Project Dieren - Week 2ABC - Ongewervelden Info: Ongewervelde dieren Ongewervelde dieren hebben geen ruggengraat met wervels. Er zijn veel soorten ongewervelde dieren. Sponzen Sponzenleven op de zeebodem. Zeewater met voedsel stroomt door de gaatjes in hun lichaam. Zo eten ze. Wereldwijd zijn er tienduizend soorten sponzen. Weekdieren Schelpdieren, slakken en inktvissen zijn weekdieren. Week betekent zacht. Weekdieren hebben een zacht lichaam. De meeste weekdieren beschermen hun zachte lijf met een huisje, schelp of rugschild. Dit groeit mee met het dier en blijft over als het dier doodgaat. Bij gevaar spuit de inktvis zwarte inkt en zo kan hij vluchten. De reuzeninktvis is het grootste ongewervelde dier op aarde. Een octopus is een inktvis met acht grote vangarmen. Neteldieren Kwallen en zeeanemonen zijn neteldieren. Ze kunnen prikken, net als een brandnetel. Met hun vangarmen schieten ze met gifpijltjes op hun prooi. Stekelhuidigen Zeesterren en zee-egels zijn stekelhuidigen. Zij beschermen zich met de stekels of knobbels van kalk op hun huid. Alle stekelhuidigen leven in zee, meestal op de zeebodem. Wormen Alle wormen hebben een lang, dun lichaam zonder skelet. Regenwormen hebben een gevoelige, dunne huid die snel uitdroogt. Daarom hebben ze vochtige aarde nodig om te leven. Geleedpotigen Gelede poten betekent ‘poten in stukjes’. Geleedpotigen hebben allemaal zes of meer poten. Insecten vormen de grootste groep geleedpotigen. Ze hebben altijd zes poten. Sommige insecten maken een metamorfose (gedaanteverwisseling) door. Geleedpotigen hebben een hard pantser aan de buitenkant van hun lichaam. Het beschermt hen tegen droogte, hitte, kou en vijanden. Extra info - Spinnen Spinnen en insecten zijn geleedpotigen. Een spin is geen insect. Spinnen zijn roofdieren en eten insecten. Er zijn twee soorten spinnen: webspinnen en jagende spinnen. Webspinnen Webspinnen vangen hun prooi in de draden van het web. Ze zien slecht. Ze voelen aan de trilling in hun web dat er een prooi in zit. Ze geven hun prooi een giftige beet. Elke webspin maakt een eigen soort web. Spinnen bestaan uit een kopborststuk, een achterlijf en acht poten. Met hun gifkaken kunnen ze bijten en gif in hun prooi spuiten. Bij hun bek zitten tasters waarmee ze voelen en hun prooi grijpen. De meeste spinnen hebben acht ogen, waarmee ze niet goed kunnen zien. Het spinrag komt uit de spintepels aan het achterlijf. Met haar poten trekt de spin de draden uit haar lijf. Jagende spinnen Jagende spinnen maken geen web, maar achtervolgen hun prooi. Soms vallen ze aan vanuit een hinderlaag. Jagende spinnen hebben meestal acht ogen en kunnen heel goed zien. Ze hebben een harig lijf. Met de haren kunnen de spinnen voelen, horen en ruiken. Ook zorgen de haren ervoor dat ze niet uitglijden op gladde oppervlakken. Een vogelspin kan wel tien centimeter lang worden. De zwarte weduwe is erg giftig. Maar de Braziliaanse zwerfspin is de giftigste spin. Zonder tegengif kan haar beet binnen zes uur dodelijk zijn.