Algemene psychologie

advertisement
Vragen
Algemene psychologie
Het palet van de psychologie, Jakop Rigter (ISBN 9062830307, derde druk, 2005)
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
14)
15)
16)
17)
18)
19)
20)
21)
22)
De opvatting dat de mens meer is dan de som der delen past binnen de algemene
systeemtheorie. (36)
Volgens het biopsychosociaal model hebben factoren die zich afspelen op het psychische
niveau invloed op factoren die zich op het biologische niveau afspelen. (39)
Somatische klachten kunnen verklaard worden door factoren die zich afspelen op het
psychische niveau binnen het biopsychosociaal model. (39)
De begrijpende (verstehende) methode binnen de psychologie wordt ook wel de “harde”
kant van de psychologie genoemd en correspondeert met voornamelijk het mechanistische
mensbeeld. (30)
Vooral binnen het behaviorisme speelt de “zachte” kant van de psychologie een grote rol.
(30)
“Wat is de zin van het leven” is een vraag die binnen het organistisch mensbeeld hoort. (29)
De meest voor de handliggende volgorde van de drie functies van een theorie is: verklaren,
voorspellen en systematiseren. (19)
Een voorbeeld van een non-directieve vorm van hulpverlening is terug te vinden in het
behaviorisme. (24)
Volgens het mechanistische en het organistische mensbeeld is het gedrag van mens en
dier met elkaar op onderdelen te vergelijken. (28)
Het personalistische mensbeeld legt de nadruk op de interactie tussen mens en omgeving.
(29)
De hermeneutische methode kijkt naar wat gedrag, gebeurtenissen en situaties voor
mensen betekenen en interpreteert dat met behulp van een theorie. (31)
Een mensbeeld is een beschrijving van kenmerkende eigenschappen en definieert tevens
een doelbeeld van de mens. (25)
De natuurwetenschappelijke benadering van Freud’s psychoanalyse is een toepassing van
het mechanistische mensbeeld en de “romantische” benadering van het personalistische
mensbeeld. Hierdoor wordt de psychoanalyse dualistisch genoemd. (53)
De psychoanalyse verklaart gedrag uitsluitend op het psychische niveau uit het
biopsychosociaal model en verwaarloosd hiermee biologische en sociale invloeden. (57)
Het voorbewuste bevat alle kennis, emoties en gedachten die op dat moment onder de
aandacht spelen. (58)
Binnen de psychoanalyse speelt het Superego in het verklaren van het ontstaan van een
depressie een belangrijke rol. (74)
In vergelijking met bijv. de humanistische psychologie is het psychoanalytisch mensbeeld
nogal pessimistisch van aard. (55)
In het ontstaan van de theorie in de psychoanalyse hebben de ervaringen uit de praktijk
weinig invloed had. (52)
De mate waarin tegenoverdracht plaats vindt is mede afhankelijk van de gevoelens van de
hulpverlener. (83)
Een overdrachtsreactie is een gedragspatroon uit het verleden en is niet in
overeenstemming met de realiteit van de situatie. (81)
Verdedigingsmechanismen vinden zelden bewust plaats. (78)
Het verschil tussen de verdedigingsmechanismen projectie en verplaatsing is dat het bij
verplaatsing gaat om eigen onbewuste gevoelens die aan een ander toegeschreven
worden, terwijl het bij projectie juist gaat om het projecteren van gevoelens van de ene naar
de andere situatie of persoon. (80)
Rob Gommans – oktober 2005 – [email protected]
1
Vragen
Algemene psychologie
Het palet van de psychologie, Jakop Rigter (ISBN 9062830307, derde druk, 2005)
23)
24)
25)
26)
27)
28)
29)
30)
31)
32)
33)
34)
35)
36)
37)
38)
39)
40)
41)
42)
43)
Tijdens de psychoseksuele ontwikkeling van kinderen kan het fenomeen fixatie een
geruststellende rol vervullen (63)
Ware gevoelens niet onder ogen durven zien en in plaats daarvan agressief gedrag
vertonen is te verklaren a.d.h.v. het verdedigingsmechanisme “Ageren”. (79)
Centralisme speelt een grotere rol dan het periferalisme in de behavioristische benadering
van gedrag. (98)
Als positief straffen niet leid tot het afnemen/verdwijnen van ongewenst gedrag, is dat een
teken dat er niet hard genoeg gestraft wordt en moet er dus harder gestraft worden. (113)
De wet van het effect omschrijft dat de frequentie waarin gedrag optreed mede afhankelijk
is van de consequenties die op dat gedrag volgen. (105)
Een straf is voor de persoon die deze ontvangt altijd onprettig. (113)
Cognitieve processen spelen bij het verklaren van een depressie een grote rol. Omdat deze
niet objectief te bestuderen zijn is een depressie niet volledig a.d.h.v. behavioristische
opvattingen te verklaren. (117)
Aangeleerde hulpeloosheid kan ontstaat door de leerwetten van het model-leren. (118)
Volgens het behaviorisme heeft gedrag altijd consequenties. (128)
Meer aandacht schenken aan “normaal” gedrag heeft als consequentie dat problematisch
gedrag eveneens toeneemt. (122)
Iemand overmatig belonen is volgens het operant conditioneren een vorm van een
negatieve beloning. (110)
Net zoals in de psychoanalyse wordt er in het behaviorisme ook een onderscheid gemaakt
tussen volwassenen en kinderen. De leerprincipes zijn bij volwassenen anders dan bij
kinderen. (99)
Het behaviorisme is een organistische visie op de mens omdat gedrag te ontleden is in
allerlei kleinere stimuli (oorzaak) - respons (gevolg) verbindingen. (100)
Een beloningssysteem heeft als kenmerk dat een cliënt minder controle over & invloed op
zijn omgeving krijgt. (126)
De theorieontwikkeling van Rogers liep in 3 fasen, van de non-directieve periode naar de
person-centered therapy, naar uiteindelijk de client-centered therapy. (144)
Volgens de humanistische psychologie veroorzaakt incongruentie psychische problemen,
doordat mensen leven naar de waarden & normen van anderen (voorwaardelijke liefde)
welke niet overeenkomen met hun eigen opvattingen. (152)
Het is voor een familielid van een cliënt makkelijker om empatisch te reageren dan voor een
hulpverlener, omdat een familielid zich beter en sneller kan inleven in de belevingswereld
van de cliënt omdat hij/zij de cliënt beter kent. (154)
Aspecten van de organistische visie op de mens zijn ook terug te vinden in de theorie van
de humanistisch psychologie, ondanks dat de humanistische psychologie als een
personalistisch visie beschouwd wordt. (140)
Werden in de psychoanalyse jeugdervaringen zwaar meegeteld, in de humanistische
psychologie is er geen aandacht voor de geschiedenis van de cliënt. (140)
De mogelijkheden van de cliënt benadrukken en vertrouwen hebben in zijn/haar eigen
kunnen zijn opvattingen die erg passen binnen de non-directieve periode binnen de
theorievorming van Rogers. (143)
De sociale invloeden die door humanisten tegenwoordig gezien worden hebben betrekken
op de noodzaak van een accepterende en ruimtebiedende situatie om de groei (weer) op
gang te brengen. (147)
Rob Gommans – oktober 2005 – [email protected]
2
Vragen
Algemene psychologie
Het palet van de psychologie, Jakop Rigter (ISBN 9062830307, derde druk, 2005)
44)
45)
46)
47)
48)
49)
50)
51)
52)
53)
54)
55)
56)
57)
58)
59)
60)
61)
62)
63)
64)
Met het interne dialoog in de rogeriaanse theorie wordt bedoeld de interactie tussen het
denken en (communicatief) handelen. (149)
Congruentie en transparantie bij de hulpverlener zijn beide noodzakelijk voor een goede
hulpverlening. (151)
Een ik-boodschap is een belangrijk aspect uit de gentle teaching benadering. (167)
Onvoorwaardelijke aanvaarding houdt vooral in dat de hulpverlener de belevingen van de
cliënt niet vanuit zijn eigen referentiekader beoordeelt. (152)
Ook binnen de moderne varianten van de rogeriaanse hulpverlening wordt niet gebruik
gemaakt van diagnostische categorisering, omdat dit de aandacht voor het unieke individu
en zijn/haar unieke problemen verwaarloosd. (163)
Interne, variabele en specifieke attributies (oorzakelijke verklaringen voor de werkelijkheid)
op negatieve gebeurtenissen zou het ontstaan van een depressie kunnen verklaren. (210)
Volgens de theorie van de rationeel-emotieve therapie zijn het niet de gebeurtenissen in je
leven die bepalen hoe je je voelt, maar wat je na deze gebeurtenissen doet. (213)
Het verklaren van angststoornissen binnen de cognitieve psychologie is gelijk aan de
cognitieve interpretatie die hiervoor gegeven werd door het behaviorisme. (211)
De opvatting van de mens als een lege lei (tabula rasa) uit het behaviorisme is ook van
toepassing in de cognitieve psychologie. (185)
In de cognitieve psychologie zijn zowel mechanistische, organistische en personalistische
visies aan te wijzen. (189)
Binnen het sociaal-constructivisme ligt de nadruk meer op de sociale invloeden dan de
psychische invloeden op gedrag. (207)
Cognitieve dissonantie betekend het aanpassen van gedrag zodat dit (weer) rijmt met de
eigen cognitieve schema’s. (192)
De opvattingen over impliciete geheugenprocessen binnen de cognitieve psychologie
steunen (gedeeltelijk) de psychoanalytische theorie. (198)
In de preoperationele fase ontwikkeld zich het conservatiebegrip: de mogelijkheid om
allerlei constante kenmerken van objecten (gewicht en hoeveelheid bijv.) te herkennen, ook
al worden de objecten op verschillende manieren aangeboden. (200)
Bij het ontwikkelen en aanpassen van cognitieve schema’s gebruiken kinderen
voornamelijk accommodatie, omdat assimilatie i.v.m. het beperkt logisch denken nog niet
mogelijk is. (199)
Met een cognitieve stijl word vooral de cognitieve overeenkomsten tussen mensen
beschreven. (204)
Psycho-educatie levert een belangrijke bijdrage aan een goede hulpverlening. (217)
Met interpunctie wordt het circulair causaal redeneren bedoeld, dat mensen doen als zij de
werkelijkheid die zij waarnemen proberen te ordenen. (243)
Met “coping” in het kwetsbaarheid-stress-coping model uit de systeemtheorie wordt de
erfelijke bagage bedoeld welke bepaald hoe de persoon met zijn/haar kwetsbaarheid en
met de stress omgaat. (250)
In een complementaire interactie is er altijd sprake van een duidelijk machtsverschil tussen
de partners. (245)
In de algemene systeemtheorie wordt een hiërarchisch niveau een open systeem
genoemd, omdat dit systeem in wisselwerking met zijn omgeving staat. (229)
Rob Gommans – oktober 2005 – [email protected]
3
Vragen
Algemene psychologie
Het palet van de psychologie, Jakop Rigter (ISBN 9062830307, derde druk, 2005)
65)
66)
67)
68)
69)
70)
71)
72)
73)
74)
75)
76)
77)
78)
79)
80)
81)
82)
83)
84)
Welke toepassing je ook neemt, de systeemtheoretische visie kenmerkt zich vooral door de
flexibele manier van kijken en het onderscheid (en de wisselde nadruk op) tussen
(sub)systeem en omgeving (andere systemen). (233)
Analoge communicatie is automatische (impliciete) communicatie. (244)
In de moderne systeemtheorie is een nieuwe stroming ontstaan, namelijk het
constructivisme. Binnen het constructivisme word ook gekeken naar de erfelijke bagage en
de bewegingsvrijheid van het individu zelf. Niveaus welke door de strategische stroming
enigszins verwaarloosd waren. (252)
Een verstoord “evenwicht” binnen een systeem heeft meestal een conflict op inhoudsniveau
als oorzaak. (257)
Een positief motief voor problematisch gedrag gebruiken verbetert het zelfbeeld van de
“geïdentificeerde patiënt” en versterkt de band tussen de hulpverlener en de hulpvrager(s).
(259)
Hoge expressed emotions van gezinsleden spelen meestal een oorzakelijke rol in het
problematische gedrag van de patiënt (gezinslid). (260)
Het niet of nauwelijks aandacht hebben voor de geschiedenis van systemen binnen de
systeemtheorie wordt tegenwoordig als een gemis beschouwd. (264)
Een diagnostische categorisering is in de systeemtheorie, net zoals in de humanistische
psychologie, niet gewenst, vanwege het feit dat het onmogelijk is en te star (naar hun
mening; Palo Alto groep) om de complexiteit en variabiliteit van psychische stoornissen
hierin onder te brengen. (236)
In de brain-less psychiatrie ligt de nadruk op de biologische processen en wordt de
interactie van het individu met zijn/haar omgeving verwaarloosd. (318)
Gentechnologie is het inbrengen van een gezond gen bij patiënten met een erfelijke ziekte
en gentherapie is het inspuiten met “andersoortig” genetisch materiaal, bijv. bij koeien die
met menselijk DNA ingespoten worden t.b.v. het ontwikkeling van medicinale melk. (324)
Complex gedrag waar een erfelijke invloed een rol speelt is vrijwel altijd (voor zover nu
bekend) een polygene eigenschap. (328)
Het reguleren van emoties gebeurd door het limbische systeem, wat een onderdeel van de
zogenaamde achterhersenen is. (331)
Een depressie kan ontstaan door verstoorde neurotransmissie in de hersenen. (343)
Het opzienbare verschijnsel “neglect” kan optreden bij mensen met een beschadiging in de
rechterhersenhelft. (335)
Alhoewel beide hersenhelften verschillende functies hebben, zijn er ook functies die in
beide hersenhelften plaatsvinden. (333)
Met de term “het egoïstische gen” wordt het voorbestaan en het voortplanten van het eigen
soort als de kracht achter de evolutie gezien. (339)
Onder de psychofarmaca zijn het alleen de antidepressiva die de werking van de
neurotransmitters stimuleren. (345)
Een nepmedicijn kan een heilzaam effect sorteren (placebo) doordat het lichaam als reactie
op de verwachte medicatie zelf werkzame stoffen aanmaakt die therapeutisch werken.
(348)
Een van de kanttekeningen op de biologische psychologie is de (te) eenzijdige interpretatie
en de (te) grote nadruk op biologische processen bij het verklaren van gedrag. (350)
De biologische psychologie is op sommige punten verbonden met het systeemtheoretisch
denken. (322)
Rob Gommans – oktober 2005 – [email protected]
4
Vragen
Algemene psychologie
Het palet van de psychologie, Jakop Rigter (ISBN 9062830307, derde druk, 2005)
85)
86)
87)
88)
89)
90)
Eclectisch werken betekent dat de hulpverlener de beschikking heeft over verschillende
technieken uit verschillende stromingen en geen enkel referentiekader per definitie
dominant is bij zijn manier van werken. (363)
Een voorbeeld van eclectisch werken is de procesgerichte gesprekstherapie in de
rogeriaanse hulpverlening. (363)
De meest voor de hand liggende verklaringen voor aspecten van menselijk gedrag zoeken
in verschillende theoretische stromingen is een goede werkwijze. (359)
Het doel van psychotherapie is afhankelijk van de gekozen theoretische stroming en de
(on)mogelijkheden van de patiënt. (364)
Het meersporenbeleid is een benadering waarbij uit meerdere theoretische stromingen
geput wordt. (365)
De aanwezigheid van non-specifieke factoren maakt de keuze tussen verschillende
theoretische referentiekaders lastiger. (365)
Rob Gommans – oktober 2005 – [email protected]
5
Download