Microtaak 4 (De vraagstelling)

advertisement
Microtaak:
De vraagstelling
Deze observatie ging door in het volwassenonderwijs van het TSM, SLO op donderdag 24/02,
van 21u tot 22u.
1. Noteer een aantal vragen , die door de mentor aan de leerlingen werden gesteld.

Cognitieve, dynamisch-affectieve en psychomotorische lesdoelen. Weet iedereen wat deze
begrippen willen zeggen?

Is ‘De leerlingen kunnen nadenken over...’ een goede doelstelling?

Hoe kunnen we deze doelstelling beter omschrijven?

Weet iedereen wat een minimumprestatie en een voorwaarde hier betekent?
2. Welke kerndoelen kan je afleiden uit de wijze waarop de les is opgezet en verlopen? Op
welke manier heeft de vraagstelling van de mentor hiertoe bijgedragen?

De studenten kunnen in eigen woorden omschrijven wat het verschil is tussen cognitieve,
dynamisch-affectieve en psychomotorische doelstellingen.

De studenten kunnen voorbeelden geven van respectievelijk een cognitieve, dynamischaffectieve en psychomotorische doelstelling.

De studenten kunnen opnoemen welke drie belangrijke aspecten aanwezig moeten zijn in
een goed geformuleerde doelstelling.

De studenten kunnen goed geformuleerde doelstellingen onderscheiden van minder goed
geformuleerde doelstellingen en aangeven wat de goede doelstellingen dan juist
onderscheidt van de minder goede.

De studenten kunnen gedrag, inhoud, minimumprestatie en voorwaarde onderscheiden in
gegeven doelstellingen.

De studenten kunnen goede doelstellingen formuleren (met aandacht voor een
observeerbaar werkwoord, een inhoud en eventueel een voorwaarde en minimumprestatie).
3. Welke structuur kan je in de geobserveerde les onderkennen? Geef die sequensen en
omschrijf ze bondig.
 Sequens 1: Introductie van het theoretische gedeelte ‘doelstellingen’.
 Sequens 2: Uileg over hoe lesdoelstellingen de vertaling zijn van leerplandoelstellingen.
 Sequens 3: Uitleg over hoe leerplandoelstellingen tot stand komen.
 Sequens 4: Bespreking van de drie lesdoeldomeinen
 Sequens 5: Bespreking van de drie belangrijke aspecten voor het formuleren van goede
doelstellingen.
 Sequens 6: Oefeningen maken op goed geformuleerde doelstellingen.
 Sequens 7: Oefeningen maken op het onderscheiden van gedrag, inhoud, minimumprestatie
en voorwaarde.
4. Welke aspecten i.v.m. de vraagstelling (technieken van formuleren, pauze geven,
leerlingen aanduiden, bekrachtigen en doorvragen, foutenanalyse, ...) zijn je opgevallen?
Door deze opdracht is me opgevallen dat de leerkracht eigenlijk niet zoveel vragen stelt. Deze
les werden er immers enkel vragen gesteld naar de betekenis van begrippen (om af te toetsen
of deze duidelijk zijn voor iedereen) en bij het oplossen van oefeningen (dan stelt de leerkracht
nog eens de vraag die in de oefening gesteld wordt). Als de studenten een goed antwoord
geven op een bepaalde vraag, geeft de leerkracht steeds positieve feedback. Bij foutieve
antwoorden zegt de leerkracht duidelijk dat de leerling niet op het juiste spoor zit en vraagt ze de
andere leerlingen om andere ideeën. Tot slot heeft de leerkracht op geen enkel moment een
leerlingen aangeduid. Ze wacht steeds tot de leerlingen uit zichzelf een antwoord geven.
5. Wat denk jij persoonlijk over de functionaliteit van de vraagstelling m.b.t. de
doelstellingen en de lesstructuur? Welke persoonlijke leerinzichten heb je opgedaan in
verband met de vraagstelling? Wat zou jij anders doen en waarom?
Het leerinzichten dat ik door deze observatie en opdracht opgedaan heb is het feit dat leerlingen
ook aandachtig kunnen zijn tijdens een uitleg van de leerkracht. Er hoeven niet voortdurend
vragen gesteld te worden of de leerlingen moeten niet steeds aan het werk gezet worden. Een
belangrijke voorwaarde hiervoor is evenwel dat de uitleg rustig gebeurd, logisch opgebouwd
wordt, voorzien wordt van voldoende (eigen,) concrete voorbeelden en dat de leerlingen bij deze
uitleg betrokken worden (dus dat er wel af en toe een vraag gesteld wordt, dat de leerlingen zich
herkennen in de uitleg, hun inbreng kunnen doen enz.).
Anderzijds had het misschien ook zeer leerrijk geweest om de leerlingen zelf tot het inzicht te
laten komen wat de drie belangrijke onderdelen van een goed geformuleerde doelstelling zijn of
waarom bepaalde doelstellingen wel of net niet goed geformuleerd werden (en waarop dus gelet
moet worden), bijvoorbeeld door gebruik te maken van goed geformuleerde en minder goed
geformuleerde doelstellingen die de leerlingen moeten analyseren.
Download