Info in het kort - Week 3ABC - Vogels Info - Vogels Vogels zijn gewervelde dieren. Het zijn de enige dieren met veren. Veren beschermen de dieren tegen water en kou. Onder de veren zitten donsveren. Het dons houdt de warmte vast. De veren van vrouwtjes hebben vaak een schutkleur. Zo vallen ze niet op tijdens het broeden. Sommige mannetjes vallen wel op. Mannetjes hebben soms pronkveren. Dat vinden de vrouwtjes mooi. Elke vogelsoort heeft een andere snavel: lange en korte snavels, rechte en kromme snavels, puntige snavels, lepel snavels, … De snavel past precies past bij het voedsel dat de vogel zoekt. Het is zijn gereedschap. Vogels leggen eieren in een nest. Bij de meeste vogelsoorten broedt het vrouwtje de eieren uit. In het voorjaar en het najaar gaan veel vogels op reis. Dat heet de vogeltrek. De vogels vliegen in het najaar naar plaatsen waar ze veel voedsel kunnen vinden. In het voorjaar komen ze terug om te broeden en hun jongen groot te brengen. Bijzondere vogels: - De grootste vogel is de struisvogel (120 kilo). - De snelste vogels (300 km/uur) is de slechtvalk. - De reuzenalbatros heeft de langste vleugels (3,5 meter). - De kleinste vogel ter wereld is de bijkolibrie (5,5 cm) Extra Info - Roofvogels Roofvogels zijn goede jagers. De meeste roofvogels jagen overdag op levende prooien. Roofvogels hebben goede ogen. De ogen zitten aan de voorkant van hun kop. Hierdoor kunnen ze diepte zien. Een roofvogel kan zijn nek helemaal ronddraaien. Zo kan hij ook achter zich kijken. De snavel van een roofvogel is scherp en krom. Hiermee verscheurt hij zijn prooi. Hij heeft ook klauwen, waarmee hij zijn prooi kan optillen, doorboren of doodknijpen. Met zijn lange vleugels kan hij goed zweven. - Gieren leven in de bergen. Ze zoeken naar aas. Dat zijn dode dieren. - Uilen zijn roofvogels die ’s nachts jagen. Ze kunnen niet goed zien, maar wel goed horen. Uilen slikken hun prooi in een keer door. - Een torenvalk bidt. Hij hangt dan op één plek in de lucht en kijkt of hij een prooi ziet. - Een buizerd zie je vaak op een paaltje in het gras. De buizerd vangt prooien en langs de snelweg vindt hij soms aas. - De havik en de sperwer zijn bosvogels.