 
                                GEREEDSCHAPSKIST MEETKUNDE Eerste graad A Hoe kunnen we bewijzen dat de maatgetallen van 2 hoeken even groot zijn? (H) Als we bijv. kunnen aantonen dat:  ze hetzelfde complement (supplement) hebben  het overstaande hoeken zijn  de benen van de ene hoek evenwijdig zijn met of loodrecht staan op de benen van de andere hoek én ze beiden scherp (of stomp) zijn  ze hetzelfde maatgetal hebben (na berekening bijvoorbeeld)  het twee overeenkomstige hoeken, verwisselende binnenhoeken, verwisselende buitenhoeken, … zijn bij evenwijdige rechten gesneden door een snijlijn  het basishoeken zijn van een gelijkbenige driehoek  het hoeken zijn die gevormd worden door de bissectrice van een hoek  ze allebei rechte hoeken zijn  het overeenkomstige hoeken zijn van congruente driehoeken  het basishoeken zijn van een gelijkbenig trapezium  het overstaande hoeken zijn van een parallellogram (dus ook van rechthoek, ruit, vierkant)  de ene hoek het beeld is van de andere door een verschuiving, een spiegeling, een draaiing, een puntspiegeling Hoe kunnen we bewijzen dat 2 rechten evenwijdig zijn? (ER) Door bijv. aan te tonen dat  de ene rechte het beeld is van de andere door een verschuiving, een puntspiegeling  beide rechten elk evenwijdig zijn met een gegeven andere rechte  eenzelfde rechte loodrecht staat op beide rechten  het twee rechten zijn die gesneden worden door een snijlijn en als zich daarbij één van de volgende gevallen voordoet: o 2 overeenkomstige hoeken gelijk zijn o 2 verwisselende binnenhoeken gelijk zijn o 2 verwisselende buitenhoeken gelijk zijn o 2 binnenhoeken aan dezelfde kant van de snijlijn elkaars supplement zijn o 2 buitenhoeken aan dezelfde kant van de snijlijn elkaars supplement zijn  beide rechten de middelloodlijnen zijn van 2 lijnstukken gelegen op evenwijdige rechten  de rechten dragers zijn van overstaande zijden van een parallellogram (rechthoek, ruit, vierkant). Hoe kunnen we de gelijkheid van (het maatgetal van) de lengte van 2 lijnstukken bewijzen? (L) Door bijv. aan te tonen dat  het ene lijnstuk het beeld is van het andere door een spiegeling, puntspiegeling, draaiing of verschuiving  de lijnstukken de gelijke benen zijn van een gelijkbenige driehoek  de lijnstukken zijden zijn van een gelijkzijdige driehoek  beide lijnstukken de helften zijn van een gegeven lijnstuk  beide lijnstukken een gemeenschappelijk eindpunt hebben op de middelloodlijn van een derde lijnstuk (de andere eindpunten zijn deze van het derde lijnstuk)  beide lijnstukken een gemeenschappelijk eindpunt hebben op de bissectrice van een hoek (de andere eindpunten zijn de voetpunten van de loodlijnen op de benen van de hoek)  de lijnstukken overeenkomstige zijden zijn van 2 congruente driehoeken  de lijnstukken de opstaande zijden zijn van een gelijkbenig trapezium  de lijnstukken de overstaande zijden zijn van een parallellogram  de lijnstukken 2 zijden zijn van een ruit of een vierkant  de lijnstukken de diagonalen zijn van een rechthoek  de lijnstukken zijden zijn van een regelmatige veelhoek 1 Hoe kunnen we bewijzen dat een punt het midden is van een lijnstuk? (Mi) Door bijv. aan te tonen dat  het punt even ver ligt van de eindpunten van het lijnstuk en dat het punt ligt op dat lijnstuk  het lijnstuk een diagonaal is van een parallellogram en dat het punt samenvalt met het snijpunt van de diagonalen  het punt het centrum is van een puntspiegeling waarbij de uiteinden van het lijnstuk elkaars beeld zijn  het punt het voetpunt is van de hoogtelijn uit de top in een gelijkbenige driehoek  het punt het snijpunt is van een zijde en de overeenkomstige zwaartelijn in een driehoek Door bijv. gebruik te maken van  eigenschap van een verschuiving, een puntspiegeling, een spiegeling en een draaiing (behoud van het midden) Hoe kunnen we bewijzen dat 2 rechten loodrecht op elkaar staan? (Lo) Door bijv. aan te tonen dat  de rechten het beeld zijn van 2 loodrechte rechten door een verschuiving, een puntspiegeling, een spiegeling, een draaiing  de ene rechte het beeld is van de andere door een draaiing over een rechte hoek  de ene rechte de middelloodlijn is van een lijnstuk gelegen op de andere rechte  de ene rechte hoogtelijn is van een driehoek met betrekking tot de zijde gedragen door de andere rechte Door bijv. berekeningen uit te voeren  maatgetallen van hoeken te berekenen Door bijv. gebruik te maken van  een kenmerk van spiegelingen (spiegelas en drager van het lijnstuk dat punt en beeldpunt verbindt staan loodrecht op elkaar) Hoe kunnen we aantonen dat een vierhoek een parallellogram is? (Pa) Door bijv. aan te tonen dat  de overstaande zijden evenwijdig zijn (definitie)  de overstaande zijden gelijk zijn (kenmerk)  de overstaande hoeken gelijk zijn (kenmerk)  de diagonalen elkaar middendoor delen (kenmerk)  twee overstaande zijden gelijk zijn én evenwijdig (kenmerk)  ... Hoe kunnen we aantonen dat een parallellogram een rechthoek is? Door bijv. aan te tonen dat  één van de hoeken recht is  de diagonalen gelijk zijn  twee opeenvolgende hoeken gelijk zijn  … Hoe kunnen we aantonen dat een parallellogram een ruit is? door bijv. aan te tonen dat  de diagonalen loodrecht op elkaar staan  twee opeenvolgende zijden gelijk zijn  ... Hoe kunnen we aantonen dat een parallellogram een vierkant is? door bijv. aan te tonen dat 2  twee opeenvolgende hoeken en twee opeenvolgende zijden gelijk zijn ... 3