VVO 2020 Visiedocument Verpleging & Verzorging en Ouderenzorg Stichting Federatie Zorginstellingen Nederlandse Antillen Curaçao, augustus 2009 (concept 4, 17 augustus 2009) INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding..............................................................................................................1 1.1. Waarom een visiedocument?.................................................................................1 1.2. Wat staat er in dit visiedocument? .........................................................................1 2. Schets van de VVO...............................................................................................3 3. Knelpunten ..........................................................................................................5 4. VISIE 2020 ..........................................................................................................6 5. Toekomstagenda..................................................................................................8 U:\1. SFZC\21. Zorgbeleid\Visiedocument VV 2010_2012_na workshop2.doc 2 1. Inleiding 1.1. Waarom een visiedocument? Dit visiedocument is bedoeld voor instellingen die verpleging en verzorging bieden, de thuiszorgorganisaties belast met zorg aan ouderen, overheid, financiers en alle maatschappelijke instellingen die een bijdrage leveren aan de zorg aan mensen met een verplegings- en/of verzorgingsvraag en/of zich actief bezig houden met de zorg aan en welzijn van ouderen. Met dit document willen wij een bijdrage leveren aan de politiek, professionele en maatschappelijke discussie over de zorg aan personen met een vraag naar verpleging- of verzorging. Hiernaast dient het document als richtingaanwijzer voor de VVO-instellingen om in gezamenlijkheid te werken aan de ontwikkeling van deze zorg. Het document maakt deel uit van een driedelige set van visiedocumenten van de Stichting Federatie van Zorginstellingen Nederlandse Antillen (kortweg: de federatie) op de zorgterreinen verpleging & verzorging en ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Het belang om te komen tot visiedocumenten binnen de welzijnszorg is gelegen in het feit dat visie en beleid binnen deze sector node worden gemist. Het is genoegzaam bekend dat de gezondheidszorg onder grote druk staat. Nog onvoldoende wordt gerealiseerd dat het ontbreken van beleid op het terrein van VVO, en in het bijzonder de ouderenzorg, in zekere mate bijdraagt aan een toename van kosten binnen de gezondheidszorg. De sterke vergrijzing van onze maatschappij vraagt inmiddels om een aanpak van gezondheidszorg in samenhang met een welzijnsgericht ouderenbeleid. Het uitblijven van een dergelijke aanpak impliceert niet alleen dat het welzijn van een deel van onze ouderen onder druk staat. Ook betekent het dat een kans wordt gemist tot het leveren van een herkenbare bijdrage aan het betaalbaar houden van de gezondheidszorg en de kwaliteit hiervan. 1.2. Wat staat er in dit visiedocument? Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van wat onder de VVO wordt verstaan en beschrijft kort enige karakteristieken hiervan. Ook de ontwikkelingen in vraag en aanbod worden in dit hoofdstuk summier beschreven. In de maand augustus heeft er op initiatief van de GGD, Federatie en SOAB een workshop plaatsgevonden omtrent de knelpunten en oplossingsrichtingen m.b.t. de ouderenzorg. De resultaten van deze workshop zijn mede bepalend geweest voor het opstellen van een visie in termen van niveau, kwaliteit, organisatie en bekostiging (hoofdstuk 3) en een toekomstagenda 2010-2012 (hoofdstuk 4). Het visiedocument richt zich primair op de groep zorgbehoevende ouderen. De federatie is van mening dat ouderenbeleid zich in beginsel ook dient te richten op de nog gezonde of nietzorgbehoevende oudere in de samenleving. Vanuit een zorgperspectief echter beschouwen wij de beleidsmatige aandacht voor de gezonde ouderen in onze samenleving als onderdeel van zogenaamd flankerend ouderenbeleid of preventief ouderenbeleid. De toekomstagenda voor de VVO-sector dient zich zo spoedig mogelijk (2009) te vertalen in een stappenplan. De resultaten van dit middellange termijn stappenplan, dragen niet alleen bij aan de visierealisatie maar leiden er ook toe leiden dat de visie op een meer concrete wijze kan worden ingevuld (zie grafische weergave: van A naar B). 1 Ontwikkeling VISIE 2020 2020 VVO Lange termijn VVO Middellange termijn 2012 Korte termijn 2009 A B 2 2. Schets van de VVO De sector verpleging, verzorging en ouderen omvat de deelsectoren verzorgingsverpleeghuizen en thuiszorg. Onder thuiszorg wordt in dit deelrapport alleen verstaan de AVBZ-gerelateerde thuiszorg; de kraamzorg, ouder- en kindzorg en voedings- en dieetadvisering vallen hierbuiten. en Met name bij ouderen met chronische aandoeningen is vraag naar verpleging en verzorging. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek zal het aantal ouderen (60+) op Curaçao de komende jaren fors toenemen (Census 2001, CBS). In 2001 bedroeg het totale aantal 60 plussers bijna 20,000 personen. Naar verwachting zal dit aantal in 2016 zijn toegenomen tot boven de 30.000. Deze toename van ouderen zal resulteren in een aanzienlijke stijging van de zorgvraag. De gevolgen van ziekten en aandoeningen, zoals psychische en fysieke beperkingen, zijn veel meer bepalend voor de vraag en het gebruik dan de aandoening zelf. Ook de ervaren gezondheid bepaalt mede de vraag verpleging en verzorging. Ouderen in de thuissituatie Uit onderzoek van de Antilliaanse Permanente Commissie Bevolkingsvraagstukken1 blijkt ondermeer dat de meeste nog thuiswonende ouderen zich redelijk tot goed gezond voelen. Eén op de tien thuiswonende ouderen heeft echter behoefte aan hulp die zij niet (kunnen) krijgen, zoals hulp bij huishoudelijke activiteiten, vervoer, lichamelijke verzorging en verpleging. Vooral de laatste twee worden door 80-plussers genoemd. Van de 80-plussers maakt circa 40% gebruik van professionele hulp, tegen 10% van de jongere ouderen. Er zijn twee organisaties belast met de Curaçaose thuiszorg te weten Stichting Wit Gele Kruis voor de thuiszorg Prinses Margriet (WGK) en Stichting Thuiszorg Banda Bou. Begin 2009 waren er bij deze organisaties ruim 4,200 bejaarden in zorg hetgeen overeenkomt met 1/5 deel van de ouderenpopulatie. Het WGK is verantwoordelijk voor circa 95% van de zorg. Ouderen in intramurale zorg Voor wat betreft de gebruikers van zorg met opname geldt dat deze niet alleen ernstiger maar ook meer verschillende beperkingen kennen. Bewoners leiden in alle gevallen aan één of meer somatische aandoeningen. Een derde kampt met psychogeriatrische problematiek en een vijfde heeft lichamelijk beperkingen. In totaal is circa 3% van de 60-79 jarigen en 14% van de 80plussers in een intramurale VVO-instelling ondergebracht. De intramurale VVO-zorg op Curaçao wordt aangeboden vanuit een relatief groot aantal organisaties. Onderstaand schema omvat een overzicht van deze organisaties. Net als elders in de wereld geldt overigens dat op Curaçao de scheiding tussen enerzijds de verzorgingshuizen (vroeger bejaardentehuis) en anderzijds verpleeghuizen langzaam maar zeker aan het verdwijnen is. 1 3 VVO-aanbieder2 1. Stichting Birgen di Rosario Huize Welgelegen Nos Lanterno Richardushuis 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. Stichting Verpleeghuizen Betesda Fundashon Hugenholtz Nos Welita Huize Zorg en Hoop Kas di Ansiano Uni Huize Tabitha Huize Meerzorg Emanuel Huize Margriet Elderberry Habitat Kas Maya Marviluz Huize Arita Bo Wardador Hamied Capaciteit voorziening 295 (160) (65) (70) 160 68 52 50 41 34 32 22 22 20 20 20 17 15 Pm 2 Bron: Rapport “Project ouderenbeleid/bejaardenzorg, eindrapportage zorgbehoefte, zorgaanbod en kwaliteit van zorg in de intramurale zorginstellingen voor ouderen op Curaçao”. Stichting ISOG, 2007 4 3. Knelpunten De VVO kampt met een forse mismatch tussen enerzijds de vraag naar zorgvoorzieningen en anderzijds het aanbod hiervan. Dit houdt ondermeer in dat zorgintensieve ouderen niet zondermeer de zorg krijgen die zij behoren te ontvangen. Onderzoek dat in 2005 is gedaan naar de zorgzwaarte in verzorgings- en verpleeghuizen op het eiland onderstreept deze stelling. Geconcludeerd werd dat in de intramurale ouderenzorg veel cliënten op het verkeerde bed zijn geplaatst.3 Deze ‘verkeerde bed’ problematiek wordt in de hand gewerkt door indicatie- en plaatingssysteem dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan samenhang en aandacht voor periodieke herindicatie na opname. Aanvullend geldt dat vanwege het ontbreken van flankerend of preventief ouderenbeleid dat zich richt op thuiswonende ouderen, een deel van deze ouderen eerder dan nodig instromen in één van de intramurale VVO-instellingen. Het gebrek aan afstemming tussen behoefte en aanbod heeft kunnen ontstaan als gevolg van het feit dat VVO zeer gefragmenteerd georganiseerd is en geen samenhangende beleidsontwikkeling kent. Zowel de overheid, die tot op heden geen duidelijke regiefunctie weet te vervullen, als de zorginstellingen zelf, die reeds decennialang gekenmerkt wordt door een gebrekkige onderlinge samenwerking, zijn hier debet aan. Het beleid van de eilandelijke overheid heeft zich jarenlang toegespitst op het beheersen van de kosten binnen de ouderenzorg. De subsidiegelden voor VVO-instellingen zijn hierdoor niet meegestegen met de toename van de zorgvraag als gevolg van de vergrijzing. De gevolgen van deze aanpak hebben onder meer geresulteerd in enerzijds een wildgroei van kleine woonzorgcentra binnen de ouderenzorg en anderzijds een forse toename van de financiële problemen bij de diverse aanbieders van ouderenzorg. Het jarenlang doorvoeren van maatregelen om de bedrijfsmatigheid te verhogen, hebben erin geresulteerd dat de rek er bij deze organisaties uit is. Omdat de grootste zorg bij een aantal van deze instellingen gericht is op het waarborgen van de continuïteit, staat de kwaliteit van geboden zorg hier al langere tijd onder druk. De van oudsher financiële insteek van het overheidsbeleid heeft er voorts toe geleid dat relatief weinig aandacht wordt geschonken aan onderwerpen als het gewenste niveau van VVO-zorg en het normeren van zorgkwaliteit. Door het uitblijven van beleid m.b.t. deze onderwerpen zijn tot op heden ook niet de randvoorwaarden geschapen om gericht te kunnen sturen op verantwoorde zorg. Zo is het extern toezicht op instellingen momenteel primair financieel en materiaal van aard en niet zozeer zorginhoudelijk en evalueren de zorgaanbieders uitsluitend zichzelf op de door hun geboden kwaliteit van zorg. Het ontbreken van prikkels en noodzakelijke (financiële en nonfinanciële) randvoorwaarden om te kunnen komen tot kwaliteitsverbetering binnen de ouderenzorg werkt ongewild het bieden van onverantwoorde zorg in de hand. Voorts is kenmerkend dat binnen de eilandelijke overheidsdiensten VVO als aandachtsgebied niet (goed) is ondergebracht. Dit verklaart mede het beperkte inzicht van de overheid in de problematiek van deze sector waardoor tot op heden structurele aandacht hiervoor is uitgebleven. Het is duidelijk dat de voornoemde knelpunten niet uitsluitend gevolgen hebben voor de geboden VVO-zorg. Het ontbreken van een gezonde VVO-sector resulteert immers ook in een onnodige toename van kosten van de gezondheidszorg. Zo ontstaan situaties waarin ouderen eerder dan nodig beroep doen op bijvoorbeeld de veel duurdere ziekenhuisvoorzieningen en de medisch specialistische zorg. Tot op heden wordt welzijnszorg echter primair gezien als antwoord op uitsluitend sociale problematieken binnen de samenleving en nog onvoldoende beschouwd als een mogelijkheid om ook de kosten in de gezondheidzorg beheersbaar te houden. 3 Rapport “Project ouderenbeleid/bejaardenzorg, eindrapportage zorgbehoefte, zorgaanbod en kwaliteit van zorg in de intramurale zorginstellingen voor ouderen op Curaçao”. Stichting ISOG, 2007 5 4. VISIE 2020 VISIE 2020 kan worden beschouwd als een ambitieus, maar haalbaar geacht toekomstbeeld van de sector VVO. Dit vereist wel dat zowel overheid als zorgaanbieders bereid zijn om gezamenlijk in te zetten op het voeren van een krachtig en doordacht welzijnsbeleid dat bijdraagt aan het welzijn en gezond houden van onze ouderen. De sterke vergrijzing van onze maatschappij vraagt om een dergelijk beleid. De kernbegrippen van een dergelijk beleid worden gevormd door: maatschappelijke participatie, inkomen, vrij en veilig wonen, bewegen en gezondheidszorg. Het uitblijven van beleid op het gebied van de welzijnszorg impliceert dat het welzijn van een deel van onze ouderen niet ten volle kan worden gewaarborgd. Ook betekent het dat een kans wordt gemist tot het leveren van een belangrijke bijdrage aan het betaalbaar houden van de gezondheidszorg en de kwaliteit hiervan. Wij 1. 2. 3. 4. beschrijven VISIE 2020 onderstaand aan de hand van een viertal dimensies: Niveau van de zorg Kwaliteit van de zorg Organisatie van de zorg Bekostiging van de zorg Niveau van zorg Hierbij gaat het primair om de vraag welke algemene zorginhoudelijke en maatschappelijke visie m.b.t. de positie van de sector VVO wordt gehanteerd en wat de gevolgen zijn van deze visie in termen van het gewenste zorgaanbod. Begrippen als toegankelijkheid van zorg en cliëntgerichte zorg spelen hierin een belangrijke rol. De situatie in 2020 kan als volgt worden beschreven: - Het recht van iedere burger op een levenstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn wordt erkend, eerbiedigd én gewaarborgd. - De toegang tot zorg is voor een ieder gewaarborgd. Mensen met een zorgvraag kunnen aanspraak maken op zorg die is afgestemd op hun vraag. De zorgvraag van de cliënt vormt hiervoor het belangrijkste uitgangspunt voor het uiteindelijke gebruik van de zorg en het type zorg. - Er is een uitgebalanceerd pakket aan zorg- en ondersteunende voorzieningen beschikbaar voor thuiswonenden waarmee gericht uitvoering wordt gegeven aan het beleid dat er op is gericht om hulp- en zorgbehoevenden zo lang mogelijk gezond, actief en in hun thuissituatie woonachtig te houden. Dit vanuit de erkenning dat de thuiswonende groep ouderen geen homogene groep is en de eventuele hulpvraag (zorg en/of ondersteuning) sterk kan variëren. - Vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn essentiële bijdragen aan de samenleving en worden op een positieve wijze gestimuleerd vanuit de overheid en professionele zorgverleners. - Voor de zorgvrager die niet kan verblijven in de eigen woonomgeving, is er een gedifferentieerd woonzorgaanbod beschikbaar dat is afgestemd op de zorgzwaarte van de individuele cliënt. Kwaliteit De Landsverordening Zorginstellingen biedt de wettelijke basis om als overheid te kunnen sturen op kwaliteit van zorg. De situatie in 2020 kan als volgt worden beschreven: - De overheid heeft in samenspraak met de zorginstellingen, welke alle onderhevig zijn aan de Landsverordening Zorginstellingen, reële kwaliteitsnormen voor verantwoorde zorg, personeel en woonomstandigheden vastgesteld en ziet toe op de naleving hiervan. - De overheid heeft de financiële kaders geschapen die de zorginstellingen in staat stellen te voldoen aan de aan hen gestelde kwaliteitsnormen. 6 - - - De zorginstellingen binnen de sector VVO voeren beleid dat er op gericht is om aan de in het kader van deze wet ingestelde richtlijnen te voldoen. Hiernaast voldoen alle instellingen aan hun kwaliteitsrapportageplicht zoals deze voortvloeit uit de Landsverordening Zorginstellingen. De VVO-instellingen besteden in nauwe samenhang met bestaande zorgopleidingsinstituten continue aandacht aan scholing en deskundigheidsbevordering ter verbetering van de kwaliteit van zorgverlening. De overheid stimuleert de mondigheid van ouderen. Niet alleen om de doelgroep in staat te stellen om haar aanspraken op zorg beter te doen laten gelden, maar ook omdat een kritische klant bijdraagt aan kwaliteitsverbetering in de zorg. Organisatie van de zorg Bij de organisatie van de VVO wordt gedacht aan de wijze van samenhang tussen het zorgaanbod en de ontwikkeling hiervan. Het gaat hier niet alleen om de onderlinge relatie tussen VVOaanbieders maar ook die tussen de VVO-aanbieders enerzijds en overige zorgaanbieders en maatschappelijke organisaties anderzijds. De situatie in 2020 kan als volgt worden beschreven: - De meer zorgintensieve intramurale settings stellen hogere eisen aan de zorg. Uit het oogpunt van doelmatigheid én gewenste kwaliteit van deze zorg vereisen deze settings een zeker volume. De verzorgings- en verpleeghuizen die met dit type zorg belast zijn te weten Stichting Birgen di Rosario, Stichting Hugenholtz en Stichting Verpleeghuizen Betesda zijn hiertoe opgegaan in één organisatorisch verband. Door deze krachtenbundeling kan ook beter invulling gegeven worden aan een verantwoorde ontwikkeling van dit deel van de sector. De intensieve zorg zal worden geboden in de vorm van kleinschalige leefsettingen maar wel op hetzelfde terrein of onder hetzelfde dak. - Voor de lichtere woon(zorg)settingen voor ouderen geldt dat deze in principe vanuit een kleine setting en wijkgericht wordt aangeboden. Eventuele aanvullende zorgondersteuning wordt geboden via de thuiszorg (medisch) en het open bejaardenwerk (activiteiten). Hierdoor is het mogelijk dat, naast de grotere zorgorganisaties, ook kleine(re) woonzorgorganisaties deze minder intensieve woonzorg aanbieden. - De zorg aan huis wordt geboden vanuit één organisatie van thuiszorg. Het is mogelijk dat deze organisatie deel uitmaakt van de organisatie waaronder ook de intensieve woonzorg ressorteert, maar noodzakelijk is dit niet. - Er is sprake van een centraal indicatieorgaan voor alle intramurale zorgvoorzieningen binnen de VVO-sector. Dit indicatieorgaan opereert binnen de grenzen van een door de overheid vastgesteld VVO-verwijsbeleid. Bekostiging van de zorg Bij bekostiging van de VVO gaat het om de positie van de overheid en financiers, de bekostigingsystematiek, de wijze en hoogte van budgettering, de verzekeringsvormen en de beschikbare wet- en regelgeving in dit kader. De - situatie in 2020 kan als volgt worden beschreven: Het subsidiebeleid van de overheid is aangepast aan de groeiende zorgvraag. Het circuit binnen de VVO en de hiermee gemoeide kosten zijn controleerbaar en beheersbaar. De beleidsmaker stuurt via subsidiebeleidbekostiging vanuit 1 fonds waarbij aan het fonds een centrale regiefunctie wordt toegekend; Ouderen dragen naar draagkracht bij aan de hen geboden woonzorg (AOV-financiering). Er is voorzien in een aparte regeling voor onvermogenden. 7 5. Toekomstagenda Visierealisatie hangt af van het voeren van krachtig en doortastend beleid. Afstemming van en samenhang tussen de te initiëren activiteiten dienen hiervan de kenmerken te zijn. Onderstaand volgt een agenda van beleidsinitiatieven die als richtinggevend kunnen gelden voor het vaststellen van definitief beleid in termen van prioriteiten, interventies, onderzoek en het uitvoeren hiervan. Verdere beleidsontwikkeling en –uitvoering vergt op haar beurt duidelijkheid omtrent de regievoering en wijze van samenwerking tussen overheid en stakeholders. Omdat deze duidelijkheid vooralsnog ontbreekt, dient aan het verkrijgen hiervan hoge prioriteit te worden gegeven. De federatie is voorstander van een benadering waarin ofwel de dienst GGD van het Eilandgebied Curaçao ofwel een dienstoverstijgende projectgroep wordt belast met de regiefunctie. 1. Ontwikkeling van intramurale zorgzwaartepakketten op basis van onderscheid in cliëntprofielen Om te komen tot een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige VVO vormt ‘de juiste persoon op juiste bed’ een belangrijk streven. De federatie is er in dit kader voorstander van om voor dit type zorg te gaan werken met zgn. zorgzwaartepakketten (ZZP’s). De systematiek van zorgzwaartepakketten biedt de mogelijkheid het zorgaanbod te differentiëren naar cliëntgroepen en wel zodanig dat optimaal rekening gehouden wordt met de verschillen in zorgzwaarte van cliënten. Een dergelijke methodiek heeft in Nederland binnen de AWBZ-zorg geresulteerd in de aanwezigheid van 10 zorgzwaartepakketten voor de sector Verpleging & Verzorging. Het verdient aanbeveling om de systematiek van AWBZ-zorgzwaartepakketten in versimplificeerde vorm over te nemen opdat hiermee een bruikbaar model voor Curaçao ontstaat. 2. Indicatiestelling en plaatsingsbeleid Prioriteit dient te worden gegeven aan de verbetering van het systeem van indicatie en herindicatie. Een eerste stap vormt het komen tot een centrale indicatiestelling voor alle verzorgingshuizen waarbij één multidisciplinaire indicatiecommissie aan de hand van een set indicatiecriteria werkt. Tevens dient te worden nagegaan of en hoe de opzet van een centraal indicatieorgaan dat de gehele VVO-sector bedient haalbaar wordt geacht ongeacht of de wijze van zorgfinanciering (AVBZ of Eilandgebied Curaçao). 3. Onderzoek naar omvang, samenstelling en ontwikkelingen in de vraag en de afstemming van het aanbod hierop Er dienen meerjaren volumeprognoses te worden gemaakt van de vraag naar woonzorg en de vraag naar thuiszorg. Het zorgzwaarte onderzoek zoals in 2004 door de GGD uitgevoerd dient hiertoe te worden geactualiseerd. Mede op basis van de onderzoeksresultaten dient een beleid te worden uitgestippeld gericht op de investering en ontwikkeling van aanvullende (woon- en thuis)zorg. 4. Aanpassing bekostigingsstructuur Uitgangspunt hierbij is dat de zorgbehoefte van het individu bepalend is voor het recht op zorg en niet de wijze van verzekering. Het vertalen van de cliëntprofielen naar kostprijzen voor intramurale en semimurale zorgvoorzieningen vormt hiertoe de eerste belangrijke stap. Tevens dient een eerste serie van adviezen te volgen met als doel het komen tot een betere bekostigingstructuur van de VVO-sector. De adviezen geven invulling aan de onderstaande visieelementen: - Het subsidiebeleid van de overheid is aangepast aan de groeiende zorgvraag. - Het circuit binnen de VVO en de hiermee gemoeide kosten zijn controleerbaar en beheersbaar. 8 - De beleidsmaker stuurt via subsidiebeleidbekostiging vanuit 1 fonds waarbij aan het fonds een centrale regiefunctie wordt toegekend; Ouderen dragen naar draagkracht bij aan de hen geboden woonzorg (AOV-financiering). Er is voorzien in een aparte regeling voor onvermogenden. 5. Waarborging kwaliteit van zorg Er dient vanuit de overheid en in samenspraak met de sector een traject te worden opgestart om, mede in het kader van de Landsverordening Zorginstellingen, te komen tot een eerste set van reële kwaliteitsnormen voor verantwoorde zorg, personeel en woonomstandigheden. De overheid dient vervolgens toe te zien op de naleving van deze set van kwaliteitsafspraken welke dienen te gelden voor alle VVO-zorgaanbieders zoals deze door de overheid worden erkend. 6. Flankerend ouderenbeleid Er dient een actief flankerend of preventief ouderenbeleid te worden ontwikkeld dat erop gericht is de ouderen zolang mogelijk fit en gezond te houden en (dus) woonachtig in zijn eigen woonomgeving. De onderliggende gedachte hierbij is dat vroege herkenning van bij ouderen veel voorkomende sluipende beginnende lichamelijke, psychische en sociale problemen zoals depressie, dementie, diabetes, slechthorendheid, medicijnverslaving, vereenzaming e.d kan leed voorkomen, verminderen of uitstellen. Een dergelijk beleid kent in ieder geval aandacht voor: - alarmering; - tafeltje dekje; - vervoer; - activiteiten (verspreid over het gehele eiland); - ondersteuning via het openbejaardenwerk; - stimulering mantelzorg; - leefbare wijken aangepast aan alle leeftijden. 7. Reorganisatie van de VVO-sector: bestuurlijk groot, uitvoering klein De grootste zorgaanbieders binnen de sector VVO dienen concrete stappen te ondernemen die erop gericht zijn hun zorgvoorzieningen in grotere organisatorische verbanden onder te brengen. In het verlengde hiervan dienen deze organisaties structureel meer aandacht te tonen voor duurzame vormen van samenwerking met ondermeer de kleinere woonzorgcentra, de ziekenhuizen, het revalidatiecentrum, de GGZ-sector en de gehandicaptenzorg. Deze vormen van samenwerking dienen aantoonbaar te leiden tot kwaliteit- en/of doelmatigheidswinst. De overheid dient samenwerking tussen de VVO-zorgaanbieders waar mogelijk te stimuleren. 8. Stimulering van de mondigheid van de ouderen Een geinformeerde en kritische klant krijgt eerder de zorg waar hij recht op heeft dan een onwetende en berustende klant en draagt bovendien bij aan de kwaliteitsverbetering in de zorg. Vanuit dit gegeven ontwikkelt de overheid initatieven die, rekening houdende met de cultuur van het eiland, op een effectieve wijze bijdragen aan het emancipatieproces van de groep van ouderen die zich in een relatief zwakke postitie bevinden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het instellen van een ombudsman (ouderen)zorg, het opzetten van zorginformatiepunt voor ouderen, het houden van onafhankelijke cliententevredenheidsmetingen en het wettelijk voorschrijven van clientenraden binnen zorginstellingen. 9