VERENIGING BEDRIJFSTAK ZORG regio KENNEMERLAND, AMSTELLAND EN DE MEERLANDEN. versie 8-10-02 0900.02B/VBZ/me TOELICHTING BIJ DE ORIËNTATIE-OVEREENKOMST IN HET KADER VAN REÏNTEGRATIE Algemeen. Bij zorginstellingen en in de praktijk van het Infopunt Zorg is behoefte gebleken aan een modelovereenkomst voor de regeling van de situatie dat een werknemer voor een proefperiode gaat werken in een baan bij een andere werkgever in de zorg, in het kader van reïntegratie bij verzuim wegens ziekte. De oriëntatie-overeenkomst biedt het gevraagde model en is ontwikkeld met het oog op deze specifieke situatie. De oriëntatie-overeenkomst is geen detacheringsovereenkomst. Het hoofddoel is immers niet het ter beschikking stellen van een arbeidskracht door de ene werkgever aan de andere. Het is ook geen overeenkomst tussen twee werkgevers, zoals een detacheringsovereenkomst kan zijn. Er vindt bovendien geen vergoeding van de kosten plaats. De oriëntatie-overeenkomst is met nadruk een overeenkomst tussen drie partijen – twee werkgevers en de betreffende werknemer – in het kader van de specifieke situatie van reïntegratie bij ziekteverzuim. De oriëntatie-overeenkomst legt de wil vast van de drie partijen om een oriëntatieperiode te realiseren. Gedurende die oriëntatieperiode blijft de bestaande arbeidsovereenkomst van de werknemer met de eerste werkgever volledig bestaan en ontstaat nog geen nieuwe arbeidsovereenkomst met de tweede werkgever. Deze oriëntatie-overeenkomst creëert als het ware de ruimte die alle partijen nodig hebben in deze specifieke situatie teneinde reïntegratie van de werknemer te bevorderen. De oriëntatieperiode vindt plaats ter voorbereiding op een mogelijke arbeidsovereenkomst tussen werknemer en de tweede werkgever. De oriëntatie-overeenkomst loopt niet op die mogelijke arbeidsovereenkomst vooruit en regelt daarvoor geen zaken. Als de werknemer en de tweede werkgever bij de afsluiting van de oriëntatieperiode besluiten tot een arbeidsovereenkomst, bepalen zij gezamenlijk de aard en omvang van die overeenkomst, zoals te doen gebruikelijk. Arbeid in het kader van een oriëntatie-overeenkomst verdringt geen arbeid in het kader van reguliere banen. Het gaat altijd om de mogelijke instroom door werknemer in een reguliere baan. Het instrument van een oriëntatieperiode en een daarbij horende modelovereenkomst past binnen de eisen die gesteld worden aan werkgevers en werknemers in het kader van de wetgeving rond ziekteverzuim en reïntegratie, in het bijzonder de Wet Verbetering Poortwachter en de wet SUWI. Sinds 1 april 2002 is de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de reïntegratie van een zieke werknemer reeds aanmerkelijk uitgebreid. De werkgever is gedurende de eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid (c.q. zolang de arbeidsverhouding voortduurt) verantwoordelijk voor de reïntegratie en mag kiezen voor een verlenging van deze periode tot maximaal 6 jaar. Daarna gaat de verantwoordelijkheid voor reïntegratie over naar het UWV. Met ingang van 1 januari 2003 is een werkgever wettelijk verplicht om voor de reïntegratie van een werknemer externe ondersteuning en begeleiding in te schakelen van een arbodienst (met pluspakket reïntegratie) of reïntegratiebedrijf, als duidelijk geworden is dat deze werknemer niet meer in staat is de eigen arbeid te verrichten en er binnen het bedrijf van de werkgever ook geen andere passende arbeid aanwezig is. Deze verplichting is bij wet geregeld met de Invoeringswet SUWI (dus niet in de Wet Verbetering Pootwachter). Deze wet regelt met name wijzigingen in tal van bestaande wetten. De verplichting tot inschakeling van externe begeleiding bij reïntegratie is geregeld door wijziging van de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (Wet REA), in casu artikel 8. Daardoor en met name uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat deze verplichting alleen geldt voor arbeidsgehandicapte werknemers. Wat arbeidsgehandicapte werknemers zijn is in de Wet REA expliciet geregeld: A. Degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, doorlopend tot 5 jaar na beëindiging daarvan. B. Degene aan wie reeds in verband met ziekte of een gebrek op grond van wettelijke bepalingen een voorziening of subsidie is verstrekt in verband met behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, doorlopend tot 5 jaar na beëindiging daarvan. C. Degene die op indicatie behoort tot de doelgroep WSW, maar niet werkzaam is als werknemer in de zin van de WSW, of gedurende 5 jaar na beëindiging van WSW-arbeid, of gedurende 5 jaar na het besluit dat niet langer sprake is van een WSW indicatie. D. Degene die niet tot A of B behoort, voor wie op grond van een medisch arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, telkens voor een periode van 5 jaar vanaf datum vaststelling. De oriëntatieperiode waar deze modelovereenkomst voor is bedoeld, is met name te plaatsen in de periode voordat de werknemer als arbeidsgehandicapte wordt aangemerkt. In de meeste gevallen gaat het dan om het eerste ziektejaar, als de plannen van het huidige kabinet doorgaan (pas na twee jaar ziekte toegang tot de WAO) zal het zelfs gaan om de eerste twee ziektejaren De Wet Verbetering Poortwachter verplicht de werkgever en de werknemer immers vanaf de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid tot een actieve benadering van reïntegratie. Zij moeten samen uiterlijk in de achtste week na aanvang van de arbeidsongeschiktheid een plan van aanpak voor reïntegratie opstellen. Zij kunnen samen in het kader van het plan van aanpak, of bij periodieke evaluatie van de uitvoering van het plan in de periode daarna, tot de conclusie komen dat een baan bij een andere werkgever met het oog op reïntegratie de beste optie is. In deze periode geldt dus nog geen verplichting tot inschakeling van een extern reïntegratiebedrijf. Werkgever en werknemer kunnen voor het realiseren van hun keuze voor reïntegratie bij een andere werkgever nuttig gebruik maken van de bemiddeling van het Infopunt Zorg (c.q. regionale transferpunten). Uiteraard is de onderliggende doelstelling daarvan om mensen zoveel mogelijk te behouden voor de zorg. De invoeringswet SUWI bevat ook een wijziging van de Wet op de ondernemingsraden. Met die wijziging heeft de ondernemingsraad instemmingsrecht in het beleid ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim en de reïntegratie Het opdrachtgeverschap voor deze reïntegratie van arbeidsgehandicapte werknemers met externe ondersteuning is altijd een zaak van werkgevers en werknemers. Op het niveau van de onderneming heeft de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging instemmingsrecht bij de keuze van een arbodienst en een reïntegratiebedrijf. De afspraak om toe te werken naar reïntegratie bij een andere werkgever is naar de aard van de zaak altijd een individuele afspraak tussen werkgever en werknemer. Dat geldt ook voor de afspraken die over een oriëntatieperiode bij een andere werkgever door de drie partrijen gemaakt moeten worden. De modelovereenkomst is daarbij niet meer dan een handig hulpmiddel. Als een werkgever kiest voor toepassing van de modelovereenkomst geeft hij daarmee echter wel aan hoe de zaken in zo’n situatie geregeld worden. Het verdient daarom aanbeveling om toepassing van de modelovereenkomst voor te leggen aan de ondernemingsraad. Per artikel: De modelovereenkomst moet per werknemer waarvoor de afspraken worden gemaakt worden ingevuld. Dit wijst zich in de meeste gevallen vanzelf. In artikel 2 moet aangegeven worden welke looptijd voor de oriëntatieperiode wordt gekozen. Dit kan maximaal 3 maanden zijn. De looptijd is ten hoogste eenmaal te verlengen met een tweede periode, wederom van maximaal drie maanden. In artikel 5 is geregeld dat de oriëntatieperiode in principe doorloopt, ook als de arbodienst concludeert tot herstel of verbetering. Immers, dat enkele feit hoeft niet te betekenen dat de keuze van partijen die in de overeenkomst is geregeld niet meer geldig is. Uiteraard kunnen zij in het geval van herstel of verbetering wel besluiten tot beëindiging van de oriëntatieperiode, onder toepassing van de regels voor tussentijdse beëindiging. De regels voor tussentijdse beëindiging in artikel 13 brengen tot uitdrukking dat geen sprake is van zodanig vrijblijvende afspraken dat deze zomaar door één partij kunnen worden beëindigd. Tegelijkertijd geven deze regels ook aan dat niet altijd de overeenstemming van alle drie partijen nodig is. Als de werknemer en eerste werkgever of de werknemer en tweede werkgever of eerste en tweede werkgever het er samen over eens zijn, kan de overeenkomst tussentijds worden beëindigd. Het initiatief ligt daarbij niet bij eerste werkgever. In artikel 15 komt tot uitdrukking dat bij beëindiging van de overeenkomst geen ongewisse situatie voor de werknemer kan bestaan. De werknemer blijft dan in dienst van eerste werkgever of treedt in dienst bij tweede werkgever. Dat laatste hoeft niet direct aansluitend, maar de afspraken daarover moeten vaststaan en schriftelijk zijn vastgelegd. BIJLAGE. Enkele relevante artikelen uit de Invoeringswet SUWI.