Project Dieren. Week 1AB: Algemeen Info: Leven op aarde Een fossiel is een afdruk in een steen van een schelp, dier of plant. Bijna vier miljard jaar geleden begon in de zee het eerste leven. Dat waren piepkleine bacteriën en wieren. Daarna kwamen de ongewervelde dieren. Dat zijn dieren zonder skelet en botten als weekdieren en kwallen. De eerste gewervelde dieren zijn de vissen. De eerste gewervelde dieren op het land zijn de amfibieën, zoals de kikkers. Hierna kwamen de reptielen, zoals hagedissen en krokodillen. Daarna kwamen de zoogdieren en vogels. Zoogdieren zijn bijvoorbeeld muizen, honden en olifanten. Extra Info: Apen en mensapen De meeste apen leven in bomen en hebben een staart. Mensapen hebben geen staart. De meeste apen leven in groepen. De baas is meestal een volwassen mannetje. Apen ‘vlooien’ elkaar. Ze pikken dan ongedierte en vuiltjes uit de vacht. De gorilla is de grootste en sterkste mensaap. De chimpansee lijkt het meest op de mens; het is de slimste aap. De orang-oetan is ook een mensaap. Hij bouwt elke avond hoog in een boom een slaapnest. Project Dieren. Week 2AB: Zoogdieren Info: Zoogdieren Zoogdieren voeden hun jongen met melk. In moedermelk zit alles wat de jongen nodig hebben om te groeien. De meeste zoogdieren hebben vier poten en leven op het land. Bijna alle zoogdieren groeien eerst in de buik van hun moeder. Een olifantenmoeder is bijna twee jaar in verwachting. Bij een mens duurt dat negen maanden. Het grootste zoogdier is de blauwe vinvis. Het kleinste zoogdier is een vleermuis. Het hoogste zoogdier is de giraf. Sommige zoogdieren zijn tam gemaakt; dat zijn onze huisdieren. Extra Info: Zeezoogdieren Walvissen en dolfijnen zijn zeezoogdieren. Ze voeden hun jongen met moedermelk. Ook zijn ze steeds ongeveer 37 graden, net als wij. Ze moeten boven water lucht inademen. Op walvissen is veel gejaagd. Nu mag er bijna niet meer op ze gejaagd worden, omdat ze bijna uitgestorven zijn. Zeehonden, zeeleeuwen en walrussen zijn ook zeezoogdieren. Ze kunnen een beetje lopen op het land. Daar krijgen ze ook hun kinderen. Tussen hun tenen hebben ze zwemvliezen. Zeekoeien zijn een beetje sloom. IJsberen leven vooral op ijsschotsen. Ze kunnen goed zwemmen. Project Dieren. Week 3AB: Huisdieren Info: Oermens Boermens Aan het einde van de ijstijd stierven veel dieren uit. Er kwamen minder dieren om op te jagen. Steeds meer mensen werden toen boer. De eerste dieren bij de boeren waren wilde dieren. De boer zorgde voor eten en drinken, zodat de dieren dit niet meer hoefden te zoeken. Zo raakten de wilde dieren aan de mensen gewend en werden ze tam. Het waren: schapen, geiten, oerossen, paarden en zwijnen/varkens. Het temmen van de oeros ging niet zo gemakkelijk. Ze wilden de oeros tam maken omdat er zoveel vlees in zit. De grote oeros is onze koe geworden. De boerenbeesten waren vroeger dus wilde dieren. Extra Info: Het huisvarken Van het vlees van een varken worden gemaakt: varkenslapjes, ham, knakworstjes, gehaktballen. Zijn botten zijn voor de lijm. Zijn bloed gaat in de bloedworst. Gerookte varkensoren voor de hond liggen in de dierenwinkel. Van zijn vel maken ze damestasjes. Van zijn haar een verfkwast. Project Dieren. Week 4AB: Amfibieën en reptielen Info: Amfibieën en Reptielen Salamanders, kikkers en padden zijn amfibieën. Ze worden geboren in het water, maar leven later op het land. In het voorjaar gaan kikkers en padden het water in om eitjes af te zetten: kikkerdril. Uit de eitjes komen dikkopjes. Ze eten algen en ademen door kieuwen. Ze krijgen poten. De kieuwen verdwijnen en er komen longen. De staart wordt steeds korter. Na ongeveer drie maanden komen de kikkertjes uit het water. Vroeger waren er meer amfibieën dan nu. Dat komt, omdat er minder zuiver water is. Ook zijn er wegen en gebouwen gemaakt. Bijna alle reptielen zijn vleeseters. Hun huid is bedekt met schubben. De meeste reptielen leggen eieren. De eieren worden op een warme plek begraven. Reptielen zijn: slangen, krokodillen, schildpadden en hagedissen. Extra Info: Dinosaurussen 100 miljoen jaar geleden leefden de dinosaurussen. Mensen waren er toen nog lang niet. De dino’s waren groot en sterk. Dinosaurussen lijken op de reptielen van nu. Ze legden ook eieren en hadden een huid van schubben. De meeste dinosaurussen waren planteneters. Dat waren de grootste. De meeste vleesetende dinosaurussen waren veel kleiner. De dino’s die planten aten hadden geen scherpe tanden en klauwen. Ze verdedigden zich door snel weg te rennen. Soms waren ze groot genoeg om hun vijand te vertrappen. Anderen hadden een gepantserde huid. Sommigen hadden horens of een knots aan hun staart. Project Dieren. Week 5AB: Vissen Info: Vissen Vissen halen adem door met hun kieuwen zuurstof uit het water te halen. In hun lichaam hebben ze een zwemblaas. Die zorgt ervoor, dat de vis kan drijven. Iedere vis heeft een zijlijn, die trillingen opvangt. Hiermee voelt de vis andere vissen aankomen. Met de vinnen kunnen de vissen sturen. De vrouwtjes zetten eitjes af. Als ze een tros eitjes afzet, noemen we dat kuit schieten. Extra Info: Haaien Haaien hebben scherpe tanden en enorme kaken. Daarom zijn ze goede jagers. Om de paar weken krijgt de haai nieuwe tanden. Reuzenhaaien eten plankton en hebben geen tanden nodig. Haaien ruiken gewonde dieren en ander voedsel op een afstand van honderden meters. De huid van de haai is bedekt met tandjes. De bovenkant van een haaienstaart is groter dan de onderkant. Alle dieren geven een beetje elektriciteit af. Kleine kuiltjes op de kop van de haai werken als televisieantennes en vertellen hem waar dieren zich schuilhouden. Er zijn wel 350 soorten haaien, bijvoorbeeld: tijgerhaai, zebrahaai, hamerhaai, witte haai, wobbegong, walvishaai. Haaien hebben een lever met veel olie. Omdat olie lichter is dan water, zinken ze niet. Project Dieren. Week 6AB: Vogels Info: Vogels Vogels zijn de enige dieren met veren in allerlei kleuren. Vaak zijn de mannetjes mooier dan de vrouwtjes. Sommige mannetjesvogels hebben pronkveren en maken daarmee indruk op de vrouwtjes. Vogels zitten op hun eieren om ze warm te houden. Het mannetje en vrouwtje wisselen elkaar tijdens het broeden af. Niet alle vogels kunnen vliegen. Sommige vogels lopen of zwemmen. De struisvogels is te zwaar om te kunnen vliegen. Struisvogels hebben wel sterke poten. Ze kunnen heel hard rennen. De vleugels van de pinguïn zijn veranderd in vinnen. Hij gebruikt ze om onder water te zwemmen. Bij de pinguïn broeden de mannetjes de eieren uit. Het ei ligt op hun voeten onder een warme huidplooi. Extra Info: Roofvogels Met scherpe klauwen grijpen roofvogels hun prooi vast. Met hun sterke, gebogen snavel verscheuren ze hun prooi. In Nederland is de buizerd de grootste roofvogel. De snelste vogel is de slechtvalk. In een duikvlucht vliegt hij het snelst. De torenvalk hangt vaak stil op één punt in de lucht. Hij beweegt zijn vleugels dan snel heen en weer. Dat noem je ‘bidden’. Ziet de torenvalk een prooi, dan duikt hij naar beneden. De uil jaagt ’s nachts. Hij kan goed in het donker zien. Als het heel donker is, gebruikt de uil zijn oren. De kerkuil is een muizenvanger. Als er weinig muizen zijn, legt de kerkuil weinig eieren. Zo heeft hij genoeg voedsel voor zijn jongen. Project Dieren. Week 7AB: Ongewervelden Info: Ongewervelde dieren Zoogdieren, vissen, vogels, reptielen en amfibieën hebben een geraamte met wervels en zijn dus gewerveld. Ongewervelde dieren hebben geen geraamte met wervels. Het zijn vaak kleine dieren. Er bestaan twee miljoen soorten. Er zijn een paar groepen ongewervelde dieren: - ééncelligen: bijvoorbeeld het pantoffeldiertje - sponzen: de spons leeft van voedsel dat in het water zit. - holtedieren: bijvoorbeeld zeeanemonen. Ze vangen dieren door hun tentakels en vreten ze daarna op. - wormen: die zijn lang en dun. Regenwormen leven in de tuin. Spoelwormen en lintwormen leven in de darmen van dieren of mensen. - weekdieren: ze wonen in een schelp of een huis, zoals slakken en schelpdieren; ook inktvissen zijn weekdieren. - stekelhuidigen: ze hebben als huid stekels of knobbels van kalk. Daarmee beschermen zij zich, zoals de zeester en de zee-egel. - geleedpotigen: deze hebben poten die uit aparte leden (stukken) bestaan, zoals bij een sprinkhaan, spin of kreeft. Ze hebben veel poten. Spinnen hebben er 8, kreeften 10, insecten 6 een zeester en een miljoenpoot wel 200. Bij geleedpotigen horen insecten, spinnen, schaaldieren en duizendpoten. De kleurrijkste geleedpotigen zijn de vlinders. Vlinders maken een metamorfose (verandering) door: ei – larve – larve verpopt zich – uit de pop komt een insect. Extra Info: Webspinnen De meeste spinnen maken een web. Met dat web vangen ze insecten en die eten ze op. Als het web kapot is, eet de spin de zijden draden op. De zijde wordt gebruikt om een nieuw web te bouwen. De zijde komt uit de spintepels aan het achterlijf. Met haar poten trekt de spin de draden uit haar lijf. Soms vangt een spin een insect, maar heeft geen honger. Het insect wordt dan verlamd, ingesponnen en bewaard voor later. Een spin heeft acht ogen en acht poten. Veel spinnen hebben gif. Door het gif worden dieren bewusteloos. Spinnen hebben geen oren, maar vangen geluiden op met hun web. De zijden draden zijn heel gevoelig voor trillingen in de lucht.