SAMENVATTING LITERAIRE BEGRIPPEN

advertisement
SAMENVATTING LATE MIDDELEEUWEN EN
RENAISSANCE
1.
LATE MIDDELEEUWEN
Tot in 13e eeuw is particulier bezit van bijna alle boeken verboden.
2 soorten ridderromans: (roman = verhaal in volkstaal)

Karelromans
Persoonlijke moed en strijdlust van edele ridders en Karel de Grote stond
centraal.
Vrouwen waren onbelangrijk.

Arthurromans
Een romantisch, geïdealiseerd beeld. De hoofdpersoon is hulpvaardig voor
de zwakken en vereert adellijke dames. De hoofdpersoon heeft vaak een
queeste.
Hoofse poëzie (hoofs komt van gedragscode van adel of van hofsheid):
Kenmerkend is de thematiek van de liefde die niet beantwoord wordt of kan worden.
Invloeden op Petrarca en Dante (grondleggers Renaissance).
3 soorten toneel:

religieuze spelen (Middeleeuwen)
o mirakelspelen (door tussenkomst van heilige vindt er een wonder
plaats)
o mysteriespelen (gebeurtenissen uit levens Jezus en Maria worden
uitgevoerd)
o moraliteiten (=levensles)
Elckerlijc:
Gaat over losbollig iemand die aan het eind van zijn leven gaat biechten,
maar niemand wil hem begeleiden. Alleen de deugd blijft hem trouw.

hoofse toneelstukken (wereldlijk, abele spelen) (Overgang ME 
Renaissance)

kluchten
Invloeden van Germanen, Kelten en Romeinen.
Kerk verbood toneel vanwege slechte invloed op het gelovige volk.
In vroege middeleeuwen verreikte de kerk de diensten met toneelspelen. Eerst alleen
door priesters, later ook mannen. Geleidelijk aan werden de toneelstukken ook
buiten de kerk uitgevoerd, op het dorpsplein.
Oudste zin Diets / Middelnederlands: (ca. 1160)
Hebben olla vogales nestas bigunnen, hinase hic anda thu. Uat unbidden wi nunc.
In 1930 ontdekt in kaft van boek.
Hebben alle vogels nestjes begonnen, behalve ik en jij. Wat wachten wij nu?
Roelandslied: (ca. 1200) (voorhoofs)
Roeland in dienst van Karel de Grote, moet vechten in Noord-Spanje. Hij is niet goed
voorbereid en wordt in de pan gehakt. Hij denkt dat hij onoverwinnelijk is, maar hij
sterft aan het einde van het verhaal. (is een wijze les over overmoedigheid)
Walewein: (ca. 1200) (hoofs)
Prachtig schaakbord vliegt kasteel van Arthur binnen. Walewijn achtervolgt het
schaakbord en komt bij koning Wonder. Koning Wonder wil schaakbord wel geven,
maar wil in ruil daarvoor Excalibor, enz. enz. enz.
Jacob van Maerlant: (2e helft 13e eeuw)

geestelijke literatuur
gedichten over religieuze en morele vraagstukken (kritiek op hebzucht
priesters)
“der kerken klag(h)e” kritiek op geestelijkheid
“van den landen over zee” oproep tot kruistochten

didactische literatuur
“der naturen bloeme” schoonheden van de natuur
“Spieg(h)el historiael” objectieve beschrijving van geschiedenis tot dood K.
de G.
Hulthemse handschrift: (ca. 1410):
Vlaamse rechter Hulthem koopt middeleeuwse teksten in Gent. Na zijn overlijden
komen ze in het bezit van de Belgische staat, bleken 200 verschillende
oorspronkelijke teksten in Middelnederlands.

Esmoreit

Lanseloet van Denemerken

Kippijn

Buskenblazer
Dit zijn bewerkingen van liturgische gebeurtenissen, wereldlijke toneelstukken, geen
vertalingen.
Abele spelen:
Zijn 4 wereldlijke toneelstukken. Eindigen met “amen”. Abel = kunstig, verheven.
1.
Esmoreit (Hulthemse handschrift)
2.
Gloriant (Hulthemse handschrift)
3.
Lanseloet van Denemerken
4.
Vanden winter enden Somer
Esmoreit is een Siciliaanse prins die vlak na zijn geboorte verkocht is door de
verrader Robberecht. De koning sluit zijn vrouw op, omdat hij denkt dat zij Esmoreit
vermoord heeft. Esmoreit belandt aan het hof van een vorst uit Damascus. Later
wordt hij verliefd op zijn ‘zuster’, prinses Damiët. Maar als hij erachter komt dat ze
niet zijn zus is, gaat hij op zoek naar zijn werkelijke afkomst. Hij vindt zijn ouders en
alles komt goed.
Lanseloet brengt nacht door met Sanderijn. Hij moet van zijn moeder haar weg doen
(vanwege klasseverschil). Zij trouwt met een andere ridder, hij sterft van verdriet.
Boekdrukkunst:
In 1450 vond Gutenberg de boekdrukkunst uit, dit leidde tot een grotere productie
van boeken.
Rederijkers:
Vanaf ca. 1425 ontstaan in Zuid Nederland de zogenaamde Rederijkerskamers. Dit
waren schrijversgilden. Ze schreven veel toneel. Het was van een hoog niveau
(ballotage). De boeken waren didactisch. Hun doel was om zoveel mogelijk schone
taal te gebruiken (rétoriqueur = welsprekendheid).
Elke kamer had een deken (voorzitter), fiscaal (penningmeester), sot (nar), factor
(artistiek hoofd) en een beschermheer. De beschermheer financierde de kamer en
had daardoor invloed op de stockregel (steeds terugkerende laatste zin van een
strofe). Deze was in alle gedichten van een kamer gelijk. Ook had elke kamer een
devies (kreet, motto) met een blazoen (logo van devies). Voorbeeld van een kamer:
D’Egelantier uit Amsterdam.
Landjuwelen zijn meerdaagse festivals binnen of buiten de stad, waaraan meerdere
kamers aan meewerkten. Er werden opvoeringen georganiseerd, en aan het eind
werden er prijzen uitgereikt.
Soorten gedichten:

Acrostichon (naamdicht, bijvoorbeeld Wilhelmus)

Retrograde (gedicht dat ook van achter naar voren kan worden gelezen)

Schaakbord (8x8 strofen die je allerlei kanten op kan lezen)

Rondeel (8 regels, regel 1, 4 en 7 rijmen en regel 2,3,5,6 en 8 rijmen)
Rederijkers uitten veel kritiek op kerk en politiek en werden daarom vervolgd.
Rederijkers zijn didactisch. De gedichten gaan over godsdienst politiek en het
moreel.
Het lied:
Strofisch gedicht met of zonder refrein. Bedoeld om te worden gezongen, met
eenvoudige inhoud.
3 soorten:

Epiek (verhalende literatuur)

Lyriek (fictionele teksten waarin rechtstreeks gevoelens uitgedrukt worden)

Dramatiek (fictionele teksten in toneelvorm)
In middeleeuwen 2 soorten:

religieuze liederen

niet-religieuze liederen (altijd wel een beetje religie)
- volksliederen
- cultuurliederen (Egidius)
ballade: Danslied, in sprongen verteld (bijzaken weggelaten). Levendige beschrijving
met talrijke herhalingen. Vaak een somber einde. Onderwerpen ontleend aan oude
ridderverhalen.
Vaganten: Rondzwervende liedzangers, vaak mislukte studenten.
Anthonis de Roovere: Vlaamse Rederijker die op een cynische wijze de
wantoestanden in de maatschappij beschrijft.
Anna Bijns: (1493 – 1575)
Eerste vrouw die wereldlijk schrijft (bij Rederijkerswedstrijd). Betreedt als eerste de
mannelijke literaire wereld. Schrijft technisch zeer goed. Begint eigen school.
Alleenstaande vrouw, ging niet het klooster in (zoals normaal was). Ze woont in
Antwerpen. Hier heeft de adel steeds minder macht. Ook heeft ze veel contacten met
andere culturen.
Voorbeeld: Refreinen (1528)
Hierin uit ze kritiek op de reformatie en op de positie van de vrouw in het huwelijk.
Het derde deel bestaat uit humoristische teksten.
2.
RENAISSANCE
Wanneer begint de Renaissance?
Verschillen:
Middeleeuwen:
theocentrisch
memento mori
gezag van de geestelijkheid
alleen geestelijken aandacht voor
Klassieken
1341
1396
ca. 1450
1492
1516
1517
1543
ca. 1570
Renaissance:
antropocentrisch
geocentrisch
maar wel religieus: Cats, Hooft, Huygens,
Vondel
memento vivere
Jan v.d. Noot: Onsterfelijkheid door kwaliteit
werk.
kritisch onderzoek (Natuurwetenschappen)
persoonlijke vrijheid
algemene aandacht voor Klassieken
Klassieken worden norm en worden
aangehaald.
aandacht voor schoonheid / uiterlijk
Het streven naar schoonheid wordt een doel op
zich.
Petrarca schrijft sonnettencyclus voor geliefde Laura. Hij werd erg
geëerd door zijn werk.
Eerste keer wordt Grieks onderwezen in Florence.
Uitvinding boekdrukkunst Gutenberg.
Columbus ontdekt Amerika.
Uitgave Nieuwe Testament met kritieken van Erasmus.
Openbaring stellingen van Luther
Copernicus: ‘De aarde is rond, zon is centrum.’
Uitgave eerste Nederlandstalige sonnettenbundel Het Bosken (Jan v.d.
Noot)
Nieuwe stromingen in Renaissance:
humanisme mens op zoek naar eigen waarden
kritisch ten opzichte van het geloof (Erasmus)
mens centraal (antropocentrisch)
De kritiek op de katholieke kerk leidde tot kerkhervormingen en de inquisitie
(vervolgingen).
Barok
overdreven vorm van Renaissance (eind Renaissance)
In de kunst kwam de clair obscur (perspectief) op.
De Renaissance was een mannenmaatschappij, het huwelijk was maar een
formaliteit.
Toneel in de Renaissance:
De Klassieke tragedie had als onderwerp de Grieks / Romeinse oudheid. Er werd
niet in de kerk gespeeld, maar in het theater. In alle tragediën gaat de mens strijdend
ten onder tegen hogere machten.
Drama bestaat altijd uit 5 bedrijven, waarvan de eerste 4 met een rei (ook wel koor
genoemd, is een groep personen dat commentaar geeft in de vorm van zang. De
gevoelens van het publiek worden verwoord en er wordt vooruitgeblikt op het
volgende bedrijf) eindigen. Na het 5e bedrijf is er soms sprake van een deus ex
machina. Dit is een god die met een constructie naar beneden wordt gelaten, waar
hij de oplossing van een vraagstuk geeft.
De klassieke tragedie is gebaseerd op regels. De dichters zijn in 3 trappen in te
delen:
1.
translatio (vertalen van de klassieken)
2.
imitatio (zelf stukken kunnen maken)
3.
aemulatio (overtreffen van de klassieke stukken)
Wanneer een dichter de 3e trap haalt is hij een poeta dictus (geleerde dichter).
De klassieke tragedie voldoet aan de volgende drie eenheden:

eenheid van plaats (alles op één plaats)

eenheid van tijd (niet meer dan 24 uur)

handeling (maar één intrige = belangrijke gebeurtenis)
Wilhelmus: (ca. 1573)
De 80-jarige oorlog is aan de gang. Nederland is een Spaanse kolonie.
Nassau is een Duitse streek. In deze tijd ontstond er een verzetscultuur. Er werden
geuzenliederen geschreven. Deze hadden de vorm van de Rederijkers, maar een
inhoud van de nieuwe tijd. Deze geuzenliederen zijn verzameld in een bundel. In de
liederen wordt er oproep gedaan voor verzet tegen Spanje, protest tegen de
kettervervolgingen en het katholicisme wordt bespot. In deze bundel is ook het
Wilhelmus opgenomen.
Het Wilhelmus is een antikatholiek propagandalied voor het leiderschap van prins
Willem van Oranje. Hierin worden de deugden van de prins omschreven en hij wordt
gezien als de redder van het volk. Ook is het een verdedigingslied voor het vluchten
van Willem naar de Dillenburg, want dit werd gezien als ontrouw. Waarschijnlijk is de
auteur Marnix van Sint Aldegonde, maar dit is niet zeker omdat hier het katholicisme
relatief weinig wordt veroordeeld. Een andere mogelijke schrijver is Coornhert.
In het Wilhelmus wordt duidelijk gemaakt dat de opstand tegen de Spanjaarden
gerechtvaardig is, want trouw aan God is hoger in aanzien dan trouw aan de koning.
Willem wordt voorgesteld als religieus leider, maar eigenlijk was hij alleen een
politicus.
De melodie van Het Wilhelmus gaat “na de wijse van Chartres”, een spotlied op een
Franse Hugenoot. In 1625 maakte Valerius een nieuwe melodie “Gedenckklanck”
voor het Wilhelmus.
Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd. = Tot nu toe was ik trouw, nu niet meer.
Het Wilhelmus is niet altijd populair geweest. In de 18e en 19e eeuw was “Wien
Neerlands Bloed” het volkslied. In 1898 gaf Wilhelmina bij de kroning aan dat ze een
oud volkslied wilde. In 1932 is het Wilhelmus ingevoerd door Wilhelmina.
Marnix van Sint Aldegonde:
Maakte na zijn studie een rondreis door Europa.
Smeekschrift der Edelen (1566)
Hierin vraagt hij om tolerantie (vrijheid van godsdienst) van de Spanjaarden.
In 1567 komt Alva naar Nederland. Marnix vlucht net als Willem van Oranje. Marnix
naar Emden en Willem van Oranje naar de Dillenburg. In Emden schrijft hij de
Byencorf een antikatholiek en revolutionair boek. Na aanleiding van dit boek wordt
Marnix gevraagd als persoonlijk secretaris van Willem van Oranje, een goede
vriendschap volgt.
In 1584, het jaar dat Willem van Oranje werd vermoord, was Marnix burgemeester
van Antwerpen. Hij woonde in Walcheren. In 1586 trekt Marnix zich terug naar
Walcheren vanwege de oprukkende Alva. Dit werd niet gewaardeerd door de
bevolking. Als zijn reputatie weer gedeeltelijk is hersteld, krijgt hij de opdracht van de
universiteit van Leiden de bijbel te vertalen. In 1598 overlijdt hij.
Jan van der Noot: (1539 – 1600)
Hij was een dichter van het niveau translatio. Hij was een protestantse. Hij vluchtte
naar Engeland voor de Spanjaarden in 1568. Het boek de Bosken is een
Renaissancebundel want:
1.
het streven naar schoonheid
2.
hij wilde persoonlijke roem
3.
hij wilde leven van zijn werk
4.
hij wilde graag hofpoëet worden (aanzien van de adel)
5.
de originaliteit is twijfelachtig
Verder schreef hij lofzangen en sonnetten.
Pieter Cornelisz. Hooft: (1581 – 1647)
Om een betere verdediging tegen het oosten te hebben stichtte Floris V het
Muiderslot. P.C. Hooft woonde op het Muiderslot. Na zijn studie maakte hij een reis
door Europa. In Italië kwam hij in contact met de Renaissance. Zijn vader was
burgemeester van Amsterdam.
Hij schreef veel liefdespoëzie.
Joost van den Vondel (1587 – 1679)
Vondel was een aanhanger van de Remonstranten, een groep gematigde
katholieken. Hij schrijft veel over religie en bijbelse motieven.
In zijn werk staan 3 thema’s centraal:

hekeldichten (kritiek op de protestanten, satirisch)

klaagzangen

toneelstukken
Vanaf 1625 ging hij hekeldichten schrijven, om zijn politieke vrienden te steunen. In
1631 en 1632 ging hij klaagzangen schrijven, vanwege de dood van zijn 2 zoons en
zijn vrouw. In diezelfde tijd schreef hij een troostdicht voor de zoon van de geleerde
Fossius.
Zijn toneelstukken zijn het belangrijk. Hij gebruikte vaak bijbelse namen.
Wanneer hij geld nodig had ging hij stukken vertalen. Hij had een kousenwinkel in
Amsterdam, omdat hij van het schrijven alleen niet rond kon komen. Door veel
vergelijkingen met de oudheid te maken laat hij zien dat hij historische kennis had.
De Gijsbrecht van Aemstel gaat over een belegering van Amsterdam. Met een list
(net zoals in Troje, maar hier is het een boot) weten de plunderaars de stad in te
trekken. Gijsbrecht is de burgemeester. Op het eind komt de engel Rafael (deus ex
machina) met de oplossing.
Gerbrand Adriaenz. Bredero (1585 – 1618)
Hij volgde een opleiding tot kunstenaar. Hij was een gewone Amsterdammer. Hij
leefde op het moment dat Amsterdam van 30.000 naar 100.000 inwoners groeide. Hij
was trots op Amsterdam.
Na zijn dood is er een gedichtenbundel samengesteld uit 3 delen:
Boertigh (grappig), amoureus (liefde), aandachtig groot liedboek (religieus)
Hij schreef 3 soorten toneelstukken:

ridderspelen

kluchten (kort verhaal, grappig)

komedies
Klucht van de koe:
De koe van een buitengewoon domme boer wordt gestolen. Vervolgens moet de
bestolen boer de koe op de markt verkopen voor de dief.
Klucht van de molenaar:
Een gaste gaat slapen bij de molenaar en zijn vrouw. De gaste wordt lastiggevallen
door de molenaar. Dan laat de molenaar zijn knecht ook langs gaan bij de gaste.
Maar de molenaarsvrouw en de gaste hebben gewisseld.
De Spaanschen Brabander (= komedie)
Jacob Cats: (1577 – 1660)
Veel uitdrukkingen zijn van hem afkomstig. Ook in zijn tijd was hij populair. Hij
berijmde verhalen. Zijn verhalen waren moralistisch. Hij studeerde rechten in Leiden.
Hij was een welgesteld man. Hij woonde in Zorgvliet, wat nu het Catshuis heet.
Jan Luyken (1649 – 1712)
Schreef petrarkistische gedichten. Belangrijkste bundel is Duytsche Lier. In deze
bundel komen vooral liefdesgedichten voor, maar ook een paar ernstige gedichten.
De bundel eindigt met het venusblazoen, een naaktportret in woorden van zijn
geliefde. Na dit boek is hij heel religieus en moralistisch gaan schrijven. In de
emblemata heeft hij 100 ambachten beschreven.
Download