visie op onderwijs

advertisement
VISIE OP ONDERWIJS
Bart Hoogvorst 500 15 17 07 | Hogeschool van Amsterdam | Domein Onderwijs & Opvoeding
Leraar Horeca & Voeding 2e graads | docent: R.J.C. Ruijken | 3e jaar DT
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................... 2
Maatschappelijke functie van onderwijs .................................................................................................. 3
Van afkomst naar resultaat .................................................................................................................. 3
De functie en doel van onderwijs ......................................................................................................... 3
Het schoolvak ........................................................................................................................................... 5
Consumptieve techniek ........................................................................................................................ 5
Het praktijkonderwijs .......................................................................................................................... 5
Het vak ................................................................................................................................................. 6
Leren & lesgeven...................................................................................................................................... 7
Hoe leren mijn leerlingen? ................................................................................................................... 7
Lesgeven............................................................................................................................................... 7
De rol van de docent ................................................................................................................................ 8
In de klas ........................................................................................ Error! Bookmark not defined.
Nawoord ................................................................................................................................................... 9
Bibliografie ............................................................................................................................................. 10
-1–
visie op onderwijs
Inleiding
“De bal is een essentieel onderdeel van het spel.” (Johan Cruijff)
In mijn jarenlange loopbaan in de horeca heb ik altijd geleerd dat de gast koning is. Zonder
gasten geen omzet en zonder omzet geen salaris. Nu ik mijn loopbaan heb voortgezet in het
onderwijs vind ik dit niet anders, de gast oftewel de leerling staat centraal in het gehele
onderwijsproces.
In aanloop naar de bekwaamheidsproef voor aankomend docenten verwacht de Hogeschool
van Amsterdam dat hun studenten in staat zijn om een visiestuk te schrijven over hun vak
en vakgebied. In het hier voor u liggende stuk vindt u mijn visie op het onderwijs in het
algemeen, mijn vakgebied de consumptieve techniek én mijn onderwijsrichting, het
praktijkonderwijs in het bijzonder.
Onderwijs! We hebben er allemaal mee te maken (gehad) en we hebben er ook allemaal wel
een mening over. We besteden er, in ieder geval in onze jeugdjaren, veel tijd aan. Hierdoor
heeft het onderwijs een belangrijke plaats verworven in onze opvoeding en onze
maatschappij. In dit vissiestuk behandel ik mijn eigen mening op het gebied van onderwijs.
Sinds 2013 ben ik zelf werkzaam in het praktijkonderwijs. Daarvoor heb ik het onderwijs
leren kennen via de buitenschoolse opvang, diverse stages en natuurlijk op de
docentenopleiding die ik sinds 2011 volg. In deze (vrij) korte periode heb ik mijn kennis
opgedaan die aan de basis staat van dit visiestuk.
Het visiestuk is onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1) de maatschappelijke functie van onderwijs
2) het schoolvak (consumptieve techniek)
3) leren en lesgeven
4) docent als opvoeder of kennisoverdrager
-2–
visie op onderwijs
Maatschappelijke functie van onderwijs
Van afkomst naar resultaat
Alle volwassen burgers zijn in ons land gelijk voor de wet. Onze staat beschouwt elke
burger als gelijke, wat betekent dat iedereen gelijke rechten en plichten heeft. Sinds dat in de
grondwet van 1848 is vastgelegd zijn ook ieders kansen op een goede sociale positie enorm
verbeterd. Werden vroeger de sociale posities verdeeld onder de burgers met een goede
afkomst, nu kon men sociale posities verwerven op eigen verdiensten (merits). Door de
verdiensten van een individu voorop te stellen zijn wij in Nederland veranderd van een
standenmaatschappij naar een meritocratie. Een meritocratie is een samenleving waarin de
bewezen capaciteiten, de prestaties ofwel merits, als maatstaf dienen voor het toekennen van
een bepaalde sociale positie. Dit heeft niet van de één op de andere dag plaatsgevonden, maar
is geleidelijk gevormd. Het afbrokkelen van de standenmaatschappij in de negentiende eeuw
werd voltooid in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. Tegenwoordig zijn het
vooral diploma’s en ervaringen die de maatstaf zijn geworden. Het instrument dat bij uitstek
geschikt is voor het toekennen van deze diploma’s naar de verdiensten van het individu, is
natuurlijk de school. Hierdoor heeft het onderwijs een enorme invloed verworven op onze
samenleving (J. Berding, 2009).
De functie en doel van onderwijs
Volgens de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) en de Onderwijsraad is
de functie van het onderwijs onder te verdelen in drie onderdelen.
1) De kwalificatiefunctie;
De primaire functie van het onderwijs is en blijft het overdragen van kennis,
vaardigheden en houdingen die relevant zijn voor de arbeidsmarkt en de handhaving
in de samenleving. De overheid ziet dit als startkwalificaties. Een leerling voldoet aan
deze startkwalificatie als hij/zij een diploma heeft behaald op minimaal havo/vwo
niveau of mbo niveau 2. Een leerling is dan in de basis genoeg onderwezen op het
gebied van kennis, vaardigheden en houdingen.
2) De selectiefunctie;
Zoals aangegeven bereidt het onderwijs mensen voor op verschillende posities in de
samenleving. De school functioneert daarbij als een “sorteermachine” die leerlingen
toeleidt naar een bepaalde positie of functie binnen de samenleving. Op verschillende
momenten worden leerlingen geselecteerd voor een volgende fase in het onderwijs of
op de arbeidsmarkt.
3) De socialisatiefunctie;
Naast het behalen van kennis en vaardigheden zorgt het onderwijs ook voor het
overdragen van algemeen vormende normen en waarden die mensen nodig hebben om
te kunnen functioneren in de hedendaagse maatschappij. Een gemeenschappelijke basis
van normen en waarden is van groot belang voor de continuïteit en stabiliteit van een
samenleving. In onze democratische en multi-etnische samenleving zijn de afgelopen
decennia verschillen ontstaan in de gemeenschappelijke normen en waarden. Hierdoor
is de roep vanuit de samenleving om de socialiserende functie binnen de school
belangrijker te maken toegenomen, waardoor het vak “Burgerschap” sinds 2006 een
belangrijke plaats binnen het onderwijsaanbod heeft gekregen.
-3–
visie op onderwijs
Deze drie functies zijn de pijlers onder het onderwijs in Nederland, en moeten ervoor zorg
dragen dat elke leerling zich zelfstandig een juiste plaats kan verwerven in onze
samenleving. Het doel van het onderwijs is dus om mensen op te leiden naar een
volwaardige eigen plek binnen onze samenleving.
Deze beleidsmatige manier van kijken naar het hedendaagse onderwijs is natuurlijk nodig.
Het gaat uit van de overgrote meerderheid en probeert op die manier zo veel mogelijk te
omvatten. Maar mijn doelgroep, leerlingen in het praktijkonderwijs, vallen op deze manier
voor een groot deel buiten de boot. Natuurlijk willen wij onze leerlingen zo opleiden dat zij
zelfstandig een plek vinden binnen onze maatschappij. Maar feit is dat de arbeidsplaatsen die
geschikt zijn voor mijn doelgroep steeds schaarser worden. Arbeidsplaatsen die er mede
voor kunnen zorgen dat mijn leerlingen de mogelijkheid hebben om zelfstandig een plek te
verwerven binnen onze samenleving. In een artikel van 29 september 2014 (nos, 2014) zegt
minister Lodewijk Asscher dat digitalisering en automatisering ervoor kunnen zorgen dat
bepaalde arbeidsplaatsen in de nabije toekomst verdwijnen. Dit zullen banen zijn aan de
onderkant van de arbeidsmarkt die nu juist geschikt zijn voor het opleidingsniveau van een
groot deel van onze leerlingen.
Kortom deze groep leerlingen zullen nog meer moeite krijgen om te kunnen voldoen aan de
eisen die vanuit de maatschappij van hen verwacht worden. Betekent dit dat ik het niet eens
ben met het doel van onderwijs zoals de Onderwijsraad deze stelt? Het tegendeel is waar. Ik
vind dat het doel van onderwijs is en blijft het opleiden van individuen naar een volwaardige
plek in de samenleving.
Waar ik het niet mee eens ben is de manier waarop dit op dit moment wordt getoetst. Het is
tegenwoordig belangrijker om diploma’s te vergaren dan ervaringen. Ik onderschrijf in deze
veel meer de uitgangspunten van Ligthart (hartepedagogiek) en Kohnstamm (democratisch
burgerschap). Zij gingen uit van de interesse en ontwikkeling van het kind. Niet het
machtsverschil tussen docent en leerling moest aan de basis staan van de ontwikkeling, maar
vrolijkheid en hartelijkheid staan aan de basis van het ervaringsleren (T. Kroon, 2008). De
school leidt, volgens Kohnstamm, spelenderwijs kinderen op in de sfeer van arbeid (arbeid
houdt in dat kinderen kennis leren toepassen). Daarnaast moet de school kinderen opvoeden
tot democratisch burgerschap (leren verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor de
ander vanuit de gedachte dat mensen gelijkwaardig zijn). Dit zijn vaardigheden die niet te
vangen zijn in een cijfer of diploma. In Oostenrijk is het ouderwetse meester gezel systeem
nog altijd een zeer waardevolle opleidingsmethode. Praktisch vakmanschap wordt één op
één overgedragen en leerlingen worden naast hun kennis die zij op school opdoen
voornamelijk beoordeeld door hun leermeester op hun vaardigheden en houding binnen het
vakgebied. Leerlingen met een diploma uit het zogenaamde leerlingstelsel gaan nagenoeg
allen verder binnen hun leerbedrijf. Deze leerbedrijven zijn dan ook van groot belang binnen
het Oostenrijkse vakonderwijs. Dit model zou volgens mij goed aansluiten bij het huidige
praktijkonderwijs in Nederland. Waarbij ervaringen voor deze leerlingen weer een grotere
rol gaan spelen dan diploma’s. Maar is dat ook te vertalen naar mijn vakgebied, de
consumptieve techniek.
-4–
visie op onderwijs
Het schoolvak
Consumptieve techniek
Het vak consumptieve techniek is de verzamelnaam voor de vakopleidingen voor de horeca
en de bakkerij. Een belangrijk onderdeel van dit vak is het gereed maken van diverse
producten voor consumptie, vandaar consumptieve techniek. Met een opleiding in de
consumptieve techniek kun je bijvoorbeeld aan de slag als banketbakker, kok of medewerker
in de fast-service.
Leerlingen die kiezen voor consumptieve techniek, kiezen voor een mooi en uitdagend vak.
Een vak dat voor een groot deel wordt geleerd in de praktijk. Naast het aanleren van de
juiste vaardigheden (praktijk) en de benodigde vakkennis (theorie) om toekomstige gasten in
de watten te leggen, zijn Nederlands, rekenen en burgerschap de drie belangrijkste vakken
in de opleiding. Dit alles om bijvoorbeeld recepten te kunnen lezen en omrekenen en om te
kunnen omgaan met gasten en situaties binnen de beroepspraktijk (solliciteren,
arbeidscontract, ergonomie etc.).
Het praktijkonderwijs
Het praktijkonderwijs is een reguliere vorm van voortgezet onderwijs voorleerlingen van 12
tot 18 jaar. Het is onderwijs bedoeld voor leerlingen voor wie het behalen van een diploma
in één van de leerwegen van het vmbo te hoog gegrepen is. In het praktijkonderwijs leren
leerlingen door praktijkervaringen op te doen. Ze leren dus door te doen. Theorie wordt
gekoppeld aan praktische opdrachten en stages. Binnen het praktijkonderwijs zijn een aantal
vakrichtingen waarvoor de leerling kan kiezen. Deze richtingen zijn:
1) consumptieve techniek
2) techniek
3) metaal
4) groen
5) detailhandel
6) verzorging
Doel van dit onderwijs is om leerlingen naar werk toe te leiden. Ze ontwikkelen
competenties die ze nodig hebben om zelfstandig te kunnen werken. Een deel van de
leerlingen stroomt na het praktijkonderwijs direct door naar werk. Een ander deel komt er
via een vervolgopleiding terecht.
Voor het vak consumptieve techniek geldt dat leerlingen na het praktijkonderwijs kunnen
meedraaien in de horeca of bakkerij als productie assistent. Dit houdt in dat de leerling in
staat is om eenvoudige werkzaamheden zelfstandig uit te voeren, bekend is met hygiëne
eisen en bestellingen kan afrekenen.
-5–
visie op onderwijs
Het vak
Het vak consumptieve techniek is, om meerdere redenen, een vak dat past bij mijn
leerlingen. Eten is een primaire behoefte van mensen. Het is essentieel omdat het elke dag
een rol speelt in ons leven. Zonder voedsel overleven we niet, niet als individu en niet als
soort (Fresco, 2012). Het leren bereiden is een basis voor een zelfstandig leven. Veel van
mijn leerlingen hebben de diepe wens om ooit zelfstandig te wonen. Zij realiseren dat ze
daarvoor zelf een maaltijd moeten kunnen bereiden en zien in het vak een mogelijkheid dat
te leren. Het is tevens een vak dat redelijk buiten de focus van de toespraak van Asscher valt.
Het bereiden van voedsel, zeker binnen de horeca, kan niet gedigitaliseerd worden. Het zal
mensenwerk blijven.
Ook is het een vak dat bij uitstek geleerd wordt door ervaringsleren. Je moet het vaak doen,
proberen, om het in de vingers te krijgen (Pauli, 1988). Er gaat dus een jarenlange
leerperiode aan vooraf om de vele facetten van dit vak onder de knie te krijgen. Deze
leerperiode kan, buiten de theoretische kennis, het best worden ondergaan in een werkelijke
praktijksetting middels stages of werk.
Vervolgens de structuur van de lessen. Mijn leerlingen hebben behoefte aan een vaste
structuur. Een kookles heeft altijd een duidelijk begin, midden en eind (uitleg, bereiding,
eindproduct). Wanneer zij weten wat hen te wachten staat, hoeven zij daar niet over na te
denken en hebben ruimte om te leren van de ervaringen. De meeste leerlingen in het
praktijkonderwijs hebben een ontwikkelingsachterstand. Het Nederlands Jeugd Instituut
(NJI) geeft als één van de kenmerken hiervan een beperking in het cognitieve domein, en
dan met name op het vlak van het werkgeheugen (Zoon, 2012). Hierdoor is het voor hen
lastig om te organiseren, een focus aan te brengen in datgene wat zij doen en de impulsen
die zij voelen onder controle te houden. Hierdoor zijn ze hier zoveel energie aan kwijt, dat
het verwerken van informatie en onthouden hiervan verminderd is. Door ze structuur te
bieden, geef ik ze de mogelijkheid om zich in te zetten om verder te ontwikkelen in de taak
die voor ze ligt.
Als laatste sluiten vele onderdelen van het vak consumptieve techniek aan bij theoretische
vakken als Nederlands, rekenen en burgerschap. Denk hierbij aan het rekenen met
verhoudingen, geld, maten en gewichten. Begrijpend lezen en omrekenen van recepturen,
communiceren met gasten en collega’s en omgangsvormen bij het omgaan met gasten.
Zodoende kan theoretische kennis toepasbaar worden gemaakt in een praktijksetting.
-6–
visie op onderwijs
Leren & lesgeven
“Leren moeten leerlingen uiteindelijk zelf doen. Dat kan niemand anders voor hen doen. In
die zin is het hun verantwoordelijkheid. Elke leerling kan het. Zo zitten onze hersens in
elkaar. Iedereen leert, altijd, overal. Of leerlingen echter in de gelegenheid gesteld worden
dat te doen onder optimale omstandigheden; of de leerstof, de didactische benadering en het
pedagogisch klimaat zo vorm zijn gegeven dat ze effectief kunnen leren is de
verantwoordelijkheid van de docent en van de school als geheel.” (Ebbens & Ettekoven,
2009)
Hoe leren mijn leerlingen?
Het vak consumptieve techniek is van oudsher een vak dat werd overgedragen van meester
op leerling. In dit ‘leerlingstelsel’ mocht de leerling de kunst afkijken bij een ervaren kok. Zo
leert hij in een praktijksituatie hoe een kok werkt, problemen benadert en oplost. Binnen dit
kader kunnen we het concept van de zone van naaste ontwikkeling (ZNO) van Lev Vygotski
(1896-1934) heel goed plaatsen. Vygotski stelde dat het kind het voorbeeld van een
volwassene navolgt en geleidelijk ontwikkelt om bepaalde taken uit te voeren zonder hulp of
ondersteuning. Op deze manier wordt het individueel leervermogen stap voor stap
ontwikkeld en bevordert. Deze lijn van Vygotski is bij mijn leerlingen op zo’n danige wijze
terug te zien dat het verschil tussen wat zij alleen (aan)kunnen en onder begeleiding van de
docent groot is. Samen met de docent zijn zij in staat om de zone van naaste ontwikkeling te
overbruggen. Dat komt doordat ik als docent de structuur aanbied waarbinnen zij zich
kunnen richten op het aanleren van het vak. Zoals ik in het vorige hoofdstuk al aangeef,
hebben zij veel moeite om die structuur zelf aan te brengen in zowel hun leerproces als het
werk. Dat wil niet zeggen dat ze het niet kunnen. Als ik kijk naar de acht intelligenties die
Howard Gardner omschrijft, dan hebben mijn leerlingen op het cognitieve vlak een
achterstand. Maar op het gebied van lichamelijke en interpersoonlijke intelligentie zijn zij
vaak goed ontwikkeld. Snijtechnieken, voedselhantering en kooktechnieken lijken zij van
nature in zich te hebben. Het is aan mij als docent om binnen mijn lessen structuur te bieden
en individuele leerlingen, met behulp van een verscheidenheid aan werkvormen, kennis te
laten maken met hun talenten en leerstijl (intelligenties).
Lesgeven
Voor het verzorgen van structuur binnen de lessen is het voor de docent van belang om de
juiste instructie vaardigheden te gebruiken. Aan de hand van het directe instructiemodel van
Ebbens (Ebbens & Ettekoven, 2009) creëer je als docent een duidelijke leerstructuur in je
lessen. Door het stellen van duidelijke leerdoelen voor de leerling maak je het inzichtelijk
wat de leerling van jouw les kan verwachtten. Hierna wordt de benodigde informatie
aangeboden en worden de belangrijkste elementen van het leren voorgedaan door de docent.
Na het controleren of de stof is overgekomen door de docent volgt de instructie aan de hand
van het instructiemodel. Daarna kunnen de leerlingen zelf aan de slag met het
ervaringsleren. Leren door doen. Als laatste wordt er altijd gereflecteerd op het leren. Wat
heb je gedaan? Wat ging er goed? Wat ging er minder goed? Wat zou je anders doen?
Kernwoorden
1. Wat
2. Waarom
3. Hoe
4. Met wie
5. Hoelang
6. Welke hulp
7. Met welk resultaat
8. Klaar
Wat moeten leerlingen weten
Wat moeten ze doen?
Waarom doen ze dit?
Hoe moeten ze werken?
Met wie voeren ze de taak/opdracht uit?
Hoeveel tijd hebben ze ervoor?
Bij wie/wanneer kunnen ze hulp vragen?
Wat is het resultaat en wat gebeurt ermee?
Wat gaan ze doen als ze (eerder) klaar zijn?
model volledige instructie
-7–
visie op onderwijs
De rol van de docent
De rol van de docent kunnen we omschrijven vanuit opvoedkundig oogpunt (paidotroop) of
als kennis overdrager (logotroop). Het zal u na het lezen van mijn visie niet verbazen dat ik
de rol van de docent benader vanuit een opvoedkundig oogpunt. Toch is het altijd een
wisselwerking tussen kennis en vaardigheden overbrengen en opvoeden wat de rol van de
docent volgens mij inhoudt. Hierbij zijn de vijf rollen van de leraar (Slooter, 2011) voor mij
een leidraad in de lespraktijk. Deze rollen hebben allen te maken met de opbouw en
structuur van je les. Door deze uit te splitsen in rollen voor de docent kun je je eigen
functioneren beter bekijken. Bij elke rol horen overtuigingen en daaruit voortvloeiend
gedrag voor de docent.
1. De gastheer (het starten van de les);
2. De presentator (aandacht richten);
3. De didacticus (instructie geven);
4. De pedagoog (orde houden, leerlingbegeleiding);
5. De afsluiter (het afsluiten van de les).
Ook door de digitalisering binnen het onderwijs verschuift de rol van de docent meer en
meer van kennis overdragen naar opvoeden. In een tijd waar informatie overal verkrijgbaar
en voorhanden is (internet, smartphones) vind er ook een verschuiving plaats van de rol van
de docent. Waar hij voorheen de bron was van de vakkennis, laat hij nu zien waar de juiste
kennis te vinden is. Informatie vervaardiging wordt een steeds belangrijker onderdeel voor
docenten en leerlingen binnen de school. Waarbij de docent een begeleidende rol zal
aannemen.
Als laatste hebben scholen, sinds de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014,
een zorgplicht. Dat betekent dat de overheid scholen verplicht is een leerling aan te nemen
en te zorgen voor passende ondersteuning waar nodig. Dit kan op de eigen school met extra
ondersteuning, op een andere reguliere school binnen het samenwerkingsverband of binnen
het speciaal onderwijs. Hierdoor wordt er steeds meer van docenten verwacht op het gebied
van opvoedkunde en worden scholen nog meer een plaats waar zorg en opvoeding van
leerlingen centraal staat.
-8–
visie op onderwijs
Nawoord
Ik vond het schrijven van mijn visie op onderwijs één van de lastigste opdrachten van mijn
opleiding tot dusver. Je wordt tenslotte gevormd door je kennis en ervaringen en omdat ik
nog niet zo lang werkzaam ben in het onderwijs, is het voor mij lastig om hier een eenduidig
beeld over te vormen. Didactisch heb ik wel aardig wat meegekregen vanuit de opleiding,
maar ik heb me vooral moeten inlezen op pedagogisch gebied om te kunnen ondervinden
welke theorieën bij mij aansluiten. Op deze manier heb ik een breder beeld gekregen over
veelomvattend het hedendaagse onderwijs is in de maatschappij, de school en in de klas.
Door na te moeten denken over wat voor soort docent ik ben, realiseerde ik mij wat ik
belangrijk vind aan mijn werk van docent. Ik ben ooit de opleiding begonnen om mijn
kennis over te dragen vanuit mijn vakgebied de horeca. Maar het werken met leerlingen, ze
ondersteunen en begeleiden naar jong volwassenen met genoeg handvaten om zich een
plaats in onze samenleving te verwerven is voor mij persoonlijk de belangrijkste functie van
onderwijs en docent.
-9–
visie op onderwijs
Bibliografie
Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2009). Effectief leren. Groningen: Noordhoff .
Fresco, L. (2012). Hamburgers in het paradijs. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.
J. Berding, W. P. (2009). Schoolpedagogiek. In W. P. J. Berding, Schoolpedagogiek (pp. 277-279).
Groningen: Noordhoff Uitgevers.
nos. (2014, September 29). nos.nl/economie. Opgeroepen op September 30, 2014, van nos.nl:
http://nos.nl/artikel/704110-asscher-robots-pikken-banen-in.html
Pauli, E. (1988). Complete leerboek voor de keuken. Zoetermeer: SVH Uitgeverij.
Slooter, M. (2011). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS.
T. Kroon, B. L. (2008). Grote pedagogen in klein bestek. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
Zoon, M. (2012, Januari). Dossier licht verstandelijk beperkte jeugd. Opgeroepen op September 30, 2014,
van www.nji.nl: http://www.nji.nl/Kenmerken-en-oorzaken
- 10 –
visie op onderwijs
Download