LES 71 MEETKUNDE 4 VAN 9 N VIERHOEKEN: HET PARALLELLOGRAM A. Situering van de les leerlijn duur doelenverwijzing 6 29 vormleer 50 minuten lesdoelen eindterm GO 1 Bij vierhoeken de eigenschappen van de zijden en de hoeken onderzoeken en verwoorden 3.4 2.3.12 2.3.13 2.3.14 2.3.17 2.3.18 3.2.2 MK16 a, b 2 Vierkant en rechthoek benoemen, de eigenschappen van de zijden en de hoeken verwoorden en deze figuren tekenen als de lengte van de zijden gegeven is 3.2 2.3.23 2.3.24 3.2.2 MK16a 3 De eigenschappen van de zijden en de hoeken van een ruit verwoorden en de figuur benoemen 3.2 2.3.16 3.2.2 MK16b 4 De eigenschappen van de zijden en de hoeken van een parallellogram verwoorden en de figuur benoemen 3.2 2.3.10 2.3.15 2.3.19 3.2.2 MK16b 5 Eigenschappen op een systematische manier overlopen om tot een besluit te komen didactisch materiaal • • plaats van de les in de leerlijn 218 A leren leren 3 ws ict nnb hb ts b c d adm. klas thuis 65-67 klassikale en individuele geodriehoeken de set veelhoeken uit les 36 (Laat de leerlingen enkel de vierhoeken uit de enveloppe halen.) de pictogrammen uit les 36 Je hebt vooraf voor elke leerling een parallellogram uitgeknipt. nieuw inoefenen automatiseren suggesties I a • • accenten OVSG VVKBaO N De kinderen leren het parallellogram kennen: ze verwoorden de eigenschappen ervan en herkennen de figuur tussen andere vierhoeken. We herhalen de eigenschappen van vierkant, rechthoek en ruit. Haal geregeld de set met vierhoeken boven en laat de kinderen de figuren benoemen. Laat ze ook de eigenschappen van de vierhoeken verwoorden. vorige les volgende les les 43 les 81 les 3 van 9 les 5 van 9 4 VAN 9 N LES 71 MEETKUNDE VIERHOEKEN: HET PARALLELLOGRAM B. Lesgang beginsituatie De leerlingen kunnen eigenschappen van hoeken en zijden van vierhoeken onderzoeken en verwoorden. Ze kennen de eigenschappen van vierkant, rechthoek en ruit. start Herhaling: de juryleden Hang de pictogrammen uit les 36 (de drie juryleden) aan het bord. • De kinderen verwoorden wat elk jurylid onderzoekt en belangrijk vindt. • Toon een vierhoek. De leerlingen zoeken die figuur in hun enveloppe en onderzoeken en verwoorden de eigenschappen van hoeken en zijden. Overloop systematisch wat elk jurylid over die vierhoek zou zeggen. • De kinderen maken oefening 1 in het werkschrift op blz. 65. kern Eigenschappen van vierkant, rechthoek en ruit instructie Herhaal de opdracht uit les 43: verdeel de klas in 3 groepen die elk een van de drie juryleden ‘spelen’. Elk ‘jurylid’ kiest de vierhoeken die hij op de eerste plaats zou vierkant rechthoek zetten. vierkant ruit vierkant rechthoek ruit • Welke vierhoek komt uiteindelijk op de eerste plaats? (het vierkant) Welke eigenschappen heeft een vierkant? • Welke vierhoeken komen op de tweede plaats? (rechthoek en ruit) Welke eigenschappen heeft een rechthoek / een ruit? Het parallellogram • Er is nog een vierhoek die door een jurylid gekozen werd. Welke? Waarom? (Hij heeft twee paar evenwijdige zijden.) Deze vierhoek noemen we een parallellogram. Verwijs naar het woord ‘parallel’ als synoniem voor evenwijdig; laat het eventueel in het woordenboek opzoeken. Laat de leerlingen de definitie van een parallellogram verwoorden: “Een parallellogram is een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden.” 6 zelfstandig werk • De kinderen maken oefening 2 in het werkschrift individueel. Laat bij het verbeteren telkens verwoorden waarom een vierhoek die naam krijgt. instructie • Geef daarna elke leerling een parallellogram en vraag: Toon de overstaande zijden. Wat kun je vertellen over de overstaande zijden? (De overstaande zijden zijn even lang.) Toon de overstaande hoeken. Wat kun je over die hoeken zeggen? (De overstaande hoeken zijn even groot.) Hoe kun je dat zien? (Door ze op elkaar te ‘leggen’.) • Kun je dit parallellogram zo in 2 gelijke delen vouwen dat de 2 helften elkaar precies bedekken? verwerking klassikaal • Geef enkele opdrachten zoals hieronder. Eventueel laat je de kinderen daarbij met de figuren uit de enveloppe werken. Wie ben ik? Ik ben een vierhoek met 2 paar evenwijdige zijden. (rechthoek, vierkant, ruit, parallellogram) Ik heb 4 even lange zijden. (ruit, vierkant) • Geef enkele opdrachten zoals in oefening 3, waarbij je een deel van een vierhoek afdekt en de kinderen zeggen welke vierhoek het kan zijn. • Geef ook enkele opdrachten waarbij 2 figuren vergeleken worden, zoals: Waarom is een vierkant ‘specialer’ dan een rechthoek? (Een vierkant heeft 4 even lange zijden.) Wat hebben de zijden van een ruit en van een vierkant gemeen? (De vier zijden zijn even lang.) Wat hebben de hoeken van een vierkant en van een rechthoek gemeen? (Het zijn rechte hoeken.) zelfstandig werk De leerlingen maken de oefeningen 3 tot 6 in het werkschrift op blz. 66-67 individueel. klassikaal Vul de eerste rij van oefening 5 samen in. Na 20 minuten verbeter je de oefeningen 3, 5 en 6 klassikaal. verlengde instructie Laat risicoleerlingen bij oefening 5 met de vierhoeken uit hun enveloppe werken zodat ze de eigenschappen concreet kunnen nagaan. Laat deze kinderen de figuren van oefening 6 uit een gevouwen blad papier knippen. afronding Bekijk oefening 7 samen. Laat de kinderen verwoorden hoe ze systematisch kunnen tellen. Breid de figuur eventueel uit (bv. een rij van 4 rechthoeken). 219