Bijlage 8. Risicoanalyse Bouwstoffenbesluit (concept) 1 Categorie Deze risicoanalyse heeft betrekking op activiteiten die vallen onder het Bouwstoffenbesluit. 2 Wetgeving en beleid Historie Na een gefaseerde inwerkingtreding is op 1 juli 1999 bij algemene maatregel van bestuur het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming volledig in werking getreden. Alle nieuwe en in uitvoering zijnde werken met steenachtige bouwstoffen in buitentoepassingen moeten vanaf deze datum aan de regels van het Bouwstoffenbesluit voldoen. Het besluit valt onder de werkingssfeer van de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Wet bodembescherming en de Woningwet. Er zijn twee vrijstellingsregelingen, te weten de ‘ Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit’ in werking sinds 6 juli 1999 en de ‘Wijziging uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit’ in werking sinds 1 juli 1999. De bestuursrechtelijke handhaving is geregeld in de Wet milieubeheer en in de Algemene wet bestuursrecht. Voor de strafrechtelijke handhaving is de Wet op de economische delicten van toepassing. Doel Het Bouwstoffenbesluit heeft als doel: Het beschermen van de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en oppervlaktewater. Het stimuleren van het hergebruik van steenachtige secundaire grondstoffen in een werk. De toepassing van bouwstoffen in oppervlaktewater vraagt speciale aandacht omdat in dat geval moeilijk is te zien waar en wanneer een werk wordt gerealiseerd. 3 Doelgroep In de beleidsnota Handhaving 2004 is het Bouwstoffenbesluit een van de tien doelgroepen waarop de handhavingstaak is gericht. Met behulp van deze risicoanalyse wordt voor de komende jaren een bepaalde prioriteit gegeven aan de uitvoering van het Bsb. Een belangrijk onderdeel van de risicoanalyse is de Tafel van Elf. Aan de hand van een naleefbaarheidstoets en een nalevingsschatting wordt het naleefgedrag van de doelgroep bepaald. Het Bouwstoffenbesluit is van toepassing op de: Bouwsector; gebruikers (eigenaren en opdrachtgevers), uitvoerders (aannemers), producenten en toeleveranciers, architectenbureaus. - Overheid; elke overheid die opdracht geeft tot activiteiten die onder het Bsb vallen. - Particuliere sector; personen/particuliere bedrijven die op enigerlei wijze activiteiten uitvoeren die vallen onder het Bsb. Naast de bouwsector en de overheid is de particuliere sector, en wel in het bijzonder de particuliere bedrijven die worden vertegenwoordigd door de boeren, aangemerkt als een aparte subdoelgroep 1. Op deze twee subdoelgroepen is de nalevingsanalyse op grond van de Tafel van Elf toegepast. Opgemerkt wordt dat de omvang van de totale doelgroep niet bekend is. Daardoor zijn er ook geen gegevens bekend over de aard van de activiteiten die vallen onder het Bsb. Uit gegevens met betrekking tot de Keur-ontheffingen bij het Wetterskip en de boezemwaterschappen blijkt wel dat er een significant aantal activiteiten die vallen onder het Bsb plaatsvindt in het toezichtsgebied. 4 Toepassing beleid Vergunningverlening De toepassing van bouwstoffen in een werk in oppervlaktewater moet altijd worden gemeld bij het bevoegde gezag en dient te voldoen aan de toepassingsvoorwaarden die worden genoemd in de 1 Als de doelgroep in het vervolg van de risico-analyse niet nader wordt gespecificeerd dan worden de twee subdoelgroepen er onder verstaan. D:\317588144.doc bladzijde 1 van 14 onderhavige regelgeving. Op het voldoen aan de meldingsplicht vindt geen controle plaats. De meldingen vinden spontaan plaats. Er is een beleidsstandpunt van Wetterskip Fryslân voor de toepassing van natte baggerspecie als bouwstof in oppervlaktewater op grond van het Bsb. De intentie van de doelgroep bij de toepassing van de natte baggerspecie wordt onderscheiden van die in deze risicoanalyse. Gezien het belang van de toepassing wordt de doelgroep/lozing als aparte handhavingstaak behandeld in de beleidsnota HAV2008 als ‘Specieberging in oppervlaktewater’. 5 Toepassing beleid Handhaving Het bevoegd gezag voor de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit is: de waterkwaliteitsbeheerder, indien bouwstoffen worden gebruikt in oppervlaktewater; - de gemeente, als er geen sprake is van het gebruik van bouwstoffen in oppervlaktewater; de provincie of het rijk, in een aantal uitzonderlijke gevallen. Er zijn enkele situaties waarin zowel de waterkwaliteitsbeheerder als de gemeente het bevoegde gezag hebben. In het kader van het Bsb is het volgende afgesproken met betrekking tot de toepassing van bouwstoffen: - Bij het dempen van watergangen ligt de handhavingstaak primair bij de gemeente. - Voor de aanleg van verbindingsdammen en afdammingen in watergangen waarbij de watergang (gedeeltelijk) in stand blijft, ligt de handhavingstaak primair bij de waterkwaliteitsbeheerder. In het kader van de Wet verbetering handhavingsbevoegdheden hebben in het Fries milieuoverleg de Friese handhavingspartners bovendien een afspraak gemaakt over deze twee activiteiten in het geval van een illegale stort van afvalstoffen, wat valt onder de Wet milieugevaarlijke stoffen. De verdeling van de bevoegdheden is hetzelfde als bij de toepassing van bouwstoffen. Deze afspraak zal in maart 2003 worden vastgelegd in de Bestuursovereenkomst ‘handhavingssamenwerking milieuwetgeving in Fryslân’. Met inachtneming van deze afspraken is de afdeling Handhaving van Wetterskip Fryslân belast met het toezicht op de naleving van het Bsb door de doelgroep als er bouwstoffen worden gebruikt in een werk in oppervlaktewater. Ook de opsporing van strafbare feiten behoort tot de taak van afdeling Handhaving. Toepassing van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving als uitvloeisel van deze taken dient plaats te vinden door middel van het Fries draaiboek handhaving milieuwetgeving. De Handhavings- en Uitvoeringsmethode (HUM) Bouwstoffenbesluit vormt de leidraad bij de handhaving van het Bsb. De werkwijze van afdeling Handhaving met betrekking tot het Bsb is als volgt. Een kopie van de bevestigingsbrief die, na registratie van de melding, door afdeling Vergunningverlening wordt verstuurd en de bijbehorende procedurekaart komt binnen bij afdeling Handhaving. Drie milieu-inspecteurs zijn belast met de uitvoering van het Bsb. Er wordt prioriteit gegeven aan de handhaving categorie 1- toepassingen en grote werken. De constatering in het veld van een toepassing van bouwstoffen zonder melding wordt als klacht geboekt in het registratiesysteem. Dit wil niet zeggen dat alsnog aan de meldingsplicht moet worden voldaan. In het kader van een landelijk onderzoek is in 2002 in opdracht van de VROM-inspectie Noord-West een onderzoek gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de implementatie en de uitvoering van de handhaving van het Bsb door Wetterskip Fryslân. De conclusie van de eindrapportage van het onderzoek is dat de uitvoering van de taken die voortkomen uit het Bsb door afdeling Handhaving niet voldoende is. De gedane aanbevelingen tot verbetering van de situatie staan onder punt 6. 6 6.1 Risicoanalyse Lozingssituatie Het Bsb is uitgevaardigd om te voorkomen dat door uitloging en immissie van toegepaste bouwstoffen in een werk de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en oppervlaktewater achteruitgaat. Hiertoe zijn de bouwstoffen ingedeeld in categorieën: Schone grond; Categorie 1- grond (en baggerspecie); Categorie 2- grond (en baggerspecie); Categorie 1- bouwstoffen, niet zijnde grond; Categorie 2- bouwstoffen, niet zijnde grond; De bijzondere categorieën bouwstoffen (teerhoudend asfaltgranulaat, avibodemas en sterk verontreinigde baggerspecie. D:\317588144.doc bladzijde 2 van 14 Categorie 1- en 2- toepassingen vallen onder het Bsb maar bij de laatsten moet ook een Wvovergunning worden aangevraagd. De toepassing van bijzondere categorieën bouwstoffen in oppervlaktewater valt niet onder het Bsb. De toepassing van bouwstoffen in een werk in oppervlaktewater moet altijd gemeld worden. Voordat de bouwstoffen mogen worden toegepast moet er, afhankelijk van de categorie, bovendien aan bepaalde toepassingsvoorwaarden voldaan worden. Gegevens over samenstelling en immissie behoeven bij een melding alleen te worden overlegd in het geval de te gebruiken bouwstof een categorie 1- toepassing heeft. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een erkende kwaliteitsverklaring. In het geval van een categorie 2- toepassing dient er, naast de aanvraag van een Wvo-vergunning, te worden voldaan aan de noodzaak van isolerende voorzieningen. In de belangrijke verwijderingsregel wordt de eigenaar van een werk verplicht de gebruikte bouwstoffen (met uitzondering van schone grond) te verwijderen en terug te nemen als het werk waarin de bouwstoffen zijn geplaatst zijn functie verliest of niet meer wordt onderhouden. Afdeling Vergunningverlening registreert en controleert de gegevens van het meldingenformulier. Er vindt geen registratie plaats van de bouwstof. Die gegevens zijn alleen terug te vinden in de dossiers. Om een concrete uitspraak te kunnen doen over de bijdrage van de activiteiten die vallen onder het Bsb, zoals het aanleggen van verbindingsdammen en afdammingen, aan de totale emissie van verontreinigende stoffen in het toezichtsgebied zijn er gegevens nodig over het aantal activiteiten, de hoeveelheden bouwstoffen die daarbij worden gebruikt en de immissiewaarden van de anorganische stoffen die worden genoemd in het Bsb. Daar er geen controle plaatsvindt op de meldingsplicht en de handhaving van het Bsb minimaal is, zijn deze gegevens niet te achterhalen en kan er geen uitspraak worden gedaan over de lozingssituatie. Het rapport van de Straat, ‘Inventarisatie bronnen, emissieroutes en belasting oppervlaktewater zuidoost Fryslân’, bevat ook geen gegevens over bouwstoffen. 6.2 Naleefgedrag (Tafel van Elf) Naleefbaarheidstoets Kwantitatieve gegevens over de naleving zijn nauwelijks te geven. In 2002 zijn er 17 meldingen geregistreerd bij de afdeling Vergunningverlening. Dit is waarschijnlijk het topje van de bouwstoffenijsberg. Doordat de omvang van de doelgroep niet bekend is, is er over het aantal niet gemelde activiteiten geen uitspraak te doen. Een kanttekening bij deze analyse is dan ook dat deze, vooral bij de subdoelgroep particuliere sector, nauwelijks op concrete informatie maar vooral op intuïtie en ervaring gebaseerd is. Bouwsector en overheid Uit de naleefbaarheidstoets wordt verondersteld dat er aan meer voorwaarden is voldaan die kunnen leiden tot niet-naleving. Volgens de grafiek moet er wel een intentie tot naleven zijn, voortkomend uit de consequenties voor het imago en de wetsgetrouwheid. Uit het tweede deel van het nalevingsprofiel blijkt, dat door het ontbreken van controle er een zwak naleefgedrag mogelijk is. Dit wordt bevestigd door het geringe aantal meldingen. De intentie tot naleven kan worden gestimuleerd vanuit de handhavingspraktijk door de controlekans te laten toenemen. Er zijn geen onbewuste nalevers, de meldingsplicht sluit dit uit. Spontane nalevers en handhavingsafgeschrikten vormen een minderheid en bewuste en onbewuste overtreders vormen een meerderheid binnen de totale subdoelgroep. Particuliere sector Uit de naleefbaarheidstoets wordt verondersteld dat er een sterkere neiging tot overtreden dan tot naleven is. Dit wordt bevestigd door het geringe aantal meldingen. Er zijn geen onbewuste nalevers, de meldingsplicht sluit dit uit. Onbewuste overtreders vormen het grootste deel van de subdoelgroep. Nalevingsschatting Er zijn geen gegevens bekend over het gedrag van de doelgroep zodat derhalve tabel 2 en 3 gezien moet worden als een mogelijke verwachting die is gebaseerd op de eigen ervaring. D:\317588144.doc bladzijde 3 van 14 Tabel 2. Nalevingsschatting uit de Tafel van Elf, bouwsector en overheid Soort nalevers Aantal nalevers (%) Onwetende nalevers 0 Spontane nalevers 30 Handhavingsafgeschrikten 30 Totaal aantal nalevers 60 Soort overtreders Onbewuste overtreders Bewuste overtreders Totaal aantal overtreders Aantal overtreders (%) 10 30 40 Tabel 3. Nalevingsschatting uit de Tafel van Elf, particuliere sector Soort nalevers Aantal nalevers (%) Onwetende nalevers 0 Spontane nalevers 2 Handhavingsafgeschrikten 6 Totaal aantal nalevers 8 Soort overtreders Onbewuste overtreders Bewuste overtreders Totaal aantal overtreders Aantal overtreders (%) 90 2 92 Conclusie Het naleefgedrag met betrekking tot het Bsb wordt bij de bouwsector en overheid veel hoger ingeschat dan bij de particuliere sector. De reden van overtredingen bij de bouwsector en de overheid is waarschijnlijk de onbekendheid met het toepassen van de regelgeving of een soort onverschilligheid ten opzichte van deze regelgeving. Het zwakke naleefgedrag van de particuliere sector wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de onbekendheid met de regelgeving. De belangrijkste en meest voorkomende overtreding van het Bsb zal waarschijnlijk het niet nakomen van de meldingsplicht zijn. Het onbewust of met opzet brengen van verontreinigde bouwstoffen in oppervlaktewater wordt verondersteld van ondergeschikt belang te zijn maar mag niet uitgesloten worden. Uit de detectie- en de sanctiekans blijkt dat regelmatig toezicht een verbetering in het nalevingsprofiel van beide subdoelgroepen kan geven. Iedereen kan deel uit maken van de doelgroep omdat iedereen activiteiten kan verrichten die vallen onder het Bsb. De doelgroep wordt dan ook gevormd door het gemiddelde aantal personen dat per jaar het Bsb toepast. Om inzicht te krijgen in de omvang van de doelgroep zal er controle moeten plaatsvinden. Hierdoor zal ook het belangrijkste handhavingsdoel, vergroten van het naleefgedrag, een nieuwe impuls krijgen. 7 Samenvatting en conclusie De verwachting is dat de lozingssituatie geen significante invloed uitoefent op de milieuhygiënische kwaliteit van het oppervlaktewater. Beleidsmatig gezien heeft de handhaving van het Bsb vanuit het oogpunt van milieurelevantie dan ook geen prioriteit. Echter, een verkeerde toepassing van bouwstoffen in oppervlaktewater is niet ondenkbaar. In dat geval wordt het handhavingsprotocol dat staat beschreven in de vrijstellingsregeling (zie punt 1) toegepast. Het onderzoek en het verwijderen van de bouwstoffen brengt grote kosten met zich mee. Dit pleit wel voor een preventieve handhaving. Het naleefgedrag is niet bekend maar de inschatting is dat er een sterkere neiging tot overtreden dan tot naleven is, zeker in de particuliere sector. Deze inschatting wordt bevestigd doordat er nauwelijks meldingen plaatsvinden. Omdat er zo weinig gegevens voorhanden zijn is het moeilijk te bepalen wat de gevolgen zijn van het niet naleven/niet handhaven van het Bsb. Inzicht in de omvang van de doelgroep is daarom een eerste vereiste. Een deel van de doelgroep kan worden gecontroleerd via de aanvraag van vergunningen/ontheffingen waarvan de activiteiten ook vallen onder het Bsb, en de afstemming hiervan met andere partijen. Zo kan de naleving worden verbeterd. Het overige deel van de doelgroep kan met behulp van voorlichting op de hoogte worden gebracht van het Bsb en de hierin opgenomen meldingsplicht. Uit de detectie- en de sanctiekans blijkt dat regelmatig toezicht een verbetering in het nalevingsprofiel van beide subdoelgroepen kan geven. D:\317588144.doc bladzijde 4 van 14 8 Aanbevelingen Om tot een gefundeerde motivatie te komen betreffende de prioriteit van de handhaving van het Bsb verdient het aanbeveling om gedurende een jaar een aantal zaken betreffende de doelgroep te monitoren. Dit leidt, samen met de zaken die zijn genoemd in het onderzoeksrapport van de VROMinspectie (zie onder punt 3, handhavingsstructuur), de volgende aanbevelingen: - Het opzetten van een goede interne en externe informatiestructuur met betrekking tot de koppeling van het Bsb aan de Keur, Wvo-vergunningen en bouwaanvragen. Dit in combinatie met het geven van voorlichting aan de doelgroep met betrekking tot de meldingsplicht. - Vanwege de beperkte personele capaciteit een prioritering geven aan de fysieke controle van de meldingen. In de toekomst alle activiteiten met betrekking tot het Bsb opnemen in een registratiesysteem. De uitvoering en implementatie van de aanbevelingen vastleggen in een toezichtsplan dat na een jaar wordt geëvalueerd. Per jaar worden door Wetterskip Fryslân circa 130 en door de boezemwaterschappen meer dan 1000 Keur-ontheffingen verleend aan aannemers, gemeenten en waterschappen. De ontheffingen worden aangevraagd voor een scala aan activiteiten. Het opzetten van een goede interne en externe informatiestructuur is een manier om met een betrekkelijk geringe inspanning gegevens te verzamelen over de omvang van een deel van de doelgroep. Naast de Keur-ontheffing zal voor het aanbrengen van bouwstoffen in oppervlaktewater, in bepaalde gevallen, een Wvo-vergunning of een bouwaanvraag worden aangevraagd. Het bevoegde gezag, dat de aanvraag behandeld, bepaalt aan de hand van een checklist, waarin de belangrijkste toepassingen van het Bsb worden beschreven, of de activiteit valt onder het Bsb. Is dit het geval dan kan ze voorlichting geven over de meldingsplicht, het meldingenformulier verstrekken en de voorgenomen activiteit melden bij Wetterskip Fryslân. Na de fusie van de boezemwaterschappen en Wetterskip Fryslân, die op 1 januari 2004 zijn beslag zal krijgen, is de handhaving van waterkwaliteit en waterkwantiteit geïntegreerd binnen één afdeling. Dan zullen de boezemwaterschappen en verschillende sectoren van Wetterskip Fryslân deel uit maken van de interne groep die zijn betrokken bij het Bsb als toepassers van bouwstoffen of producent van bagger. Januari 2004 is dan ook een goed moment om uitvoering te geven aan het voorgestelde beleid met betrekking tot het Bouwstoffenbesluit. 9 Rapporten De Handhavings- en Uitvoeringsmethode (HUM) Bouwstoffenbesluit. Handhaving Bouwstoffenbesluit door waterkwaliteitbeheerders, tussenrapportage Wetterskip Fryslân, VROM-Inspectie Noord-West, januari 2003. D:\317588144.doc bladzijde 5 van 14 Rapport T11 naleefbaarheidstoets: Categorie 8, Bouwstoffenbesluit (bouwsector en overheid) -10 = sterk overtredingsbevorderend -1 = zwak overtredingsbevorderend 0 = geen waarde 1 = zwak nalevingsbevorderend 10 = sterk nalevingsbevorderend Werktitel Bewerker Regelgever Contactpersoon Tel.nr. contactpersoon E-mail contactpersoon Datum laatste wijziging Bouwstoffenbesluit G. van der Ploeg Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu G. van der Ploeg 058-2339933 [email protected] (24-03-2003) Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming AMvB Bouwsector en overheid Niet nakomen meldingsplicht, het niet volgens de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit toepassen van bouwstoffen. Handhavende instantie(s) Waterschap Gegevens over T11 (sanctie-ernst) zijn niet bekend. Opmerkingen Officiele naam regeling Regelingstype Subdoelgroep Hoofdzonde D:\317588144.doc bladzijde 6 van 14 Becommentarieerde vragen: T1 - Kennis van Regels 1.1 Hoeveel weet de doelgroep van de regels? Er wordt verondersteld dat de doelgroep redelijk op de hoogte is van het bestaan van het Bouwstoffenbesluit, wat niet altijd wil zeggen dat ook de daarin opgenomen regels bekend zijn. De regelgeving is gemakkelijk toegankelijk maar de toepassing ervan wordt enigszins als complex ervaren. Dit blijkt uit de vele notities die over het Bouwstoffenbesluit de ronde doen. 1.2 Hoe duidelijk vindt de doelgroep de regels? In veel gevallen is de regelgeving niet voor tweeërlei uitleg vatbaar maar vragen worden onder andere opgeroepen door de omschrijving van het begrip werk, de toepassing van (natte) baggerspecie en over welke toepassingen precies vallen onder het Bouwstoffenbesluit. T2 - Kosten / baten 2.1 Wat kost het de normadressaat in termen van tijd geld en moeite om de regelgeving na te leven? Dit is afhankelijk van de categorie waarin de toegepaste bouwstof valt. Bij schone grond en categorie 1- toepassingen, de meest gebruikte toepassingen, is de inspanning relatief gering. De kosten zitten vooral in de monstername en de kwaliteitsverklaring. Bij categorie 2- toepassingen en de bijzondere categorieën is de inspanning om de regelgeving na te leven relatief groot. 2.2 Wat levert het de normadressaat op in termen van tijd geld en moeite om de regels te overtreden? De melding hoeft niet te worden uitgevoerd en financieel kunnen de kosten die worden gemaakt voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring worden bespaard in het geval van toepassing van schone grond, en een categorie 1- toepassing. De eisen bij een categorie 2toepassing en de bijzondere categorieën zijn veel groter, respectievelijk aanvraag Wvovergunning en gecontroleerd storten van de bouwstof. De winst in tijd, geld en moeite neemt daardoor ook toe. 2.3 Wat kost het de normadressaat in termen van tijd geld en moeite om de regels te overtreden? Om de regels te overtreden moeten de bouwstoffen illegaal worden gestort. Afgezien van een wijziging in een eventuele administratieve procedure kost dit de normadressaat geen extra moeite. 2.4 Wat levert het de normadressaat op in termen van tijd geld en moeite om de regelgeving na te leven? Naleving van de regels voorkomt dat de toegepaste bouwstoffen moeten worden verwijderd. Aangezien de meeste toepassingen vallen in de categorie schone grond en categorie 1toepassingen is die kans op verwijdering niet groot. Naleving voorkomt verdere sancties zoals die staan beschreven in het Fries draaiboek milieuwethandhaving. 2.5 Inhoeverre vindt de normadressaat naleven of overtreden van deze regels belangrijk voor zijn reputatie? De overheid heeft een voorbeeld functie dus is er bij gebaat om de regels die ze zelf moet handhaven ook na te leven. De bouwsector heeft de laatste jaren een slechtere naam gekregen en zal mogelijk ook proberen niet in opspraak te komen maar hier zijn geen concrete gegevens over bekend. T3 – Mate van acceptatie 3.1 In hoeverre vindt de normadressaat de onderhavige regeling in het algemeen redelijk? Het Bouwstoffenbesluit wil voorkomen dat door het gebruik van bouwstoffen het oppervlaktewater verontreinigd wordt en wil het hergebruik van bouwstoffen stimuleren. Dit zal door de normadressaten onderschreven worden. De toepassing van niet verontreinigde bouwstoffen of bouwstoffen die kwalitatief overeenkomen met het milieu waarin ze worden toegepast zou vereenvoudigd kunnen worden. D:\317588144.doc bladzijde 7 van 14 T4 - Normgetrouwheid doelgroep 4.1 In hoeverre is de normadressaat geneigd om in beginsel het oordeel van de handhavers van de onderhavige regeling te aanvaarden? Dit is niet bekend omdat er weinig handhaving plaatsvindt. 4.2 In hoeverre is de normadressaat geneigd om in beginsel te doen wat een wet hem voorschrijft? Wat de overheid betreft mag ervan worden uitgegaan dat zij de wet zal volgen. Gegevens met betrekking tot de bouwsector zijn niet bekend maar deze heeft wat dit betreft in het verleden niet een goede reputatie opgebouwd. Gezien het geringe aantal geregistreerde meldingen lijkt het erop dat het Bouwstoffenbesluit niet goed wordt toegepast. T5 - Informele controle 5.1 Acht de normadressaat het waarschijnlijk dat de sociale omgeving (buren, collega's, concurrenten, familie, passanten, etc.), wetende dat de normadressaat de regels overtreedt, hem ook op zijn gedrag aanspreekt? Nee, dit wordt zeer onwaarschijnlijk geacht, tenzij iemand beroepsmatig op de hoogte is van de regelgeving. T6 - Informele meldingskans 6.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat een overtreding bij de overheid bekend wordt anders dan door overheidscontrole? Waarschijnlijk zeer gering. T7 - Controlekans 7.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de overheid een willekeurige normadressaat zal controleren op naleving van de regelgeving via een administratieve controle? Het zal bekend zijn bij de doelgroep dat er niet een grote kans is op een administratieve controle omdat er nauwelijks gehandhaafd wordt. De doelgroep zal de kans dan ook niet hoog inschatten. 7.2 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de overheid bij een willekeurige normadressaat een fysieke controle zal uitvoeren op naleving van de regelgeving? Hierbij geldt dezelfde argumentatie als bj de administratieve controle met dit verschil dat de kans op een fysieke controle iets hoger wordt ingeschat. T8 – Detectiekans 8.1 Gesteld dat er daadwerkelijk is overtreden, hoe groot schat de doelgroep dan vervolgens de kans dat de overheid bij die administratieve controle - zoals bedoeld in 7.1 - de overtreding ontdekt? Er wordt verondersteld dat de ingeschatte kans op ontdekking bij een administratieve controle hoog wordt ingeschat. 8.2 Gesteld dat er daadwerkelijk is overtreden, hoe groot schat de doelgroep dan vervolgens de kans dat de overheid bij die fysieke controle - zoals bedoeld in 7.2 - deze overtreding ontdekt? Dit is afhankelijk van de overtreding maar ook bij een fysieke controle wordt verondersteld dat de ingeschatte kans op ontdekking van de overtreding hoog wordt ingeschat. T9 – Selectiviteit 9.1 Geeft de gehanteerde handhavingsstrategie - in de perceptie van de normadressaat - reden om te veronderstellen dat overtreders ook een grotere kans op controle en detectie hebben dan nalevers? Omdat er nauwelijks gehandhaafd wordt, wordt er een minimaal verschil verondersteld tussen de ingeschatte kans van de normadressaat op controle en detectie bij nalevers en die bij overtreders. D:\317588144.doc bladzijde 8 van 14 T10 - Sanctiekans 10.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de normadressaat - na ontdekking van overtreding van de regels de overtreding ook door de overheid wordt gesanctioneerd? De sanctiekans wordt hoog ingeschat omdat het beleid van Wetterskip Fryslân bij de doelgroep bekend is. Dit is, sancties toepassen bij die overtredingen die daarvoor zijn aangemerkt. T11 - Sanctie – ernst 11.1 Hoe ervaart de doelgroep de (ernst van de) sancties die doorgaans worden opgelegd voor overtreding van deze regeling? Dit is niet bekend omdat er geen sancties plaatsvinden. D:\317588144.doc bladzijde 9 van 14 Rapport T11 Nalevingsschatting: categorie 8, Bouwstoffenbesluit (bouwsector en overheid) Werktitel Bewerker Regelgever Contactpersoon Tel.nr. contactpersoon E-mail contactpersoon Datum laatste wijziging Bouwstoffenbesluit G. van der Ploeg Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu G. van der Ploeg 058-2339933 [email protected] (24-03-2003) Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming AMvB Bouwsector en overheid Niet nakomen meldingsplicht, het niet volgens de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit toepassen van bouwstoffen. Handhavende instantie(s) Waterschap Gegevens over T11 (sanctie-ernst) zijn niet bekend. Opmerkingen Officiele naam regeling Regelingstype Subdoelgroep Hoofdzonde Risicoanalyse Bouwstoffenbesluit 10% 0% 30% Onbewuste Nalevers Spontane Nalevers Handhavings Afgeschrikten Bewuste Overtreders 30% Onbewuste Overtreders 30% Onwetende nalevers = 90 – 90= 0 Spontane nalevers = 30 Handhavingsafgeschrikten = 30 Totaal aantal nalevers = 50 Onbewuste overtreders = 10 Bewuste overtreders = 100 – 10 – 30 – 30= 30 Totaal aantal overtreders = 40 D:\317588144.doc bladzijde 10 van 14 Rapport T11 naleefbaarheidstoets: Categorie 8, Bouwstoffenbesluit (particuliere sector) -10 = sterk overtredingsbevorderend -1 = zwak overtredingsbevorderend 0 = geen waarde 1 = zwak nalevingsbevorderend 10 = sterk nalevingsbevorderend Bouwstoffenbesluit G. van der Ploeg Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu G. van der Ploeg 058-2339933 [email protected] (24-03-2003) Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming AMvB Particuliere sector: particuliere bedrijven (boeren) Niet nakomen meldingsplicht, het niet volgens de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit toepassen van bouwstoffen. Handhavende instantie(s) Waterschap Gegevens over T2 (consequenties imago), T3 (acceptatie) en T11 (sanctieOpmerkingen ernst) zijn niet bekend. Werktitel Bewerker Regelgever Contactpersoon Tel.nr. contactpersoon E-mail contactpersoon Datum laatste wijziging Officiele naam regeling Regelingstype Subdoelgroep Hoofdzonde D:\317588144.doc bladzijde 11 van 14 Becommentarieerde vragen: T1 - Kennis van Regels 1.1 Hoeveel weet de doelgroep van de regels? Er wordt verondersteld dat het Bouwstoffenbesluit niet bekend is bij de doelgroep. Er vinden in elk geval nauwelijks meldingen plaats. 1.2 Hoe duidelijk vindt de doelgroep de regels? Voorzover de doelgroep al op de hoogte is van de regels is er niets bekend over de duidelijkheid ervan. T2 - Kosten / baten 2.1 Wat kost het de normadressaat in termen van tijd geld en moeite om de regelgeving na te leven? Dit is afhankelijk van de categorie waarin de toegepaste bouwstof valt. Bij schone grond en categorie 1- toepassingen, de meest gebruikte toepassingen, is de inspanning relatief gering. De kosten zitten vooral in de monstername en de kwaliteitsverklaring. Bij categorie 2- toepassingen en de bijzondere categorieën is de inspanning om de regelgeving na te leven relatief groot. 2.2 Wat levert het de normadressaat op in termen van tijd geld en moeite om de regels te overtreden? De melding hoeft niet te worden uitgevoerd en financieel kunnen de kosten die worden gemaakt voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring worden bespaard in het geval van toepassing van schone grond, en categorie 1- toepassingen. De eisen bij categorie 2toepassingen en de bijzondere categorieën zijn veel groter, respectievelijk aanvraag Wvovergunning en gecontroleerd storten van de bouwstof. De winst in tijd, geld en moeite neemt daardoor ook toe. 2.3 Wat kost het de normadressaat in termen van tijd geld en moeite om de regels te overtreden? Om de regels te overtreden moeten de bouwstoffen illegaal worden gestort. Afgezien van een wijziging in een eventuele administratieve procedure kost dit de normadressaat geen extra moeite. 2.4 Wat levert het de normadressaat op in termen van tijd geld en moeite om de regelgeving na te leven? Naleving van de regels voorkomt dat de toegepaste bouwstoffen moeten worden verwijderd. Aangezien de meeste toepassingen vallen in de categorie schone grond en categorie 1toepassingen is die kans op verwijdering niet groot. Naleving voorkomt verdere sancties zoals die staan beschreven in het Fries draaiboek milieuwethandhaving. 2.5 Inhoeverre vindt de normadressaat naleven of overtreden van deze regels belangrijk voor zijn reputatie? Dit is niet bekend. T3 - Mate van acceptatie 3.1 In hoeverre vindt de normadressaat de onderhavige regeling in het algemeen redelijk? Dit is niet bekend. T4 – Normgetrouwheid doelgroep 4.1 In hoeverre is de normadressaat geneigd om in beginsel het oordeel van de handhavers van de onderhavige regeling te aanvaarden? Er is veel weerstand bij de doelgroep tegen de buitengewone hoeveelheid regelgeving maar ervaringen op andere handhavingsterreinen leren dat het merendeel van de doelgroep geneigd is om in beginsel het oordeel van de handhavers te aanvaarden. Echter, ervaringen met het Bouwstoffenbesluit zijn er nauwelijks. 4.2 In hoeverre is de normadressaat geneigd om in beginsel te doen wat een wet hem voorschrijft? Ondanks de grote weerstand die er heerst bij de doelgroep tegen de hoeveelheid regelgeving leert de ervaring dat ze in beginsel wel geneigd is de wet te volgen. T5 - Informele contrôle 5.1 Acht de normadressaat het waarschijnlijk dat de sociale omgeving (buren, collega's, concurrenten, familie, passanten, etc.), wetende dat de normadressaat de regels overtreedt, hem D:\317588144.doc bladzijde 12 van 14 ook op zijn gedrag aanspreekt? Nee, dit wordt zeer onwaarschijnlijk geacht, tenzij iemand beroepsmatig op de hoogte is van de regelgeving. T6 - Informele meldingskans 6.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat een overtreding bij de overheid bekend wordt anders dan door overheidscontrole? Waarschijnlijk zeer gering. T7 – Controlekans 7.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de overheid een willekeurige normadressaat zal controleren op naleving van de regelgeving via een administratieve controle? Voor zover de doelgroep op de hoogte is van de regelgeving zal het tevens bekend zijn dat er niet een grote kans is op een administratieve controle omdat er nauwelijks gehandhaafd wordt. De doelgroep zal de kans dan ook niet hoog inschatten. 7.2 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de overheid bij een willekeurige normadressaat een fysieke controle zal uitvoeren op naleving van de regelgeving? Hierbij geldt dezelfde argumentatie als bij de administratieve controle, met dit verschil dat de kans op een fysieke controle iets hoger wordt ingeschat. T8 – Detectiekans 8.1 Gesteld dat er daadwerkelijk is overtreden, hoe groot schat de doelgroep dan vervolgens de kans dat de overheid bij die administratieve controle - zoals bedoeld in 7.1 - de overtreding ontdekt? Er wordt verondersteld dat de ingeschatte kans op ontdekking bij een administratieve controle hoog wordt ingeschat. 8.2 Gesteld dat er daadwerkelijk is overtreden, hoe groot schat de doelgroep dan vervolgens de kans dat de overheid bij die fysieke controle - zoals bedoeld in 7.2 - deze overtreding ontdekt? Dit is afhankelijk van de overtreding maar ook bij een fysieke controle wordt verondersteld dat de ingeschatte kans op ontdekking van de overtreding hoog wordt ingeschat. T9 – Selectiviteit 9.1 Geeft de gehanteerde handhavingsstrategie - in de perceptie van de normadressaat - reden om te veronderstellen dat overtreders ook een grotere kans op controle en detectie hebben dan nalevers? Omdat er nauwelijks gehandhaafd wordt, wordt er een minimaal verschil verondersteld tussen de ingeschatte kans van de normadressaat op controle en detectie bij nalevers en die bij overtreders. T10 – Sanctiekans 10.1 Hoe groot schat de doelgroep de kans dat de normadressaat - na ontdekking van overtreding van de regels, de overtreding ook door de overheid wordt gesanctioneerd? De sanctiekans wordt hoog ingeschat omdat het beleid van Wetterskip Fryslân bij de doelgroep bekend is. Dit is, sancties toepassen bij die overtredingen die daarvoor zijn aangemerkt. T11 - Sanctie – ernst 11.1 Hoe ervaart de doelgroep de (ernst van de) sancties die doorgaans worden opgelegd voor overtreding van deze regeling? Dit is niet bekend omdat er geen sancties plaatsvinden. D:\317588144.doc bladzijde 13 van 14 Rapport T11 Nalevingsschatting: categorie 8, Bouwstoffenbesluit (particuliere sector) Werktitel Bewerker Regelgever Contactpersoon Tel.nr. contactpersoon E-mail contactpersoon Datum laatste wijziging Bouwstoffenbesluit G. van der Ploeg Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu G. van der Ploeg 058-2339933 [email protected] (24-03-2003) Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming AMvB Particuliere sector Niet nakomen meldingsplicht, het niet volgens de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit toepassen van bouwstoffen. Handhavende instantie(s) Waterschap Gegevens over T2 (consequenties imago), T3 (acceptatie) en T11 (sanctieOpmerkingen ernst) zijn niet bekend. Officiele naam regeling Regelingstype Subdoelgroep Hoofdzonde Risicoanalyse Bouwstoffenbesluit 0% 2% 6% 2% Onbewuste Nalevers Spontane Nalevers Handhavings Afgeschrikten Bewuste Overtreders Onbewuste Overtreders 90% Onwetende nalevers = 90 - 90= 0 Spontane nalevers = 2 Handhavingsafgeschrikten = 6 Totaal aantal nalevers = 8 Onbewuste overtreders = 90 Bewuste overtreders = 100 - 90 - 2 - 6 = 2 Totaal aantal overtreders = 92 D:\317588144.doc bladzijde 14 van 14