Voorstel van LTO Noord voor een aanpassing van de

advertisement
Naar een beleidarme oplossing voor de weeffout in de
kostentoedeling voor de categorie ongebouwd
Hoe werk het nu?
Stap 1. Afhankelijk van de inwonerdichtheid van het beheersgebied wordt
een deel van de waterschapsbegroting door de ingezetenen
opgebracht (rode vlak). Dit deel wordt gelijk verdeeld over het
aantal woonruimtes binnen het beheersgebied.
Stap 2. Het overige deel van de begroting wordt verdeeld over drie
heffingscategorieën: gebouwd (blauw), ongebouwd (geel) en natuur
(groen). Het relatieve aandeel wordt bepaald door de totale waarde
van de eigendommen in de categorieën.
Stap 3. Het relatieve aandeel wordt verder verdeeld:
- voor gebouwd op basis van de WOZ waarde van objecten
- voor natuur op basis van de gemiddelde waarde per hectare
- voor ongebouwd op basis van de gemiddelde waarde per hectare
Waar gaat het mis?
- Ingezetenen
De bijdrage voor de ingezetenen is afhankelijk van de inwonerdichtheid. Meer inwoners betekent
een hoger op te brengen bedrag, maar ook meer schouders waarover dit wordt verdeeld. Dit is
consistent.
- Gebouwd
Het versleutelen van de te dragen lasten naar eigenaren van panden gebeurt op basis van de
werkelijke waarde (WOZ). De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Ook dit is consistent.
Van waarde naar tarief
- Natuur
De waarde van natuur is in de Waterschapswet op 1/5 van de waarde van agrarische gronden
gesteld. Dit is een constante waarde voor alle hectaren natuur. Verdeling naar hectaren of naar
waarde maakt geen verschil. Het beeld is consistent.
Van waarde naar tarief
2
- Ongebouwd
Het totaal op te brengen bedrag wordt evenals bij natuur verdeeld over het aantal hectaren in de
categorie. Echter, de waarde van de objecten in de categorie verschilt zeer sterk. Autowegen,
spoorwegen, viaducten en tunnels (rood) zijn 30 maal duurder zijn dan landbouwgronden (geel).
Ondanks de relatief beperkte oppervlakte van infrastructurele werken, is de gemiddelde waarde
(oranje) vier maal de waarde van landbouwgrond. Deze gemiddelde waarde bepaalt het tarief.
Er is geen consistente relatie tussen waarde en tarief.
Van waarde naar tarief
De oplossing
De oplossing is eenvoudig: stap af van een verdeling per hectare binnen de categorie ongebouwd
en ga over naar een verdeling naar waarde, evenals in de categorie ongebouwd. De
waterschappen bepalen in het bestaande systeem de CBS waarde voor landbouwgronden en
(75 % van) de vervangingswaarde voor infrastructuur. De cijfers zijn bekend, de berekening is
eenvoudig.
Wat verandert er hierdoor?
Het voorstel verandert niets voor de ingezetenen, huishoudens, huurders, bedrijven of natuur. Wel
veranderen de tarieven voor landbouwgronden en infrastructuur.
In totaliteit nemen de waterschapslasten voor de eigenaren van infrastructurele werken toe met 60
miljoen euro op jaarbasis. Om dit getal in perspectief te plaatsen: de jaarlijkse opbrengst van de
wegenbelasting is 5 miljard euro en de jaarlijkse opbrengsten van de treinkaartjes 2,5 miljard euro.
De jaarlijkse opbrengsten van de gemeentelijke belastingen, specifiek voor infrastructurele werken,
zijn niet bekend.
Een verschuiving van 60 miljoen euro op deze bedragen betekent een stijging van de prijs van het
treinkaartje, de wegenbelasting en de gemeentelijke belasting met circa een half procent.
Tegelijkertijd daalt de waterschapsheffing voor landbouwgronden met ongeveer 75 %, wanneer
wordt uitgegaan van de werkelijke waarde. Omgekeerd betaalt de landbouw op dit moment dus vier
maal het eigen tarief. LTO Nederland is van mening dat dit niet houdbaar is. Temeer omdat bij de
aanleg van nieuwe infrastructuur de lasten voor land- en tuinbouw stijgen.
Aanvullend: tariefdifferentiatie voor cultuurgronden
Het is geen doelstelling van LTO Nederland om de lasten te reduceren tot een kwart. De relatie
belang - betaling kan hierdoor onder druk komen te staan. Land- en tuinbouw heeft veel belang bij
de werkzaamheden die de waterschappen verrichten en willen daarvoor ook betalen.
Daarom stelt LTO voor om voor cultuurgronden de mogelijkheid van een tariefdifferentiatie te
openen, met de maximale reikwijdte van 100 %. Waterschappen kunnen hiervan gebruik maken
wanneer belang en betaling niet met elkaar in evenwicht zijn.
De huidige Waterschapswet kent de mogelijkheid van tariefdifferentiatie, zodat hiermee geen
nieuwe figuur wordt geïntroduceerd.
Download