2a Wat is een organisatie

advertisement
Verandering
in organisaties
Erik H. Greven
Verandering in organisaties is een uitgave van
DynaVision Management Consultancy, Wassenaar.
Uitgegeven in maart 2010.
© 2010 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar
gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Verandering in organisaties
2010
Ter introductie
Als adviesbureau zijn we voortdurend betrokken bij veranderingen in organisaties.
We maken dan ook in de praktijk mee wat goed, maar ook wat er minder goed
gaat.
In die adviespraktijk is in de loop van de tijd een aanpak ontwikkeld die zich heeft
bewezen. In de afgelopen 20 jaar hebben met name mijn collega Jan Versluis en
ikzelf onze aanpak steeds weer geëvalueerd en verder aangescherpt.
Het leek ons een goed idee die ervaring eens op te schrijven. Natuurlijk moest het
geen al te dik boek worden, want dan heeft niemand tijd om het te lezen. Wel
moest het genoeg informatie verschaffen om een goed beeld te krijgen van wat er,
naar ons idee, allemaal komt kijken bij een organisatieverandering.
Ook zou het boekje onze diepgewortelde overtuiging moeten weerspiegelen dat de
werkelijkheid niet eenduidig is. Er is altijd meer dan één manier om tegen zaken
aan te kijken. In een vorig boekje (Leidinggeven vanuit Visie, opnieuw uitgegeven
in 2007) werkte ik wisselend vanuit twee invalshoeken: de linker hersenhelft (de
ratio) en de rechter (intuïtie, emotie).
In dit boekje wordt de veranderpraktijk belicht vanuit het gezichtspunt van een
leidinggevende, en vervolgens vanuit de medewerker. Elk hoofdstuk (met
uitzondering van de inleiding en de conclusies) kent daarmee twee versies.
Het boekje is vooral bedoeld voor diegenen die leiding moeten geven aan een
verandering in een professionele organisatie met vaak hoog opgeleide
medewerkers. Deze leidinggevenden moeten omgaan met enerzijds wensen en
eisen van het topmanagement, maar tegelijkertijd met de beelden en behoefte aan
ontwikkelingsruimte van medewerkers. We bieden geen kant en klaar stappenplan,
maar proberen wel het inzicht in deze twee verschillende werelden te vergroten.
Ik wens u veel leesplezier en vooral veel herkenning!
Erik H. Greven
[email protected]
Verandering in organisaties
2010
2
Inhoud
1
Inleiding
2
Wat is een organisatie
3
Wat is verandering
4
De mens centraal
5
De aanpak
6
Duidelijke kaders
7
Persoonlijke betrokkenheid en invulling
8
Samenhang
9
Conclusies
Verandering in organisaties
2010
3
1 Inleiding
Hoe kan verandering in een organisatie effectief zijn. Verandering blijkt in de
praktijk een weerbarstig proces met vaak een teleurstellend resultaat.
Toch blijven organisaties bijna continu in verandering. Dat is nodig omdat de
omgeving van die organisatie ook blijft veranderen, maan ook omdat er nieuwe
mogelijkheden ontstaan door ontwikkeling van technologie en mensen.
Wellicht is het zo dat verandering op zichzelf een noodzaak is om achteruitgang
tegen te gaan. Er moet continu energie gestoken worden in de organisatie om het
niveau van effectiviteit vast te kunnen houden. Verandering is een vorm van zulke
energie.
Leidinggevenden zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de organisatie, en
dus ook voor verandering ervan. In meer of mindere mate gebaseerd op
theoretische modellen zal een leidinggevende een rationele aanpak volgen.
Doorgaans realiseert men zich wel het belang om daarbij de medewerkers te
betrekken, maar verder dan dit algemene uitgangspunt komt men vaak niet.
Voor een effectieve verandering is meer nodig dan zo nu en dan enkele
medewerkers mee te laten denken in een projectgroep. De totale aanpak moet erop
gericht zijn de belevingswereld van leidinggevenden en die van medewerkers met
elkaar in verbinding te brengen. De veranderaars moeten begrijpen dat
medewerkers vaak anders tegen zaken aan kijken als leidinggevenden. Wanneer je
in een kamer naar boven kijkt zie je een plafond. Wanneer je een verdieping hoger
naar beneden kijkt zie je een vloer. Het verschil in perspectief maak dat
medewerkers zaken anders zien dan leidinggevenden. En als je iets anders ziet, is
de kans groot dat je ook andere oplossingen en maatregelen logisch vindt.
De effectiviteit van een organisatieverandering zal groter zijn naarmate de richting
waarin leidinggevenden èn medewerkers hun inspanningen verrichten, meer
parallel loopt. Kruisende paden geven frictie en weerstand, en leiden tot
verminderde effectiviteit.
Dit boekje beschrijft verandering in organisaties vanuit beide perspectieven. Steeds
wordt een onderwerp vanuit het beeld dat een leidinggevende heeft beschreven,
gevolgd door het beeld zoals een medewerker dat van hetzelfde onderwerp heeft.
Als eerste wordt ingegaan op het begrip organisatie (hoofdstuk 2). Wat is dat, hoe
wordt dat beleefd. Vervolgens wordt in algemene zin verandering behandeld
(hoofdstuk 3). Hoofdstuk 4 geeft aan op welke wijze de mens centraal staat bij een
verandering in een organisatie. Deze eerste drie hoofdstukken geven de context
aan die relevant is voor de aanpak van een verandering.
Verandering in organisaties
2010
4
Hoofdstukken 5 tot en met 8 beschrijven hoe een effectieve verandering
gerealiseerd kan worden. Hoofdstuk 5 gaat in op de aanpak, die vervolgens wordt
uitgewerkt met het belang van duidelijke kaders (hoofdstuk 6), hoe persoonlijke
betrokkenheid en invulling georganiseerd kunnen worden (hoofdstuk 7), en hoe die
individuele bijdragen weer in samenhang gebracht kunnen worden (hoofdstuk 8).
Het laatste hoofdstuk (9) trekt enkele samenvattende conclusies over welke zaken
van belang zijn om tot een effectieve verandering van de organisatie te komen.
Verandering in organisaties
2010
5
2 Wat is een organisatie (Leidinggevende)
Een organisatie is een entiteit waarbij mensen, in meer of mindere mate met
behulp van techniek, gezamenlijk een bepaald doel nastreven. Om dat efficiënt te
kunnen doen, zijn bepaalde processen bedacht en tot stand gekomen. Doorgaans
zijn er zodanig veel medewerkers betrokken bij de organisatie, dat de taken
onderling verdeeld zijn. Afspraken zijn gemaakt ten aanzien van wie wat doet. Om
dat in goede banen te leiden krijgen sommige van die medewerkers de
verantwoordelijkheid om de taak van anderen te coördineren en te bewaken.
De belangrijkste basis voor de coördinatie wordt gevormd door de richtinggevende
visie van het management. Managers bepalen wat de organisatie wil zijn en
vertalen dat in sub-doelen, processen en structuur (taken).
Elke verdeling van taken maakt coördinatie en onderlinge afstemming noodzakelijk.
Soms zijn deze zaken zeer expliciet vastgelegd in procedures en
functieomschrijvingen, in andere gevallen gaat het meer om kaders waarbinnen
mensen zelf hun eigen invulling en afstemming moeten zoeken.
De meeste organisaties in Nederland zijn gericht op efficiëntie. Een belangrijk
organiserend principe is dat eenzelfde taak niet dubbel gedaan moet worden,
omdat dat capaciteit en dus geld kost. Taakverdeling is vooral op dat principe
gebaseerd. Overlap dient vermeden te worden. Met duidelijke en vooral meetbare
targets worden individuele medewerkers op ieder niveau aangestuurd.
Naarmate de overlap
geringer is, worden
coördinatie (planning) en
beheersing belangrijker.
Visie
Visie
Zonder overlap worden
foutjes of omissies niet
Invulling
Coördinatie
Coördinatie
vanzelf opgevangen. Er is
geen ‘slack’ in de
organisatie. Er zal dan ook
vanuit het management veel
nadruk gelegd worden op
reductie van dat soort
onzekerheden, omdat het
Flexibele
Efficiënte
gehele proces gevaar kan
Werkverdeling
Werkverdeling
(overlap)
(geen overlap)
lopen door kleine
afwijkingen op de planning.
Systemen, vaak zeer
ingewikkelde, zijn nodig ter ondersteuning van de coördinerende en controlerende
taak van het management.
Efficiëntie en flexibiliteit
Verandering in organisaties
2010
6
Steeds meer evenwel, dringt het besef door dat meetbare criteria een zeer
eendimensionaal en beperkt beeld zijn van wat er werkelijk gedaan moet worden.
De energie van medewerkers wordt daarmee soms op het beeld gericht, in plaats
van op het eigenlijke doel. Ook het idee dat overlap in bepaalde gevallen erg
effectief kan zijn vat toenemend post (zie figuur). Juist in complexe organisaties
waarbij professionals ruim vertegenwoordigd zijn, is flexibiliteit misschien niet
uiterst efficiënt, maar vaak wel erg effectief. Professionele medewerkers hebben de
ruimte nodig om vanuit hun eigen expertise de best mogelijke bijdrage aan het
hoofddoel van de organisatie te ontwikkelen.
Voorwaarde bij een dergelijke ruimte is overigens dat de richtinggevende visie voor
iedereen helder is. De noodzaak van een heldere visie is evenredig met de
complexiteit van de opgave van een organisatie en de ruimte en flexibiliteit die een
organisatie daarbij vervolgens nodig heeft. Iemand in bijvoorbeeld een call centre
heeft niet zoveel behoefte aan een visie op de marktpositionering van het bedrijf.
Belangrijker is dat hij precies weet wat hij op welk moment moet doen. Voor een
beleidsmedewerker van een ministerie ligt dat anders. Deze zal pas werkelijk een
effectieve bijdrage kunnen leveren als de opgave van het beleidsveld duidelijk is.
Minder van belang (en zelfs remmend) is het om die medewerker precies voor te
schrijven op welke wijze het beleid gemaakt moet worden. De visie moet focus
geven voor alle medewerkers en neemt daarmee de coördinerende functie deels
van het management over.
De functie van leidinggevenden is bij een organisatie met veel professionals minder
gericht op beheersing van onzekerheden. Onzekerheden worden geaccepteerd als
feit. Het doel ten opzichte van die onzekerheden is verschoven van reductie naar
herkenning en actie. De medewerkers moeten vooral in staat zijn goed met
onzekerheden om te gaan, en ze in het voordeel van de organisatie te benutten.
Flexibiliteit en ruimte voor eigen initiatief zijn relatief nieuwe organiserende
principes voor organisaties met een complexe opgave en relatief veel professionals.
De leidinggevende zorgt er vooral voor dat de afgesproken organisatiedoelen
worden gerealiseerd.
Een organisatie is continu in beweging. De beweging zit vooral in het optimaliseren
van onderdelen. Omdat het geheel dermate complex is dat een integrale
verandering niet te overzien (en dus niet planbaar) is, ligt de focus op het
verbeteren van compartimenten.
Verandering in organisaties
2010
7
2 Wat is een organisatie (medewerker)
Een organisatie is een plek waar je het grootste deel van je bewuste leven
doorbrengt. Het is een plek waar je je collega’s dagelijks treft. Een organisatie is
voor de meeste medewerkers naast hun familie hun belangrijkste sociale systeem.
De organisatie zorgt ervoor dat voldaan wordt aan één van de belangrijkste
basisbehoeftes: financiële zekerheid. Ook aan andere behoeftes wordt door de
organisatie voldaan. Gevoel van eigenwaarde wordt opgebouwd door feedback van
leidinggevenden, collega’s en klanten. Zeker bij professionals is erkenning een
belangrijke drijvende kracht. Een functie geeft binnen en buiten de organisatie een
herkenbare status. Je kunt er, zonder jezelf op de borst te kloppen, mee laten zien
wat bereikt te hebben. Professionals hebben ook de behoefte aan zingeving in hun
werk. Het geeft zoveel meer voldoening wanneer je het idee hebt daadwerkelijk bij
te dragen aan de grotere doelstelling van de organisatie. Voor ambtenaren komt
daar vaak nog de maatschappelijke relevantie bij als drijfveer. De organisatie biedt
je voorts de ruimte om je verder te ontwikkelen, een vehikel om je talenten te
kunnen ontplooien. Onderdeel te zijn van een organisatie zorgt ook naar de
buitenwereld voor herkenbaarheid. Belangrijk daarbij is dat je trots kunt zijn op die
organisatie, dat je je met de organisatie kan vereenzelvigen. Voor veel
medewerkers is de organisatie een niet al te concrete werkelijkheid, een autonoom
lichaam met een verantwoordelijkheid om te zorgen dat aan dit soort van behoeftes
tegemoet wordt gekomen.
Hoewel men door opleiding en cursussen rationeel over de organisatie praat in
termen van doelen, processen en structuur, blijft de organisatie voor medewerkers
een ondeelbare eenheid, met de eigen afdeling als centrum. De dagelijkse praktijk
is immers ondeelbaar, alleen de theorie maakt compartimentering mogelijk. Het is
voor medewerkers veel belangrijker wat er gebeurt dan om over die gebeurtenissen
te theoretiseren en ze te ontleden.
Regels, procedures en structuur zijn vooral van belang omdat ze duidelijk maken
wat de rechten en plichten van de medewerker zijn. Stiptheidsacties laten
overigens zien dat dat doorgaans niet in het voordeel van de organisatie uitpakt.
Verder worden procedures door veel professionals vooral gezien als ballast
waardoor je van je eigenlijke werk afgehouden wordt. Meetbare doelen worden
vooral voor anderen als belangrijk beschouwd. Voor jezelf is het hooguit een middel
om een goede beoordeling te krijgen. Soms wringt dat met je eigen professionele
ideeën over wat de meest effectieve bijdrage zou kunnen zijn. Je danst het
rationele ritueel mee om problemen met je leidinggevende te voorkomen.
De leidinggevende is in het beeld van de medewerker een representant van de
organisatie. Hij is het aanspreekpunt bij zaken die op de organisatie betrekking
hebben. De leidinggevende dient in de eerste plaats op te komen voor de belangen
Verandering in organisaties
2010
8
van zijn medewerkers. Hij moet ervoor zorgen dat iedereen een goede werkplek
heeft, dat de onderlinge sfeer op de afdeling goed is, en dat de positie en belangen
van de afdeling binnen de organisatie goed vertegenwoordigd worden in een
management team. Hij moet beschikbaar zijn voor inhoudelijke reflectie en
besluiten nemen wanneer er knopen doorgehakt moeten worden, zodat de
medewerker verder kan met zijn werk.
De professionele medewerker heeft meestal een intrinsieke motivatie om zijn werk
goed te doen, om iets voor de organisatie (en samenleving) te betekenen.
Tegelijkertijd echter voelt hij zich vaak juist geremd door de organisatie. Door, in
zijn ogen onnodige, procedures en afspraken gaat veel tijd en energie verloren die
niet aan de primaire taak kan worden besteed.
De top van de organisatie moet vooral de bijdrage van de professionals serieus
nemen, erkennen en waarderen. Zij moet laten blijken dat ze zien wat er op de
werkvloer speelt, en dat daar op strategisch niveau rekening mee wordt gehouden.
Verandering in organisaties
2010
9
3 Wat is verandering (leidinggevende)
Eén van de meest essentiële uitdagingen voor een organisatie is een optimale
aansluiting bij de omgeving van die organisatie. Die omgeving bestaat uit afnemers
van de organisatie, maar kan ook bijvoorbeeld het politieke krachtenveld,
aandeelhouders, hoger management, belangengroeperingen of de publieke opinie
bevatten.
Omdat de omgeving continu in meer of mindere mate verandert, is die aansluiting
geen eenmalige kwestie. De mooiste aansluiting zou verkregen worden wanneer de
organisatie zich geleidelijk en in hetzelfde tempo met de omgeving mee-ontwikkelt.
Dit is echter in de praktijk onmogelijk en zelf ongewenst. Iedere verandering vraagt
ontwikkeltijd en kost inleercapaciteit. Nieuwe werkafspraken moeten worden
gemaakt en de meest efficiënte werkwijze moet worden gezocht en geleerd.
Processen, structuren en systemen moeten daarop worden aangepast.
Organisatieverandering vraagt dus om een goede afweging tussen de opbrengsten
(de mate van aansluiting met de omgeving) en de kosten.
Grofweg kan onderscheid gemaakt worden tussen verbetering en vernieuwing.
Verbetering is een geleidelijke ontwikkeling van de wijze waarop invulling wordt
gegeven aan de opgave van een organisatie. Zolang het beeld van de omgeving
niet wezenlijk wijzigt, kan de organisatie met de intrinsiek aanwezige flexibiliteit de
aansluiting verder verbeteren. De principiële uitgangspunten van de organisatie
blijven ongewijzigd.
Implementatie
2e orde
1e orde
is
is
Cr
Wanneer de discrepantie tussen het beeld van de omgeving en de capaciteit van de
organisatie om daar met
verbetering bij aan te sluiten
Status quo
te groot wordt, is vernieuwing
noodzakelijk. Nieuwe
uitgangspunten zijn voor de
g
4
1
in
el
organisatie de enige manier
k
ik
w
t
om effectief in de omgeving te
On
blijven functioneren. Zie
Twijfel
figuur.
s
an
Tr
Vernieuwing is een ingrijpend
proces dat start met een
ie
at
groeiende twijfel over de
rm
fo
s
effectiviteit van de huidige
3
2
an
Tr
organisatie. Deze twijfel
mondt uit in een brede
Commitment
overtuiging dat er wat moet
gebeuren, alleen nog zonder een duidelijk eindbeeld van de situatie na de
ie
it
Verandering in organisaties
2010
10
verandering (zie het eerste kwadrant van de figuur). Dit eindbeeld ontstaat pas na
een proces van herdefinitie van de uitgangspunten van de organisatie (tweede
kwadrant). Pas wanneer er voldoende duidelijkheid is ten aanzien van het beoogde
eindresultaat kunnen projecten worden gedefinieerd met een concrete doelstelling
(derde kwadrant). Na afronding van de projecten worden de resultaten in de
organisatie ingeregeld (vierde kwadrant).
De kwadranten drie en vier zijn veranderingen van de eerste orde (verbetering).
Vooraf is duidelijk wat er moet gebeuren. Met een plan van aanpak en
projectmanagement wordt systematisch naar de beoogde resultaten toegewerkt.
Omdat de (vele) onzekerheden die er in een project een rol kunnen spelen worden
gemanaged, is de uitkomst in redelijke mate voorspelbaar, evenals de benodigde
middelen. De eerste twee kwadranten zijn verandering van de tweede orde
(vernieuwing), omdat de uitgangspunten van de organisatie geherdefinieerd
worden. Dit proces is wat betreft de uitkomst niet of nauwelijks voorspelbaar.
Evenmin is het proces een lineaire opvolging van stappen, zoals bij een verandering
van de eerste orde. Aansturing van beide typen verandering is dan ook wezenlijk
verschillend (zie hoofdstuk 5).
Verandering in organisaties
2010
11
3 Wat is verandering (medewerker)
Het perspectief van een medewerker is gemiddeld genomen vooral gericht op het
hier en nu. Men maakt deel uit van een bepaald sociaal systeem, wat altijd een
subsysteem binnen een organisatie is. Een professional weet natuurlijk dat de
buitenwereld heel belangrijk is, maar heeft toch vooral oog voor de eigen kring en
de eigen plaats daarin. Veel door het management genomen besluiten zijn vanuit
dit perspectief van de medewerker onbegrijpelijk en zonder degelijke basis.
Iedere verandering heeft invloed op dat specifieke sociale systeem. Werkrelaties
worden anders, en vaak zelfs verbroken. Nieuwe relaties moeten worden
opgebouwd. Ook machtsrelaties verschuiven. Mensen hebben een zeer
nauwkeurige radar voor signalen die op dergelijke verschuivingen wijzen. Aan
onbedoelde en ogenschijnlijk onbelangrijke signalen wordt grote waarde gehecht,
en worden duidelijke conclusies verbonden.
Op papier kleine veranderingen in de organisatie hebben daarmee grote
consequenties voor medewerkers die er mee geconfronteerd worden. Wat eerder
zekerheden leken blijkt ineens minder hard, grondslagen verdwijnen. Een nieuwe
sociale structuur moet worden opgebouwd. Nieuwe collega’s, een nieuwe
leidinggevende, ander werk, een andere werkplek, nieuwe gewoontes, een andere
taal, nieuwe zekerheden, andere vangnetten.
Wanneer de werknemer zich een subject zonder invloed voelt, ontstaat snel
frustratie. Hij heeft de verandering niet bedacht, heeft zich er vaak zelfs niet eens
op kunnen voorbereiden. Het is dan ook cruciaal medewerkers invloed te geven op
het veranderingsproces. Natuurlijk kan niet iedereen zijn zin krijgen, maar door
medewerkers te betrekken
kan in ieder geval de
Verbetering en vernieuwing
frustratie verminderd
worden van het in een
Verbetering
Vernieuwing
hoosbui terecht te komen
zonder de kans gekregen
Ongepland
Gepland
te hebben een paraplu of
Eigen initiatief
Opgelegd
op z’n minst een regenjas
mee te nemen.
Professionals
Professionals
Aansluiting
Aansluiting
Omgeving
Omgeving
Verandering in organisaties
2010
12
Bovenstaande geldt met name voor de meer ingrijpende vernieuwingsprocessen,
waarvan de impact op de medewerkers doorgaans groter is dan bij de meer
marginale en vloeiend verlopende verbeteringen.
Zeker voor professionals geldt dat een grote mate van ruimte voor het invullen van
het eigen werk leidt tot flexibiliteit. Van nature zal een professional steeds blijven
streven naar verbetering (zie figuur).
Verbetering ontstaat dan ook vaak van onderaf en is meestal ongepland. Een
medewerker denkt dat het beter anders kan en gaat dat gewoon doen. Hoe groter
de flexibiliteit van een organisatie, hoe meer ruimte er is om met verbetering de
aansluiting met de omgeving te behouden. Pas als verbetering niet meer voldoende
is, zal vernieuwing aan de orde zijn, met alle kosten van dien.
Verandering in organisaties
2010
13
4 De mens centraal (leidinggevende)
Verandering in een organisatie met professionals gaat altijd om mensen. Mensen
moeten iets anders gaan doen, anders verandert er niets. Het gaat erom dat
individuen binnen een groep zich gaan bezig houden met andere inhoudelijke
doelen, het werk op een andere manier verdelen, beter afstemmen met elkaar over
het proces, of zich bijvoorbeeld anders naar elkaar opstellen.
Toch is het helaas meer regel dan uitzondering dat bij verandering in organisaties
de menselijke factor een sluitpost is. Vanuit een streven naar reductie van
onzekerheden ligt de focus op die zaken die maakbaar en planbaar zijn. Inhoud,
structuur en processen scoren daarbij aanzienlijk hoger dan die menselijke factor.
Omdat de menselijke factor zo dominant is bij verandering, is het de uitdaging voor
iedere leidinggevende om die factor zo effectief mogelijk te besturen. Daartoe is
begrip van een aantal psychologische aspecten noodzakelijk: persoonlijkheid,
ervaringen, kennis en vaardigheden, motivatie, diepgewortelde overtuigingen
(paradigma’s, cultuur), gedrag en interactie. Deze aspecten zijn voor een mens
onlosmakelijk met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar allemaal. Deze
onderlinge verwevenheid is zeer complex, maar in onderstaande figuur is toch een
poging gedaan de samenhang versimpeld weer te geven (zie figuur).
Vaardigheden
nis
lle
n
Ken
de
le
mo
Me
nt a
Cu
ltu
ur
Verandering in organisaties
tie
iva
ot
em
iek
ns
tie
tri
iva
Ex
ot
em
iek
ns
tri
In
ng
ar i
Erv
Persoonlijkheid is deels
genetisch bepaald, maar
wordt ook sterk beïnvloed
door de omgeving en de
ervaringen waarmee een
individu zich ontwikkelt. Deze
Gedrag
Interactie
externe invloed lijkt het
sterkst te zijn in de eerste 20
levensjaren. Andersom
bepaalt de persoonlijkheid van
iemand ook mede welke
ervaringen, kennis en kunde
hij zich eigen zal maken. Dit
worden ook wel competenties
genoemd. Van deze
Persoonlijkheid
competenties zijn de
ervaringen en kennis (voor
zover het om functiegerelateerde ervaringen en kennis gaat) doorgaans het meest
bekend. Dit zijn immers relatief feitelijke zaken die bijvoorbeeld in een curriculum
vitae gecommuniceerd worden. Kunde (vaardigheden) krijgt met
competentiemanagement tegenwoordig ook steeds meer structurele aandacht.
2010
14
Motivatie is nog zo’n belangrijke menselijke factor. Motivatie kan van binnenuit
komen (drives) maar ook van buiten (beloning en straf). Aan de andere kant spelen
diepgewortelde persoonlijke overtuigingen (paradigma’s) en de cultuur waar
iemand in is opgegroeid en leeft een belangrijke rol. Paradigma’s sturen gedrag (en
worden andersom overigens door datzelfde gedrag bijgesteld). Cultuur is in feite
ook een set van overtuigingen, maar dan veel breder gedragen door een sociale
groep. Iemand die bijvoorbeeld in het midden oosten is opgegroeid zal anders op
een bepaalde situatie reageren dan een geboren en getogen Nederlander.
Gedrag is het meest zichtbare van een mens. Gedrag is uiteindelijk ook waar het
om draait in een organisatie. Wat doet iemand, hoe stelt hij zich op, hoe reageert
hij. Hoe iemand zich gedraagt wordt bepaald door zijn persoonlijkheid,
competenties, motivatie en overtuigingen. Bovendien is het gedrag van anderen
van grote invloed. Interactie met collega’s of bijvoorbeeld afnemers is mede
bepalend.
Een leidinggevende zal proberen zijn inzicht in en kennis van de mensen in zijn
organisatie maximaal in te zetten om de gewenste verandering teweeg te brengen.
Dit vraagt om een groot empathisch vermogen. Een extra complicerende factor is
dat ook de leidinggevende natuurlijk een mens is, en dus ook voor hemzelf geldt
wat hij bij zijn medewerkers probeert aan te sturen. Hij heeft zo zijn eigen
belangen, historie, motivatie (scoren of falen), kennis, overtuigingen, macht en
invloed die aan zijn positie gekoppeld zijn.
Verandering in organisaties
2010
15
4 De mens centraal (medewerker)
Iedere medewerker kent een bepaalde mate van aarzeling als het gaat om
verandering. Je weet wat je hebt, je moet nog maar zien wat je krijgt. Bij de ene
medewerker zal deze drempel laag zijn, maar bij de andere (misschien wel de
meerderheid?) zal de drempel substantieel zijn. Ondanks alle rationele verklaringen
waarom verandering voor de organisatie toch echt beter is, zal een medewerker de
situatie vooral vanuit zichzelf beschouwen. Enig egocentrisme is niemand vreemd.
Dat betekent dat ieder zijn eigen afweging zal maken of de bedoelde verandering
op z’n minst één van de volgende zaken voor hem oplevert: gewin, genot of
gemak. Dit geldt voor een professional als persoon, maar vooral ook voor zijn
inhoudelijke taak: helpt het mij beter mijn werk te doen? Is dat geen van drieën
het geval, dan zal de medewerker waarschijnlijk sceptisch of, nog erger wellicht,
onverschillig reageren op de plannen. Er is dan een erg goede legitimatie nodig
voor verandering; een duidelijke urgentie voor de organisatie om nu in te grijpen,
met grote transparantie ten opzichte van de gemaakte afwegingen door de
leidinggevenden.
Medewerkers zullen geneigd zijn te zoeken naar falsificatie van de overwegingen
die ten grondslag liggen aan de veranderplannen. Zodra één detail niet klopt zullen
er twijfels rijzen omtrent het geheel. Een noodzakelijke basisvoorwaarde is dan ook
dat medewerkers een bepaalde mate van vertrouwen hebben in hun management.
Anders zullen al snel vraagtekens gezet worden bij de drijfveren, uitgangspunten en
conclusies van diegenen die leiding geven aan het veranderproces.
Veranderplannen worden vooral beoordeeld op aanleiding, doel en intenties. Omdat
ieder de organisatie vanuit het eigen
Welke actie is nodig?
perspectief en eigen paradigma’s
waarneemt, is de kans groot dat er
Waarneming
Actie
veel verschillende beelden bestaan
(feiten)
Middelen
van de huidige situatie, van hoe die
ideaal zou zijn, en van wat er dus
moet gebeuren. Wat voor de één
vanzelfsprekend is, is voor een ander
onlogisch (zie figuur).
Uitgangspunten
(paradigma’s)
Verandering in organisaties
Naarmate de planvorming concreter
wordt zal de beoordeling door
medewerkers zich vooral richten op
het niveau van de functies. Wellicht
Doelen
2010
16
vervalt of wijzigt de eigen functie, wat zijn de eventuele kansen die nieuwe functies
bieden. Aanleiding, doel en intenties zijn dan naar de achtergrond verplaatst.
Een medewerker wil zich als mens behandeld voelen in het proces, niet als één van
de middelen waarmee geschoven kan worden. Hoewel een medewerker het niet
snel zal herkennen, laat staan erkennen, zal hij een individuele, persoonlijke
benadering van zijn leidinggevende verwachten. Voor zichzelf is iedereen
uiteindelijk speciaal. Juist omdat iemand alle wijzigingen zal beoordelen vanuit
zichzelf en de eigen positie.
Een professional wil het gevoel hebben iets bij te kunnen dragen aan een opgave
die er toe doet. De medewerker die wordt geraakt door het doel van de
verandering, daar een wezenlijke bijdrage aan kan leveren, en dat ook nog kan
doen met een maximale ruimte voor beschikking van zijn eigen werk en positie, die
medewerker zal het meest positief meewerken aan een organisatieverandering.
Verandering in organisaties
2010
17
5 De aanpak (leidinggevende)
Een verandertraject wordt door het verantwoordelijke management bij voorkeur
zorgvuldig ontworpen en gepland. Door projectmatig werken moeten de
doorlooptijd en de onzekerheden beperkt blijven. De diverse stappen in het proces
worden hanteerbaar gemaakt met modellen en methodes. Het is echter belangrijk
deze systemen als hulpmiddelen te blijven zien, en niet als doel op zich. Systemen,
methodes en technieken kunnen, vaak alleen al door de aantrekkingskracht van de
systematiek zelf, de aandacht afleiden van waar het echt om gaat. Ze leiden dan
tot een schijnzekerheid doordat de complexe werkelijkheid versimpeld wordt
weergegeven. Hulpmiddelen kunnen wel prima dienen als katalysator van het
veranderproces. Ze hebben daarmee vooral een proces-bijdrage, en minder een
analytische.
Soms is de gewenste situatie vooraf redelijk concreet te bepalen. Het betreft dan
een verandering van de eerste orde (verbetering, zie hoofdstuk 3a). Vaker echter
zal het eindbeeld pas gaande het verandertraject steeds duidelijker worden. De
verandering is dan vooral een gezamenlijke zoektocht vanuit een breed gedeelde
onvrede met de oude situatie (vernieuwing).
Voor verbetertrajecten is een projectmatige aanpak geschikt. Voor
vernieuwingstrajecten geldt dat echter in mindere mate. Een project veronderstelt
bij aanvang duidelijkheid ten aanzien van het te bereiken resultaat. Vernieuwing is
in principe complexer van aard en meer procesmatig en heeft juist als doel het
gewenste resultaat duidelijk te krijgen. Zodra dat er is, zullen vaak diverse
projecten (1e orde) volgen.
Aansturing van vernieuwing
Veelal zijn bij vernieuwing verschillende
partijen betrokken, elk met eigen belangen,
doelen, kwaliteiten en speelruimte.
Gemeenschappelijk Partijen Individuen
Aansturing van vernieuwing is geen
volgordelijk proces waarbij stapsgewijs naar
het eindresultaat wordt toegewerkt zoals bij
Willen
een project. Aansturing van vernieuwing
vraagt continue aandacht op drie niveaus:
Kunnen
Sturing
het niveau van het gemeenschappelijke
belang van de betrokken partijen, aandacht
per partij en aandacht voor het individuele
Mogen
niveau van sleutelspelers binnen die
partijen. Deze aandacht geldt voor de
doelen, kwaliteiten en speelruimte, waarmee negen aandachtsgebieden voor de
sturing van het vernieuwingsproces ontstaan (zie figuur).
Verandering in organisaties
2010
18
De inhoudelijke aanpak van een verandertraject (zowel verandering als
vernieuwing) kent op hoofdlijnen drie thema’s.
Ten eerste moeten er door het top-management duidelijke keuzes gemaakt worden
over met name de richting van de verandering en de kaders waarbinnen dat moet
gebeuren.
Zoals hiervoor al bleek, is het van groot belang een gevoel van urgentie te
communiceren naar de organisatie. Zie hoofdstuk 6 voor een nadere beschouwing
over hoe richting en kaders geconcretiseerd kunnen worden.
Een tweede thema is de persoonlijke betrokkenheid. Uit voorgaande hoofdstukken
is het belang daarvan duidelijk gebleken. Een leidinggevende ziet graag dat
verandering door de medewerkers wordt omarmd en verder uitgewerkt.
Gezamenlijke afspraken moeten uiteindelijk door individuen geconcretiseerd
worden, anders verandert er weinig. Zie hoofdstuk 7 voor een uitwerking van de
Persoonlijke betrokkenheid en invulling.
Thema drie betreft samenhang. Ondanks een sterk individuele benadering is het
wel de bedoeling dat die individuen hun activiteiten in samenhang uitvoeren. Bij
verandering kan het gaan om versterking van die samenhang, of om juist een
nieuwe samenhang tot stand te brengen. Zie verder hoofdstuk 8.
Verandertraject:
Convergeren en divergeren
Richting
en
kaders
Hoofdstuk 6
Individuele
Betrokkenheid en invulling
Hoofdstuk 7
Samenhang
Hoofdstuk 8
Verandering in organisaties
2010
19
5 De aanpak (medewerker)
Voor de medewerker zijn bij de aanpak van een verandertraject twee zaken van
belang: er moet vooral snel duidelijkheid komen, en het management moet met
een logische, gestructureerde aanpak komen.
Duidelijkheid speelt een cruciale rol. Dat begint al met duidelijkheid over het
verleden. Wanneer het management met plannen voor verandering komt, zal een
medewerker dat snel opvatten als diskwalificatie. “Als alles nu ineens anders moet,
vinden ‘ze’ kennelijk dat we het tot dusver niet goed hebben gedaan.” Goede
communicatie over de aanleiding en doelstelling van de verandering is dus van
groot belang om de betrokkenheid niet al bij voorbaat te frustreren. Veelal zullen
die aanleiding en doelstelling overigens te maken hebben met veranderingen in de
omgeving waardoor de aansluiting van de organisatie daarmee in de loop van de
tijd is verslechterd.
Duidelijkheid is ook nodig ten aanzien van het eindbeeld. Een medewerker wil het
liefst op het moment dat de eerste plannen bekend zijn al weten wat dat concreet
voor hem en zijn functie zal gaan betekenen, inclusief de termijn waarop. Lange
trajecten waarbij mensen in het ongewisse blijven over hun toekomst zijn voor de
meeste medewerkers zeer vervelend. De ervaring leert dat medewerkers die in een
langdurig veranderproces verwikkeld zijn, bij wijze van spreken nog liever concreet
horen dat hun baan zal verdwijnen, dan dat ze nog veel langer in onzekerheid
blijven. Duidelijkheid over het eindbeeld is dus van groot belang voor medewerkers,
maar in veel vernieuwingsprocessen ontstaat dat eindbeeld pas gaandeweg.
Hoeveel duidelijkheid ook geboden wordt, niet iedere medewerker staat te springen
om deel te nemen aan een opgelegd veranderproces. Een medewerker zal vooral
geneigd zijn af te wachten, en vooral te reageren op initiatieven en voorstellen van
de leidinggevenden. “Het management wil veranderen, laat ze dan ook zelf maar
zeggen hoe het dan wel moet.” En: “zij krijgen ervoor betaald om na te denken.”
Zeker professionals met een diepere specialisatie hebben een focus die primair op
hun eigen werk ligt, en minder op het ‘gedoe’ van de organisatie. Eigenlijk vindt
een specialist dat de organisatie er vooral voor hem is, en dat het management dus
als voornaamste taak heeft om hem het werken zo gemakkelijk mogelijk te maken.
Een organisatieverandering is dan ook een onaangename onderbreking die een
specialist van z’n werk afhoudt. Zeker als iedereen dan ook nog naar allerlei
cursussen toe moet in het kader van de verandering, dan komen ze aan werken
niet meer toe.
Een medewerker verwacht ook dat het management goed heeft nagedacht over de
aanpak. En goed betekent in onze westerse ogen vooral gestructureerd en
rationeel. Een aanpak die steunt op emotie en improvisatie is moeilijk verkoopbaar.
Verandering in organisaties
2010
20
Een medewerker zal als eerste op zoek gaan naar waar zelf hij in de aanpak naar
voren komt. Dit kent twee kanten. Ten eerste: op welk moment in de aanpak en op
welke wijze ga ik persoonlijk last van krijgen van de verandering. Ten tweede: gaan
mijn knelpunten aangepakt worden. Iedere medewerker heeft vanuit zijn eigen
positie een bepaald beeld van knelpunten die zeker opgelost moeten worden. Dit
beeld is dan ook het perspectief van waaruit de aanpak zal worden beoordeeld.
Professionals vinden vaak dat zij zelf de beste analyse van de situatie hebben. Een
aanpak die niet bij die analyse aansluit zal niet snel enthousiast ontvangen worden.
Verandering in organisaties
2010
21
6 Duidelijke kaders (leidinggevende)
Bij het leidinggeven aan verandering is transparantie essentieel. Het moet voor
iedereen duidelijk zijn wat de hoofdzaken zijn in de verandering, en welke zaken
niet ter discussie staan.
Of het eindplaatje nu vooraf
vaststaat (verbetering), of dat er
sprake is van vernieuwing, bepaal
Kern:
een beperkt aantal kernpunten die
je als leidinggevende belangrijk
vindt. Drie tot maximaal vijf
elementen moeten leidend zijn in
Verandertraject:
alle acties en alle communicatie
Convergeren en divergeren
rond de verandering. Deze punten
bepalen de focus voor alle
betrokkenen. Meer dan vijf punten
geeft verlies aan focus en minder
dan drie leidt tot een te abstract
punt op de horizon. Een duidelijke
Kaders
focus met enkele kernelementen
geeft een simplificerende structuur die de meestal complexe werkelijkheid
begrijpelijk maakt. De illusie van beheersing die daarvan het gevolg is maakt
handelen mogelijk.
Kaders
Kaders
Kaders
De kernelementen moeten de urgentie van de interventie weerspiegelen. Zonder
een beleving van urgentie komt niemand in beweging. Urgentie kan liggen in
problemen met de huidige situatie, of in externe ontwikkelingen die kansen geven
of tot problemen in de toekomst zullen leiden. De kernelementen moeten de
veranderopgave scherp en transparant maken.
Kernelementen kunnen betrekking hebben op verandering ten aanzien van:
- wat de organisatie inhoudelijk doet,
- de processen van de organisatie,
- welke structuur daarvoor nodig is, en
- cultuuraspecten.
Iedere keuze voor een bepaalde veranderactie, iedere beslissing, moet getoetst
worden aan de kernelementen. Dit geeft structuur aan de besluitvorming en
legitimeert daarmee ook voor de organisatie moeilijke keuzes. Niet iedereen zal
altijd blij zijn met de uitkomst van overwegingen, maar hoe eenvoudiger de
besluitvormingstructuur, hoe beter de medewerkers het proces kunnen volgen en
accepteren.
Verandering in organisaties
2010
22
Naast de kernelementen is het essentieel steeds duidelijk te communiceren wat de
harde kaders van het verandertraject zijn. Wat zal zeker niet veranderen.
Onzekerheid over bijvoorbeeld banenverlies of bepaalde taken kan vaak vooraf
weggenomen worden.
Vooraf goed overwegen welke zekerheden als kader geboden kunnen worden kan
veel onrust voorkomen. Zaken die voor de leidinggevenden vanzelfsprekend zijn en
dus niet worden uitgesproken, kunnen voor medewerkers dijken zijn waar men niet
overheen kan kijken.
Verandering in organisaties
2010
23
6 Duidelijke kaders (medewerker)
Machiavelli zei het al: “Hij die vernieuwing wil, heeft hen die van de oude toestand
profiteren tot vijanden terwijl hij slechts lauwe verdedigers vindt in hen die van de
nieuwe toestand zouden kunnen profiteren; een lauwheid die voortkomt uit
wantrouwen van de mensen die in feite pas geloven in vernieuwing als zij die
werkelijk ervaren hebben.”
Medewerkers willen begrijpen waar het om gaat bij verandering. Waarom moet er
weer zo nodig ingegrepen worden, en zal de nieuwe situatie dan echt beter zijn dan
de oude?
Mensen maken zich zorgen over bepaalde verworvenheden. Gaan die verdwijnen of
kunnen ze die behouden? Soms hele concrete: de collega bij wie iemand op de
kamer zit. Soms rechtspositionele: blijf ik mijn salarisschaal houden, ook als ik
straks misschien geen coördinator meer ben.
Anderen kunnen juist slecht omgaan met het gebrek aan overzicht over wat de
toekomst gaat brengen. Om grip te kunnen hebben op de taken van vandaag heeft
menig medewerker een grote behoefte aan voorspelbaarheid van de (nabije)
toekomst. Wat komt er volgende week op me af, wat doe ik volgende maand.
Medewerkers willen antwoord op deze vier vragen:
- waarom veranderen,
- blijf ik houden wat ik heb,
- wat krijg ik straks (schiet ik er wat mee op), en
- wat doe ik straks.
Zeker op de laatste vraag zijn natuurlijk niet altijd antwoorden mogelijk, maar waar
die er wel zijn is het goed ze eenduidig te communiceren. Eenduidig wil zeggen:
niet voor meerdere interpretaties vatbaar, vandaag hetzelfde verhaal als morgen,
en voor mij dezelfde informatie als voor mijn collega.
Een helder punt op de horizon plaatst acties, besluiten en gebeurtenissen in
perspectief. Men kan daarmee beter betekenis geven aan hetgeen men waarneemt.
Dit betekenis geven is van groot belang omdat daarmee de basishouding ten
opzichte van de verandering bepaald wordt.
Toch snapt iedereen dat antwoorden niet altijd op voorhand te geven zijn. Dat
wordt niet ervaren als een zwaktebod van de leiding. Wel zal iedere medewerker
graag willen weten wat die vragen dan zijn, en hoe daarmee in het verandertraject
zal worden omgegaan. Dus: niet alleen duidelijkheid ten aanzien van antwoorden,
maar ook van de vragen.
Verandering in organisaties
2010
24
De natuurlijke neiging van leidinggevenden om alleen te communiceren over wat al
bedacht en besloten is leidt tot aannames, soms argwaan, over wat niet benoemd
wordt. Men zal gaan zoeken naar verborgen agenda’s.
Verandering in organisaties
2010
25
7 Persoonlijke betrokkenheid en invulling
(leidinggevende)
Persoonlijke betrokkenheid bij een verandering kent twee kanten. Ten eerste is het
inhoudelijke aspect van groot belang. Daarnaast is emotionele betrokkenheid
cruciaal.
tie
Vaardigheden
lle
n
de
nis
Ken
mo
Cu
lt u
ur
Me
nt a
le
va
tie
iva
oti
ot
em
ng
em
k
sie
ar i
i ek
ns
tri
Ex
n
tri
2010
Erv
Verandering in organisaties
In
Inhoudelijk is het voor een leidinggevende van belang per medewerker de volgende
zaken te weten:
• Wat doet diegene: waar is hij mee bezig, wat speelt er, waar loopt hij tegen
aan, welke problemen ziet hij maar ook: welke kansen.
• Wat vindt diegene: hoe kijkt hij tegen de veranderopgave en de kaders aan,
ziet hij de verandering als een verbetering of juist als een hindernis voor zijn
inhoudelijke taak.
• Wat zijn de ervaringen: heeft hij eerder succesvolle of juist minder positieve
ervaringen opgedaan met veranderingen rond zijn functie. Bedenk daarbij
dat een mens geneigd is succesvolle ervaringen vooral toe te schrijven aan
de eigen kennelijke competenties, en de mindere successen vooral de schuld
van het systeem (de organisatie) zijn.
• Wie is diegene: een leidinggevende moet zo volledig mogelijk in kaart
hebben wie de medewerker is (zie ook hoofdstuk 4). Wat zijn diens
competenties (kennis,
vaardigheden en ervaring)
wat motiveert hem, wat drijft
hem (cultuur, mentale
modellen), maar ook: hoe zit
Gedrag
Interactie
hij in elkaar als het om gedrag
en persoonlijkheid gaat. Een
analyse-instrument om
gedrag en motivatie in kaart
te brengen (zoals de
Persoonlijke Profiel Analyse of
Management drives) is daarbij
een onmisbaar hulpmiddel.
Persoonlijkheid
• Wat is de veranderbaarheid
van diegene: de ene
medewerker zal meer kunnen veranderen dan de andere. Veranderbaarheid
is in feite de functie van veranderbereidheid en verandercapaciteit. De
optelsom van de individuele veranderbaarheid over alle betrokken
medewerkers is in hoge mate bepalend voor de mate waarin de organisatie
zal kunnen veranderen. Verandering zal immers in bijna alle gevallen met, en
vooral door, het gros van de huidige medewerkers tot stand moeten komen.
26
Inhoud speelt ook een belangrijke rol bij de vertaling van de veranderopgave in
individuele acties. Wat gaat de betreffende medewerker bijdragen aan de
verandering. Wat gaat hij doen om de verandering te realiseren.
Naast de inhoudelijke betrokkenheid is het van groot belang dat individuele
medewerkers zich emotioneel betrokken voelen bij het veranderproces. Voor het
slagen van een verandering is het natuurlijk essentieel dat een meerderheid van de
medewerkers op een positieve manier het verandertraject ondersteunt. Dit
emotionele aspect zal beter zijn naarmate meer op individueel niveau wordt
aangesloten bij die medewerker (zie de inhoudelijke punten eerder in dit
hoofdstuk).
Bij iedere verandering zal er een kleine groep medewerkers zijn die niet mee zal
willen bewegen (de sceptici), een kleine groep die bijna niet kan wachten op de
nieuwe situatie (de voortrekkers) en de grootste groep die vooral afwachtend is.
Zie figuur. De uitdaging zal zijn de grote groep op te laten schuiven in de richting
van de voortrekkers. Het gevolg zal voor de sceptici zijn dat die zich ofwel isoleren,
ofwel alsnog aansluiting zullen zoeken bij de grote groep. De aandacht van de
leidinggevende zal zich dan
ook voornamelijk op die
middengroep moeten
Aandacht:
richten. De menselijke
neiging om vooral veel tijd
te besteden om de sceptici
Betrokkenheid
toch te overtuigen en over
G rote groep
de streep te trekken moet
Sceptici
Voortrekk er s
worden onderdrukt.
Aandacht van een
leidinggevende moet een
beloning zijn die verdiend moet worden. Veel aandacht voor negatief gedrag is een
verkeerd signaal, en moet zich beperken tot een volstrekt duidelijke boodschap: je
krijgt geen gelijk.
De groep van medewerkers is per definitie divers, met veel specifieke
competenties. Maak daarvan gebruik bij verandering, benut de aanwezige
creativiteit en innovativiteit. Juist specialisten hebben een enorme hoeveelheid
kennis die, mits gestimuleerd, een grote toegevoegde waarde kan hebben bij de
veranderende organisatie. Te vaak voelen specialisten zich niet betrokken of zelfs
afgeserveerd in verandertrajecten, waar doorgaans meer aandacht voor
generalisten is.
Verandering in organisaties
2010
27
7 Persoonlijke betrokkenheid en invulling
(medewerker)
Betrokkenheid (positief of negatief) van een professional bij een verandering van de
organisatie zal maximaal zijn wanneer die verandering hem direct zelf betreft. Het
gaat om hem. Een verandering die alleen anderen aangaat zal vanzelfsprekend op
minder betrokkenheid kunnen rekenen.
En wanneer het hemzelf aangaat, zal de medewerker ook het gevoel willen hebben
dat aansluiting wordt gezocht bij wie hij is, hoe hij in elkaar steekt. De medewerker
wil begrepen worden door zijn leidinggevende. Hij wil erkenning voor zijn specifieke
inhoudelijke taken en erkenning voor de uniciteit van zijn persoon. Inhoud, persoon
en situatie zijn niet gelijk aan die van zijn collega’s. Kortom: hij is geen
personeelsnummer in een organogram.
Onbewust maakt een medewerker continu de afweging of hetgeen de organisatie
hem biedt in evenwicht is met wat
Medewerkerbalans:
hij aan die organisatie bijdraagt. In
Wat biedt de organisatie mij
tijden van verandering mag dat
*
Wat bied ik de organisatie
eventueel tijdelijk uit balans zijn,
mits het perspectief er maar is dat
die balans er op de redelijk korte
termijn wel zal komen.
Pe rs pe ctief
Een medewerker wil het gevoel hebben dat er door de organisatie energie wordt
gestoken om zijn sterke kanten zoveel mogelijk te benutten. Hij wil het idee
hebben dat de nieuwe organisatie hem in staat stelt de eigen authenticiteit te
bewaren of zelfs te vergroten. De verandering dient aan dat perspectief bij te
dragen.
Het is voor een medewerker belangrijk om een bijdrage te kunnen leveren aan de
invulling van zijn taakveld. Wat gaat de verandering betekenen voor zijn werk, hoe
kunnen zijn ideeën het beste geïmplementeerd worden. Hij moet de kans krijgen
zich zo veel mogelijk te identificeren met de (nieuwe) organisatiedoelen. Hij moet
op zijn eigen manier de aansluiting met zijn omgeving vorm kunnen geven,
uiteraard de veranderopgave en de kaders daarbij in aanmerking nemende.
Die eigen bijdrage moet voor het gevoel van de medewerker bovendien gebaseerd
zijn op zijn kennis, ervaring, kunde, ideeën en potentieel. Te vaak worden mensen
bij een verandering betrokken op grond van hun (hiërarchische) positie. Een
medewerker zal meer bij de verandering betrokken raken wanneer hij het gevoel
heeft aangesproken te worden vanwege wie hij is, en vooral vanwege wat hij kan.
Verandering in organisaties
2010
28
Betrokkenheid van medewerkers bij de verandering is vooral procesmatig
belangrijk. Zonder aanval ook geen verdediging: te veel druk en dwang zal ertoe
leiden dat medewerkers de hakken in het zand gaan zetten. De energie die in die
reactie gestopt wordt zal even groot zijn als de energie die leidinggevenden in de
druk verwerken.
Verandering in organisaties
2010
29
8 Samenhang (leidinggevende)
Een effectieve organisatie wordt gevormd door een groep medewerkers die zich
bewust is van een gezamenlijke opgave, en die in dat verband met elkaar in staat
is een zinvolle bijdrage te leveren aan hun omgeving. Dit veronderstelt samenhang
en samenwerking. De samenhang is voor een groot deel bepaald door de
organisatiedoelen en de –structuur. Wat betreft de samenwerking moeten
medewerkers de mogelijkheid en ruimte krijgen invulling te geven aan hun
wederzijdse afhankelijkheid. Ruimte geven betekent overigens niet dat alles vanzelf
gaat. Hoofdstuk 6 gaf al het belang aan van duidelijke inhoudelijke kaders. De
kernpunten van het verandertraject moeten richting geven aan de wijze waarop
medewerkers gaan samenwerken.
Naast het thema van individuele betrokkenheid (hoofdstuk 7) gaat het er om de
delen tot een geheel te maken dat meer waard is dan de optelsom. Die
meerwaarde moet vooral ontstaan door de energie die medewerkers willen steken
in hun samenwerking. Het proces om de samenhang te vergroten heeft enerzijds
een inhoudelijke component en anderzijds gaat het om houding en gedrag.
Inhoudelijk gaat het erom de opgave die de organisatie heeft (al dan niet
geherdefinieerd in het kader van het verandertraject) goed door te vertalen naar
wat de individuele medewerkers moeten gaan doen, wat hun
verantwoordelijkheden, maar ook bevoegdheden zijn.
De beste manier om tot een ‘décompositie’ van de opgave te komen is niet louter
top-down. Zoals eerder betoogd, is het van groot belang gebruik te maken van het
enorme kennispotentieel dat in de hoofden van de betrokken medewerkers zit. Dat
is om drie redenen. Ten eerste omdat die kennis bijna altijd breder en vooral dieper
is dan wat een leidinggevende in zijn eentje menselijkerwijs kan weten. Ten tweede
wordt de kwaliteit van de invulling hoger door vanuit meerdere perspectieven en
vanuit meerdere uitgangspunten naar de inhoud te kijken. Een medewerker met
een andere manier van kijken is voor een leidinggevende op het eerste gezicht
misschien lastig, maar zal uiteindelijk leiden tot een verrijking van het proces. Ten
derde is het goed voor de individuele motivatie om de medewerkers te betrekken
bij het veranderproces.
Toch is er wel enige sturing nodig vanuit het management om tot een zinvolle en
werkbare werkverdeling te komen. Helemaal vertrouwen op een ‘bottum up’ proces
zal voor de meeste leidinggevenden te veel onzekerheid geven.
Een ‘middle out’ benadering combineert het beste van beide werelden. De
verantwoordelijke leidinggevenden (het management team) geven op een aantal
zaken duidelijke sturing:
Verandering in organisaties
2010
30
•
•
•
Zij bepalen de kaders: de (nieuwe) opgave en de kernpunten voor de
verandering.
Zij bepalen de taakvelden waarmee de opgave naar hun inzicht ingevuld kan
worden. Dit is de inhoudelijke hoofdverdeling van het werk. In de praktijk
moet gestreefd worden naar vijf tot ten hoogste negen taakvelden. Meer
taakvelden leidt tot verminderde focus en daarmee vermindering van de
samenhang.
Zij besluiten welke medewerkers aan welk taakveld invulling gaan geven.
Per taakveld krijgen de aangewezen medewerkers de opdracht deze in te vullen
met concrete resultaten. Natuurlijk zullen de meeste medewerkers die invulling
vorm gaan geven vanuit hun huidige taken. Dat lijkt dan niet direct tot vernieuwing
te leiden. Door echter expliciet twee zaken als opdracht mee te geven worden
medewerkers gestuurd om hun werk vanuit de vernieuwde context en dus in de
nieuwe onderlinge samenhang te herdefiniëren:
• de kernpunten van de verandering moeten verwerkt moeten worden, en
• van elk resultaat moet blijken op welke manier deze bijdraagt aan het
taakveld, en daarmee aan de algemene opgave.
Sturing vanuit het management dient vooral gericht te zijn op het proces: in
hoeverre vertalen de medewerkers de kernpunten en de opgave, hoe concreet
weten zij hun bijdrage te maken. In mindere mate moet in deze fase gestuurd
worden op de inhoudelijke juistheid van de uitkomsten. Zeker tijdens het
veranderproces moeten medewerkers echt de ruimte krijgen. Directe inhoudelijke
correctie door het management zal worden ervaren als dat er slechts een
schijnruimte gegeven is, hetgeen ogenblikkelijk zal leiden tot distantie tot het
proces.
De tweede component heeft te maken met houding en gedrag. Ook al ziet men
intellectueel waar men zou moeten samenwerken, als men elkaar niet op het
niveau van houding en gedrag weet te vinden zal men op eilandjes blijven werken.
Collega’s moeten elkaar kennen, accepteren, en elkaars eigenaardigheden gunnen.
De medewerker moet bereid zijn de eventuele minder sterke punten van zijn
collega te compenseren, in de wetenschap dat die ander dat bij hem ook zal doen.
Ook deze component zal zich niet vanzelf ontwikkelen. Sturing en energie vanuit de
leidinggevenden is nodig om teams ook echte teams te laten worden. De ervaring
leert dat medewerkers zelf ook een enorme behoefte hebben hun directe collega’s
beter te leren kennen, en andersom hun eigen ‘gebruiksaanwijzing’ kenbaar te
kunnen maken aan hun die collega’s. Het analyse-instrument (zoals hiervoor in
hoofdstuk 7 genoemd) om individueel gedrag en motivatie in kaart te brengen kan
hierbij een uitstekend handvat bieden om objectief de onderlinge afstemming te
structureren, zonder voor medewerkers bedreigend te zijn.
Verandering in organisaties
2010
31
8 Samenhang (medewerker)
De medewerker bekijkt de organisatie vanuit zijn eigen perspectief. Dat geldt dus
ook voor het aspect samenhang. De vraag is niet hoe taken objectief vanuit de
organisatiedoelen met elkaar samenhangen, de vraag is: hoe hangen andere taken
samen met de mijne. Wat is de informele organisatie, een organisatie die zelden
begrensd wordt door de eigen afdeling. Het gaat er daarbij om dat iedereen
erkenning zal zoeken voor de waarde van de eigen bijdrage aan de opgave waar de
organisatie voor staat. Het gaat daarnaast ook om de eigen positie binnen die
samenhang. In het algemeen zal een medewerker zich meer erkend voelen
naarmate er minder organisatorische lagen tussen hemzelf en de top van de
organisatie zijn.
Natuurlijk zal de ene medewerker meer begeleiding en sturing nodig hebben dan de
andere, maar in principe zal ieder de behoefte hebben om – ieder op het eigen
niveau – zelf invulling te geven aan zijn werk.
Voor de medewerker is de reis misschien wel belangrijker dan de bestemming.
Wanneer hij zelf voorstellen kan doen voor de te realiseren resultaten, zullen die
voor hem meer waarde hebben dan wanneer ze van bovenaf opgelegd worden (al
zijn het dezelfde resultaten). Dit vraagt om enige terughoudendheid van de
leidinggevenden, die toch primair geïnteresseerd zullen zijn in de resultaten.
Daarop worden zij tenslotte afgerekend.
Dit koers zoeken op het niveau van de medewerkers is een interactieve bezigheid.
De medewerkers zullen dit met elkaar willen doen. Reacties en ideeën van collega’s
scherpen het eigen beeld over de resultaten die de medewerker zelf moet behalen.
Daarnaast zullen de meesten het gewoon prettig vinden met elkaar met inhoud
bezig te zijn. De mens is tenslotte een sociaal wezen en wil in principe graag
samenwerken.
Medewerkers zullen ook graag in een zo prettig mogelijke sfeer willen
samenwerken. Onderlinge irritaties vindt niemand leuk, al kan de één er natuurlijk
beter tegen dan de ander. Aandacht voor teamvorming en samenwerking op
gedragsniveau is dan ook belangrijk, zeker in verandertrajecten.
Veel medewerkers hebben behoefte aan duidelijke afspraken over hun plek in de
organisatie, wat er van ze verwacht wordt en hoe zich dat verhoudt tot hun
collega’s. Dit betreft hun rol, hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar
ook duidelijkheid over wanneer ze het goed gedaan hebben aan het einde van de
rit. Professionals willen hun werk graag goed doen. En met alleen vage afspraken
over te bereiken resultaten zal dat in hun ogen nooit mogelijk zijn. Het kan dan
immers altijd beter.
Verandering in organisaties
2010
32
Verandering in organisaties
2010
33
9 Conclusies
De belangrijkste conclusie is dat er een groot verschil is in perspectief tussen
leidinggevende en medewerker. Dit verschil bestaat ten aanzien van de organisatie
in het algemeen, maar zeker ook ten aanzien van verandering in die organisatie.
Om effectief leiding te geven aan een verandering is het noodzakelijk op drie
vlakken verbindingen te leggen:
•
Ten eerste zullen beide perspectieven met elkaar moeten worden
verbonden. Het ene perspectief is niet belangrijker dan het andere. Beide zijn
een gegeven en daarmee de werkelijkheid.
•
Een andere verbinding die gelegd moet worden is die tussen de ratio en de
emotie. Zaken die op het emotionele vlak liggen moeten rationeel worden
gemaakt. Als het niet rationeel is, bestaat het niet. Het ‘rationele ritueel’
moet worden gevolgd. Andersom moet je in geval van rationele zaken
rekening houden met de emoties die daar omheen kunnen spelen.
•
Ten derde moet er een verbinding worden gemaakt tussen het niveau van de
organisatie en het niveau van het individu. Uiteindelijk gaat het om de
effectiviteit van het geheel, maar diezelfde effectiviteit wordt grotendeels
bepaald door wat al die individuen doen.
Voor een verandertraject staan daarmee de volgende aandachtspunten centraal:
•
Maak gebruik van de capaciteiten van de medewerkers. Professionele
medewerkers hebben een intrinsieke behoefte om hun werk te verbeteren.
Door ze daarvoor ruimte te geven wordt gebruik gemaakt van een enorme
rijke bron. Voor de drie verbindingen betekent dat het volgende:
o Beide perspectieven. Door het analytisch inzicht van de medewerkers
te gebruiken ontstaat er een rijker beeld van de situatie: waar staan
we nu, wat is nu eigenlijk het probleem, en wat zouden we daar aan
moeten gaan doen.
o Ratio en emotie. Achterliggende emoties en drijfveren worden door de
betrokken medewerkers automatisch vertaald in rationele beelden. Dat
zal zowel bewust als vooral ook onbewust gebeuren.
o Organisatie en individu. De inbreng van de medewerkers zal
automatisch worden ingekleurd door hun eigen specifieke situatie. Dat
is tenslotte het referentiekader van waaruit gedacht wordt.
•
Veranderen vraagt om een psychologische aanpak, gericht op het
individu. Voor een verandering is het dus noodzakelijk de betrokken
medewerkers goed te (leren) kennen. Per verbinding:
Verandering in organisaties
2010
34
o Beide perspectieven. Neem de individuele analyse van een
medewerker serieus. Maak duidelijk dat de uiteindelijke kaders het
resultaat zijn van een zorgvuldig afwegingsproces waarbij echt
geluisterd is naar wat ieder heeft ingebracht. De medewerker moet
zich gehoord voelen.
o Ratio en emotie. Zorg dat er in het veranderproces steeds aandacht is
voor aansluiting bij de specifieke kenmerken en drijfveren van de
individuele medewerker. Waar is iemand goed in, wat vindt hij leuk,
waar wordt hij warm van. Zorg dat de medewerker zich betrokken
voelt, dat het (ook) echt om hem gaat.
o Organisatie / individu. Naast de analytische inbreng als het gaat om de
probleemstelling, is het ook van belang dat medewerkers zelf de
ruimte krijgen de vertaling te maken van de algemene kaders en
uitgangspunten van de verandering naar hun eigen specifieke
bijdrage. Het veranderproces is een kwestie van steeds weer
convergeren en divergeren. Individuele beelden smeden tot één beeld,
algemene kaders individueel doen invullen.
•
Duidelijkheid over kaders en proces. Transparantie is essentieel. Wees
duidelijk wat er al besloten is en dus vaststaat, wees ook duidelijk over wat
er dus nog te besluiten valt, en wees duidelijk over het proces wat daartoe
moet leiden. Per verbinding geeft dat het volgende:
o Beide perspectieven. Zodra er zaken vaststaan kunnen die het beste
gecommuniceerd worden. Verwachtingen van mensen ten aanzien van
het proces worden vooral gevoed door ieder eigen perspectief.
Wanneer bepaalde kaders duidelijk zijn (al is het perspectief anders)
zal de medewerker zijn verwachtingen daarop afstemmen. Een
medewerker die verwacht dat de organisatie linksaf zal gaan, zal
onaangenaam verrast worden als ineens naar rechts wordt afgeslagen.
Het is beter de verwachtingen te managen door vooraf de richting aan
te geven, al is het misschien niet de gewenste richting.
o Ratio en emotie. Discussie over zaken die al besloten zijn leidt tot veel
energieverlies en frustratie. Weten waar je aan toe bent haalt de
emotie uit veel zaken. Mensen reageren verschillend op verandering,
maar bij veel medewerkers is de behoefte aan duidelijkheid groter dan
de behoefte per sé hun zin te krijgen.
o Organisatie en individu. Duidelijkheid is ook nodig als het gaat om de
individuele speelruimte voor de medewerker. Wat wordt er verwacht
van de medewerker, tot in welke mate mag hij zelf de invulling
bepalen zonder door de leidinggevende te worden teruggefloten.
Verandering in organisaties
2010
35
De conclusies kunnen als volgt schematisch worden samengevat:
Beide
perspectieven
Capaciteiten
medewerker
Psychologisch
en individueel
Kaders en
proces
Verandering in organisaties
Ratio en
emotie
Verrijking
beeld
Automatische
vertaling emoties
en drijfveren
Medewerker
Voelt zich
gehoord
Aansluiting bij
kenmerken en
drijfveren individu
Duidelijkheid
over hetgeen al
vaststaat
Organisatie
en individu
Inbreng vanuit
eigen situatie
Individuele
bijdrage
Door duidelijkheid Duidelijkheid
geen onnodige
over individuele
frustraties
speelruimte
2010
36
Profiel van DynaVision
DynaVision is een organisatieadviesbureau met een vaste kern van 15 mensen. Met
een grote diversiteit aan opleiding, ervaring en competenties richten wij ons in
diverse markten en op diverse managementniveaus. Onze medewerkers samen
bepalen de competenties van het bureau en daarmee de diensten die wij aan onze
klanten kunnen verlenen.
Onze kennis en kunde ligt vooral op het begeleiden van processen. Deze
procesoriëntatie staat inhoudelijke kennis echter niet in de weg. Door ons brede
netwerk zijn wij veelal in staat om mensen met inhoudelijke deskundigheid aan te
bevelen.
Vanzelfsprekend is de relatie tussen DynaVision en haar klanten gebaseerd op
vertrouwen. Vertrouwen in het bureau en vertrouwen in onze adviseurs. Bij
opdrachten wordt daarom van tevoren uitgebreid kennisgemaakt met de meest
geschikte adviseur. Deze zal na wederzijdse instemming vervolgens uitvoering
geven aan een opdracht
Visie op advisering
Wij vinden dat de mens in de organisatie en de organisatie zelf nauw met elkaar
verbonden zijn. Ons advieswerk is daarom gericht op de ontwikkeling van beide, in
onderlinge samenhang. Onze aanpak gaat er van uit samen met de mensen in de
organisatie vraagstukken op te lossen. Het is immers effectiever om mensen in de
organisaties behulpzaam te zijn bij hun eigen ontwikkeling en die van de
organisatie, dan om vanuit onze deskundigheid te vertellen wat er gedaan moet
worden.
D
Y N A
VI
S I O N
Management Consultancy
DynaVision
Van der Oudermeulenlaan 1
NL – 2243 CR Wassenaar
Tel.: +31(0) 70 5141020
www.dynavision.nl
Download