Verhalen over onderdrukking en bevrijding 1. Tussen het land van “ex” en het land van melk en honing A B ————————————————————————————————————————— D. Deroo 1 / 16 C Bekijk bovenstaande foto’s en beantwoord de onderstaande vragen 1. Welke personen zie je? Geslacht? Leeftijd, huidskleur, origine? 2. Wie zijn het? 3. 4. 5. Wat dragen de personen? Welke kledij, kenmerkende attributen of andere voorwerpen? Wat zegt dit mogelijks over hun persoonlijkheid, beroep of sociaaleconomische situatie? In welke houding en met welke gebaren worden de personen afgebeeld wat betreft hun lichaam, hoofd, gezicht, gelaatstrekken, andere lichaamsdelen? 6. Op welke gevoelens, innerlijke houding, activiteit kunnen deze wijzen? 7. Welke handelingen verrichten de personen? 8. 9. 10. Welke gebeurtenis wordt hier (mogelijk) uitgebeeld? Naar welk bijbelverhaal zouden de 3 foto’s eventueel kunnen verwijzen? Welk soort landschap zien we hier? Zijn er opvallende elementen? Welke functie hebben deze beeldelementen : enkel achtergrond of stoffering, uitdrukking van stemming, aangeven van handeling, symbolische betekenis? ————————————————————————————————————————— D. Deroo 2 / 16 Welk verband zie je tussen de drie foto’s? Zijn er gelijkenissen of verschillen? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2. Een verhaal over vluchtelingen Uit je land wegvluchten is verre van altijd makkelijk. Zeker wanneer je weinig geld hebt of aangewezen bent op hulp. Mensen verstoppen zich soms als verstekeling in boten, vliegtuigen, vrachtwagens… De reis kan dan erg gevaarlijk zijn, zelfs met fatale afloop. Wie het haalt en in België aankomt, kan “asiel” aanvragen bij de Dienst Vreemdelingenzaken in Brussel. Daar moet je vertellen waarom je gevlucht bent. Niet zelden vindt men dit verhaal twijfelachtig of onsamenhangend. Tachtig procent van de asielzoekers krijgt een negatieve beslissing. Wie is vluchteling? Je wordt als “vluchteling’ erkend als je in je land vervolgd wordt omwille van je nationaliteit, etnische afkomst, sociale groep, religieuze of politieke overtuiging. Veel mensen vluchten ook om aan de armoede te ontsnappen (om economische redenen) en dat laat men in principe niet toe. Als aan je verzoek tot verblijf een eerste, voorlopig positief gevolg wordt gegeven, ben je voorbij de beginfase. Dan begint de tweede fase. Via een nieuw interview en een uitvoerig onderzoek in je thuisland wordt onderzocht of je verhaal wel klopt. Na verloop van tijd zal het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen een definitief antwoord geven. Veel mensen beginnen nooit aan de asielprocedure. Omdat ze weten dat ze toch geen kans maken. Of ze stoppen met de procedure als ze een eerste negatief advies krijgen. Of ze doorlopen heel de procedure, maar krijgen uiteindelijk toch een “negatief”. Niet zelden duiken ze dan onder in de illegaliteit. Ze hebben geen papieren, mogen niet werken, krijgen geen OCMW-steun … bestaan eigenlijk officieel niet. In die situatie worden ze een gemakkelijk slachtoffer van uitbuiting: huisjesmelkerij, zwart en illegaal werk, prostitutie,… Vluchtelingen en mensen zonder papieren komen dagelijks in het nieuws. Hoe worden ze in de media voorgesteld? Wordt erbij verteld in welke ————————————————————————————————————————— D. Deroo 3 / 16 omstandigheden ze leven of aangetroffen worden? Zijn er personen die een schuld dragen voor hun situatie? Krijg je informatie over wie die mensen juist zijn? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… Wat zijn de oorzaken waardoor mensen vluchten en naar het Westen komen? Kan je deze oorzaken begrijpen? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ————————————————————————————————————————— D. Deroo 4 / 16 3. Een bijbels verhaal over vluchtelingen God reikt de hand Het Exodus verhaal: situering In de tijd van Jozef als onderkoning van Egypte zijn Jakob en zijn zonen in Gosen, een Egyptische provincie, gaan wonen. Daar hebben zij een groot nageslacht gekregen. Een farao (die Jozef niet gekend heeft) ziet de Hebreeën als een bedreiging en laat hen slavenarbeid verrichten. Ook geeft hij de opdracht dat alle Joodse baby's van het mannelijk geslacht moeten worden gedood. De vroedvrouwen Sifra en Pua weigeren dit. De joodse vrouw Jochebed krijgt een kind, maar uit vrees voor de farao, maakt zij een rieten mandje, stopt de baby daarin en brengt het naar de rivier. Daar wordt het mandje en de baby gevonden door de dochter van de farao. Zij noemt het kind Mozes. Mirjam, de zus van Mozes, weet de dochter van de Farao te overhalen dat hij de eerste jaren mag worden opgevoed door Jochebed. Als Mozes volwassen is ziet hij dat een Hebreeuwse slaaf wordt mishandeld door een Egyptenaar. Hij slaat de Egyptenaar dood en vlucht naar Midjan. Daar ontmoet hij Jetro en Mozes trouwt met zijn dochter Sippora. Mozes wordt schaapsherder. Een aantal jaren verstrijken en de farao van Egypte sterft. Op een dag ziet Mozes een brandende braamstruik en door de struik spreekt God tot hem dat hij zijn volk zal bevrijden uit de slavernij. Mozes is bang dat de Israëlieten hem niet zullen geloven. Ook is hij bang om te spreken. Daarom stuurt God Aäron, de broer van Mozes, hem tegemoet. Deze zal het woord voeren. Mozes en Aäron verschijnen voor de farao, maar in plaats van het volk te laten gaan, legt de farao een nog grotere last op hen. God stuurt de broers echter weer opnieuw naar de farao. Mozes en Aäron bezoeken de farao weer en laten het water van de Nijl in bloed veranderen. De farao geeft in eerste instantie toe om de Israëlieten te laten gaan, maar komt nadien op zijn beslissing terug. Zo gaat het een aantal keren, terwijl God steeds meer plagen op de farao en Egypte afstuurt. Kikkers, muggen, steekvliegen, etterende puisten bij mens en dier, veepest, zware hagel, sprinkhanen en duisternis. Bij de laatste plaag sterven alle eerstgeborenen. De Israëlieten ontkomen daaraan door een lam te slachten en het bloed ervan op de deurposten te smeren. Pas na de dood van alle eerstgeborenen laat de farao het volk gaan. Ze trekken richting de Schelfzee (dit is de bijbelse naam voor de Rode Zee). God gaat hen voor in een wolk. De farao krijgt echter opnieuw spijt van zijn beslissing en achtervolgt het volk met zijn leger. Maar de wolk daalt neer tussen het volk en het leger van de farao en voorkomt dat het Israëlitische volk wordt aangevallen. De dag ————————————————————————————————————————— D. Deroo 5 / 16 daarna gebruikt Mozes zijn staf waarmee hij de Schelfzee in twee splitst. Het volk kan naar de overkant trekken. Op het moment dat het leger van de farao de achtervolging weer inzet stroomt het water terug en komt een groot deel van het leger om. De Israëlieten zijn ontsnapt en bereiken de overkant. Bijbelfragment [5] Dan moet u, staande voor de HEER uw God, het woord nemen en zeggen: “Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan en, terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, een groot, machtig, talrijk volk geworden. [6] Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons onderdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden, [7] hebben wij tot de HEER, de God van onze vaderen, geroepen. En de HEER heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken. [8] Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met uitgestrekte arm, onder grote verschrikkingen, en met tekenen en wonderen. [9] Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land dat overvloeit van melk en honing. [10] Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die U, HEER, mij hebt geschonken.” Dan moet u die voor de HEER uw God neerleggen, u voor Hem neerbuigen [11] en samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, feestvieren vanwege al de weldaden die Hij aan u en aan uw huis heeft geschonken. Deut 26, 5-11 (Willibrordvertaling) Opdracht: Maak een tekening bij een bepaald fragment van dit bijbels verhaal. Dit kan een fragment zijn dat je aanspreekt of een beeld die je onmiddellijk voor ogen hebt. ————————————————————————————————————————— D. Deroo 6 / 16 4. Vergelijking bijbelverhaal - actueel verhaal Jezus reikt de hand Bijbelfragment: "Storm op meer" [22] Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd. [23] Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen. [24] De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. [25] Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. [26] Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. [27] Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ [28] Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ [29] Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. [30] Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ [31] Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ [32] Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. [33] In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon! Mt 14, 22-36 (Willibrordvertaling) ————————————————————————————————————————— D. Deroo 7 / 16 Actua: de bevrijding van de Chileense mijnwerkers in 2010 Aan het hachelijke avontuur in Chili (2010) waarbij 33 mijnwerkers op 622 meter diepte vastzaten, kwam na 69 dagen een einde. Eén voor één werden ze door reddingswerkers boven gehaald, na een booroperatie die mede dankzij sponsoring mogelijk werd gemaakt. De eerste kompel die de bovengrond bereikte was de 31jarige Florencio Avalos die, eens uit de reddingscapsule, onmiddellijk in de armen viel van zijn zevenjarig zoontje en zijn vrouw. Het waren ontroerende en onvergetelijke beelden. Dat hun avontuur lichamelijk en geestelijk veel heeft geëist, spreekt voor zich. Erik De Soir is crisispsycholoog van het Belgische leger en een expert inzake posttraumatische stress: “Hoe uitgelaten de sfeer ook is nu de mannen gered worden, de impact van wat er is gebeurd zal pas over weken of maanden duidelijk worden. Sommigen ontwikkelen onmiddellijk stress, anderen pas na maanden. Hen goed opvolgen en begeleiden is de boodschap.” De volgorde waarin de kompels naar boven komen was niet willekeurig. De twee eersten waren fysiek de sterksten. Mocht er iets misgelopen zijn, dan kon onderaan de capsule nog altijd een luik worden geopend om langs een touw terug in de mijn af te dalen. Daarna volgden de lichamelijk en mentaal zwaksten. En als laatste kwam de mentaal sterkste naar boven. Dat is Luis Urzúa, de 54-jarige ploegbaas van de mijnwerkers, die hen door de 66 dagen onder de grond heeft geloodst. ————————————————————————————————————————— D. Deroo 8 / 16 Filmfragment: bevrijding van de Chileense mijnwerkers Vragen betreffende “Storm op meer” en bevrijding van de Chileense mijnwerkers: 1. Situeer de beide verhalen. Waar vinden ze plaats? In welke tijd? Welke personages spelen een rol? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2. Vertel in een paar woorden waar het juist over gaat. Wat ervaren de personages? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 3. Welke gelijkenissen en verschillen vind je in de beide geschiedenissen? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 4. Welke betekenis van de bijbeltekst ben je op het spoor gekomen? Ben je de bijbeltekst anders gaan zien dan voorheen? Welke inzichten heb je opgedaan die voor jouw leven betekenis kunnen krijgen? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 5. Lied: “Suzanne” door Herman van Veen Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, duizend schepen gaan voorbij en toch wordt 't maar niet later, en je weet dat zij te gek is, want daarom zit je naast haar en ze geeft je pepermuntjes, want ze geeft je graag iets tastbaars en net als je haar wilt zeggen: 'ik kan jou geen liefde geven' komt heel de stad tot leven en hoor je meeuwen schreeuwen, je hebt steeds van haar gehouden, ————————————————————————————————————————— D. Deroo 9 / 16 en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant en je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand en Jezus was een visser, die het water zo vertrouwde, dat Hij zomaar over zee liep, omdat Hij had leren houden van de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken, Hij zei: ' Als men blijft geloven, kan de zwaarste steen niet zinken'. Maar de hemel ging pas open, toen Zijn lichaam was gebroken en hoe Hij heeft geleden, dat weet alleen die Visser aan 't kruis en je wilt wel met Hem meegaan, samen naar de overkant en je moet Hem wel vertrouwen, want Hij houdt al jouw gedachten in Zijn hand. Suzanne neemt je mee, naar een bank aan het water, je onthoudt waar ze naar kijkt, als herinnering voor later en het zonlicht lijkt wel honing, waaraan kinderen zich te goed doen en het grasveld ligt bezaaid met wat de mensen zoal weg doen, in de goot liggen de helden, met een glimlach op de lippen en de meeuwen in de lucht, lijken net verdwaalde stippen, als Suzanne je lachend aankijkt en je wilt wel met haar meegaan, samen naar de overkant en je moet haar wel vertrouwen, want ze houdt al jouw gedachten in haar hand. 1. Onderstreep waar in de liedtekst je kunt merken dat er sprake is van bevrijding. 2. Hoe kun je ertoe komen om de stap naar de overkant te zetten? 3. Wat als dit ontbreekt? 4. Wat biedt geloven in Hem? Hoe kun je Hem vertrouwen? ————————————————————————————————————————— D. Deroo 10 / 16 5. Welke symboolhandelingen uit het verhaal "Storm op meer" herken je in het lied? In moeilijkheden terechtkomen – geen houvast meer vinden – zich geroepen voelen – vertrouwen hebben – zich bevrijd weten - houvast gevonden hebben in het geloof. 6. Persoonlijke reflectie 1. Wat heeft die wenende vrouw meegemaakt, denk je? Breng dit in verband met de leerstof. 2. Wanneer 3. Kunnen kunnen jongeren zich onderdrukt/ weggedrukt voelen? mensen vormen van onderdrukking te boven komen? Waarom wel of niet? 4. Verdrukking van jezelf of anderen: doe je er iets aan, of blijf je er gelaten bij en laat je het zomaar gebeuren? 5. Heb je je zelf al eens verdrukt of geklemd gevoeld? Heb jij dit dan zelf (mee)veroorzaakt of is het jou overkomen, of wordt je het aangedaan? 6. Geraak je zelf uit verdrukking, helpen anderen je hierbij, heb je werkelijk hulp nodig? ————————————————————————————————————————— D. Deroo 11 / 16 BESLUIT In bijbelverhalen hebben handelingen en gebeurtenissen vaak een symbolische betekenis. Met beelden wordt naar een diepere werkelijkheid verwezen. Veel van deze verhalen gaan over verdrukking en de bevrijding die erop volgt door God of Jezus. In het verhaal "Storm op meer" uit het Nieuwe Testament stelt Jezus symboolhandelingen wanneer de leerlingen in paniek raken op de boot. De leerlingen verliezen hun houvast, maar kunnen vertrouwen op Jezus. Hij reikt de handen uit naar Petrus. Ook vandaag ervaren mensen dat ze handen aangereikt krijgen. Mensen rondom je heen kunnen je steunen, kunnen je met liefde omringen en kunnen je voldoende vertrouwen geven om vol te houden of nieuwe stappen te durven zetten. Christenen vertrouwen op God, een God die liefde geeft en van wie je steun kunt ervaren en krijgen. Geraadpleegde bronnen: Aerts L. Geloofsleer: De God van de Schriften, Hoofdstuk3: De God van het verbond (pag. 33-47) Lataire B. Leren lezen in de evangeliën, Verhaalstijl van het Mt-Evangelie. (pag. 45-46) Peersman M. Geloofsleer: Gods Geest en de Kerk, Hoofdstuk 1. A: De Kerk als probleem en last (pag.6-17) Van den Bossche S. Sacramenten en liturgie, Deel I: Over de betekenis van de sacramenten (pag. 1-34) ————————————————————————————————————————— D. Deroo 12 / 16 Evaluatie - Lees volgende teksten, beantwoord daarna de vragen 1. De processie van Janusz Korczak Janusz Korczak is een Poolse kinderarts die na WOI een weeshuis oprichtte voor joodse kinderen. Tijdens de Duitse bezetting verhuisde hij met het weeshuis mee naar het getto van Warschau. Op 5 augustus 1942 kwamen Duitse soldaten de kinderen ophalen voor deportatie, hoewel Janusz Korczak zelf niet mee moest met de deportatie, laat hij “zijn” kinderen niet in de steek en gaat hij met hen mee. Hij schonk er zijn leven voor. Een wonder gebeurde. Tweehonderd kinderen schreeuwden niet. Tweehonderd zuivere zielen huilden niet. Niet een van hen liep weg. Niemand probeerde zich te verbergen. Als getroffen zwaluwen klampten zij zich vast aan hun leraar en mentor, aan hun vader en broer, Janusz Korczak, omdat hij hen niet zou verlaten en hen zou bijstaan. Janusz Korczak liep voorop, het hoofd gebogen, met een kind aan elke hand, zonder hoed, een leren riem rond zijn middel en hoge laarzen dragend. Enkele verpleegsters werden gevolgd door tweehonderd kinderen, gekleed in schone en keurig verzorgde kleren. Van alle kanten waren de kinderen omringd door Duitse soldaten en politieagenten. 1a. Waar speelt het verhaal zich af? Wanneer? Wie van de personages zijn de onderdrukkers, de verdrukten en de bevrijder/ontfermer? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ————————————————————————————————————————— D. Deroo 13 / 16 1b. Op welke manier worden de onderdrukten bevrijd, gesteund, voelen ze zich door iemand niet in de steek gelaten? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 1c. Waarom gaat Janusz Korczak mee met de deportatie terwijl dit niet moet? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 1d. Waarom huilen of schreeuwen de kinderen niet tijdens de deportatie? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2. Jezus reikt de hand Hoe werden vrouwen behandeld in de tijd van Jezus? Het is geweten dat in Jezus’ tijd de sociale status van de vrouw niet danig verschilde van die van een slaaf. Zoals de slaaf hing de vrouw af van haar meester-echtgenoot en werd ze onderdrukt. Samen met het huis en de akker werd de vrouw gerangschikt onder de bezittingen van de man. Haar man kon haar verstoten als hij haar een scheidingsbrief meegaf. Zelf kon ze geen echtscheiding aanvragen. Heel haar leven moest ze onmondig blijven. Zij werd ook nooit aanvaard als getuige in een rechtszaak. De plaats van de vrouw was thuis; ze moest voor de kinderen zorgen, het huishouden beredderen en allerlei werkjes opknappen. Graan malen, brood bakken, water halen ————————————————————————————————————————— D. Deroo 14 / 16 aan de bron, wol of vlas spinnen, de vloer reinigen … het waren typische vrouwentaken. Als de vrouw toch genoodzaakt was om op straat te komen, moest ze zich zo onpersoonlijk mogelijk gedragen. Vandaar dat elke vrouw een sluier droeg. Als een vrouw een gesprek aanknoopte om bijvoorbeeld iets te vragen, moest men haar zo kort mogelijk antwoorden. In de synagoge had ze wel haar plaats, hoewel het toch van het aantal aanwezige mannen afhing of de dienst kon plaatshebben. Minstens 10 mannen moesten aanwezig zijn. Vrouwen werden ook vlugger van overspel beticht. De man deed geen overspel als hij gemeenschap had met een ongehuwd meisje. Maar de vrouw brak haar huwelijksband telkens wanneer zij met een andere man, ook een ongehuwde, betrekking had. Vrouwen trekken met Jezus mee [1] In de tijd die daarop volgde trok Hij door steden en dorpen om de goede boodschap van het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden Hem, [2] en ook enkele vrouwen, die van boze geesten en ziekten genezen waren – Maria van Magdala, uit wie zeven demonen waren weggegaan, [3] Johanna, de vrouw van Chusas, een hoge beambte van Herodes, en Susanna – en nog vele andere vrouwen, die hen uit eigen middelen onderhielden. LC 8, 1-3 (De Nieuwe Bijbelvertaling) 2a. Waar speelt het verhaal zich af? Wanneer? Wie van de personages zijn de onderdrukkers, de verdrukten en de bevrijder? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2b. Op welke manier worden de onderdrukten bevrijd, gesteund, voelen ze zich door iemand nabij? …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………. 2c. Welke houding namen de joden aan? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2d. Hoe verrassend anders handelde Jezus? Wat is bevrijdend aan zijn opstelling? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ————————————————————————————————————————— D. Deroo 15 / 16 2e. Welk verhaal of gebeurtenis ken jij nog waarin sprake is van verdrukking en bevrijding? Dit kan iets zijn uit je eigen omgeving of iets uit de actualiteit. Over welke mensverdrukkende omstandigheden gaat het en licht toe? Wie of welke organisatie komt voor hen op? Op welke manier werd er bevrijdend gehandeld? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… 2f. Hoe reageer jij tegen onderdrukking en mensonwaardige omstandigheden? Op welke manier help jij? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………… ————————————————————————————————————————— D. Deroo 16 / 16