Neurologie: woordenlijst Inleiding + Hoofdstuk 1 Ventraal – Dorsaal Rostraal – Caudaal Mediaal - Lateraal Axiaal Sagittaal Coronaal CrebrIntra-cerebraal EncefalEncefalities MusculMyositis MyelHemiHemiplegie UniUnilateraal BiDiplopie DisDysfagie HypoHypotensie HyperHyperactiviteit IschIschemie BradyTachy-fiel Hemofilie -fobie Fotofobie -itis Meningitis -manie Kleptomanie -plegie Steuncellen Anterior - posterior Voorzijde - achterzijde Craniaal - Caudaal Van kop (hersenen) tot staart Vanaf middenlijn – vanaf zijkant Snede loodrecht op de lengteas van het lichaam Ventraal - Rostraal Snede in voor – achterwaartse richting Snede van links naar rechts Hersenen Binnen de hersenen Hersenen Hersenontsteking MySpier Ontsteking van de spier Ruggenmerg Helft Verlamming van een lichaamshelft MonoÉén Langs één zijde DiTwee Dubbelzicht DysStoornis Moeilijk slikken Te weinig Lage bloeddruk Te veel Overdreven actief Gebrek aan, ophouden, te weinig Onvoldoende bloedtoevoer Traag Snel Vriend Verhoogde bloedingsneiging vrees Lichtschuw ontsteking Hersenvliesontsteking drang Neiging tot stelen verlamming Gliacellen Centrale Zenuwstelsel Perifere Zenuwstelsel Zenuwbundels Afferente zenuwvezels Efferente zenuwvezelfs Foramina Effectoren CZS Hersenen, cerebellum, hersenstam en ruggenmerg PZS Zenuwbundels Opgebouwd uit afferente en efferente zenuwvezels en via foramina van ruggenwervels verbonden met ruggenmerg Aanvoerende zenuwvezels Afvoerende zenuwvezels Natuurlijke opening (vb. ruggenwervels hebben een foramen waar het ruggenmerg in zit) Een spier of kliercel die voor een reactie op een prikkel zorgt Hoofdstuk 2: De ontwikkeling van het zenuwstelsel Drieledig kiemblad Ectoderm Ontwikkeling ectoderm Ontwikkeling craniale deel neurale buis Prosencephalon Mesencephalon Rhombencephalon Telencephalon Ecto- endo en mesoderm Ontstaan centrale zenuwstelsel Verdikking Neurale plaat wanden groeien toe naar middenlijn neurale buis Primitieve hersenblaasjes: 1. Voorhersenen 2. Middenhersenen 3. Achterhersenen Voorhersenen Middenhersenen, deel van de hersenen dat zich boven de hersenstam bevindt. Achterhersenen Middengedeelte en twee primitieve Hersenhelften Diëncephalon Tussenhersenen/middenhersenen Procencephalon Ontwikkeling Rhombencephalon Telencephalon + Diëncephalon Ontstaan: 1. Cerebellum 2. Pons 3. Medulla oblongata Cerebellum Kleine hersenen, gelegen in fossa posterior (zie verder), fungeert als een controlmechanisme voor gewilde motorische activiteiten, evenwicht en spiertonus. Pons Medulla oblongata Caudale deel neurale buis Wat doen neuroepitheelcellen? Grijze stof hersenen Brug van Varol Verbinding tussen grote en kleine hersenen (deel van hersenstam) Verlengde merg Gedeelte van de hersenen dat de hersenstam met het ruggenmerg verbindt (deel hersenstam) Braakcentrum Aanleiding tot ontstaan ruggenmerg door de neuroepitheelcellen 1. grijze stof ruggenmerg 2. witte stof ruggenmerg 3. zenuwcellen van het PZS Buitenste laag hersenhelft: cellichamen van neuronen. Deze cellen zullen nog migreren naar hun voorbestemde plaats. Witte stof hersenen Lange gemyeliniseerde Axonen. Verbindingen tussen hersenhelften. Grijze stof ruggenmerg Centraal gelegen: cellichamen en neuronen. Witte stof ruggenmerg Rond grijze stof gelegen: dalende en stijgende zenuwbanen. Anencephalie Uitblijven van de vorming van primaire hersenblaasjes Niet levensvatbaar Elk defect van het onderste deel van de wervelkolom en/ruggenmerg Ontbreken van de dorsale verbening van laagste ruggenwervels Abnormale migratie van corticale neuronen Met betrekking tot de hersenschors Spina Bifida Spina Bifida Occulta Corticale Dysplasie Corticaal Hoofdstuk 3: Een overzicht van de neuroanatomie en -fysiologie 1. Cellen van het zenuwstelsel Cellen zenuwstelsel Neuronen Steuncellen 1. neuronen 2. steuncellen Zenuwcellen Gliacellen Waaruit bestaat een neuron? 1. 2. 3. 4. cellichaam dendriet axon teledendria Cellichaam Kern + mitochondriën (= energiefabriekjes van de cel) Dendriet Uitlopers met receptoren Axon Uitlopers die prikkel opvangen Teledendria Uiteinde axon, prikkeloverdracht naar ander neuron/effectorcel Membraanpotentiaal Elektrische spanning die ontstaat over een membraan van een cel Depolarisatie Verandering van membraanpotentiaal Actiepotentiaal Als de depolarisatie hoog genoeg is ontstaat er een elektrische ontlading (de pos. kant wordt neg. en omgekeerd) Neurotransmitters Signaalstof die in de synapsen zenuwimpulsen overdraagt Synaps Contactplaats tussen cellen Soorten neuronen Afferente neuronen Efferente neuronen Interneuronen Soorten gliacellen Astrocyten Oligodendrocyten Microgliacellen Ependymcellen Endotheel 1. afferente 2. efferente 3. inter Leiden prikkels naar het CZS toe Vervoeren prikkels vanuit CZS naar effectorcellen Schakelneuronen verbinding tussen neuronen onderling 1. astrocyten 2. oligodendrocyten 3. microgliacellen 4. ependymcellen 5. schwanncellen Stervormig, maken deel uit van de bloed-hersenbarrière Vormen myelineschede rond axonen in CZS Opruimers verwijderen dood celmateriaal Endotheelcellen van de hersenkamers en het centrale kanaal van het ruggenmerg Bedekkend laagje aaneengesloten endotheelcellen Hersenventrikels Hersenkamers met hersenvocht: 1. twee zijventrikels 2. derde ventrikel 3. vierde ventrikel 2. Structuur van het zenuwstelsel 2.1 Het centrale zenuwstelsel Centrale zenuwstelsel 4 hersenkwabben per hersenhelft 1. 2. 3. 4. 5. hersenhemisfeer ruggenmerg hersenstam diëncephalon basale ganglia = basale zenuwknoop 1. occipitale (achterste) 2. pariëtale (ertussen) 3. temporale (ertussen) 4. frontale (voorste) Gyri Grote groeven in de hersenwindingen. Functie: meer cellen plaatsen. sulci Kleine groeven in de hersenwindingen. Functie: meer cellen plaatsen. hersenschors Cerebrale cortex Indeling Brodmann hersenschors Ruggenmerg Vertebrale kanaal Foramen magnum Spinale zenuw Medulla spinalis Wervelkanaal Achterhoofdsgat 30 zenuwen die uit het ruggenmerg komen Buitenste laag hersenhemissferen: cellichamen neuronen (axonen liggen naar beneden dus begin ervan is hierin ook gelegen) grijze stof 6 cellagen Indeling volgens functie Hersenstam Supraspinaal Cerebellaire pendunkels Fossa posterior Verbindende structuur tussen hersenhemisferen en ruggenmerg. Bestaat uit: 1. medulla oblongata 2. pons 3. mesencephalon Bevat kernen voor 10 van de 12 craniale zenuwen. zie verder voor functie van de craniale zenuwen Boven de wervelkolom Hersenstam is verbonden met de kleine hersenen via dit deel. Diëncephalon 1. 2. 3. 4. 5. 6. Thalamus Schakel in sensibele banen van periferie naar cerebrale cortex Controleert endocriene en andere vegetatieve functies Functie met betrekking tot hormoonsysteem Functie met betrekking tot overleven Schakel tussen tractus opticus en visuele cortex Hypothalamus Endocriene functie Vegetatieve functie Corpus geniculatum laterale In welke kwab ligt de visuele cortex? Thalamus Hypothalamus Epithalamus Subthalamus Corpus geniculatum laterale Corpus geniculatum mediale Occipitale kwab Tractus opticus – corpus geniculatum – visuele cortex Corpus geniculatum mediale In welke kwab ligt de auditieve cortex? Basala ganglia Schakel tussen hersenstam en auditieve cortex Temporale kwab Kernen (groepen cellichamen = grijze stof) diep gelegen, belangrijk voor controle over motorische functies. 1. Corpus striatum 2. Putamen 3. Globus pallidus 2.2 Het perifere zenuwstelsel Perifere zenuwen Verschillende zenuwcellen, vooral axonen van neuronen, endoneurium, perineurium en epineurium Endoneurium Perineurium Epineurium Plexus Meerdere perifere zenuwen die zich verenigen 2.3 Hersenvliezen of meningen Hersenvliezen Drie hersenvliezen Meningen Lopen verder rond het ruggenmerg. 1. Dura mater 2. Arachnoïdea 3. Pia mater Dura mater Arachnoïdea Pia mater Subarachnoïdale ruimte Subdurale ruimte Drie uitstulpingen bij de dura mater Falx cerebri Falx cerebelli Tentorium cerebelli Dikke, stevige membraan tegen scheden en ruggenwervels aan. Dun vlies waaruit talloze fijne draadjes vetrekken naar de Pia mater. Vlies dat dicht tegen de hersenen en ruggenmerg ligt. Ruimte tussen arachnoïdea en pia mater. Bevat hersenvocht en bloedvaten die naar de hersenen lopen. Ruimte tussen dura mater en arachnoïdea 1. Falx cerebri 2. Falx cerebelli 3. Tentorium crebelli Tussen twee hersenhelften. Vlies tussen twee cerebellaire Hersenhelften Tussen grote hersenen en cerebellum 2.4 Verticulaire systeem Ventriculaire systeem Ventrikels Laterale ventrikels Derde ventrikel Formanina van Luschka en Magendie Cerebrospinale vocht (CVS) Waar wordt het lumbale vocht aangemaakt? Functies CVS? Wat mag er inzitten en wat niet? Ventrikels, hersenkamers. Gevuld met vocht en staan met elkaar in verbinding. 1. laterale ventrikels 2. derde ventrikel 3. vierde ventrikel In linker en rechter hersenhelft en strekken zich uit over alle kwabben. Monden via foramina van Monro uit in derde ventrikel. Gelegen in de middenlijn. Verbonden via aquaductus van Sylvius met vierde ventrikel. Zorgt het voor dat het vocht in de subarachnoïdale ruimte komt. Lumbale vocht, liquor cerebrospinalis. Op hoogte van de chorioidale plexus in de laterale ventrikels. 1. 2. Schokdemper rond zenuwstelsel. Rol bij voeding CZS. GEEN rode bloedcellen. MAX. 5/mm3 witte bloedcellen. Eiwitten en glucose. 2.5 Bloedvoorziening van hersenen en ruggenmerg Cardiovascualair stelsel Arteria basilaris Veneuze sinussen Arterie vertebral Bloedvatenstelsel Versmelting van de vertebrale arteriën. Splitst in een linker en rechter ACP. Meest posterieure deel hersenen van bloed voorzien. Gelegen rond de hersenen. Draineren bloed in de hersenen in de grote halsvenen. Geven takken af, die ruggenmerg van bloed voorzien. 1. twee posterieure spinale arterie 2. één arterie spinalis anterior 2.6 Craniale zenuwen Craniale zenuwen Netvlies Chiasma opticum Laterale deel gezichsveld Nasale deel retina Tractus opticus Corpus geniculatum laterale = Zenuwen die op hersenstamniveau naar buiten komen. Twaalf paar (aan elke kant). Kern in hersenstam, behalve bij: 1. N.1 2. N.2 Retina Kruising der oogezenuwen Hoe ver je kan zien naar de zijkant. Deel retina aan de neus. Verlengstuk van de nervus opticus. Loopt van het chiasma opticus naar de achterkwabben van de hersenen. Buitenste knievormige kern. Groep neuronen in de hersenen die nauw in verband staan met het visuele systeem. Radiatio optica Loopt door de temporale en partiële kwab. Afferente deel lichtreflex Bilaterale verbinding Nucleus van EdingerWestphal Aanvoerend delen lichtreflex: 1. Retina, 2. nervus opticus, 3. tractus opticus 4. kern in de mesencephalon. Dubbele verbindingen (aan twee kanten). Oorsprongskern van de parasympatische zenuwvezels van de derde hersenzenuw. Musculus sphincter pupillae Is een spier in het regenboogvlies van het oog en bestaat op circulair verlopende spiervezels vanaf de pupil. Regenboogvlies Iris Diafragma van het oog. Regelt de in- en output van lichti n het oog. Vernauwing van de pupil door het samentrekken van musculus sphincter pupillae. Verwijden van de pupil. Beweging binnen een gewricht, naar binnen toe. Diafragma van het oog Miose Mydriase Adductie Abductie Accopmodatiereflex Nervus olfactorius Nervus opticus Nervus occulomotorius Nervus trochlearis Nervus trigeminus corneareflex Nervus abducens Nervus facialis N. facialis superior N. facialis inferior Nervus acusticus Cochlea Vestibulair orgaan Vestibulair Beweging binnen een gewricht, naar buiten toe. Pupilreflex Pupilvernauwing als reactie op licht en pupil verwijding bij weinig licht. Ookal valt er maar op één pupil licht: beide pupillen zullen vernauwen. N.1 Ruiken. N.2 Oogzenuw Uitlopers van de retina vormen deze zenuw. Zien: 1. gezichsvelden, 2. gezichtscherpte 3. pupilreflex. N.3 1. Zorgt voor oogebewegingen, alle behalve schuin naar onder en naar buiten. 2. Pupilreflex N.4 Oogbewegingen: Naar binnen (= schuin naar onder) bewegen. N.5 1. Gevoeligheid hele aangezicht, 2. Gevoeligheid mondholte, 3. Gevoeligheid neusholte 4. Deel motoriek van kauwspieren 5. Afferente (aanvoerend) deel corneareflex Onwillekeurig sluiten van de ogen bij tactiele prikkeling van het hoornvlies. N.6 Oogbewegingen: Naar buiten bewegen. N.7 Kerngebieden in de Pons, kernen voor: 1. Drie kernen voor aangezichsmusculatuur rond ogen en voorhoofd (= N. facialis superior) 2. Een kern voor spieren van de onderste gezichshelft (= N. facialis inferior) 3. Vervoert ook smaakvezels voor 2/3 tong. Aangezichtsmusculatuur rond ogen en voorhoofd. Spieren voor onderste gezichshelft. Enkel gekruiste piramidale vezels. N.8 Gehoorsindrukken worden via binnenoor en deze zenuw naar de hersenstam en zo naar de corticale projectiezones in de temporale kwab gebracht. Binnenoor evenwichtsorgaan Met betrekking tot het evenwichtsorgaan. Labyrint Slakkenhuis + evenwichstorgaan. Nervus vestibularis Evenwichtszenuw Ontstaan vestibulaire prikkels Nervus stato-acusticus Nervus glossopharyngeus verhemelte Pharynx Secretie Parotisklier Nervus vagus Parasympatisch Innvervatie 1. vestibulaire prikkels worden opgenomen ter hoogte van het labyrint en gaan via de Nervus vestibularis naar de kernen van de hersenstam. 2. Vele vezels verlaten deze kernen: lopen naar ruggenmerg corrigeren houding bij evenwichtsverlies. Prikkels met betrekking 1. Door beweging van vocht tot het in de kanalen van het evenwichtsorgaan labyrint. Nervus vestibularis + Nervus acusticus N.9 1. Motoriek van harde verhemelte 2. Sensitibiliteit zacht gehemelte 3. Ingang Pharynx 4. Smaaksensatie ter hoogte van achterste 1/3 tong 5. Secretie parotisklier Gehemelte Platatum, gebogen scheidingswand tussen mond- en neusholte Slokdarmhoofd Bovenste deel ademhalings- en spijsverteringsstelsel: ingang keel. Het afscheiden van lichaamsvocht bv. speeksel. Speekselklier N.10 Zwerverszenuw: 1. Motoriek van stembanden en keel 2. Parasympatische innervatie van ingewanden Het lichaam in rust bregen. Voorziening van een bepaald deel van het lichaam van zenuwen. Nervus accesorius N.11 Nervus hypoglossus Musculus M. Sternocleidomastoideus N.12 M. 1. Motorische innervatie van Musculus sternoleidomastoideus. 2. Motorische innervatie van bovenste deel M. trapezius. Motoriek van de tongspieren. Spier M. trapezius Craniale zenuwen i.v.m. oogzenuwen Middelste craniale zenuwen Lage craniale zenuwen 2, 3, 4, 6 5, 7, 8 9, 10, 11, 12 3. Functionele organisatie 3.1 Autonoom versus willekeurig zenuwstelsel Autonoom zenuwstelsel Ortho- en parasympatisch ZS Orthosympatisch ZS Parasympatische ZS Vegetaties ZS. Verzorgt werking inwendige organen: 1. Constant houden van inwendig milieu. 2. Regeling van functies van organen in overeenstemming met wisselende eisen van het milieu door het orthoen parasympatische zenuwstelsel. 3. Hypothalamus is controle en registratiesysteem voor dit ZS Belang van neurotransmitters om organen op af te stemmen op het milieu en op elkaar. Adrenerge ZS 1. Gestimuleerd door stresstoestanden 2. Spieren werken harder 3. Meer zuurstof en dus energie krijgen 4. Neurotransmitter: (nor)adrenaline Cholinerge 1. Gestimuleerd door ontspannen systeem rustige houding 2. Neurotransmitter: acetylcholine Hypothalamus 1. Controle en registratiesystee m van het autonome ZS. 2. Functies niet onderhevig aan bewustzijn. Willekeurig zenuwstelsel 1. Onderhevig aan onze wil. 2. Piramidebaan is verantwoordelijk voor het uitvoeren van gewilde bewegingen. Piramidaal systeem 1. Verzameling axonen die van hersenschors via verlengde merg tot in het ruggenmerg lopen. 2. Functie: aansturing skeletspieren. 3.2 Elektrische en chemische communicatie Depolarisatie Actiepotentiaal Neurotransmitters Receptoren Interneuronale overdracht Inhiberen Exiteren Het wegvallen van de membraanpotentiaal. De membraanpotentiaal die versterkt is. Het is dus het signaal dat doorgeven wordt van neuron naar neuron. Signaalmolecule, stoffen die vrijgegeven worden in de synaptische spleet om een signaal over te dragen van de ene zenuwcel naar de andere. Bindingsplaatsen voor moleculen zoals bv. neurotransmitters. Overdracht tussen twee neuronen (=zenuwcellen). Ervoor zorgen dat je reactie niet meer kan doorgaan. Vb. neurotransmitters die niet worden opgenomen door de receptoren Ervoor zorgen dat de reactie kan doorgaan en dat er een actipotentiaal wordt veroorzaakt.