Aanzet Beleidsnota Sociaal Cultureel Werk Schiedam

advertisement
CONCEPTNOTA
KADER VOOR HET SOCIAAL CULTUREEL WERK IN SCHIEDAM
Inhoud:
Pagina:
1.
Inleiding………………………………………………………………… 2
2.
Samenvatting en leeswijzer…………………………………………….. 3
3.
Algemene inkadering…………………………………………………... 4
3.1
Breed welzijnsbeleid
3.2
Nadere definiëring Sociaal-cultureel werk vanuit historisch perspectief
3.3
Reikwijdte van deze nota en relatie met overige gemeentelijke beleidsnota’s
3.4
Rolverdeling gemeente-instelling(en)
4.
Doelstellingen en uitgangspunten……………………………………… 9
4.1
Tegengaan van maatschappelijk isolement
4.2
Bevordering van gelijke kansen
4.3
Stimulering leefbaarheid en veiligheid
4.4
Ontmoeting en recreatie
5.
De situatie in Schiedam………………………………………………… 11
5.1
Recente geschiedenis
5.2
Stedelijke instellingen voor sociaal-cultureel werk
5.3
Voorzieningen, accommodaties en ambulant werk
5.4
Analyse en knelpunten
6.
Aanpak en instrumentarium…………………………………………… 13
6.1
Algemeen
6.2
Wat is nodig in Schiedam
6.2.1 Voorzieningen
6.2.2 Professionaliteit en vrijwilligerswerk
6.2.3 Accommodatiegebonden en ambulant werk
6.2.4 Cohesie, communicatie, samenwerking
7.
Producten……………………………………………………………… 18
8.
Beslispunten…………………………………………………………...
22
Bijlagen:
1.
Overzicht van instellingen, in schema en op kaart…………………….
2.
Inspraakreacties en –verwerking………………………………………
24
27
1
1.
Hoofdstuk 1: Inleiding.
In de loop van het jaar 2000 is de schaalvergroting van het sociaal-cultureel werk in
Schiedam afgerond met het opgaan van de stichtingen De Erker en De Blauwe Brug in
de Stichting Welzijn Schiedam. Gepaard aan deze schaalvergroting is binnen de SWS
ook een traject gestart, dat erop is gericht om de organisatie, zoals die na de diverse
fusies is ontstaan, te veranderen en verbeteren en toe te rusten naar de eisen, die
daaraan nu worden gesteld.
Ook binnen het ouderenwerk vinden sociaal-culturele activiteiten plaats. Derhalve
wordt ook daarvoor in deze nota ruimte gereserveerd, vanzelfsprekend met
inachtneming van het feit, dat hier de doelgroep primair ouderen zijn, waarbinnen de
allochtone ouderen weer extra aandacht behoeven.
Natuurlijk vindt ook buiten de gesubsidieerde sfeer veel sociaal-cultureel werk plaats,
dat belangrijk bijdraagt aan het sociaal-cultureel peil van Schiedam. Bij het bepalen
van de vraag vanuit de overheid aan de gesubsidieerde instellingen zal daar terdege
rekening mee gehouden worden.
Het gemeentebrede subsidiebeleid wordt vanaf het jaar 2000 gevoerd op basis van de
Algemene Subsidieverordening 2000. Hierin is het systeem van produktfinanciering
met vaste budgetten neergelegd, dat geleidelijk aan zal worden ingevoerd en zowel bij
de subsidieverlener als bij de subsidieontvanger aanpassing van attitude en organisatie
vergt.
Sociaal-cultureel werk is een onderdeel van het brede welzijnsterrein, waartoe onder
meer beleidsvelden als maatschappelijke dienstverlening, volksgezondheid,
kinderopvang, maar ook volwasseneducatie en sport gerekend kunnen, c.q. moeten
worden. Voor al deze onderdelen zijn of komen er gemeentelijke beleidsnota’s en/of
beleidsregels. Er is bovendien veelal sprake van een grote samenhang of zelfs
overlapping van de verschillende disciplines.
Een en ander zal duidelijk maken, dat het van groot belang is met duidelijke definities
en duidelijke omschrijvingen de grenzen en de samenhang aan te geven. Wij
verwachten dat met deze nota sociaal-cultureel werk te doen en daarmee tevens aan te
geven wat onze visie op het beleidsveld is, welke doelen wij wensen te bereiken en
langs welke wegen wij dat denken te doen. Wij zien deze beleidsbepaling als een
eerste vereiste voor een welzijnsbeleid, dat de Schiedamse gemeenschap ten dienste
staat, temeer omdat het daar tot nu toe aan ontbroken heeft. Een heldere gemeentelijke
vraag is ook van groot belang voor de aanbieder(s) om daarop adequaat de offerte te
kunnen afstemmen. En daarmee is weer onlosmakelijk het welslagen van het systeem
van budgetsubsidiëring verbonden.
Deze nota is mede dankzij de bijdragen van vele betrokkenen tot stand gekomen.
Daarvoor willen wij onze dank uitspreken. Een nota alleen is evenwel niet het hele
verhaal: het beleid moet ook worden uitgevoerd. Wij hopen, dat ook de concretisering
van de nu neergelegde voornemens in goed overleg en in prettige zakelijke
verhoudingen met alle belanghebbenden – instellingen, vrijwilligers, doelgroepen en
gebruikers – gestalte zal krijgen.
2
Daarbij zijn wij ons er terdege van bewust, dat het hoge ambitieniveau van de nota en
de précaire financiële positie van de gemeente een tegenstrijdig beeld geven. Het is
evenwel de bedoeling een streefmodel te hanteren, dat afhankelijk van de financiële
mogelijkheden, fasegewijs, stap voor stap gerealiseerd zal worden. Binnen de gestelde
kaders moet het dan ook mogelijk zijn daarbij prioriteiten te stellen.
Hoofdstuk 2: Samenvatting en leeswijzer.
De gemeente Schiedam geeft in haar nota’s voor de verschillende werkvelden de
contouren van het beleid aan: begrippen, doelen, middelen. Beleid is niet een statisch
iets, dat eenmaal vastgesteld niet meer aan wijzigingen onderhevig is; beleid dient
flexibel mee te gaan met de maatschappelijke ontwikkelingen en de vraag, die daaruit
voortvloeit. Dat geldt ook voor het terrein van deze nota: het sociaal cultureel werk.
Toch is het van belang daarin ook vaste punten in te verankeren: er is een basis nodig,
waarop of vanwaaruit verder gebouwd kan worden. Die basis wordt gezocht in
herkenbare, goed functionerende, open wijk- en buurthuizen. Open naar binnen door
een uitnodigende gezellige sfeer van, voor en met alle inwoners van deze gemeente,
ongeacht leeftijd, positie of afkomst, levendige centra van de wijk, met ruime
openingstijden, goed geoutilleerd en bemensd, met beroepskrachten en vrijwilligers en
een vraaggericht aanbod. Maar ook open naar buiten, actief de wijk intrekkend,
bewoners stimulerend en ondersteunend bij eigen initiatieven en vooral ook
samenwerkend met alle andere disciplines, zoals de sportsector, het onderwijs, de
politie, de gezondheidszorg, de jeugdhulpverlening enz., enz., en in deze
samenwerking ook regisserend.
Schiedam volgt in het kader van het Grote Steden Beleid een methode van integrale
wijkaanpak. Binnen de kaders, die in deze nota worden bepaald, vindt in die
wijkplannen vertaling plaats naar het wijkniveau; het beleid wordt daar dus ‘op maat
gesneden’. Bewoners en instellingen krijgen daarbij alle gelegenheid om hun –vaak
beslissende- invloed uit te oefenen bij de keuzes, die gemaakt worden. Overigens
wordt die vertaling naar wijkniveau niet afhankelijk gesteld van de ontwikkeling van
een wijkplan.
Naast specifieke wijkaangelegenheden zijn er ook kwesties, die op stedelijk niveau
spelen of op meer dan een wijk betrekking hebben. Een voorbeeld daarvan in het
kader van deze nota is het Ambulante Jongerenwerk, dat een inzet over de hele stad
kent, uiteraard met decentrale acties en activiteiten.
In de wijkplannen neemt het thema jeugd een belangrijke plaats in. Daarbij wordt
ingezet op voldoende voorzieningen in de binnen- en buitenruimten/-accommodaties,
zoals boven in het algemeen ook al aangegeven, waarbij in de buitenruimten
onderscheid gemaakt wordt naar doelgroepen: 0-4, 4-12, 12-16 en 16-23. Voorts wordt
geïnvesteerd op sociaal beheer van voorzieningen, medeverantwoordelijkheid van
ouders en omwonenden daarbij, evenals nadruk op sociale controle, opvoeding,
mentaliteit, communicatie en begrip tussen betrokken partijen. Bij het integrale
jeugdbeleid is gekozen voor de doorgaande ontwikkelingslijn van 0-23 jaar; een
keuze, die afstemming, bundeling en samenhang van de verschillende expertises
(kinderwerk, peuterwerk, tienerwerk, jongerenwerk, opbouwwerk, onderwijs, (wijk-)
politie, sport, kinderopvang, (gezondheids-)zorg, hulpverlening) vereist
3
Leeswijzer:
In het vervolg van deze nota wordt een en ander nader uitgewerkt. Voor een deel
betreft dit achtergrondinformatie, die, hoewel relevant, niet noodzakelijk gelezen
behoeft te worden. Als leidraad worden hier de belangrijke onderdelen aangeduid:
Hoofdstuk 3: paragraaf 3.2 (definitie, doelgroep, functie)
Hoofdstuk 4: doelstellingen en uitgangspunten
Hoofdstuk 5: paragraaf 5.4 (knelpunten)
Hoofdstuk 6: aanpak en instrumentarium
Hoofdstuk 8: de beslispunten
Hoofdstuk 3: Algemene inkadering.
3.1 Breed welzijnsbeleid
Het welzijn en welbevinden van de burgers wordt door verschillende factoren
bepaald en is niet primair afhankelijk van het bestaan van allerlei welzijns- en
zorgvoorzieningen. Van belang zijn erfelijke en biologische eigenschappen,
maar veel meer nog de leefstijl en de fysieke en maatschappelijke omgeving
van mensen. Welzijn en gezondheid zijn niet gelijkelijk verdeeld; onderzoeken
hebben aangetoond, dat verschillen in leefsituatie en omgevingsfactoren hierbij
een grote rol spelen. Tekorten en problemen komen zowel op het individuele
als op het collectieve vlak voor en worden zowel curatief als ook en steeds
vaker preventief aangepakt. Het brede welzijnsbeleid kan in die zin beschouwd
worden als een ‘facet’ van andere aandachtsvelden, zoals milieubeleid,
veiligheidsbeleid, werkgelegenheidsbeleid, ruimtelijke ordeningsbeleid,
economisch beleid, etc.
Historisch perspectief
In de Rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activiteiten van 1979 werd
slechts gesproken over de met die activiteiten beoogde doelstellingen.
De gemeenten werden verantwoordelijk. Later is de regeling verbreed
tot het sociaal-cultureel werk, waaronder vielen de al genoemde
activiteiten, zijnde een gemeentelijke taak, en de steunfunctie, een
provinciale taak.
Daarna is er enige tijd sprake geweest van een Kaderwet Specifiek
Welzijn voor een breed beleidsterrein. Deze is evenwel nooit ingevoerd.
In plaats daarvan is in 1987 de Welzijnswet in werking getreden, onder
gelijktijdige intrekking van de Rijksbijdrageregeling. De Welzijnswet is
gericht op het maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn van mensen.
Sinds 1989 ontvangen de gemeenten de op de Welzijnswet gebaseerde
uitkering in het Gemeentefonds , waarmee de bestedingen niet langer
geoormerkt zijn.
De Rijksbijdrageregeling vermeldde de doelstellingen vorming en
educatie, bewustwording en ontmoeting en recreatie van personen en
groepen. Daarmee werden de volgende werkvormen tot het sociaalcultureel werk gerekend: vormings- en ontwikkelingswerk,
opbouwwerk, kunstzinnige vorming, amateuristische kunstbeoefening
4
en volkscultuur, club- en buurthuiswerk, jeugd- en jongerenwerk,
sportieve recreatie, peuterwerk.
De Welzijnswet interpreteert het sociaal-cultureel werk iets enger, maar
somt vervolgens in een bijlage gemeentelijke voorzieningen op, op
basis waarvan tot het sociaal-cultureel werk in brede zin behoren: alle
werkvormen genoemd in de rijksbijdrageregeling, het werk voor
verschillende doelgroepen, zoals sociaal-culturele activiteiten voor nietactieven, welzijnswerk minderheden, vluchtelingenwerk, emancipatieactiviteiten, gecoördineerd bejaardenwerk, diverse vormen van
kinderopvang, voorts vrijwilligerscentrales, openbaar bibliotheekwerk,
speeltuinwerk en het welzijnsdeel van het onderwijsvoorrangsbeleid.
De Welzijnswet is geheel herzien in 1994, met als belangrijkste
overweging de sociale en bestuurlijke vernieuwing op het terrein van
het overheidsbeleid: niet langer een per overheidsniveau gescheiden
verantwoordelijkheid voor een bepaalde voorziening, maar een
integrale, gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de
verschillende overheidsniveaus als van het particulier initiatief en de
burgers. Kern is samenwerking ter voorkoming en opheffing van
problemen, met inzet van iedere actor vanuit de eigen
verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Niettemin is er wel een
verdeling van verantwoordelijkheden over de bestuursniveaus, echter
niet naar voorzieningensoort, maar naar aard van werkzaamheden:
uitvoerend werk, steunfunctiewerk en de landelijke functie.
De uitgangspunten van deze bestuursfilosofie zijn:
- de burgers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de
invulling van hun leven
- noodzakelijke dienstverlening is primair de verantwoordelijkheid
van het particulier initiatief
- voor zover overheidsinterventie niet achterwege kan blijven, wordt
in eerste aanleg uitgegaan van het overheidsniveau, dat het dichtst
bij de burger staat
- de overheden, organisaties en burgers zijn gezamenlijk
verantwoordelijk om in samenwerking de doeleinden van het
welzijnsbeleid te realiseren
Dit beleid heeft volgens deze herziene Welzijnswet van 1994 als
hoofddoel enerzijds te voorkomen, dat mensen in een
achterstandspositie terecht komen en anderzijds personen, die al in een
achterstandspositie verkeren, te helpen daar weer uit te komen. Het
accent is verschoven van curatief naar preventief. Bevordering van
ontplooiingsmogelijkheden, stimulering van zelfredzaamheid van
mensen en hun deelname aan de maatschappij voorkomen, dat mensen
in een achterstandssituatie geraken. Wanneer zij daarin verkeren, is
preventie uiteraard niet meer voldoende en is het welzijnsbeleid erop
gericht betrokkenen te helpen bij het zich losmaken uit die positie en
zonodig tijdelijke opvang te bieden. In den brede gezien is het
welzijnsbeleid bedoeld om de noodzakelijke cohesie ten behoeve van
een goed functionerende samenleving te vergroten.
5
De herziening is ook ingegeven door de wens een kwaliteitssysteem
voor de welzijnsvoorzieningen te realiseren, uitgaande van
zelfregulering en niet primair door een overheid. Bepaald is, dat de
subsidiërende overheid kwaliteitsvoorschriften kan stellen, tenzij de
subsidie-ontvanger deelneemt aan een door middel van zelfregulering
tot stand gekomen kwaliteitssysteem. Dit geldt overigens niet voor de
Kinderopvang, waarop aparte kwaliteitsregels van toepassing zijn.
Tenslotte de reikwijdte van de herziene wet: toegevoegd zijn sociale
pensions en aspecten van ouderen- en gehandicaptenwelzijnsbeleid; het
bibliotheekwerk is eruit gehaald en overgeheveld naar de Wet op het
specifiek cultuurbeleid.
Als algemene geldende doelstelling voor het – brede- welzijnsbeleid geldt
het scheppen van voorwaarden om de inwoners van Schiedam als
verantwoordelijke burgers een zo hoog mogelijk niveau van individueel en
maatschappelijk functioneren te kunnen laten bereiken.
Dat zou idealiter moeten leiden tot een samenleving met voldoende sociale en
economische zelfredzaamheid, met een stevig maatschappelijk middenveld,
met gelijke kansen voor een ieder, met verdraagzaamheid, betrokkenheid en
solidariteit, met een als prettig en veilig ervaren woonomgeving, met een goed
voorzieningenniveau, ook op het gebied van zorg en welzijn, met een als
legitiem en gezaghebbend ervaren overheid en met geloof in de toekomst. Dit
ideaalbeeld is in de volle omvang niet haalbaar; dit besef belemmert echter
geenszins het nastreven ervan door actief tekortkomingen, die ten aanzien van
het maatschappelijk functioneren worden geconstateerd, te lijf te gaan.
3.2
Nadere definiëring sociaal-cultureel werk
Vanuit het brede welzijnsbegrip kan een afbakening voor het begrip sociaalcultureel werk worden gemaakt, nodig voor de reikwijdte van deze nota.
Overigens is het vormen van een duidelijk inhoudelijk beeld niet eenvoudig
voor een veelvormige, dynamische sector als het sociaal-cultureel werk: de
activiteiten wijzigen met de maatschappelijke vraagstukken uit de praktijk, met
het tijdsbestek en met de omgevingsfactoren.
Er zijn bovendien vele ingangen naar het sociaal-cultureel werk. Zo kan
bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden naar doelgroepen:

allochtonen

werkzoekenden

uitkeringsgerechtigden

vrouwen

woonwagenbewoners

patiëntenorganisaties

vluchtelingen, etc., etc.
Een ander mogelijk criterium is de leeftijd:

0-12 jarigen

12-16 jarigen

17-27 jarigen, etc., etc.
Ook een thematische indeling is een optie:
6

wonen

werken

weten

welbevinden
Een territoriale ingang is evenmin ongebruikelijk:

buurt

wijk

stad/dorp

regio
Bij het zoeken naar een voor de Gemeente Schiedam handzame en werkbare
omschrijving heeft de beoogde en reeds in de subsidieverordening verankerde
systematiek van budgetfinanciering en de daarbij behorende kostenopzet van in
te kopen produkten een rol gespeeld. Het terrein wordt afgepaald door vanuit
een algemene definitie de functies van het sociaal-cultureel werk te
onderscheiden en te omschrijven.
Tegen de achtergrond van het historisch perspectief wordt als definitie voor
sociaal-cultureel werk in Schiedam aangehouden:
Het ontwikkelen en aanbieden van activiteiten en/of begeleiding aan personen
en groepen, gericht op het bevorderen van sociale cohesie in de woon- en
leefsituatie, alsmede op het voorkomen cq opheffen van sociaal isolement (o.m.
ook door sociale activering).
Kernbegrippen daarbij zijn –volgordelijk- emancipatie, participatie en
integratie.
Tot de doelgroep behoren in principe:
Alle inwoners van de stad,c.q. bewoners van de buurt, waarbij prioriteit wordt
verleend aan mensen, die in een achterstandssituatie verkeren, of dreigen te
geraken, aan jeugd en jongeren, aan ouderen en aan allochtonen.
Binnen dit beschouwingsgebied kunnen dan ten aanzien van de gemeentelijke
bemoeienis met het sociaal-cultureel werk ten minste de volgende functies
worden onderscheiden:

ontmoeting en recreatie

ontwikkeling

activering

informatievoorziening
Deze functies kunnen als volgt worden gedefinieerd:

ontmoeting en recreatie: het bevorderen van contacten tussen
individuen en/of groepen, gericht op ontspanning, gezelligheid en/of
kennismaking met door anderen gehanteerde normen en waarden

ontwikkeling: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden van
individuen en/of groepen ter wille van een verbetering van het
persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren

activering: het bevorderen van actieve maatschappelijke participatie, al
dan niet in collectief verband, bij ontwikkelingen in en de vormgeving
7

3.3
van de samenleving in het algemeen en de eigen leef- en woonsituatie
in het bijzonder
informatievoorziening: het bevorderen van zelfredzaamheid door het
geven van informatie of advies, het verlenen van concrete diensten
en/of het doorverwijzen bij vragen of problemen van persoonlijke of
maatschappelijke aard
Reikwijdte van deze nota en relatie met overige gemeentelijke
beleidsnota’s
In het kader van de taakverdeling tussen de overheden, zoals die onder meer
terugkomt in de Welzijnswet en in afspraken in VNG- en IPO-verband, voeren
de gemeenten een eigen lokaal sociaal (lees: welzijns-) beleid, dat is
toegesneden op de lokale problematiek en dat aansluit op de beleidsdoelen van
de rijksoverheid. De eerstelijns welzijnsinstellingen moeten in staat zijn, cq
gesteld worden om eventueel in samenwerking met anderen een inhoudelijk
aanbod te leveren, waarmee de doelen kunnen worden bereikt. Kernbegrippen
zijn steeds participatie, toegankelijkheid en overwinnen of liever voorkomen
van sociale uitsluiting. Daarbij dient extra aandacht te gaan naar burgers met
mindere kansen, zoals ouderen, jongeren met problemen en verstandelijk of
lichamelijk gehandicapten. Eerste vereiste daarvoor is een goede kansen
biedende, stimulerende lokale sociale infrastructuur met een toegankelijk
aanbod van voorzieningen op het gebied van ontmoeting, opvang, ontplooiing
en ontspanning.
Deze nota moet worden gezien in samenhang met andere Schiedamse
beleidsnota’s, zoals die op de terreinen volksgezondheid, kinderopvang en
peuterspeelzalenwerk; zij kan daarop aanvullend zijn en in een enkel geval een
overlap vertonen, maar waar onverhoopt sprake is van (schijnbare) strijdigheid
prevaleert in principe de specifieke beleidsnota.
3.4 Rolverdeling gemeente-instelling(en)
De gemeente is de beleidsbepalende actor op het speelveld; zij stelt de doelen
vast, prioriteert waar nodig en geeft opdrachten tot uitvoering aan de
instelling(en). In de voorgestane subsidiesystematiek koopt de gemeente
vervolgens de gewenste produkten in bij de instelling en is er strikt genomen
sprake van een opdrachtgever-opdrachtnemer-verhouding. In het voortraject
zal er veelal sprake zijn van overleg met een wisselwerking. Bovendien dient
een instelling ook in staat te zijn/gesteld te worden om aan de vraag tegemoet
te kunnen komen. In die zin blijft er ook nog een voorwaardenscheppende rol
voor de gemeente weggelegd. Is eenmaal overeengekomen, welke prestaties
worden verlangd, dan is de instelling voor de levering daarvan daaraan
gehouden en zal daarop ook worden afgerekend. Het staat de instelling(en) vrij
daarnaast ook een eigenstandig beleid te voeren, vanzelfsprekend mits niet
strijdig met het algemeen belang en, evenzeer vanzelfsprekend, mits de te
leveren prestaties niet in gevaar komen.
8
Hoofdstuk 4: Doelstellingen en uitgangspunten voor Schiedam.
Vanuit de gekozen definitie van sociaal-cultureel werk, de daaraan toegekende
functies en de aangegeven doelgroepen worden de volgende doelstellingen en
uitgangspunten geformuleerd:
4.1
Tegengaan van maatschappelijk isolement via participatie en integratie.
Door mensen te interesseren voor, zich bewust te maken van en te laten
meedenken, meepraten en meebeslissen over allerlei aangelegenheden,
die hen direct aangaan, kan worden voorkomen, dat mensen aan de
zijlijn van het maatschappelijk leven komen te staan. Daartoe zijn
activerende maatregelen nodig, die de gemeenschapszin en de sociale
cohesie bevorderen, mensen uit hun eigen hokjes lokken en hen
bewegen een bijdrage te leveren aan een prettige woon en
leefomgeving. Integratie van nieuwkomers en van allochtone
Schiedammers in het algemeen in een wijk of buurt, van welke afkomst
of leeftijd ook, is een belangrijke voorwaarde om onbegrip,
verwijdering en isolement van bepaalde mensen te voorkomen.
4.2
Bevordering van gelijke kansen en bestrijding van achterstanden.
De uitgangspositie van de deelnemers aan het maatschappelijke leven is
niet voor iedereen gelijk. Er zullen ook altijd verschillen blijven
bestaan. Niettemin is het een taak van de overheid om in principe aan
allen gelijke kansen te bieden. Achterstanden in ontwikkeling moeten
daarom ingelopen worden.
4.3
Stimulering van leefbaarheid en veiligheid.
Mensen moeten zich prettig kunnen voelen in hun woonomgeving.
Daartoe moet niet alleen de woning zelf, maar ook de fysieke omgeving
in de buitenruimte in orde zijn en voldoende gelegenheid bieden om er
sociale activiteiten te kunnen aanbieden, er op een leuke wijze te
kunnen vertoeven, spelen, sporten, elkaar ontmoeten. Dit moet mogelijk
zijn voor zowel jong als oud, voor zowel autochtoon als allochtoon,
voor zowel man als vrouw. De veiligheid moet daarbij niet in het
geding zijn en overlast mag niet worden ervaren. Dat vereist naast
geschikte en veilige plekken ook onderlinge verdraagzaamheid en
begrip.
4.4
Ontmoeting en recreatie
Dit onderwerp ligt min of meer in het verlengde van het vorige punt,
maar is meer toegespitst op de basisfunctie van de gemeenschapsaccommodaties, hoewel de beleving van de buitenruimte, waarop het
vorige punt nader inging, uiteraard ook ontmoeting en recreatie inhoudt.
Binnen de accommodaties moet voldoende gelegenheid bestaan voor
bewoners om ongedwongen te kunnen samenkomen en te ontspannen.
Activiteiten als bingo, kaarten, biljart kunnen daarbij ondersteunend
9
zijn en de gemeenschapszin bevorderen. Minimumvoorwaarde is
evenwel de openstelling, waarbij tieners en jongeren niet buitengesloten
mogen worden. Verdraagzaamheid jegens elkaar is ook in dit verband
een hoog ideaal, wellicht te hoog. Gescheiden ruimten, gescheiden
ingangen of zelfs gescheiden voorzieningen moeten daarom niet
uitgesloten worden.
De volgende uitgangspunten worden daarbij gehanteerd:
-
voorop staat de zorg voor goed functionerende basisvoorzieningen
als levendige centra in de wijken, adequaat verspreid over de stad,
adequaat toegerust, zowel wat betreft de fysieke binnenruimtes, als
wat betreft de personele bezetting (beheer en beroepskrachten); de
eigenschappen van de wijk kunnen leiden tot verschillen in de
fysieke en/of personele toerusting van de accommodaties
-
uitvoerende werkers dienen in principe verbonden te zijn aan een of
meerdere wijken: een “eigen” wijk bevordert de herkenbaarheid en
de wisselwerking tussen beroepskrachten en bewoners; periodieke
inzet elders in de stad wordt evenwel geenszins uitgesloten;
-
er wordt zowel in- als extern publieksgericht aanbod ontwikkeld;
zowel in als vanuit de accommodaties worden de doelgroepen
bediend; de openheid/openstelling kent twee richtingen: naar binnen
en naar buiten; de gemeente heeft een inspanningplicht te zorgen
voor voldoende en geschikte mogelijkheden in de buitenruimte
-
het aanbod dient niet uitsluitend te beantwoorden aan de vraag van
de gebruikers, maar ook aan de maatschappelijk geconstateerde
vraag, onder meer blijkend uit monitoring en statistische gegevens
met betrekking tot leeftijd, ontwikkelingsgraad, etniciteit,
inkomenspositie, overlast, veiligheid, en dergelijke;
-
de uitvoering is gericht op samenhang, samenwerking en cohesie ter
bevordering van een (aan)sluitende aanpak, inzet van de juiste
deskundigheid op het juiste moment en op de juiste plaats en ter
voorkoming van overlap; noodzakelijke elementen hierbij zijn
saamhorigheid, netwerken en regievoering. Het begrip regievoering
behoeft enige verduidelijking: op terreinen, die tot de expertise en
verantwoordelijkheid van specifieke instellingen behoren
(bijvoorbeeld de 1e lijns psychosociale hulpverlening van het
Algemeen en Schoolmaatschappelijk Werk), behoort die
betreffende instelling de regie in handen te hebben.
10
Hoofdstuk 5: De situatie in Schiedam
5.1
Recente geschiedenis
De landelijke trend van schaalvergroting in de welzijnssector is aan Schiedam
niet voorbijgegaan. Vanuit een groot aantal afzonderlijke instellingen per wijk
is in de jaren negentig van de vorige eeuw een ontwikkeling naar één stedelijke
welzijnsorganisatie begonnen. Halverwege het jaar 2000 is dit proces afgerond
met de fusie van de laatste twee stichtingen, De Erker in West en De Blauwe
Brug in Noord, met de Stichting Welzijn Schiedam. Naast dit opgaan in één
organisatie is praktisch gelijktijdig een traject gestart, dat gericht is op
inhoudelijke verbetering en organisatorische aanpassing van de nieuwe SWS
aan de gewijzigde omstandigheden. Naast gevolgen, die een centrale
aansturing op voorheen decentraal geleide instellingen sowieso al heeft, spelen
daarbij uiteraard ook cultuurverschillen een grote rol. Het zal duidelijk zijn, dat
een dergelijk groeiproces tijd vergt en tijdens de rit kan nopen tot bijstelling
van de gekozen doelen. Die flexibiliteit dient aanwezig te zijn.
5.2
Stedelijke instelling(en) voor sociaal-cultureel werk
Naast de stedelijke Stichting Welzijn Schiedam, waar het zwaartepunt van het
lokale sociaal-culturele werk ligt, moet in het kader van dit beleidsstuk ook
gewezen worden op het sociaal-culturele werk, dat in deze stad ten behoeve
van ouderen (vanaf 55 jaar) wordt aangeboden. Dat gebeurt niet of slechts ten
dele door de SWS, maar vooral door de Stichting Ouderenwerk Schiedam.
Deze stichting beschikt over een aantal dienstencentra, waarin en van waaruit
activiteiten en diensten worden aangeboden. Deze worden onderverdeeld in
sociaal-culturele activiteiten, educatieve activiteiten, bewegingsactiviteiten,
voorlichtingsactiviteiten, combinatie activiteiten en dienstverlenende
activiteiten. De sociaal-culturele activiteiten van de Stichting Ouderenwerk, die
voor een deel ook in de buurthuizen plaatsvinden, vallen onder de reikwijdte
van deze nota.
Het sociaal-culturele ouderenwerk kent noch in de formatieve, noch in de
accommodatie-sfeer grote structurele problemen. Het komt daarom in deze
nota ook aanmerkelijk minder nadrukkelijk aan de orde.
5.3
Voorzieningen, accommodaties en ambulant werk
Zonder de pretentie volledig te zijn wordt in bijlage 1, met plattegrond een
beeld gegeven van de voorzieningen in Schiedam, waaraan op enigerlei wijze
minimaal één van de functies van het sociaal-cultureel werk kunnen worden
toegedicht. Zo worden ook café’s genoemd vanwege de ontmoetingsfunctie.
Om een indruk te geven van de spreiding van de verschillende functies over de
stad is een indeling naar wijken gekozen. Uiteraard wordt ook vermeld, waar
een functie een wijkoverstijgend c.q. stedelijk karakter heeft.
5.4
Knelpunten.
11
*
Met betrekking tot het sociaal cultureel werk voor ouderen, dat plaatsvindt in
de dienstencentra, maar ook in de buurthuizen, zijn er geen knelpunten, die bijzondere
inspanningen vragen.
*
In de tijd vóór de fusie van de instellingen voor sociaal-cultureel werk
bestonden er logischerwijze grote verschillen in de uitvoering van het werk. Dat
vloeide voort uit het feit, dat er aparte besturen en wijkgebonden werkers waren, maar
ook uit demografische en culturele diversiteiten tussen de werkgebieden. De kwaliteit
was niet overal even hoog. Nu er één stedelijke aansturing is, kan, rekening houdend
met de te accepteren eigenheden van de wijken, een gerichtere inzet van
deskundigheden plaatsvinden en kwaliteit beter worden gewaarborgd. Daarbij moeten
zeker nog plooien worden gladgestreken: de fusie is niet overal met gejuich begroet.
Men moet aan elkaar wennen en elkaars aanpak leren waarderen, waarbij niet
geschroomd moet worden succeservaringen te delen en elders toe te passen. Evenzeer
dient gewaakt te worden voor het teloor gaan van waardevolle verworvenheden. Deze
ontwikkeling is gaande, maar vergt zoals gezegd tijd.
*
Een volgend knelpunt is gelegen in de tiener- en jongerenopvang in de
bestaande wijkcentra. Deze dient verbeterd te worden. De oorzaak van het gebrek is,
naast ontoereikende formatie, mede gelegen in het ontbreken van geschikte ruimten in
de buurthuizen en van het adequaat beheren daarvan. Er dient een inventarisatie te
worden opgesteld, welke accommodaties/activiteitencentra aanpassing behoeven en
welke prioriteitsvolgorde daaraan gegeven moet worden. In dit kader wordt vermeld,
dat inmiddels erkend is, dat in Schiedam-Noord voor tieners een extra voorziening
dringend gewenst is. De mogelijkheden daartoe zijn onderzocht door een extern
adviesbureau en de conclusies zullen ter besluitvorming aan het bestuur worden
aangeboden. Maar ook in bestaande buurthuizen moet op dit belangrijke punt de
nodige actie ondernomen worden.
*
In het verlengde van het vorige knelpunt ligt ook het vraagstuk van de
uitbreiding van de openingstijden van de centra buiten de reguliere schooltijden en in
de vakanties. En in meer algemene zin het feitelijk functioneren van de centra. Dit
raakt zowel fysiek als qua personele inzet aan de beschikbare capaciteit. En daarmee
rechtstreeks aan de financiële mogelijkheden. Het raakt evenwel ook aan het
beantwoorden van de vraag vanuit de gemeenschap. Duidelijke keuzes en prioriteiten
zijn dus noodzakelijk.
*
Vanwege de samenhang tussen de werksoorten is de positionering van het
opbouwwerk in Schiedam eveneens als een knelpunt aan te merken. Deze werksoort is
rechtspositioneel nauw geliëerd met de gemeentelijke organisatie en inhoudelijk sterk
verbonden met bewonersorganisaties; de aansturing ervan voldoet niet. Er is
onvoldoende coördinatie en afstemming. Een meer onafhankelijke structuur,
onderbrenging bij een professionele gespecialiseerde organisatie en mogelijk op
termijn bij SWS zou een aanmerkelijke verbetering kunnen betekenen. Hier wordt dit
onderwerp slechts als aandachtspunt aangehaald; in de (concept-) nota Wijkgericht
Werken wordt er nader op ingegaan.
*
Veel aandacht vraagt uiteraard de omstandigheid, dat Schiedam een grote
verscheidenheid kent aan mensen met een verschillende etnisch-culturele
identificatie/achtergrond. In diverse wijken komt de achterstand van deze groepen
12
mensen erg sterk naar voren en uit de concentratie zich ook in de basisschoolpopulaties. Het spreekt voor zich, dat de sociaal-culturele sector bij de aanpak hiervan
een van de vele actoren is.
Hoofdstuk 6: Aanpak en instrumentarium.
6.1 Algemeen
De gemeente Schiedam streeft een integrale beleidsvoering na. Er is sprake van
integraal veiligheidsbeleid, van integraal minderhedenbeleid, van integraal
jeugd beleid en het Grote Stedenbeleid is bijna per definitie integraal van
karakter. Binnen hetzelfde kader valt ook het wijkgerichte werken via de
carrousel te plaatsen. Dit is een cyclisch proces, waarbij voor een bepaalde
periode per wijk een programma wordt vastgesteld, met keuzes voor
prioriteiten, met een tijdpad en met een (ten dele extra-)budget. De opvattingen
en keuzes van de bewoners van de betreffende wijk wegen bij het opstellen van
zo’n plan zwaar mee: in overleg met een representatief gedeelte van de
bevolking worden de ideeen uitgewerkt. Vraaggericht werken is daarbij het
credo, waarbij overigens duidelijk moet zijn, dat niet alleen respons moet
worden gegeven aan de directe subjectieve vraag uit de bevolking, maar zeker
ook tegemoet moet worden gekomen aan de objectieve maatschappelijke
vraag, zoals die onder meer valt af te leiden uit gegevens over het
ontwikkelingsniveau, het aandeel allochtone medeburgers, de
arbeids(in)activiteit en het gemiddelde inkomenspeil in een bepaald stadsdeel.
Een wijkprogramma omvat alle aspecten van het gebied: wonen, werken,
verkeer, parkeren, jeugd, ouderen, welzijn, veiligheid en dat alles in
samenhang. Een schoolvoorbeeld van integrale aanpak, derhalve. In een
vergevorderd stadium van voorbereiding of zelfs al in uitvoering zijn de
plannen voor de wijken Oost, Nieuwland, Zuid en West.
Binnen deze integrale aanpak neemt het sociaal-cultureel werk een niet
onbelangrijke plaats in. En sleutelbegrippen in dat verband zijn sluitende
aanpak, netwerking, sociale cohesie en sociaal en vraaggericht beheer van
omgeving en voorzieningen. De aansturing van het uitvoerende werk bij de
gesubsidieerde instellingen (SWS en SOW) geschiedt weliswaar centraal op
stedelijk niveau, maar het werk zelf vindt uitdrukkelijk zo dicht mogelijk bij de
mensen plaats.
Samenwerking en samenhang zijn bij integraal werken onontbeerlijk. De
verschillende expertises moeten samenhang vertonen, samen werken, waar
nodig naar elkaar verwijzen, maar ook lacunes en overlap voorkomen. Er dient
sprake te zijn van een sluitend geheel. Het sociaal-cultureel werk heeft
duidelijke lijnen naar het onderwijs, waarbij met name de Brede School-pilot
op een vijftal basisscholen genoemd moet worden, de kinderopvang en het
peuterwerk, de (geestelijke) gezondheidszorg, de sportsector, maar zeker ook
naar de (wijk-, c.q. buurt)politie, bewonersverenigingen en naar het
opbouwwerk.
6.2 Wat is er nodig in Schiedam voor een goed sociaal-cultureel peil?
- Voorzieningen
- Professionaliteit en vrijwilligerswerk
- Accommodatiegebonden en ambulant werk
13
-
Cohesie, communicatie, samenwerking
6.2.1 Voorzieningen
Onder voorzieningen moeten in deze nota niet alleen worden verstaan de
gesubsidieerde buurt- en wijkcentra en de dienstencentra voor de ouderen,
maar ook sport- en spelgelegenheden voor de jeugd,
jongerenontmoetingsplekken (JOP’s), skatebanen, e.d. in de buitenruimten in
parken en op straten en pleinen. In de buitenruimten dienen deze uiteraard
zoveel mogelijk aan te sluiten op de behoeften van de bewoners in de nabijheid
ervan: ouderen hebben weinig baat bij een skatevoorzienning of een wipkip,
wel bij een aantrekkelijke plaats om onder een boom of lantaarnpaal bij elkaar
te kunnen zitten. Toch is het niet eenvoudig om de voorzieningen voor de
jeugd zodanig te plannen, dat zij meegroeien met de vraag ter plekke. Daarom
wordt er in de wijkprogramma’s geprobeerd op geschikte en bereikbare
plaatsen de diverse doelgroepen te bedienen: peuters, kleuters, kinderen,
tieners, jongeren. Met name de zogeheten hang-jongeren vragen daarbij
aandacht, omdat zij het meest mobiel zijn. De hanglocaties, die zij verkiezen,
wisselen daarom vaak.
De binnenaccommodaties dienen allereerst evenwichtig over de stad verspreid
te zijn, dat wil zeggen minstens één voorziening per wijk. In dat licht bezien is
Schiedam-Noord niet dik bedeeld: voor een bebouwd oppervlak, dat bijna de
helft van de stad beslaat én waar flinke stadsuitleg plaatsvindt in Sveaparken, is
er slechts Ontmoetingscentrum De Blauwe Brug. Ook het Centrum heeft geen
eigen buurthuis, maar daar is de schaal kleiner en het aantal alternatieve
gelegenheden groter. Dat laatste geldt overigens niet voor de jeugd en de
jongeren. De roep om een stedelijke uitgaansmogelijkheid zoals een disco of
een bioscoop, alsmede om eigen jeugdhonken klinkt luid.
Prioriteit boven uitbreiding van het aantal voorzieningen moet evenwel
gegeven worden aan de zorg voor het optimaal functioneren van de huidige
accommodaties. Deze dienen ware centra van de wijk/buurt te zijn. In elke wijk
dienen de onderscheiden functies tenminste in de basis herkenbaar te worden
uitgeoefend, waarbij voorrang wordt gegeven aan de ontmoetings- en recreatie
functie. Dat betreft dan met name zaken als de toegankelijkheid voor jong en
oud, de sfeer, de gezamenlijke inzet van beroepskrachten en vrijwilligers, de
openstelling ervan, ook in de weekeinden en de schoolvakanties en
onlosmakelijk daarmee verbonden het beheer.
Het bepalen van een basis-pakket van openingstijden en bemensing,
gedifferentieerd naar samenstelling en behoefte van de betreffende wijk, is
mogelijk en kan dienen als startpunt voor verdere ontwikkelingen. Globaal kan
in het kader van het ambitieniveau van de gemeente vastgesteld worden, dat in
het stadsdeel onder de snelweg A20 met één wijkcentrum per wijk kan worden
volstaan. Dat geldt niet voor het noordelijke stadsdeel, maar de oplossing
wordt aldaar niet gezocht in een extra buurthuis, maar in uitbreiding met 1 of 2
tienervoorzieningen, waarvan een (mogelijk) in De Blauwe Brug (gericht op
14
Groenoord) en een nieuwe tieneraccommodatie voor de doelgroep in
Woudhoek, Spaland en Svea-parken.
Het centrum heeft geen accommodatie en hier wordt er ook geen voorzien:
door andere voorzieningen wordt in voldoende mate aan de ontmoetingsfunctie
voldaan.
Naar gelang de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het basispakket
in een bepaald buurthuis, al dan niet tijdelijk, worden aangepast. Voorbeelden
van dergelijke omstandigheden zijn grootscheepse herstructurering, (etnische)
samenstelling van de bevolking of de omvang van het verzorgingsgebied.
Met de voorgestelde streef- formatie voor het beheer wordt beoogd de
knelpunten in met name het beheer en met betrekking tot de openingstijden
aanzienlijk terug te dringen. De openstelling dient tenminste 5 dagen per week
te zijn, gedurende tenminste 60 uren, waarbij een deel van de openingsuren
naar behoefte in de avond en in het weekend valt. Daarnaast is per
accommodatie als na te streven doel een basisformatie bepaald voor het
kinder-, tiener- en jongerenwerk, waarbinnen tussen de disciplines geschoven
kan worden in de uren. Gedeeltelijke (tijdelijke) inzet ervan in een andere wijk
is eveneens toegestaan. De basisformatie is zowel bedoeld voor
accommodatiegebonden opvang en inloopdagen, als voor vindplaatsgerichte
straat- of pleinactiviteiten. Bovendien is rekening gehouden met
activiteitendagen in vakanties en met bijzondere evenementen en wordt tevens
een belangrijke rol toebedacht aan vrijwilligers, die zowel bij het beheer als bij
het jeugdwerk de professionals ondersteunen.
Dit leidt tot het volgende formatieplaatje per buurthuis:
Beheer:
1 fte beheerdersfunctie
0,5 fte conciergefunctie in WWB-verband
schoonhouden: 0,026 uur per m2 per week
Agogisch:
1,5 fte totaal, met facultatieve verdeling
In principe kunnen de accommodaties onder de A20 op één lijn gesteld
worden; de wijken vertonen onderling uiteraard verschillen, maar die kunnen
binnen deze formatie worden opgevangen. Een uitzondering vormt Nieuwland;
in die wijk zijn evenwel twee wijkcentra aanwezig. Ten noorden van de A20 is
er alleen De Blauwe Brug; gelet op het erg grote verzorgingsgebied en de
stadsuitleg is een uitbreiding van het basispakket met 1,5 fte kinder-/tiener/jongerenwerk daar gerechtvaardigd.
Het stedelijke totaal aan reguliere fte’s (exclusief de additionele formatie en
eveneens exclusief schoonhouduren) voor de centra in Oost, Zuid, West,
Nieuwland en Noord (dubbele agogische formatie) komt daarmee op 5 voor het
beheer en op 9,0 voor het agogische personeel. Spiegeling aan het huidige
reguliere bestand van 2.11, respectievelijk 7.77 toont aan, dat er nog een forse
inhaalslag te maken is. Waarbij opgemerkt dient te worden, dat additioneel op
het facilitaire vlak ruim 21 fte’s en bij het kinder-/tiener-/ en jongerenwerk
8,556 fte’s worden ingezet.
De centrale functies management en middelen zijn hierbij niet in ogenschouw
genomen; deze dienen tot de minimale omvang beperkt te worden.
Schematisch:
15
Basis:
Beheer:
Agogisch
Oost Zuid West Nieuwland Noord
1
1
1
1
1
1,5
1,5 1,5 1,5
3
Totaal
5 (+2,5 WWB)
9.0
Huidige situatie:
Beheer:
Totaal: 2.11 regulier + 21.444 additioneel
Agogisch:
Totaal: 7.77 regulier + 8.566 additioneel
Niet elk wijkcentrum is in de huidige vorm fysiek geschikt om ook de
ontmoetings- en opvangfunctie van tieners en jongeren naar behoren uit te
kunnen oefenen. Uitdrukkelijk geldt, dat dit bij voorkeur wel daar geschiedt,
maar waar de mogelijkheden duidelijk tekort schieten, moeten alternatieven
niet uitgesloten worden. Eerste voorbeeld daarvan is de ontwikkeling naar
extra voorzieningen in Noord, maar waar in Zuid en West zou blijken, dat de
bestaande accommodaties geen soulaas bieden en bovendien aanzienlijke
demografische wijzigingen zouden optreden door verschillende
nieuwbouwplannen, is een gezamenlijke tienervoorziening voor beide wijken
(in het grensgebied) een onderzoek waard.
Daarnaast moeten naast de al dan niet opgepluste basis van elke
wijkvoorziening wijkoverstijgende aangelegenheden zoals structurele inzet van
het ambulante jongerenwerk en uitbreiding van de Nieuwlandse TOS-formule
naar straten en pleinen elders in Schiedam tot de ambities van de gemeente
gerekend worden. TOS krijgt aandacht in de verschillende wijkplannen, die
successievelijk worden vastgesteld. De ambitie voor het ambulante
jongerenwerk is om de formatie, overigens ínclusief het buurtsportwerk, uit te
breiden tot een niveau van 1 fte voor de wijken Oost, Zuid, Centrum en West,2
fte’s voor Nieuwland en eveneens 2 fte’s voor Noord. Dat brengt het na te
streven niveau op 8 fte’s, waar nu 4,8 fte’s regulier ingezet worden.
Dezelfde ambities gelden mutatis mutandis voor de mentoraatsprojecten (na de
Marokkaanse en Somalische is ook de Antilliaanse bevolking in Schiedam een
beoogd deelnemer) en projecten als Buitenschoolse Activiteiten in diverse
stadsdelen.
De eis van algemene toegankelijkheid richt zich niet alleen op de wijk- en
buurtcentra, maar ook op de dienstencentra en wijkposten voor de ouderen,
waarbij speciale aandacht uitgaat naar de allochtone ouderen. Deze groep
wordt allengs omvangrijker en net als iedere andere inwoner van Schiedam
moet ook zij gebruik kunnen maken van de algemene voorzieningen. Zonder
verloochening van de eigen cultuur, maar ook zonder de ogen te sluiten voor de
integratie-gedachte.
Deze zaken kunnen zoals gezegd al naar gelang de wijk per centrum en zelfs
per buurt verschillen: van groot belang is goed te luisteren naar en in te spelen
op de vraag en de behoefte van de bewoners. De wijkprogramma-procedure
biedt daarvoor een prima podium. Het is eveneens uiterst belangrijk daarbij het
principe van gelijke kansen goed in ogen te houden: het mag niet zo zijn, dat
slechts aan de vraag van enkelen en niet aan die van een goede afspiegeling
van de bewoners wordt tegemoet gekomen. Waarbij overigens geldt, dat
nimmer aan alle wensen tegemoet gekomen zal kunnen worden.
16
6.2.2 Professionaliteit en vrijwilligerswerk
Voor een goed functionerende accommodatie, maar ook voor het
activiteitenaanbod in de buitenruimte, is bekwaam personeel onmisbaar; die
stelling gaat op voor het beheer, maar ook zeker voor de mensen, die de
sociaal-culturele activiteiten aanbieden en begeleiden. Binnen het werkterrein
is weer onderscheid te maken: in de kinderopvang en in het
peuterspeelzalenwerk gelden andere eisen dan in het kinderwerk, het
tienerwerk of het jongerenwerk. Naast de professionele inzet moet er ook
sprake zijn van door vrijwilligers verrichte werkzaamheden en activiteiten.
Vrijwilligers en beroepskrachten moeten elkaar aanvullen en ondersteunen
waar mogelijk. De inzet van vrijwilligers is onontbeerlijk voor het welslagen
van het sociaal-cultureel werk. Het is dan ook van het grootste belang, dat met
wederzijds respect en met goede communicatie heldere afspraken worden
gemaakt over samenwerking, taken en verantwoordelijkheden.
Bij het vormen van de formatie voor een wijk dient de vraag vanuit die wijk
centraal te staan: zowel met de demografische samenstelling als met aspecten
als inkomen, ontwikkeling en het hebben van werk moet rekening worden
gehouden. Dat houdt in, dat zich per wijk formatieverschillen zullen voordoen,
zowel wat betreft totaal aantal uren beroepsinzet, als wat betreft de disciplines
(kinder-, tiener,- jongeren- en ouderenwerk). Een beperkende omstandigheid
vormen uiteraard ook de beschikbare middelen; het ideale plaatje van per wijk
een volledig op de vraag afgestemde formatie voor alle disciplines is moeilijk
haalbaar. Wel moet daar nadrukkelijk naar gestreefd worden, waarbij
uitvoerend werk boven overhead en ontwikkelfuncties gesteld moet worden.
Bovendien is belangrijk in elke wijk, cq in elk centrum enige continuiteit in de
personele sfeer te bewerkstelligen: waar vrijwilligers ‘van nature’ een band
hebben met hun ‘territorium’, is het voor het functioneren van beroepskrachten
zeker ook van belang een binding met het werkgebied op te kunnen bouwen en
onderhouden. Dit hoeft overigens geenszins in de weg te staan aan al dan niet
gedeeltelijke en/of tijdelijke inzet van krachten op stedelijk niveau of in een
andere wijk van Schiedam.
6.2.3. Accommodatiegebonden en ambulant werk.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen accommodatiegebonden en
ambulant werk. Tot het accommodatiegebonden werk behoren met name
functies als cursussen en inloop. Ontmoeting, recreatie en opvang zijn niet per
se aan een accommodatie gebonden functies. Deze kunnen ook ambulant
uitgeoefend worden. Het ambulante werk is zoals het woord al zegt voor de
uitvoering niet aan een bepaalde plaats gebonden. De kinderbus, die naar
verschillende pleinen gaat, de jongerenbus, die her en der inzetbaar is, het
ambulante jongerenwerk, dat vindplaatsgericht (waar de jongeren zich
ophouden) opereert en het ThuisOpStraat-project, dat activiteiten ontwikkelt op
pleinen, straten en speelvelden, zijn daarvan sprekende voorbeelden. Zowel het
accommodatiegebonden aanbod op zich, als het ambulante aanbod op zich, als
ook beide vormen onderling moeten goede samenhang vertonen: activiteiten
dienen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te zijn, cq te worden.
17
6.2.4. Cohesie, samenwerking, communicatie.
Samenspraak, samenhang en samenwerking met verwante instellingen, zoals
het onderwijs, de sportsector, het maatschappelijk werk, het opbouwwerk, de
jeugdzorg en de politie liggen in het onmiddellijke verlengde van de laatste
opmerking in de voorgaande alinea, die verwees naar de interne verbanden
binnen een instelling. De integrale coherente aanpak biedt de meeste kans op
succes en voorkomt overlap en langs elkaar heen werken. Dat vereist naast de
bereidheid tot samenwerking vooral ook goede communicatie tussen de
betrokken instanties. Netwerken, vooral op wijkniveau, zijn daartoe onmisbaar
en dienen zorgvuldig te worden samengesteld en onderhouden.
Hoofdstuk 7: Producten.
Voor de verschillende soorten producten volgen hieronder compacte omschrijvingen, die
hanteerbaar moeten zijn in de praktijk. Van belang is om naast de definities ook duidelijk
te maken, wat onder een eenheid van een product moet worden verstaan: die moeten
telbaar en aantoonbaar zijn, om de werkelijke levering en de gemaakte afspraken te
kunnen vergelijken bij de afrekening. Het gaat dan in eerste instantie om de feitelijke
aantallen eenheden. Over de bereikte effecten moet beleidsmatige evaluatie plaatsvinden;
de resultaten daarvan zijn vervolgens weer basis van onderhandelingen voor volgende
contracten.
Aansluiting is gezocht bij de definities van het landelijk (VNG en VWS) erkende model
Hordijk/Verdiwel (Vereniging van Directeuren van Welzijnsinstellingen), met het oog op
een (landelijk) uniform begrippenkader en eenduidige productomschrijvingen. Waar
noodzakelijk dient uiteraard aanpassing aan de lokale situatie mogelijk te zijn. Van het
grootste belang is, dat partijen (afnemer en aanbieder)het met elkaar eens zijn over de
gehanteerde definities. Daarover dient overleg plaats te vinden. De hierna volgende
omschrijvingen zijn dan ook zeker niet rigide, maar vatbaar voor wederzijds
geaccepteerde aanpassingen.
Eerder werd al de indeling naar functies aangegeven: ontmoeting en recreatie,
ontwikkeling, activering en informatievoorziening. Deze indeling wordt in grote lijnen
aangehouden, zij het, dat sommige producten op meerdere functies kunnen terugslaan.
Vermeld worden ook producten, waarvoor in Schiedam aparte beleidsnotities zijn
vastgesteld. De omschrijving, die in deze nota van het model Hordijk/Verdiwel is
overgenomen, kan afwijken van die aparte beleidsnotities. Voor zover niet anders
bepaald, prevaleren uiteraard deze bijzondere nota’s boven hetgeen hier wordt gesteld.

Bij de functie ontmoeting en recreatie:
Product openstelling: op bepaalde tijden bieden van gelegenheid aan diverse
doelgroepen tot ontmoeting en recreatie in de
accommodatie
Eenheid:
Openstelling van de accommodatie en buffet gedurende
1 dagdeel, direct of indirect begeleid door een
gekwalificeerde beroepskracht
Product bijeenkomst: is aan de orde als een mogelijkheid tot samenkomst
wordt verzorgd; mensen kunnen met elkaar in contact
18
Product faciliteit:
Product spel en
(re)creativiteit:
komen en kennis maken met door die anderen
gehanteerde normen en waarden.
Eenheid:
Samenkomst van een 1 uur met een vooraf vastgesteld
programma met een concreet doel en een beoogd aantal
deelnemers, direct of indirect geleid door een
gekwalificeerde kracht.
voor het organiseren van bijeenkomsten en/of activiteiten
(tijdelijk) beschikbaar stellen van ruimten en/of
materialen van de instelling aan groepen burgers en/of
hun (belangen-)organisaties
Eenheid:
Overeenkomst met gebruiker, waarin tenminste zijn
vastgelegd de voorwaarden van ingebruikgeving van
ruimte en/of materiaal, de tijden van gebruikmaking en
reden van beeindiging van de overeenkomst en de daabij
in acht te nemen voorwaarden. Tevens moet vooraf met
de gemeente zijn afgesproken aan welke groepen burgers
en organisaties welke ruimten en welk materaal geleverd
worden
Bieden van gelegenheid tot spelen en activiteiten op het
gebied van creativiteit en recreativiteit, gericht op
ontmoeting en ontspanning, vooral met inzet van
vrijwilligers
Eenheid:
Dagdeel met vooraf vastgesteld programma en beoogd
aantal deelnemers, hoofdzakelijk georganiseerd door
vrijwilligers

Bij de functie ontwikkeling:
Product cursus:
Het verzorgen van een samenhangend geheel van een
welomschreven aantal lessen om kennis en vaardigheden
te verwerven, onder leiding van een gekwalificeerde
kracht. Uitdrukkelijk valt hieronder niet scholing in de
zin van volwasseneneducatie.
Eenheid:
Lesprogramma’s van 1 uur, met aangegeven een beoogd
aantal deelnemers en begin en eindtermen
Product begeleiding: Het bieden van organisatorische, inhoudelijke en
strategische ondersteuning aan groepen of individuen om
zich zelfstandig, sociaal en maatschappelijk te
handhaven, door gekwalificeerde beroepskrachten of
door vrijwilligers, mits begeleid door een beroepskracht.
Eenheid:
Welomschreven ondersteuningsprogramma
(beginsituatie, beoogde doel, aantal uren) voor een groep
of een vastgesteld aantal individuele mensen met en
specifiek kenmerk met bijeenkomsten van 1 uur.
19
Product peuterspeelzaal:
Het op gestructureerde basis bieden van een
voorziening voor het samenbrengen van peuters van 2,5
tot 4 jaar, waarbij onder deskundige begeleiding de
interactieve vermogens worden ontwikkeld en zoveel
mogelijk ontwikkelingsachterstanden worden
opgeheven cq voorkomen.
Eenheid:
Groep van minimaal 12, maximaal 15 peuters, die per
week maximaal 3 dagdelen van 2,5- 3,25 uur kunnen
deelnemen, onder leiding van twee gekwalificeerde
beroepskrachten, bijgestaan door tenminste 1 vrijwilliger
of hulpkracht. Voorts gelden de voorwaarden, dat
conform de gemeentelijke verordening wordt gewerkt
een en eigen ouderbijdrage wordt geincasseerd .
Product peuter-plus: Zie boven, met dien verstande, dat het peuters met een
gewogen score betreft en een op effectiviteit meetbaar
programma wordt gevolgd ter bevordering van sociaal
gedrag, persoonlijkheids-ontwikkeling en ter
voorkoming van (taal)achterstanden.
Eenheid:
Groep van 12, maximaal 14 peuters, die minimaal 4
dagdelen deelnemen, onder leiding van 2 minimaal
MBO-gekwalificeerde krachten, bijgestaan door
minstens 1 hulpkracht. Voorwaarden: samenwerking met
een partnerbasisschool in een programma voor kinderen
van 2,5 tot 6 jaar, en hantering van een kindvolgsysteem,
dat kan worden voortgezet in groep 1 en 2 van de
partnerschool, voldoen aan de eisen van de
gemeentelijke verordening, verplichte medewerking van
ouders en incassering van ouderbijdrage.

Bij de functie activering:
Product sociale activering: stimulering van sociale en maatschappelijke
participatie bij die personen, die in een isolement zijn
geraakt of dreigen te geraken. Inzet van beroepskrachten
is onontbeerlijk.
Eenheid:
Welomschreven begeleidingsprogramma (traject) voor 1
of meerdere individuen, waarin de beginsituatie, het
beoogde doel en het aantal ondersteuningsuren, alsmede
het bieden van orientatiemogelijkheden aan
trajectdeelnemers

Bij de functie informatievoorziening:
Product individugerichte informatie: Het individueel verzorgen van
inlichtingen en/of voorlichtingsmateriaal over thema’s
ter bevordering van de zelfredzaamheid en de participatie
van de doelgroepen
Eenheid:
20
Een vooraf vastgesteld infomatieprogramma met een
beoogd einddoel en/of aantal te bereiken personen, of
1 uur actieve individugerichte informatie door een
beroepskracht of 1 uur, besteed aan vervaardigen en
verspreiden van schriftelijk info-materiaal (passieve
individu-gerichte informatie)
Noot: ingeval van psychosociale hulpverlening behoort
deze individugerichte informatieverstrekking tot de
wezenlijk verantwoordelijkheid van het Algemeen en
Schoolmaatschappelijk Werk.
Product groepsgerichte informatie: Het aan groepen verstrekken van
inlichtingen en/of voorlichting over thema’s ter
bevordering van de zelfredzaamheid en de participatie
van de doelgroepen
Eenheid:
1 uur actieve groepsgerichte informatie door een
beroepskracht
Er zijn ook projecten of activiteiten, die een afgebakend geheel vormen en in feite meerdere,
zoniet alle functies in zich dragen. Deze worden daarom in de subsidiebeschikkingen als
zelfstandig product omschreven, hetgeen voor de financiering grote voordelen biedt.
Voorbeelden zijn projecten als ThuisOpStraat in een bepaalde wijk voor een bepaalde
periode. Ook een werkvorm als het ambulant jongerenwerk, dat een stedelijk karakter heeft,
leent zich goed voor een zelfstandige beschrijving met daaraan gekoppeld de formatieve
omvang, de werkwijze en het budget, dat beschikbaar wordt gesteld. De looptijd van
dergelijke productafspraken kan zich ook heel goed over meer dan een jaar uitstrekken.
Andere producten, die niet goed onder een bepaalde functie te rangschikken zijn, zijn:
Product netwerk:
Het verzorgen van samenwerkingsverbanden, met als
doel afstemming en samenwerking tussen instellingen
en/of organisaties, teneinde met een gezamenlijke aanpak
een hogere efficiency en effectiviteit van de
onderscheiden werksoorten te verkrijgen.
Eenheid:
1 uur samenkomst van het netwerk, op basis van een plan
van aanpak/samenwerkingsovereenkomst tussen de
deelnemende instanties, waarin doelstelling, de
afzonderlijke bijdragen en het tijdsbestek zijn bepaald.
N.B.: de instelling dient een initierende, regisserende rol
te vervullen; indien wordt deelgenomen aan een netwerk,
dat door derden wordt geinitieerd, moeten de uren
worden verdisconteerd in de productsoort, waarop die
deelname betrekking heeft.
Product signalering en vraagidentificatie: Het in het kader van de
afstemming van het productenaanbod op de vraag van de
clientengroepen verrichten van onderzoek naar de
maatschappelijke situatie (van deze clientengroepen),
alsmede monitoring van vraag en tevredenheid onder
gebruikers of doelgroep en onder betrokken andere
21
professionele instellingen op stedelijk, dan wel
wijkniveau.
Eenheid:
1 uur tijdsbesteding aan onderzoek en verslag, waarbij
vooraf doelstelling, opzet, periode, tijdsbeslag en
voorwaarden voor verslagglegging zijn bepaald.
Product dienstverlening derden:
een samenhangend geheel van activiteiten,
gericht op ondersteuning van derden (professioneel of
niet-professioneel), die gebruik maken van een element
uit de zorg-, cq dienstverlenings-structuur van de
instelling.
Eenheid:
1 uur gerichte professionele inspanning/dienstverlening
op basis van heldere werkplannen, niet gericht op
individuele clienten van de instelling, met hantering van
een klachtenregeling en een structurele, periodieke
minmaal halfjaarlijkse evaluatie.
Deze productomschrijvingen zijn niet limitatief; indien wenselijk kunnen er meerdere aan
toegevoegd worden en eveneens moet de mogelijkheid van nadere precisering en
specificering opengehouden worden.
Hoofdstuk 8: Samenvatting beslispunten.
Gevraagd wordt in te stemmen met de volgende beleidskeuzes:

de omschrijving van de definitie, van de doelgroep en van de functies
van het sociaal-cultureel werk in Schiedam (hoofdstuk 3, paragraaf 3.2)

de visie op doelstellingen en uitgangspunten (hoofdstuk 4)

de conclusie, getrokken uit de analyse in hoofdstuk 5, paragraaf 5.4, de
geconstateerde knelpunten en de vereiste extra inzet, die op grond
daarvan nodig is

de prioriteitskeuze voor goed functionerende, formatief (inclusief
beheer) en fysiek adequaat toegeruste accommodaties, alwaar en/of van
waaruit alle genoemde functies minimaal basaal worden uitgeoefend,
met nadruk op de ontmoetingsfunctie

de mogelijkheid van differentiatie, zowel fysiek als formatief, per
accommodatie naar gelang van de behoefte in de wijken

de constatering, dat de huidige spreiding van accommodaties over het
grondgebied van Schiedam voldoende is, met uitzondering van het
noordelijke stadsdeel

het realiseren van de ontmoetingsfunctie voor jeugd en jongeren dient
primair in de huidige wijkcentra te geschieden; slechts waar dat
22
aantoonbaar onhaalbaar blijkt, moeten alternatieve oplossingen gezocht
worden

krachtige inzet en investering op samenhang, samenwerking, sociale
cohesie en communicatie tussen professionals, vrijwilligers, (wijk-)
bewoners en instellingen

toedeling van de regierol voor de netwerkfunctie aan (de
beroepskrachten van) het wijkcentrum
23
Bijlagen.
1.
Overzicht van instellingen die binnen het Schiedamse op enigerlei wijze actief zijn op
sociaal cultureel gebied, onderverdeeld naar wijk , doelgroep en functie:
Verklaringen
Functie:
1.
Ontmoeting en recreatie
2.
Ontwikkeling
3.
Activering
4.
Informatievoorziening
◘
Wijk overstijgende activiteiten
* = Onderdeel van Stichting Welzijn Schiedam
** = Onderdeel van Stichting Ouderenwerk Schiedam
Met bereik wordt bedoeld: aantal leden en/of deelnemers in het jaar 2000/2001 voor zover bekend.
►Centrum
DOELGROEP
Jongeren
NAAM
1 Jeugdland
2 Scouting Franciscus Lodewijkgroep
3 Jongeren Societeit ‘de Steen’
4 CJV Schiedam
◊ Ouderen
1 Leger des Heils
2 ANBO Blaauwhuis
3 St Josef
4 De Wilgenburg
∆ Algemeen 1 Stichting Huishoudelijke Vorming
2 Stichting Lentefeest
3 Jeugd- en Volwassenenactiviteiten
Leger des Heils
4 Activiteitencentrum “de Steeg”
5 Stichting Welzijn Schiedam *
Migranten 1 Muradiye Moskee
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
0/0
Sportverenigingen
5
Cafe’s
30
Toneel/muziek
4
►West
DOELGRO
EP
◊
Jongeren
Ouderen
∆
Algemeen
FUNCTIE
1
◘
1
◘
1
1
◘
1
◘
1
1
1
1
◘
ADRES
Gemeente Schiedam
Lange Haven 11
Schie 11
Lange Haven 129
Lange haven 27
Lange Nieuwstraat 18 b
Lange Nieuwstraat 181
Land van Ris
Nieuwe Haven 147
1
1
◘
◘
Tuinlaan 46
Pastorietuin 4
◘
Broersveld 137
Tuinlaan 60(centraal bureau)
Raam 5-7
1
1-4
BEREIK
99
202
208
149
42
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
NAAM
FUNCTIE ADRES
BEREIK
1 Stichting Jongeren Belangen West
1 Ouderensoos het Krekeltje
1 Wijkcentrum de Erker *
1
1
1 →4
Jan v.Avennestraat 32
Jan v.Avennestraat 37
x
14
x
1-2-4 ◘
1-2-4 ◘
Act. In de Erker
Act. In de Erker
22
2 Stichting Alternatif
3 Stichting Incentive
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
0/3
Functie
1-2-3 ◘
24
Toneel/muziek
Sportverenigingen
Cafe’s
1
1
1
1
6
6
◘
◘
◘
►Oost
DOELGROEP
Jongeren
◊ Ouderen
∆
Algemeen
NAAM
1 Speeldam
1 Dienstencentrum Oost **
1 Stichting Eigen werk
2 Kluphuis Oost *
3 Kindercentrum de Triangel *
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
1/4
Toneel/muziek
Sportverenigingen
1
Cafe’s
8
►Nieuwland
DOELROEP NAAM
Jongeren 1 Thuis Op Straat
2 Speeldam
3 Jongeren Informatie Punt
4 De Rode Valken
5 Speeltuin in ’t Park *
6 Jongerenvereniging Resadiye
7 Stichting Gereformeerde Jeugdraad
Schiedam
◊ Ouderen 1 Stichting Ouderenwerk **( centraal
bureau)
2 Dienstencentrum de 4 Molens **
3 St.Jan de Doper
4 Magnalia Dei kerk
∆ Algemeen 1 Sporthal Margriet
2 Digitaal trapveld
3 G.J.V.W.
4 Wijkcentrum Dreesplein *
5 Wijkcentrum Wibautplein *
Migranten 1 Spaanse Vereniging
2 Stichting Narcis
3 Turkse vereniging
4 Bureau Medelanders
5 Barbados Moskee
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/ Peuterspeelzaal
4/2
Toneel/muziek
3
Sportverenigingen
3
Cafe’s
2
FUNCTIE
1
◘
1 →4
1-2
◘
ADRES
Gemeente Schiedam DSR
Marconiweg 2
Overschiesestraat
BEREIK
x
+ 307
1 →4
1–4
Boerhaavelaan 79
Celsiusstraat 2
x
x
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
FUNCTIE
1
◘
1
◘
4
◘
1
1
1
ADRES
Burg.H.Gretelaan 289
Gemeente Schiedam DSR
Dr.Willem Dreesplein 1
Mgr.Nolenslaan 101
Schaepmansingel 51
1
Piersonstraat 64
◘
BEREIK
x
x
x
Burg.H.Gretelaan 57
x
1-4 ◘
1–4
1–4
1
◘
Nw.Damlaan 766
Mgr.Nolenslaan 99
Albardastraat 67
Nw.Damlaan 5
+ 1917
200
x
x
1–2
1
1-4 ◘
1-4 ◘
1
1
1
1-4
1-4
Dr.Wibautplein 165
W.H. Vliegenhartstraat 70
Dr.W.Dreesplein 2
Dr.Wibautplein 165
Noordvestsingel 83
Albardastraat 69
Nieuwe Damlaan 766
Albardastraat 69
Dr.Schaepmansingel
451
346
x
X
80
50
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
25
►Zuid
DOELGROEP
Jongeren
◊
Ouderen
∆ Algemeen
NAAM
1 St.Zeekadetkorps;”Jacob v.
Heemskerk”
1 Wijkpost Zuid **
2 Het Huiskamertje
FUNCTIE ADRES
1
◘ Wilhelminahaven
BEREIK
36
1→4
1
Oude Maasstraat 22
Groenelaan
+ 140
2 Klubhuis Zuid *
1→4
Dwarsstraat 42
x
W.Frankelandsedijk 3
x
1 Zwembad Zuid
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
0/1
Toneel/muziek
Sportverenigingen
3
Cafe’s
4
►Groenoord
DOELGROEP NAAM
Jongeren 1 Jeugdvereniging Eldos
2 Stichting Straus & Co
3 Scouting Tono Groep
◊ Ouderen 1 ANBO Blauwe Brug
∆ Algemeen 1 Zwembad Groenoord
2 Sporthal Groenoord
3 De Blauwe Brug *
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
0/2
Toneel/muziek
1
Sportverenigingen
11
Cafe’s
0
►Kethel
DOELGROEP NAAM
Jongeren 1 Taizégroep Kethel
2 Burg.van Haarengroep
◊ Ouderen 1 St.Jacobus
∆ Algemeen 1 Stichting de Werf
2 Sportpark Kethel
3 Sportpark Harga
4 Verenigingsgebouw Bijdorp
5 Sportpark Thurlede
Overige voorzieningen
Naam
Aantal
Peuter +/peuterspeelzalen
0
Toneel/muziek
3
Sportverenigingen
21
Cafe’s
2
1
◘
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
FUNCTIE
1
◘
1
1
◘
1-4
1
◘
1
◘
1→ 4
ADRES
Sweelincksingel 5
Puccinistraat
Sweelincksingel 3
Blauwe Brug
Prinses Beatrixlaan
2
Groenoordstraat 1
Bachplein
BEREIK
60
x
61
46
x
x
x
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
FUNCTIE
1
1
1
1
ADRES
Schiedamseweg 115
Schiedamseweg 211
Kerkweg 46c
Kerkweg 46 c
BEREIK
105
142
45
451
1
1
1
1
Schiedamseweg
Hargapark
Schietbaanstraat 32
Beatrixpark
x
x
◘
◘
◘
x
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
26
►Woudhoek
DOELGROEP NAAM
Jongeren 1 Stichting N.A.R.
◊ Ouderen 1 Dienstencentrum de Woudhoek **
∆ Algemeen 1 Tennispark Kethelhage
FUNCTIE
1
◘
1–4
1
◘
Overige voorzieningen
Naam
Peuter +/peuterspeelzalen
Toneel/muziek
Sportverenigingen
Cafe’s
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
Aantal
0/2
1
3
1
►Spaland
DOELGROEP NAAM
∆ Algemeen Sport Fitland
Overige voorzieningen
Naam
Peuter +
Toneel/muziek
Sportverenigingen
Cafe’s
FUNCTIE
1
◘
Aantal
1
►Sveaparken
DOELGRO NAAM
ADRES
BEREIK
Heijermansplein 35
Zoomweg 4
+ 2237
ADRES
x
BEREIK
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
FUNCTIE
ADRES
BEREIK
EP
Overige voorzieningen
Naam
Peuter +/peuterspeelzalen
Toneel/muziek
Sportverenigingen
Cafe’s
Aantal
Functie
1-2-3 ◘
1
◘
1
◘
1
◘
*** Sportverenigingen zonder specifieke locatie: 17
2.
Inspraakreacties en –verwerking.
INSPRAAKREACTIES CONCEPT KADERNOTA SOCUWE
Voorafgaand aan de zogeheten brede inspraakronde is het preconcept voorgelegd aan de
meest betrokken instellingen, de SWS en de SOW, en aan de commissie Bevolking &
Onderwijs met de vraag in grote lijnen commentaar te leveren. Die ‘voorinspraak’ heeft
geleid tot een aantal aanpassingen en uiteindelijk tot het concept, zoals dat in brede zin is
verspreid. Een verzendlijst en de begeleidende brief zijn aangehecht.
De inspraak heeft slechts een beperkt aantal reacties opgeleverd. Drie externe instellingen, te
weten de SWS, Woonplus Schiedam en MD NWN, alsmede het Team Veiligheid van de
27
interne afdeling BMO hebben commentaar ingezonden. Hieronder worden de opmerkingen
op een rij gezet en aangegeven, hoe zij verwerkt zijn.
Instelling
Woonplus
Reactie
Vertaling naar wijkniveau niet afhankelijk
stellen van doortrekken wijkcarrousel
Benoeming medeverantwoordelijkheid van
andere gemeentelijke afdelingen voor kaders,
bijvoorbeeld goede fysieke woonomgeving in
relatie tot leefbaarheid en veiligheid
Actieve benadering van burgers ter bestrijding
van sociaal isolement en ter bevordering van
aanloop naar buurt- en wijkcentra (Vb.: AJW)
Positionering opbouwwerk, uit te werken in
nota Wijkgericht Werken
MD NWN
SWS
Verwerking
Akkoord, beleidskader geldt
ook voor wijken zonder
wijkplan
Akkoord, maar blijkt reeds uit
op meerdere plaatsen
aangeduide integraliteit
V.k.a., taak wordt aan
instelling opgedragen
V.k.a., zie tekst ter plaatse
Betere nuancering onderscheid tussen
maatschappelijk werk en sociaal-cultureel werk
Regievoering 1e lijns psychosociale
hulpverlening is verantwoordelijkheid MW
Onderschrijving samenwerking, communicatie
diverse discilplines
Nuancering product individugerichte informatie
Akkoord; tekst is aangepast
Onderstreept belang van gezamenlijk op te
werken streefmodel naar productfinanciering
Constateert onderbelichting Ouderenwerk en
enige discrepantie in reikwijdte van de nota mbt
activiteiten Ouderenwerk enerzijds en SWS
anderzijds.
Wenst een heldere taakafbakening tussen SWS
en Opbouwwerk om overlap te voorkomen;
spreekt voorkeur uit voor op termijn
onderbrengen opbouwwerk bij SWS
Stelt voor de kernbegrippen emancipatie,
participatie en integratie te hanteren om sociale
uitsluiting e/o – isolement te voorkomen of te
overwinnen
Wijst op de knelpunten in het beheer van de
wijkcentra, in relatie tot de additionele
medewerkers, het verband met de
openingstijden en op de agogische formatie.
V.k.a.
Akkoord; tekst is aangepast
V.k.a.
Akkoord, tekst is aangepast
Tekst is aangepast en
toegelicht.
Akkoord, overleg tussen
partijen volgt. Zie mbt
positionering ook onder
Woonplus
Akkoord, tekst is aangepast
Knelpunten zijn genoegzaam
bekend en krijgen de nodige
aandacht. Er zijn echter zeer
beperkte financiële
mogelijkheden.
Uitgangspunt van binding van uitvoerende
V.k.a., is uiteraard
werkers aan een wijk sluit aan bij het eigen Plan verheugend
van Aanpak en bij de organisatievernieuwing
Zet vraagtekens bij de becijfering van de
Tekst is aangepast. Grootste
basisformatie; deze zou meer gedifferentieerd
knelpunt is de zeer geringe
moeten zijn
financiële armslag
28
Wel/niet accommodatiegebondenheid van
Akkoord; tekst is aangepast
functies
Productomschrijvingen geven op enkele punten Akkoord, in overleg tot
aanleiding tot bijstelling
wederzijds aanvaarde
omschrijving komen in het
kader van gezamenlijk
opwerken van systeem van
productfinanciering.
Afdeling
Mist een keuzeproces, dat voorafgegaan is aan
BMO, team het vaststellen van definitie, functies,
veiligheid
doelstellingen en uitgangspunten en wie bij dat
proces betrokken zijn geweest
Is o.i. niet direct relevant,
maar keuzes zijn gebaseerd
op (interpretatie van)
bestaande beleidsstukken en
vakliteratuur
V.k.a., uitwerking zal binnen
de gestelde kaders zeker in
goed overleg plaatsvinden
Het bijdragen van sociaal-cultureel werk aan
veiligheid en leefbaarheid komt wordt vooral
indirect uitgewerkt. Vraagt aandacht voor de
directe en meer specifieke rol.
Wijst op financiële randvoorwaarden voor
Akkoord, mogelijkheden zijn
realisatie en oppert commerciële exploitatie van evenwel helaas zeer beperkt
accommodaties.
Vraagt naar doel van productomschrijvingen
Is eerste voorwaarde om te
komen tot productfinanciering
Dwingende openstelling van accommodaties
Duidelijke afspraken moeten
voor jongeren, waar gemeente eigenaar is
ikv subsidiebeschikking
gemaakt worden. Relatie
eigenaar-huurder heeft een
ander karakter.
29
Download