DD-NR 0801-101 Regelingen en voorzieningen CODE 5.2.5.71 vervallen: het bericht 'Aandelenleasecontract kan worden gezien als huurkoop ', datumnr 0502-159 Enige jurisprudentie over effectenlease-overeenkomsten bronnen Prg, afl. 4/5, 2007 Enige jurisprudentie over effectenlease-overeenkomsten Inleiding Het aardige van de winstverdriedubbelaar is dat met een geleende som geld, voor de contractant effecten worden gekocht, die uiteindelijk na een explosieve stijging van de koersen voldoende zouden opbrengen om de lening, de rente en de contractant te betalen. Helaas zijn de koersen niet gestegen, zodat consumenten met verlies worden geconfronteerd; de aandelen worden verkocht en de lening blijft. Het gevolg was een niet-afbrekende stroom lagere jurisprudentie.1 In mijn artikel 'Winstverdriedubbelaar van Legio Lease, 3 keer nietig', Prg. 2005, p. 511 e.v. zijn drie vonnissen behandeld waarin is geoordeeld, dat de winstverdriedubbelaarsovereenkomst nietig is, wegens 1) het ontbreken van de toestemming van de echtgenote van de contractant, 2) strijd met de huurkoopwetgeving en 3) strijd met de Wet op het consumentenkrediet. In dit onderzoekje zijn ruim honderd uitspraken bestudeerd en in rubrieken verdeeld. Van elke rubriek wordt een vonnis in dit nummer van de Praktijkgids gepubliceerd. Toestemming ex art. 1:88 In acht vonnissen werd de overeenkomst vernietigd, omdat de partner van de contractant niet de in art. 1:88 BW benodigde toestemming heeft gegeven. In Ktr. 's-Hertogenbosch 14 oktober 2005, LJN AU5542 achtte de rechter het verweer van Dexia tardief, omdat zij pas bij dupliek in conventie stelde dat partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet-gehuwd waren.2 Ook het beroep op verjaring werd verworpen. Als gevolg van art. 1:89 en 3:52 lid 2 aanhef en sub d BW is het beroep op het ontbreken van de toestemming aan een verjaringstermijn van drie jaren onderworpen, zij het dat de verjaringstermijn ingaat op het moment dat de partner op de hoogte had kunnen zijn van het sluiten van de overeenkomst. Vgl. Ktr. Dordrecht 13 oktober 2005, LJN AU4663. In repliek heeft Dexia gesteld dat de echtgenoot wel toestemming heeft gegeven en dat hij van meet af aan op de hoogte had moeten zijn van het bestaan van de overeenkomst. In de eerste plaats, omdat de maandelijkse afbetaling op de bankafschriften staat en in de tweede plaats, omdat de familie over dit soort overeenkomsten met elkaar (aan tafel) praat. De rechter vond het verweer suggestief en onvoldoende door feiten onderbouwd. Daarbij komt dat de toestemming van de echtgenoot schriftelijk moet worden gegeven, indien de wet voor het verrichten van een rechtshandeling een vorm voorschrijft. Op grond van art. 7A:1576i lid l BW moet een overeenkomst van huurkoop bij authentieke of onderhandse akte worden aangegaan. Dit vormvoorschrift geldt dan ook voor de toestemming van de echtgenoot. Een tardief verweer wordt niet altijd gepasseerd. Zo oordeelde de kantonrechter te Alkmaar op 9 november 2005, nr. 167074/04-3164 in r.o. 15: 'het standpunt van Dexia dat gedaagde zich in deze procedure niet op vernietiging zou kunnen beroepen, is onjuist. Uit het bepaalde in art. 3:51 lid 3 BW kan immers worden afgeleid dat bij wijze van verweer in rechte door ieder te allen tijde een beroep kan worden gedaan op het-reeds-vernietigd-zijnvan de overeenkomst waarop de rechtsvordering is gebaseerd'. Zie ook Ktr. Alkmaar 9 november 2005, nr. 169530/04-3620, Ktr. Alkmaar 15 juni 2005, Prg. 2005, 17. Wellicht ten overvloede merk ik op dat alleen de echtgenote een beroep op het ontbreken van de toestemming kan doen en dus partij moet zijn in de procedure (zie noot 2, r.o. 5.1). 1 Zie: Effectenlease-special, N/F 2004, afl. 31 waarin 46 uitspraken zijn opgenomen. 2 In Rb. Dordrecht 26 juni 2006, LJN AX9541 trof het verweer doel, omdat partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van tafel en bed waren gescheiden. 1 CODE 5.2.5.71 Regelingen en voorzieningen DD-NR 0801-101 In Ktr. Utrecht 2 maart 2005, Prg. 2005,17 overwoog de kantonrechter dat de overeenkomst van Groeivermogen niet kan worden aangemerkt als een overeenkomst van koop op afbetaling (huurkoop), omdat de aandelen niet worden geleverd, doch alleen aan het eind van de overeenkomst de koerswinst(verlies) wordt verrekend. Art. 1:88 en 1:89 BW zijn niet van toepassing. Zo ook Ktr. Utrecht 2 maart 2005, Prg. 2005,139. Huurkoop 7A:1576h Huurkoop is koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is. Volgens Ktr. Utrecht 11 mei 2005, Prg. 2005,178 kan de effectenlease-overeenkomst van Aegon niet worden aangemerkt als huurkoopovereenkomst, omdat geen sprake is van aflevering en eigendomsoverdracht. De effecten staan op naam van Stichting Aegon en worden niet geleverd en ook niet op naam van de contractant gesteld. Zie ook Ktr. Utrecht 2 maart 2005, LJN AT4046, Ktr. Utrecht 2 maart 2005, Prg. 2005,17, en Ktr. Utrecht 2 maart 2005, Prg. 2005,139. Anders oordeelde Rb. Utrecht 4 februari 2004, Prg. 2004, 6187 die de zaak verwees naar de kantonrechter, omdat het contract van Dexia als een huurkoopovereenkomst moet worden aangemerkt. Volgens de rechtbank worden de effecten eigendom van P. na betaling van de koopsom. De rechtbank overwoog in r.o. 4.4 dat de levering van effecten niet in stoffelijke vorm plaatsvindt, maar ingevolge art. 17 Wet giraal effectenverkeer door bijschrijving op naam van de verkrijger in de administratie van de betrokken instelling. Bovendien heeft de gebruiker vanaf het sluiten van de overeenkomst het voor huurkoop kenmerkende gebruiksrecht van het huurkoopobject en daarmee het economische risico gekregen. Zie ook Ktr. Dordrecht 13 oktober 2005, LJN AU4663, die in r.o. 8.3. overwoog dat in de voorwaarden van Dexia staat dat Dexia verplicht is de aandelen aan de contractant te geven, dan wel onverwijld na de aankoop op zijn naam te schrijven. De totale leasesom dient te worden beschouwd als de koopprijs, die in maandelijkse (rente) betalingen wordt voldaan, zodat sprake is van koop op afbetaling in de zin van 7A:1576 lid 1 BW. Inmiddels heeft de AFM vastgesteld, dat Dexia daadwerkelijk aandelen heeft gekocht en behouden t.b.v. de effectenlease-cliënten, zoals hieronder zal blijken. Consumentenkrediet In de Wck wordt onder een kredietovereenkomst verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de kredietgever aan een kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a Wck). Volgens Ktr. Arnhem 14 oktober 2005, LJN AU4348 voldoet de Dexiaovereenkomst aan bovengenoemde definitie. Het beroep van Dexia op de uitzonderingsregel van art. 4 lid l onder c Wck waarin staat dat de effectenbelening niet onder de werking van de Wck valt, heeft niet mogen baten. De kantonrechter overwoog in r.o. 7 dat uit de MvT blijkt dat de regering de effectenbelening niet onder de Wck heeft willen brengen, omdat ‘de bestendige praktijk is dat de lening niet groter mag zijn dan 70% van de waarde van de effecten', aan welk criterium de Dexia-overeenkomst niet voldoet. Van effectenbelening is evenmin sprake, omdat de effecten pas aan het eind van de lening worden geleverd. Onder verwijzing naar Rb. Almelo 2 februari 2005, LJN AS4746 overwoog de kantonrechter dat Dexia niet over een vergunning in de zin van art. 9 Wck beschikte, zodat de Dexiaovereenkomst in overeenstemming met art. 3:40 BW nietig is. Zie ook Ktr. Arnhem 14 oktober 2005, LJN AU4342, AU4345, AU4346, Ktr. Maastricht 24 augustus 2005, LJN AU3847, Ktr. Arnhem 19 oktober 2005, LJN AU4519, Ktr. Utrecht 29 maart 2006, n.g. nr. 428826 CU EXPL 05-8907 FT, Rb. Dordrecht 26 juni 2006, LJN AX9541. Een beroep op de Wck is kennelijk niet noodzakelijk. In Ktr. Utrecht 16 maart 2005, Prg. 2005,17 overwoog de kantonrechter ambtshalve (r.o. 7) dat de Wck van toepassing is. Volgens de rechter is sprake van een relevante vorm van consumentenkrediet, als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waardoor de effectenleaseconstructie door consumenten wordt opgevat als een voor iedereen toegankelijke manier om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen. 'Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot Verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden aangeschaft vóórdat de eigendom is overgedragen.' Zie ook Ktr. Utrecht 17 augustus 2005, Prg. 2005, 23. 6:278 BW In de hier genoemde uitspraak van Ktr. Arnhem 14 oktober 2005, LJN AU3448 achtte de rechter de Dexia-overeenkomst nietig, zodat met terugwerkende kracht de rechtsgrond aan de overeenkomst komt te ontvallen en wat op grond van de overeenkomst is betaald als onverschuldigd kan worden teruggevorderd (6:203 lid 1). Volgens de kantonrechter is het naar maatstaven van redelijkheid en 2 DD-NR 0801-101 Regelingen en voorzieningen CODE 5.2.5.71 billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel in het nadeel van Dexia teniet wordt gedaan (r.o. 10). Het door de kantonrechter gehanteerde argument voor dit oordeel, dat de zaak in rechte niet aan de orde zou zijn gekomen, als de waarde van de aandelen zouden zijn gestegen, komt mij juridisch niet houdbaar voor. De overweging dat partijen op grond van art. 6:278 BW ieder de helft van de restschuld moeten dragen, is m.i. een Salomons oordeel. Beter gemotiveerd is Ktr. Utrecht 29 maart 2006, n.g., nr. 428826 CU EXPL 05-8907 FT3, die overwoog dat de consument zich bewust moet zijn geweest dat aan een belegging koersrisico's kleven, zodat hij heeft moeten weten dat de inleg verloren zou kunnen gaan. De waardedaling van de aandelen dient ten dele (het deel van de inleg) voor rekening van de consument te blijven. Zie Ktr. Utrecht 16 maart 2005, Prg. 2005,17 en Ktr. Utrecht 17 augustus 2005, Prg. 2005, 23. Ktr. Maastricht 24 augustus 2005, LJN AU3847 die in gelijke zin over de Wek oordeelde en het beroep van Dexia op art. 6:278 BW niet heeft gehonoreerd, omdat gedaagde niet bewust de kans op koersverlies heeft genomen en niet is gewezen op die mogelijkheid, daar Dexia gebruik heeft gemaakt van Veilige prognoses'. Dwaling 6:228 BW In Ktr. Leeuwarden 26 mei 2005, Prg. 2005,137 oordeelde de kantonrechter dat geen sprake van dwaling kan zijn, omdat de advertentiekosten niet als misleidend kunnen worden aangemerkt. Bovendien vertrouwden velen destijds blind op een verdere stijging van de beurs die zich feitelijk gedurende enkele jaren voordeed. In Ktr. Dordrecht 13 oktober 2005, LJN AU4660 acht de kantonrechter ook geen dwaling aanwezig, omdat gedaagde, die stelt dat hij de inhoud van de overeenkomst niet heeft begrepen, had moeten twijfelen over de strekking van de vermelding van de bedragen in de overeenkomst. Door geen vragen te stellen, dient de dwaling voor zijn rekening te blijven. In Rb. Amsterdam 12 juli 2007, LJN AY3780 wordt het beroep op dwang/bedreiging, bedrog/misleiding en misbruik van omstandigheden afgewezen, 1) omdat de aankondiging tot het nemen van incassomaatregelen niet als dwang/bedreiging in de zin van art. 3:44 lid 2 BW kan worden beschouwd, 2) dat geen sprake is van bedrog in de zin van art. 3:44 lid 3 BW, aangezien geen sprake is van het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen, het opzettelijk verzwijgen van relevante informatie of andere kunstgrepen en 3) niet is gebleken dat eiseres in een zo grote financiële dwangpositie verkeerde, dat zij het aanbod van Dexia tot aanvaarding van de coulanceregeling niet kon weigeren. Misleidende reclame In de advertentieteksten van Dexia staat steevast een waarschuwing in de trant van 'resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst'. Uit Ktr. Leeuwarden 26 mei 2005, Prg. 2005,137 blijkt dat gedaagde heeft verzuimd aan te geven in welke krant zij de bedoelde advertenties heeft gezien. Het verweer is in te algemene termen verpakt, zodat de kantonrechter uitgaat van de door Dexia overgelegde advertentieteksten. In deze advertenties wordt meer nadruk gelegd op de mogelijkheid van winst, dan op het risico van verlies. Binnen zekere grenzen is overdrijving echter onrechtmatig, in het bijzonder indien de overdrijving gemeten naar de maatstaf van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument niet misleidend is. Het enkele feit dat de naam van het product (winstverdubbelaar) slechts de positieve aspecten van het product noemt, is onvoldoende om te oordelen dat de naam van het product in samenhang met de inhoud van de advertentie misleidend is. Ten aanzien van de rente en de kosten en de optie als vangnet overwoog de kantonrechter dat de advertentie onvolledig doch niet misleidend is, in de zin van art. 6:194 BW. De Ktr. Dordrecht oordeelde op 13 oktober 2005, LJN AU2660 dat in de, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ter beschikking gestelde folder, slechts een risico van terugbetaling van de lening na het verstrijken van de loontijd wordt genoemd. Maar het risico wordt gerelativeerd, waardoor de brochure onvoldoende duidelijkheid biedt. De in algemene bewoordingen gestelde waarschuwingen zijn evenmin voldoende in dit verband (r.o. 7.7). Zorgplicht De Ktr. Leeuwarden heeft op 26 mei 2005, Prg. 2005,17 geoordeeld dat Dexia zich er niet van heeft vergewist dat gedaagde zich bij het aangaan van de overeenkomst van de gebonden gevaren bewust was. Ook heeft Dexia gedaagde niet gewezen op de risico's die voor haar aan het beleggen met geleend geld zijn verbonden, zoals het risico van daling van de koersen. Door het schenden van deze bijzondere op Dexia rustende zorgplicht heeft Dexia onrechtmatig gehandeld. Ktr. Dordrecht 13 oktober 2005, LJN AU4660 kwam tot een gelijk oordeel: hij volgde daarbij de uitspraak Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005, LJN AS4115. Volgens de kantonrechter is een instelling als Dexia tot een bijzondere zorgplicht gehouden, jegens particuliere, niet professionele cliënten (vgl. HR 31 mei 1991, NJ1991,647 3 Zo ook Ktr. Utrecht 29 maart 2006, nr. 396669 CU EXPL 05-975 FT en Ktr. Utrecht 29 maart 2006, nr. 398486 CU EXPL 05-1398 FT 3 CODE 5.2.5.71 Regelingen en voorzieningen DD-NR 0801-101 en HR 26 juni 1998, NJ 1998,129). Overeenkomstig art. 24 aanhef en onder b Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 95) en art. 25 Nadere Regeling 1990 (NR 1990) dient een effecteninstelling in het algemeen te handelen in het belang van zijn cliënt. De effecteninstelling dient informatie in te winnen over de financiële positie van de cliënten, hun ervaring met beleggingen in financiële instrumenten en hun beleggingsdoelstellingen voor zover dit redelijkerwijs relevant is bij de uitvoering van de door de effecteninstelling te verrichten diensten. Krachtens art. 33 NR1999 rust op Dexia de plicht om gedaagde op passende wijze gegevens en bescheiden te verschaffen, die nodig zijn voor een adequate beoordeling van de door de effecteninstelling aangeboden diensten en de financiële instrumenten waarop die diensten betrekking hebben. Met andere woorden: Dexia dient te vragen naar de financiële omstandigheden van haar wederpartij en zich ervan te vergewissen dat deze wederpartij inzicht heeft in het gevaar verbonden aan de effectenleaseovereenkomst. Indien uit deze gegevens blijkt dat een effectenleaseover-eenkomst niet in het belang is van de cliënt, dient Dexia het aangaan van de overeenkomst te ontraden. In deze zaak is niet gebleken dat Dexia heeft geïnformeerd naar de financiële positie van gedaagde, noch dat zij een cliëntenprofiel, hoe eenvoudig ook, heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat Dexia specifieke omstandigheden van gedaagde kende (...). De kantonrechter gelast een comparitie, omdat geen van de partijen zich over de persoonlijke omstandigheden heeft uitgelaten. Ktr. Utrecht 29 maart 2006, nr. 356595 CU EXPL 04-4127 FT, oordeelde tevens dat Dexia zich niet kan verschuilen achter een tussenpersoon, omdat de tekortkoming van de tussenpersoon ex art. 6:76 BW moet worden toegerekend aan de opdrachtgever. Het is niet van belang of de tussenpersoon kan worden beschouwd als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. Het gaat erom dat de bemiddeling is geschied ten voordele van de opdrachtgever. In deze zaak oordeelde de kantonrechter geen eigen schuld van de wederpartij aanwezig. Dexia werd wegens onrechtmatig handelen veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat.4 Duisenberg-regeling Eind april 2005 heeft W. Duisenberg een regeling bereikt, die voorziet in een vergoeding van een aanzienlijk deel van de restschuld. Volgens de sites heeft een ruime meerderheid van de cliënten voor de regeling gestemd. Op www.leaseverlies.nl, www.juridico.nl en talloze andere sites is de Duisenbergregeling te vinden. Voor de overeenkomsten die zijn beëindigd vóór 1 mei 2005 wordt 2/3 deel van de restschuld vergoed. Lopende overeenkomsten kunnen worden afgekocht op 2/3 korting van de restschuld. In het algemeen zijn de betrokkenen hun inleg definitief kwijt. Indien de partner of echtgenoot niet heeft meeondertekend, wordt de hele restschuld kwijtgescholden, mits de partner binnen 3 1/2 jaar na het afsluiten van de overeenkomst een schriftelijk beroep op vernietiging heeft gedaan. M.i. heeft Duisenberg geen rekening gehouden met het feit dat de verjaringstermijn pas gaat lopen op het moment dat de partner kennis heeft genomen van het contract. Zoals hierboven staat, neemt de rechter geen genoegen met de stelling dat de echtgenoot/partner kennis heeft moeten nemen van het bestaan van de overeenkomst, omdat hij/zij dat heeft behoren te weten. In zaken waar de partner geen schriftelijke toestemming heeft gegeven, dient te worden overwogen of een beroep op de nietigheid niet vruchtbaarder zal zijn, dan de aanvaarding van de Duisenberg-regeling. M.i. geldt dat ook voor die zaken waar de partner wel een beroep op de nietigheid heeft gedaan, omdat een nietige overeenkomst beter is, dan betaling van 1/3 deel restschuld en het verlies van de inzet. Volgens Dexia wordt de Duisenberg-regeling breed gedragen, zodat zij, samen met de Stichtingen Leaseverlies en Eegalease, de Consumentenbond en de Vereniging van Effectenbezitters op 18 november 2005 een verzoek heeft ingediend bij het Hof Amsterdam om de regeling verbindend te verklaren overeenkomstig de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). Op grond van deze wet worden alle, ook nieuwe, procedures opgeschort, totdat op het verzoek is beslist (art. 1015 lid 1 jo. 225 lid 2 Rv). Het lijkt mooier dan het is, want Rb. Arnhem 11 januari 2006, LJN AV3342 overwoog dat de schorsing ziet op een procedure die niet een schadevergoeding betreft en aangezien de vordering van eiser betrekking heeft op onrechtmatig handelen van Dexia (en de Bureau Krediet Registratie te Tiel), erga op schadevergoeding, is voldoende aannemelijk dat Dexia's verzoek bij het Hof Amsterdam niet tot toewijzing kan leiden. Zie ook Ktr. 's-Gravenhage 25 januari 2006, LJN AV7334, die overwoog dat iedere aandelenlease weer anders is en op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Het onderhavige wangedrocht van samengestelde overeenkomsten vormt een grove en derhalve onrechtmatige, nalatigheid van Dexia die in haar zorgplicht jegens eisers is tekortgeschoten. De depotconstructies van Dexia vallen niet onder de Duisenberg-regeling, hetgeen bovendien wordt bevestigd door de website van Dexia, aldus de kantonrechter. Anders Rb. Arnhem 22 maart 2006, LJN AW2830 die overwoog dat de Duisenberg-regeling ziet op de volledige financiële afwikkeling van aandelenovereenkomsten en daarmee op het geschil tussen partijen in volle omvang, dus ook op de vorderingen als die van eiser. Aan de 4 Vgl. tevens Rb. Utrecht 5 april 2006, LJN AW0817 en Rb. Utrecht 26 april 2004, LJN AW7005. 4 DD-NR 0801-101 Regelingen en voorzieningen CODE 5.2.5.71 voorwaarde voor hervatting ex art. 1015 lid 2 aanhef en sub a Rv is niet voldaan, zodat het geding niet kan worden hervat. Bovendien ziet de Wet Collectieve Afhandeling Massaschade ook op aandelenleasegeschillen. Autoriteit Financiële Markten Op 20 juni 2006 heeft het Hof Amsterdam, LJN AX8970 de AFM benoemd tot deskundige voor het verrichten van een onderzoek naar de vraag of Dexia de aandelen die zij zegt te hebben aangekocht, inderdaad heeft aangekocht en behouden ten behoeve van de cliënt. De zaak heeft betrekking op een verzoek van Dexia en een aantal belangenorganisaties strekkende tot verbindendverklaring van de Duisenberg-regeling. Op www.rechtspraak.nl staat het verslag (39 p.) van de AFM. De AFM overwoog dat bij certificaatproducten Dexia niet de verplichting op zich heeft genomen om t.b.v. haar cliënten aandelen te verwerven en te behouden (p. 15). Anders ligt dat bij niet-certificaatproducten. De AFM heeft vastgesteld dat Dexia gedurende de periode van december 2000 t/m december 2005 ten behoeve van de afnemers van de door haar aangeboden effectenleaseproducten de aandelen waarop die producten betrekking hebben tijdig heeft geleverd en behouden op de daarvoor bestemde depotrekeningen bij RBC Dexia (p. 5,19, 23 en 24). Verder heeft de AFM vastgesteld dat aandelen t.b.v. effectenleasecliënten werden bijgeschreven op naam van Dexia in de administratie van de bij Euroclear Nederland aangesloten instelling RBC Dexia. Volgens de AFM zou het mogelijk kunnen zijn dat geen voorwaardelijke, maar een onvoorwaardelijke bijschrijving van de aandelen ten gunste van de effectenleasecliënten van Dexia heeft plaatsgevonden. De AFM heeft geen onderzoek verricht naar de juridische implicaties van deze mogelijkheid (p. 7). Diversen Wet bescherming persoonsgegevens Aangezien Dexia zich geconfronteerd ziet met een groot aantal inzagenverzoeken, waarvan de beantwoording disproportioneel hoge administratieve lasten veroorzaakt, weigert Dexia haar medewerking aan een verzoek van inzage, met afgifte van stukken van het door Dexia gemaakte dossier, waaronder het risicoprofiel, de aankoopbewijzen van de in de effectenlease-overeenkomst genoemde aandelen, afschriften van dividenduitkeringen en de overige van toepassing zijnde documenten. Het Hof Arnhem 28 februari 2006, LJN AV7695 overwoog dat de WBP, die voortvloeit uit de richtlijn 95/46/EG van 23 november 1995 (PbEG L 281) ten doel heeft om betrokkene in de gelegenheid te stellen na te gaan of de hem betreffende persoonsgegevens op een - in de zin van art. 1 aanhef en onder d WBP verantwoorde manier worden verwerkt. Op grond van art. 35 WBP heeft betrokkene recht op inzage in persoonsgegevens, zodat Dexia misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) maakt, door geen gehoor te geven aan het verzoek. Tegen de soortgelijke beschikking van het Hof 's-Hertogenbosch (LJN AV011) heeft Dexia verlof verzocht om cassatieberoep in te stellen, welk verlof is gegeven. Zie Hof 'sHertogenbosch 7 februari 2006, LJN AW2630 en Hof 's-Hertogenbosch 7 februari 2006, LJN AW2638. Algemene voorwaarden en ingebrekestelling Het verweer dat Dexia niet gerechtigd is de overeenkomst te beëindigen en de aandelen te verkopen, aangezien geen aanmaning nog een ingebrekestelling is ontvangen, trof doel in Ktr. Dordrecht 20 maart 2006, LJN AV5863, omdat Dexia zich had moeten vergewissen of de door haar, of namens haar door Intrum Justitia verzonden aanmaningen gedaagde hadden bereikt. Dat gedaagde heeft nagelaten zijn adreswijziging aan Dexia mee te delen, is niet van belang. Gedaagde verkeerde niet in verzuim. Mr. AJJ. van der Heiden 5