘ Wilhelminahaven BEREIK 36 1→4 1 Oude Maasstraat 22 Groenelaan + 140 2 Klubhuis Zuid * 1→4 Dwarsstraat 42 x W.Frankelandsedijk 3 x 1 Zwembad Zuid Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 0/1 Toneel/muziek Sportverenigingen 3 Cafe’s 4 ►Groenoord DOELGROEP NAAM Jongeren 1 Jeugdvereniging Eldos 2 Stichting Straus & Co 3 Scouting Tono Groep ◊ Ouderen 1 ANBO Blauwe Brug ∆ Algemeen 1 Zwembad Groenoord 2 Sporthal Groenoord 3 De Blauwe Brug * Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 0/2 Toneel/muziek 1 Sportverenigingen 11 Cafe’s 0 ►Kethel DOELGROEP NAAM Jongeren 1 Taizégroep Kethel 2 Burg.van Haarengroep ◊ Ouderen 1 St.Jacobus ∆ Algemeen 1 Stichting de Werf 2 Sportpark Kethel 3 Sportpark Harga 4 Verenigingsgebouw Bijdorp 5 Sportpark Thurlede Overige voorzieningen Naam Aantal Peuter +/peuterspeelzalen 0 Toneel/muziek 3 Sportverenigingen 21 Cafe’s 2 1 ◘ Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ FUNCTIE 1 ◘ 1 1 ◘ 1-4 1 ◘ 1 ◘ 1→ 4 ADRES Sweelincksingel 5 Puccinistraat Sweelincksingel 3 Blauwe Brug Prinses Beatrixlaan 2 Groenoordstraat 1 Bachplein BEREIK 60 x 61 46 x x x Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ FUNCTIE 1 1 1 1 ADRES Schiedamseweg 115 Schiedamseweg 211 Kerkweg 46c Kerkweg 46 c BEREIK 105 142 45 451 1 1 1 1 Schiedamseweg Hargapark Schietbaanstraat 32 Beatrixpark x x ◘ ◘ ◘ x Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 26 ►Woudhoek DOELGROEP NAAM Jongeren 1 Stichting N.A.R. ◊ Ouderen 1 Dienstencentrum de Woudhoek ** ∆ Algemeen 1 Tennispark Kethelhage FUNCTIE 1 ◘ 1–4 1 ◘ Overige voorzieningen Naam Peuter +/peuterspeelzalen Toneel/muziek Sportverenigingen Cafe’s Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ Aantal 0/2 1 3 1 ►Spaland DOELGROEP NAAM ∆ Algemeen Sport Fitland Overige voorzieningen Naam Peuter + Toneel/muziek Sportverenigingen Cafe’s FUNCTIE 1 ◘ Aantal 1 ►Sveaparken DOELGRO NAAM ADRES BEREIK Heijermansplein 35 Zoomweg 4 + 2237 ADRES x BEREIK Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ FUNCTIE ADRES BEREIK EP Overige voorzieningen Naam Peuter +/peuterspeelzalen Toneel/muziek Sportverenigingen Cafe’s Aantal Functie 1-2-3 ◘ 1 ◘ 1 ◘ 1 ◘ *** Sportverenigingen zonder specifieke locatie: 17 2. Inspraakreacties en –verwerking. INSPRAAKREACTIES CONCEPT KADERNOTA SOCUWE Voorafgaand aan de zogeheten brede inspraakronde is het preconcept voorgelegd aan de meest betrokken instellingen, de SWS en de SOW, en aan de commissie Bevolking & Onderwijs met de vraag in grote lijnen commentaar te leveren. Die ‘voorinspraak’ heeft geleid tot een aantal aanpassingen en uiteindelijk tot het concept, zoals dat in brede zin is verspreid. Een verzendlijst en de begeleidende brief zijn aangehecht. De inspraak heeft slechts een beperkt aantal reacties opgeleverd. Drie externe instellingen, te weten de SWS, Woonplus Schiedam en MD NWN, alsmede het Team Veiligheid van de 27 interne afdeling BMO hebben commentaar ingezonden. Hieronder worden de opmerkingen op een rij gezet en aangegeven, hoe zij verwerkt zijn. Instelling Woonplus Reactie Vertaling naar wijkniveau niet afhankelijk stellen van doortrekken wijkcarrousel Benoeming medeverantwoordelijkheid van andere gemeentelijke afdelingen voor kaders, bijvoorbeeld goede fysieke woonomgeving in relatie tot leefbaarheid en veiligheid Actieve benadering van burgers ter bestrijding van sociaal isolement en ter bevordering van aanloop naar buurt- en wijkcentra (Vb.: AJW) Positionering opbouwwerk, uit te werken in nota Wijkgericht Werken MD NWN SWS Verwerking Akkoord, beleidskader geldt ook voor wijken zonder wijkplan Akkoord, maar blijkt reeds uit op meerdere plaatsen aangeduide integraliteit V.k.a., taak wordt aan instelling opgedragen V.k.a., zie tekst ter plaatse Betere nuancering onderscheid tussen maatschappelijk werk en sociaal-cultureel werk Regievoering 1e lijns psychosociale hulpverlening is verantwoordelijkheid MW Onderschrijving samenwerking, communicatie diverse discilplines Nuancering product individugerichte informatie Akkoord; tekst is aangepast Onderstreept belang van gezamenlijk op te werken streefmodel naar productfinanciering Constateert onderbelichting Ouderenwerk en enige discrepantie in reikwijdte van de nota mbt activiteiten Ouderenwerk enerzijds en SWS anderzijds. Wenst een heldere taakafbakening tussen SWS en Opbouwwerk om overlap te voorkomen; spreekt voorkeur uit voor op termijn onderbrengen opbouwwerk bij SWS Stelt voor de kernbegrippen emancipatie, participatie en integratie te hanteren om sociale uitsluiting e/o – isolement te voorkomen of te overwinnen Wijst op de knelpunten in het beheer van de wijkcentra, in relatie tot de additionele medewerkers, het verband met de openingstijden en op de agogische formatie. V.k.a. Akkoord; tekst is aangepast V.k.a. Akkoord, tekst is aangepast Tekst is aangepast en toegelicht. Akkoord, overleg tussen partijen volgt. Zie mbt positionering ook onder Woonplus Akkoord, tekst is aangepast Knelpunten zijn genoegzaam bekend en krijgen de nodige aandacht. Er zijn echter zeer beperkte financiële mogelijkheden. Uitgangspunt van binding van uitvoerende V.k.a., is uiteraard werkers aan een wijk sluit aan bij het eigen Plan verheugend van Aanpak en bij de organisatievernieuwing Zet vraagtekens bij de becijfering van de Tekst is aangepast. Grootste basisformatie; deze zou meer gedifferentieerd knelpunt is de zeer geringe moeten zijn financiële armslag 28 Wel/niet accommodatiegebondenheid van Akkoord; tekst is aangepast functies Productomschrijvingen geven op enkele punten Akkoord, in overleg tot aanleiding tot bijstelling wederzijds aanvaarde omschrijving komen in het kader van gezamenlijk opwerken van systeem van productfinanciering. Afdeling Mist een keuzeproces, dat voorafgegaan is aan BMO, team het vaststellen van definitie, functies, veiligheid doelstellingen en uitgangspunten en wie bij dat proces betrokken zijn geweest Is o.i. niet direct relevant, maar keuzes zijn gebaseerd op (interpretatie van) bestaande beleidsstukken en vakliteratuur V.k.a., uitwerking zal binnen de gestelde kaders zeker in goed overleg plaatsvinden Het bijdragen van sociaal-cultureel werk aan veiligheid en leefbaarheid komt wordt vooral indirect uitgewerkt. Vraagt aandacht voor de directe en meer specifieke rol. Wijst op financiële randvoorwaarden voor Akkoord, mogelijkheden zijn realisatie en oppert commerciële exploitatie van evenwel helaas zeer beperkt accommodaties. Vraagt naar doel van productomschrijvingen Is eerste voorwaarde om te komen tot productfinanciering Dwingende openstelling van accommodaties Duidelijke afspraken moeten voor jongeren, waar gemeente eigenaar is ikv subsidiebeschikking gemaakt worden. Relatie eigenaar-huurder heeft een ander karakter. 29