Klinische verschijnselen bij de ziekte van Parkinson Een breed spectrum aan symptomen Wijnand Rutgers, neuroloog Martini Ziekenhuis Groningen Inhoud Wat is de ziekte van Parkinson? • Pathofysiologie • Symptomatologie • Beloop Behandeling en begeleiding in diverse fasen De ziekte van Parkinson “De” oorzaak van de ziekte van Parkinson • Opstapelen van een eiwit (alpha-synucleine) • Verstoring van de werking van de cellen in de zwarte kern • Afsterven van de cellen in de zwarte kern • Tekort aan dopamine • Verstoring van regelcircuits in de hersenen alfasynucleine Afbraak van alfasynucleine Lewy body Verdwijnen gepigmenteerde cellen Waardoor ontregelt afbraak van alfa synucleine? Door ? * erfelijke factoren: - dominante en recessieve genen - vergroten gevoeligheid - complexe interacties * omgevingsfactoren: - landbouwgif - mangaan - carbondisulfide - oplosmiddelen (tolueen, hexanen) - mptp Alle: rol bij aanmaak e/o afbraak alfasynucleine (oa duplicatie alfasyn alfasynucleine gen) Genetische oorzaken • • • • • • • • • • • • • • • • • • PARK1 4q21-22 EOPD AD SNCA Confirmed Linkage analysis PARK2 6q25.2–q27 EOPD AR Parkin Confirmed Linkage analysis PARK3 2p13 Classical PD AD Unknown Unconfirmed; may represent a risk factor; gene not found since first described in 1998 Linkage analysis PARK4 4q21–q23 EOPD AD SNCA Erroneous locus (identical to PARK1) Linkage analysis PARK5 4p13 Classical PD AD UCHL1 Unconfirmed (not replicated since described in 1998) Functional candidate gene approach PARK6 1p35–p36 EOPD AR PINK1 Confirmed Linkage analysis PARK7 1p36 EOPD AR DJ-1 Confirmed Linkage analysis PARK8 12q12 Classical PD AD LRRK2 Confirmed; variations in LRRK2 gene include risk-conferring variants and diseasecausing mutations Linkage analysis PARK9 1p36 Kufor-Rakeb syndrome; atypical PD with dementia, spasticity, and supranuclear gaze palsy AR ATP13A2 Confirmed; but complex phenotype that would not be mistaken for early-onset or classical parkinsonism Linkage analysis PARK10 1p32 Classical PD Risk factor Unknown Confirmed susceptibility locus; gene unknown since first described in 2002 Linkage analysis PARK11 2q36-27 Late-onset PD AD Unknown; not GIGYF2 Not independently confirmed; possibly represents a risk factor; gene not found since first described in 2002 Linkage analysis PARK12 Xq21–q25 Classical PD Risk factor Unknown Confirmed susceptibility locus; possibly represents a risk factor; gene not found since first described in 2003 Linkage analysis PARK13 2p12 Classical PD AD or risk factor HTRA2 Unconfirmed Candidate gene approach PARK14 22q13.1 Early-onset dystonia-parkinsonism AR PLA2G6 Confirmed Linkage analysis (homozygosity mapping) PARK15 22q12–q13 Early-onset parkinsonian-pyramidal syndrome AR FBX07 Confirmed Linkage analysis PARK16 1q32 Classical PD Risk factor Unknown Confirmed susceptibility locus Genome-wide association studies PARK17 16q11.2 Classical PD AD VPS35 Confirmed Exome sequencing PARK18 3q27.1 Classical PD AD EIF4G1 Confirmed Susceptibility ↓ Expression of UPS components Age-related ↓ UPS activity Oxidative dopamine metabolism Toxic processes Oxidative stress Mitochondrial dysfunction Toxins Protein accumulation Ubiquitin-dependent proteasomal proteolysis System failure Cell dysfunction Gene mutations α-synuclein Parkin UCH L1 LRRK2 Lewy body formation Cell death modified from McNaught & Olanow. Ann Neurol 2003;53:S73-86. Risico factoren voor Parkinson • Verhoogd risico – Leeftijd – Familie anamnese + – Blootstelling aan • Lager risico – Caffeine – Sigaretten • Putwater • Pesticiden – – – – Hoofdletsel REM slaap gedrag Obstipatie Depressie Waarschijnlijk zijn dit vroege symptomen Nigrostriatale functie Symptomatisch Diagnose Symptomen Lewy-lichaampjes pathologie verspreidt zich Mutipele systemen degenereren STN GP i GPe Caudat Parkinson’s hersenen Thalam Putamen Substantia innominata Dopamine Serotonine Noradrenaline Amygdala STN subthalamic nucleus GPi VTA globus pallidus interna SNpc Gpe globus pallidus externa SNpc substantia nigra pars compacta Locus coeruleus VTA ventral tegmental area Raphe nuclei Lang AE, Obeso JA. Lancet Neurol 2004;3:309-16. . Pedunculopontine nucleus Regelcircuits ontregelen En, er zijn veel meer gebieden aangedaan Acetylcholine Noradrenaline Serotonine …… Gevolg Doordat er neurodegeneratie optreedt in meerdere hersenkernen • Dopaminerg (substantia nigra, ventrale tegmentum) • Cholinerg (nucleus basalis van Meijnert) • Noradrenerg (locus coeruleus) • Serotonerg (raphe kernen) Kunnen PD patiënten naast de klassieke motorische symptomen een scala aan andere problemen vertonen Getallen rond de ziekte van Parkinson Prevalentie in volwassen populatie (2007) 2,65/1000: 32.000 patiënten Ca 25% jonger dan 65 jaar Incidentie: 0,5/1000: 5500 nieuwe patiënten 55% man – 45% vrouw Verwachte groei tot 2025: 50% op basis van toenemende leeftijd. Symptomatologie bij de ziekte van Parkinson De ziekte van Parkinson Bradykinesie Rigiditeit Tremor Gestoorde houdingsreflexen (en hypokinesie, bewegingsarmoede) Tremor Parkinson en parkinson plus • • • • • Ziekte van Parkinson in vele gedaanten Multiple systeem atrofie progressieve supranucleaire verlamming Lewy body ziekte corticobasale degeneratie Typisch voor de ziekte van Parkinson • UK Brain Bank Criteria – Bradykinesia – Ten minste 1 van volgende rijtje • Rigiditeit • 4-6 Hz rust tremor • Postural instability – – – – • • • • Niet visueel Niet vestibulair Niet cerebellair Niet sensibel Jarenlang duidelijk effect van levodopa ontwikkeling van fluctuaties in effect asymmetrisch begin aanwezigheid van een rusttremor Niet passend bij de ziekte van Parkinson • Snelle progressie • vroeg optreden van balansstoornissen, dysarthrie • weinig effect van levodopa • oogbewegingsstoornissen • apraxie • hallucinaties zonder medicatie • vroeg optreden dementie Andere symptomen bij de ziekte van Parkinson • Cognitieve stoornissen subcorticale dementie Alzheimer • Gedragsverandering (ook door medicatie) initiatiefverlies impulsregulatiestoornissen • Autonome stoornissen mictie, defaecatie seksualiteit huid, temperatuur, zweten bloeddrukregulatie Niet-motorische symptomen na 15 jaar ziekte % symptoms % symptoms 90 9080 8070 7060 6050 5040 4030 3020 20 10 10 0 0 Falls Falls Fractures Fractures Cognitive Cognitive Dementia Dementia Hallucinosis Hallucinosis Depression Depression Choking Choking Incontinence Incontinence Postural hypotension Postural hypotension Hely, Mov Disord 2005 Onderdelen van de behandeling van de ziekte van Parkinson • • • • uitleg, begeleiding paramedische zorg medicatie operatie Medicamenteuze en operatieve behandelingsopties bij de ziekte van Parkinson • Voorkomen van eiwitstapeling • Voorkomen van het afsterven van cellen in de zwarte kern • Aanvullen van dopamine (werking): medicijnen • Bijstellen van regelcircuit van de diepe kernen: operaties Dopamine vervangende behandeling • • • • • Levodopa Dopamine agonisten COMT-remmers MAO-B remmers Amantadine • Anticholinergica herstellen een beetje het evenwicht Keuze van de behandeling hangt af van • Aard van de verschijnselen • Effect van de medicijnen • Bijwerkingen van de medicijnen op korte en lange termijn • Leeftijd • Belasting voor de patient • Kosten Lange termijn problemen met dopaminerge behandeling • Symptomen die niet op de medicatie reageren (balans, spraakstoornissen, …) • Motorische fluctuaties: off, on, overbeweeglijkheid • Cognitieve bijwerkingen van de medicatie: wanen, hallucinaties, verwardheid Dyskinesieen Mogelijke behandelingen in een gevorderd stadium van Parkinson • Apomorfine pomp • Duodopa pomp • Stereotactische operatie, deep brain stimulation Apomorfine pomp Duodopa pomp Stereotactische operatie bij de ziekte van Parkinson • Aanbrengen beschadiging (-tomie) pallidotomie thalamotomie • Inbrengen stimulator elektrodes pallidum stimulator STN stimulator thalamus stimulator Behandeling en begeleiding in diverse fasen: • • • • • rond diagnose vroege (stabiele) fase bij motorische fluctuaties bij cognitieve en gedragsstoornissen bij afhankelijkheid Rond diagnose • • • • Keuze wel / niet starten met medicatie Verwerken Perspectief bieden Patiënt en partner / omgeving betrekken In vroege, relatief stabiele fase • • • • Medicatie instellen en bijstellen Inrichten leven met chronische ziekte Keuzes maken Aandacht voor relatie, rollen Bij motorische fluctuaties • Veel aandacht voor medicatie keuze behandeling, complexe behandeling stiptheid, invloed voeding • Impact wisselingen op sociaal functioneren werk gezin contacten • Aantasting zelfstandigheid in off fases • Paramedische ondersteuning afstemmen Bij cognitieve en gedragsproblemen • Balans tussen medicatie voor motoriek en cognitie / gedrag • Inzicht geven in aard problemen, grenzen ‘aanspreekbaarheid’ patiënt • Draagkracht omgeving evalueren, zo nodig ontlasten • Ontregeling voor zijn, snel aanpakken (infecties, andere ziekten) Bij afhankelijkheid • Medicatie zo overzichtelijk mogelijk maken schema’s vereenvoudigen invloed op ‘andere functies’ beperken • Zorgbehoefte inventariseren en organiseren • Belasting thuis afstemmen op draagkracht • Steunpunt bieden