Nederland in de overgang Of u nou wilt of niet: de sociale sector in Nederland is ‘in transitie’. Alles wordt de komende jaren anders door een combinatie van metaalmoeheid in het oude systeem, gigadecentralisaties, ingrijpende bezuinigingen en een nieuw type samenleving waarin actief burgerschap de norm is. De sociale sector staat daarin niet alleen: ook de zorg, de energiewereld, de bouw, de voedselproductie en het onderwijs zijn ‘in transitie’. Ook daar actieve burgers die het heft in handen nemen en een ‘oud regime’ dat verstrikt raakt in zijn oude logica. Maar wat is dat precies, ‘in transitie’ zijn? De Rotterdamse hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans schreef er een fascinerend (en af en toe irritant) boek over: ‘In het oog van de orkaan – Nederland in transitie’. Voor de niet-meteorologen onder ons: in het oog van de orkaan is het windstil en soms zelfs onbewolkt, terwijl overal rondom de stormen razen. En zo is het volgens Rotmans ook in Nederland: veel mensen zien de stormen niet en doen alsof het weer stabiel is. U bent gewaarschuwd. Kern van Rotmans’ transitietheorie is, dat elk maatschappelijk systeem een stabiele macht en een dominant regime heeft, dat alle middelen inzet om de status quo te handhaven. Daarnaast zijn er niches: radicale, innovatieve en afwijkende culturen, structuren en werkwijzen die krachtig genoeg zijn om het bestaande regime binnen te dringen. Als systemen los komen te staan van mens en omgeving, ontstaat een kantelpunt waarin die systemen vatbaar worden voor de innovaties en impulsen vanuit de niches. En dan wordt het interessant. Soms clusteren de niches en nemen ze het heersend systeem over, soms dwingt de maatschappelijke omgeving het regime om in zee te gaan met de niches. In alle gevallen verzet de gevestigde orde zich met hand en tand, maar als de transitie slaagt, ontstaat een nieuw regime met andere machtsverhoudingen. Doorgaans duurt zo’n transitie volgens Rotmans een jaar of vijftig. Om te slagen moeten er voldoende ‘meekoppelende autonome trends’ zijn, genoeg maatschappelijke druk, in het systeem zelf aandrang tot veranderen en voldoende ruimte voor innovatie. En: je hebt koplopers nodig, eigenzinnige en dwarse mensen met visie, strategie en durf. Wie ooit geschriften van Marx, Lenin, Che Guevara of Rudi Dutschke gelezen heeft, zal veel overeenkomsten met dit gedachtegoed zien. Het oogt allemaal een beetje naïef, met schurken in het systeem en edele tegenhangers in de niches. Het is daarom maar goed dat Rotmans in zijn boek een massa concrete voorbeelden geeft waaruit blijkt hoe deze begrippen met succes vorm krijgen. Het meest pregnante voorbeeld is wel dat van de energievoorziening. Het oude systeem kraakt doordat fossiele energie te veel vervuilt en te duur wordt. In de niches roeren zich alternatieve energieproducenten (gewone dorps en wijkbewoners als u en ik, vaak in coöperatief verband) die intussen zo sterk zijn dat investeerders in bijvoorbeeld kern- en kolencentrales kopschuw worden. De overheid wil best subsidiëren (al is Nederland in dit opzicht het vieze jongetje van de klas) maar lijkt daarmee de niches voor de voeten te lopen. Ook andere voorbeelden zijn verleidelijk, zij het al in mindere mate. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beschrijving van de transitie in de langdurige zorg. Uiteraard komt daarbij Buurtzorg en de ACT-teams (van: Assertive Community Treatment) aan de orde. En Rotmans beschrijft de richting van de transitie met flair in drie perspectieven: mensgericht, betaalbaar en maatschappelijk ingebed. Over dat laatste schrijft hij: ‘De maatschappelijk ingebedde zorg neemt een gezonde samenleving als basis. Hierin kan iedereen zijn eigen microsysteem creëren met eigen verbanden. Dit microzorgsysteem is onderdeel van open gemeenschappen waarin zorgzaamheid een algemene levenshouding is.’ (p38) Dit type abstracte utopieën berooft Rotmans betoog van zijn kracht. Het is net even te mooi en daardoor onwaarschijnlijk. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor zijn beschrijving van wonen op het water – een noodzakelijke en interessant perspectief, maar niet de ideale wereld die Rotmans ons voorspiegelt als ‘een idyllische wereld waar gemeenschappen samenwerken en leven […] Mensen en het gebied zijn met elkaar in harmonie.’ (p109) Alsof er niet ook in een duurzaam energie en voedsel producerende wereld rotjongetjes en criminelen zullen zijn. De waarde van ‘In het oog van de vulkaan’ is dat Rotmans er de overeenkomsten en misschien zelfs het gezamenlijke fundament in beschrijft van al die niches in energie, zorg, onderwijs, bouw en regionale ontwikkeling. En daarnaast dat hij de nicheplayers woorden aanreikt om strategisch te denken: tegenmacht ontwikkelen is hard werken en soms zelfs nieuwe instituties bouwen. Het is jammer dat die waarde deels te niet wordt gedaan door opruierige simplificaties. En dan hebben we het over de vele, vele schrijffouten nog niet gehad… Jan Rotmans, In het oog van de orkaan - Nederland in transitie is uitgegeven door Aeneas in Boxtel, ISBN 978-94-6104-026-8. Het kost €29,95