samenvatting week 123

advertisement
Project Dieren 2016 - Week 123ABC - Algemeen
Info: Leven op aarde
Heel lang geleden waren er nog geen dieren.
Eerst ontstonden piepkleine diertjes in de zee.
Miljarden jaren later kwamen slakjes, kwallen en kreeftjes.
Deze dieren hadden geen botten. Ze zijn ongewerveld.
De eerste gewervelde dieren zijn de vissen.
Daarna kwamen de eerste echte landdieren: de reptielen.
Hagedissen, slangen en krokodillen zijn reptielen.
Nog later kwamen er vliegende beesten en de zoogdieren.
Zoogdieren geven hun jongen melk.
Een fossiel is een afdruk in een steen van een oude schelp, dier of plant.
Mensen hebben fossielen gevonden.
Hierdoor weten we wat er vroeger op aarde leefde.
De verandering van piepkleine waterbeestjes naar alle dieren op aarde ging heel
langzaam. De ontwikkeling van het leven op aarde noemen we evolutie.
Info: Ongewervelde dieren
Ongewervelde dieren hebben geen ruggengraat met wervels.
Er zijn veel soorten ongewervelde dieren.
 Sponzen
Sponzenleven op de zeebodem. Zeewater met voedsel stroomt door
de gaatjes in hun lichaam. Zo eten ze.
Wereldwijd zijn er tienduizend soorten sponzen.
 Weekdieren
Schelpdieren, slakken en inktvissen zijn weekdieren.
Week betekent zacht. Weekdieren hebben een zacht lichaam.
De meeste weekdieren beschermen hun zachte lijf met een huisje,
schelp of rugschild.
Dit groeit mee met het dier en blijft over als het dier doodgaat.
Bij gevaar spuit de inktvis zwarte inkt en zo kan hij vluchten.
De reuzeninktvis is het grootste ongewervelde dier op aarde.
Een octopus is een inktvis met acht grote vangarmen.
 Neteldieren
Kwallen en zeeanemonen zijn neteldieren.
Ze kunnen prikken, net als een brandnetel.
Met hun vangarmen schieten ze met gifpijltjes op hun prooi.
 Stekelhuidigen
Zeesterren en zee-egels zijn stekelhuidigen. Zij beschermen zich met de stekels of
knobbels van kalk op hun huid. Alle stekelhuidigen leven in zee, meestal op de
zeebodem.
 Wormen
Alle wormen hebben een lang, dun lichaam zonder skelet.
Regenwormen hebben een gevoelige, dunne huid die snel uitdroogt.
Daarom hebben ze vochtige aarde nodig om te leven.
 Geleedpotigen
Gelede poten betekent ‘poten in stukjes’. Geleedpotigen hebben
allemaal zes of meer poten.
Insecten vormen de grootste groep geleedpotigen. Ze hebben altijd
zes poten. Sommige insecten maken een metamorfose
(gedaanteverwisseling) door. Geleedpotigen hebben een hard pantser aan de
buitenkant van hun lichaam. Het beschermt hen tegen droogte, hitte, kou en vijanden.
Info - Vogels
Vogels zijn gewervelde dieren.
Het zijn de enige dieren met veren.
Veren beschermen de dieren tegen water en kou.
Onder de veren zitten donsveren.
Het dons houdt de warmte vast.
De veren van vrouwtjes hebben vaak een schutkleur.
Zo vallen ze niet op tijdens het broeden.
Sommige mannetjes vallen wel op.
Mannetjes hebben soms pronkveren.
Dat vinden de vrouwtjes mooi.
Elke vogelsoort heeft een andere snavel: lange en korte snavels, rechte
en kromme snavels, puntige snavels, lepel snavels, …
De snavel past precies past bij het voedsel dat de vogel zoekt.
Het is zijn gereedschap.
Vogels leggen eieren in een nest.
Bij de meeste vogelsoorten broedt het vrouwtje de eieren uit.
In het voorjaar en het najaar gaan veel vogels op reis.
Dat heet de vogeltrek.
De vogels vliegen in het najaar naar plaatsen waar ze veel voedsel
kunnen vinden.
In het voorjaar komen ze terug om te broeden en hun jongen groot te brengen.
Bijzondere vogels:
- De grootste vogel is de struisvogel (120 kilo).
- De snelste vogels (300 km/uur) is de slechtvalk.
- De reuzenalbatros heeft de langste vleugels (3,5 meter).
-
De kleinste vogel ter wereld is de bijkolibrie (5,5 cm)
Download