Notitie Unie-voorstellen en effect op tarieven Delfland 1. Inleiding Door de Unie van Waterschappen zijn voorstellen ontwikkeld voor een herijking van het belastingstelsel voor de waterschappen. Hiervoor waren twee belangrijke aanleidingen, te weten: de zogenoemde weeffout in de wetgeving namelijk dat de waarde van de categorie ongebouwd in hoge mate wordt bepaald door de waarde van de tot die categorie gerekenende infrastructuur én de medefinanciering door de waterschappen van het Hoog Water Beschermings Programma (HWBP) welke voortvloeit uit het Bestuursakkoord Water. De voorstellen zijn in eerste instantie ontwikkeld door de Taskforce Financiën (die eerder in het kader van de operatie Storm was ingesteld). Het eindrapport is vervolgens aangeboden aan het Uniebestuur. Door middel van een drietal regiobijeenkomsten is het rapport en het voorlopige Uniestandpunt in de tweede helft van juni voorgelegd en besproken met de waterschappen. Daarnaast is het eindrapport voor uitvoeringstoetsen aangeboden aan enige belastingkantoren en voorgelegd aan een aantal externe partijen. Gehoord deze reacties heeft het Uniebestuur een standpunt ingenomen (brief 11 juli 2011). In de ledenvergadering van 30 september 2011 zal de waterschappen worden gevraagd de Unievoorstellen vast te stellen. Op basis van deze besluitvorming zal de Unie een advies aan de Staatssecretaris van IenM aanbieden. Conform het bepaalde in het Bestuursakkoord Water zal dit Unieadvies voor de staatssecretaris het vertrekpunt vormen van een traject waarin een wetsvoorstel tot wijziging van de Waterschapswet zal worden voorbereid en dat vóór 1 januari 2014 moet resulteren in gepubliceerde wetgeving. Deze notitie gaat primair nader in op het standpunt van het Uniebestuur waarbij met name het effect van elk voorstel afzonderlijk en in totaliteit op de tarieven van Delfland is uitgewerkt. Waar nodig en zinvol wordt ook melding gemaakt van mogelijke alternatieven zoals die door de taskforce, enkele waterschappen of belastingkantoren zijn aangedragen maar uiteindelijk niet of in gewijzigde vorm door het Uniebestuur zijn overgenomen. Aan de orde is de vraag of de verenigde vergadering van Delfland kan instemmen met de thans voorliggende voorstellen van de Unie tot aanpassing van de belastingwetgeving. Eerst nadat een en ander wettelijk is vastgelegd (naar verwachting in de loop van 2013) is het aan de verenigde vergadering om hier uitvoering aan te geven voor de situatie Delfland vanaf het belastingjaar 2014. 2. Belangrijkste voorstellen Unie van Waterschappen Kort samengevat zijn de belangrijkste wijzigingsvoorstellen: 1. De naam watersysteemheffing wordt gewijzigd in „waterveiligheids- en watersysteemheffing‟. De heffing dient mede ter bekostiging van de kosten van de primaire waterkeringen (HWBP); 2. De waterveiligheids- en watersysteemheffing blijft de huidige vier categoriën kennen (ingezetenen, ongebouwd, natuur en gebouwd); 3. De kostenverdeling tussen de verschillende categorieën wordt binnen bepaalde bandbreedtes gekoppeld via inwonerdichtheid (ingezetenen) en aantal hectaren per 1000 inwoners (ongebouwd en natuur) en als resterend aandeel (gebouwd). De huidige koppeling in de vorm van waardeverhoudingen tussen ongebouwd, natuur en gebouwd komt daarmee te vervallen; 4. Afschaffen van de mogelijkheid van tariefdifferentiatie met uitzondering van het buitendijkse gebied. In de huidige kostentoedeling maakt Delfland uitsluitend gebruik van de mogelijkheid om voor wegen een opslag van 100% toe te passen op het tarief voor ongebouwd; 5. De specifieke toerekening van kosten aan één categorie (verkiezingen, WOZ-kosten) wordt afgeschaft. In de huidige kostentoedeling van Delfland wordt hiermee gerekend. 1 Deze voorstellen wijken op een aantal onderdelen af van hetgeen is voorgesteld door de taskforce. Door de taskforce zijn nog de volgende voorstellen gedaan: Een aparte veiligheidsheffing voor de kosten van de primaire waterkeringen (naast de watersysteemheffing); Afschaffing van de categorie natuur; Inwonerdichtheid is ook bepalend voor de aandelen ongebouwd en gebouwd. Overheveling van „bouwpercelen‟ van ongebouwd naar gebouwd 3. Effect op tarieven De door de Unie voorgestelde wijzigingen hebben gevolgen voor de tarieven van Delfland.1 Centraal in dit verband is de introductie van het zogenoemde „verbeterd combimodel‟.2 In dit model worden de aandelen ingezetenen, ongebouwd en natuur binnen een zekere bandbreedte bepaald op basis van de inwonerdichtheid van het waterschap. Tabel 1: Verbeterd Combimodel Ingezetenen Inwonerdichtheid (inw/km2) Ongebouwd Aandeel ingezetenen in % Ha ongebouwd (per 1000 inw) Natuur Aandeel ongebouwd in % Ha natuur (per 1000 inw) Aandeel natuur in % < 500 20 - 40 500 – 1000 30 – 50 100 – 200 5 – 15 25 – 100 0,1 – 0,3 > 1000 40 – 60 < 100 1 – 10 < 25 0,0 – 0,1 > 200 10 – 20 > 100 0,3 – 0,5 Het aandeel gebouwd is hetgeen resteert na bepaling van de aandelen ingezetenen, ongebouwd en natuur. De grondgedachte bij deze tabel is dat bij een hoge inwonerdichtheid het areaal ongebouwd (relatief) kleiner is dan bij een lage inwonerdichtheid. Voor Delfland is overduidelijk de onderste rij van tabel 1 van toepassing: Inwonerdichtheid 3400 inwoners/km2 Ongebouwd 13,8 ha per 1000 inwoners Natuur 0,9 ha per 1000 inwoners De verdeling over de categorieën is op dit moment als volgt: ingezetenen 60%, ongebouwd 4,9%, natuur 0,01% en gebouwd 35,1%. Deze verdeling sluit voor de situatie Delfland goed aan op de in tabel 1 weergegeven bandbreedtes. Om enig inzicht te krijgen in het effect van de Unie-voorstellen op de tarieven van Delfland is een nadere berekening gemaakt, inclusief een tweetal varianten. Daarbij de volgende kanttekeningen vooraf: Doorrekening van deze voorstellen leidt uitsluitend tot een verschuiving van opbrengsten tussen de categorieën en derhalve niet tot een wijziging in de totale opbrengst voor de watersysteemheffing; Er is per categorie geen berekening gemaakt tussen het deel waterveiligheidsheffing en het deel watersysteemheffing. In feite is de waterveiligheidsheffing een deel van de huidige watersysteemheffing namelijk de kosten van de primaire waterkeringen in verhouding tot de totale kosten van het watersysteem. In 2011 is dit aandeel nog gering en dient verder uitgewerkt te worden; In de berekening naar de individuele effecten (tabel 2) zijn ook de effecten van enkele voorstellen van de taskforce meegenomen die uiteindelijk niet door de Unie zijn overgenomen. Voor het totale effect (tabel 3) is uitsluitend gerekend met de Unievoorstellen; De berekeningen zijn globaal en indicatief. De waardeverhoudingen tussen de categorieën gebouwd, ongebouwd en natuur zijn gebaseerd op de kostentoedeling zoals deze in 2008 is vastgesteld; 1 Uiteraard gaat het hier om een fictieve situatie. De huidige methodiek voor de berekening van de tarieven is gebaseerd op de “Kostentoedelingsverordening Delfland 2009” en deze blijft naar verwachting nog t/m 2013 van kracht. 2 De term „verbeterd‟ verwijst naar een aangepast model ten opzichte van het oorspronkelijke combimodel zoals dat door de taskforce is voorgesteld. 2 Volledigheidshalve is ook de zuiveringsheffing vermeld. Hieromtrent zijn door de Unie geen voorstellen tot aanpassing gedaan (zie in dit verband Bijlage 4 van het eindrapport – onderwerpen die uiteindelijk niet tot een voorstel hebben geleid). Van de volgende punten is het individuele effect voor de tarieven van Delfland berekend: a. Het afschaffen van de categorie natuur (zou dan onbelast gebied worden). Nb. Dit voorstel is door de taskforce gedaan maar niet overgenomen door het Uniebestuur; b. De 100%-opslag voor ongebouwd, onderdeel (spoor)wegen, vervalt; c. De bouwpercelen gaan van ongebouwd naar gebouwd. Nb. Dit voorstel is door de taskforce gedaan maar niet overgenomen door het Uniebestuur; d. De toerekening van categorie-gebonden kosten vervalt. Effect van de taskforce voorstellen op de tarieven bij de huidige kostentoedeling In tabel 2 zijn de individuele effecten a t/m d weergeven, dus het effect indien alléén dit punt van toepassing zou zijn (de wijzigingen in het tarief zijn gemarkeerd). Tabel 2: Individuele effecten punten a t/m d (bedragen in euro‟s) Tarief ingezetenen per huishouden Tarief 2011 (werkelijk) a. Geen natuur b. Geen opslag wegen c. Bouwpercelen naar gebouwd d. Geen categoriegebonden kosten 106,42 106,42 106,42 106,42 108,30 Tarief gebouwd in % economische waarde 0,0191% 0,0191% 0,0191% 0,0192% 0,0185% Tarief ongebouwd per hectare (agrar./ov.) 142,25 142,25 179,54 99,72 146,98 Tarief ongebouwd per hectare (wegen) 284,50 284,50 179,54 199,44 293,96 6,15 0,00 78,34 78,34 6,15 78,34 6,15 78,34 78,34 Tarief natuur per hectare Tarief zuiveringsheffing per v.e. 6,34 Toelichting effecten a. Door de minimale opbrengst van natuur (enkele duizenden euro‟s) is het effect voor de andere categorieën in de tabel niet aantoonbaar. b. Het aandeel hectares wegen in het totaal ongebouwd bedraagt ca. 25%. Agrarisch/overig ongebouwd gaat bij dit voorstel aanzienlijk meer betalen. c. De huidige kostentoedeling gaat uit van de waardeverhouding ongebouwd : gebouwd van 12,4% : 87,6%. Bij de voorgestelde verschuiving van bouwpercelen ontstaat een verhouding van 8,4% : 91,6%. Dit betekent een aanzienlijke daling van het tarief voor ongebouwd en een lichte stijging bij gebouwd. Omdat bouwpercelen relatief veel waarde maar weinig oppervlakte vertegenwoordigen is het effect bij ongebouwd veel groter dan bij gebouwd. 3 d. Het niet meer volledig toerekenen van de WOZ-kosten aan gebouwd levert bij deze categorie een verlaging op (en dus een verhoging bij de andere categorieën). In mindere mate geldt hetzelfde voor de kosten van verkiezingen (nu volledig toegerekend aan ingezetenen). In tabel 3 is het totale effect op de tarieven Delfland berekend bij de toepassing van de Unievoorstellen (dus uitsluitend de hiervoor genoemde punten b en d). Tabel 3: Ingezetenen 60% - ongebouwd 4,9% - gebouwd 35,1% (bedragen in euro‟s) Tarief ingezetenen per huishouden Tarief 2011 (werkelijk) Voorstellen aanpassing belastingstelsel (b en d) Relatieve stijging/daling 106,42 108,30 Tarief gebouwd in % economische waarde 0,0191% 0,0185% Tarief ongebouwd per hectare (agrar./ov.) 142,25 185,44 + 30,4% Tarief ongebouwd per hectare (wegen) 284,50 185,44 - 34,8% 6,15 6,34 + 3,1% 78,34 78,34 Tarief natuur per hectare Tarief zuiveringsheffing per v.e. 3 + 1,8% - Het gaat hier om een waarde van 5,5 miljard en een oppervlakte van 1100 hectare (cijfers volgens berekeningen uit 2008 en zeer globaal). 3 3,1% 0,0% Uit voorgaande tabellen blijkt dat bij de huidige kostentoedeling met name het zonder meer afschaffen van de opslag voor wegen een ongewenst effect heeft op het tarief ongebouwd. 4 Binnen de bandbreedte van het „verbeterd combimodel‟ (zie tabel 1) kan –op basis van Delfland specifieke omstandigheden- een andere keuze worden gemaakt dan de huidige verdeling over de categorieën. Daartoe zijn hieronder een tweetal varianten uitgewerkt. Voor wat betreft het aandeel ingezetenen kent Delfland met 3400 inwoners per km2 de hoogste inwonerdichtheid van Nederland. In beide varianten is daarom het huidige maximale ingezetenenaandeel van 60% gehandhaafd. Voor het aandeel ongebouwd (thans 4,9%) is -uitsluitend als indicatie bedoeld- een variant uitgewerkt met een aandeel ongebouwd van 3% (variant I) en een aandeel ongebouwd van 7% (variant II). Het resterende deel betreft dan het aandeel gebouwd (afgezien van het aandeel natuur van 0,01%). Variant I: Effect op tarieven bij een kostentoedeling van 60 – 3 – 37 Tabel 4: Ingezetenen 60% - ongebouwd 3% - gebouwd 37% (bedragen in euro‟s) Tarief ingezetenen per huishouden Tarief 2011 (werkelijk) Voorstellen aanpassing belastingstelsel Relatieve stijging/daling 106,42 108,30 + 1,8% Tarief gebouwd in % economische waarde 0,0191% 0,0195% + 2,1% Tarief ongebouwd per hectare (agrarisch) 142,25 110,56 Tarief ongebouwd per hectare (wegen) 284,50 110,56 6,15 6,34 78,34 78,34 Tarief natuur per hectare Tarief zuiveringsheffing per v.e. - 22,3% - 61,1% + 3,1% 0,0% Variant II: Effect op tarieven bij een kostentoedeling van 60 – 7 – 33 Tabel 5: Ingezetenen 60% - ongebouwd 7% - gebouwd 33% (bedragen in euro‟s) Tarief ingezetenen per huishouden Tarief 2011 (werkelijk) Voorstellen aanpassing belastingstelsel Relatieve stijging/daling 106,42 108,30 + 1,8% Tarief gebouwd in % economische waarde 0,0191% 0,0173% - 9,4% Tarief ongebouwd per hectare (agrarisch) 142,25 268,20 Tarief ongebouwd per hectare (wegen) 284,50 268,20 Tarief natuur per hectare Tarief zuiveringsheffing per v.e. + 88,5% - 5,7% 6,15 6,34 + 3,1% 78,34 78,34 0,0% De tabellen 4 en 5 geven de mate van gevoeligheid weer bij de keuzes die binnen de aangegeven bandbreedtes gemaakt kunnen worden. Een iets lager of hoger percentage leidt al snel tot een substantieel tariefseffect. De achterliggende reden is de relatief geringe oppervlakte ongebouwd binnen Delfland. Geconcludeerd kan worden dat de bandbreedtes in voldoende mate gelegenheid bieden om gebiedsspecifieke kenmerken een rol te laten spelen in de keuzen bij het vaststellen van de kostentoedelingsverordeningen door de afzonderlijke waterschappen. Voor Delfland betekent dit dat keuzen gemaakt kunnen worden om het hoge agrarische tarief structureel te verlagen. Zoals al in de Inleiding vermeld is nadere uitwerking hiervan op dit moment niet aan de orde. Nu ligt uitsluitend de vraag op tafel of het college van D&H kan instemmen met de thans voorliggende voorstellen van de Unie tot aanpassing van de belastingwetgeving (uiteraard eventueel aangevuld met eigen voorstellen). Eerst nadat een en ander wettelijk is vastgelegd (naar verwachting in de loop van 2013) is het aan de verenigde vergadering om hier toepassing aan te geven voor de situatie Delfland. 4 In de huidige kostentoedeling is het tarief voor ongebouwd (agrarisch/overig) maximaal beperkt door het aandeel ingezetenen te stellen op 60% en het toepassen van een opslag voor wegen van 100%. Indien gekozen zou worden voor een aandeel ingezetenen van 50% dan zou het aandeel ongebouwd stijgen van 4,9% naar 6,2% hetgeen een tariefstijging zou betekenen van € 142,25 naar € 181,42 per ha (tevens het antwoord op de vraag die is gesteld bij de behandeling van de begroting 2011). 4 4. Voorstellen taskforce De voorstellen van de Unie van Waterschappen zijn gebaseerd op hetgeen is voorgesteld door de taskforce. De voorstellen van de taskforce zijn als volgt door de unie verwerkt: Aparte veiligheidsheffing voor de primaire waterkeringen en het HWBP (niet overgenomen door het Uniebestuur) Een uitsplitsing van de watersysteemheffing naar veiligheidsheffing en watersysteemheffing (nieuw) is niet strikt noodzakelijk. Het sluit niet aan op het uitgangspunt om het stelsel eenvoudiger en transparanter te maken met een vermindering van administratieve lasten. De argumenten die de RBG in dit verband aandraagt om geen aparte heffing in het leven te roepen zijn valide. Berekeningen en communicatie over de (extra) kosten, die het HWBP met zich meebrengt, kan ook plaatsvinden binnen de huidige watersysteemheffing. Huidige categorie natuur verdwijnt (niet overgenomen door het Uniebestuur) De opbrengst van deze categorie is bij Delfland minimaal. Afschaffing als aparte categorie leidt tot een vereenvoudiging van de belastingstructuur. Voor afschaffing is dus veel te zeggen. De Unie kiest er echter niet voor om de natuurterreinen samen te voegen met het ongebouwd. Daardoor „verdwijnen‟ de huidige hectares natuur (1200 ha) volledig uit de belastingheffing en worden dus gebieden die onbelast zijn. Toevoeging aan het ongebouwd betekent dat de lasten voor de eigenaren van natuurterreinen dan sterk toenemen (taskforce: hiervoor lijkt geen draagvlak aanwezig) maar hierdoor krijgt ongebouwd er wel een hoger aantal hectares bij hetgeen een verlaging van het tarief met zich meebrengt. Kostenverdeling tussen de verschillende categorieën wordt binnen bepaalde bandbreedtes gekoppeld aan de inwonerdichtheid in plaats van de waarde (in gewijzigde vorm overgenomen door het Uniebestuur) De huidige weeffout in de wet (de waarde van de categorie ongebouwd wordt in hoge mate bepaald door de waarde van de tot die categorie gerekende infrastructuur) wordt met name door dit voorstel opgelost. Sinds het van kracht worden van de wet is dit een zwaarwegend punt van kritiek geweest van Delfland. Het in dit verband door de taskforce geïntroduceerde combimodel is door het Uniebestuur in gewijzigde vorm overgenomen door middel van het „verbeterd‟ combimodel. Het belangrijkste verschil hierbij is dat de taskforce het aandeel ongebouwd koppelt aan de inwonerdichtheid terwijl het Uniebestuur het aandeel ongebouwd (en natuur) koppelt aan het aantal hectares ongebouwd in het waterschap per 1000 inwoners. Afschaffing tariefdifferentiatie, uitgezonderd buitendijkse gebied (overgenomen door het Uniebestuur) Bij Delfland wordt voor het ongebouwd, zijnde wegen, een extra opslag toegepast van 100% op het tarief voor ongebouwd. Het toepassen van deze opslag is in de huidige kostentoedeling benut om het tarief voor ongebouwd (agrarisch/overig) nog enigszins af te vlakken. Door de introductie van het combimodel, waarin de verschillende categorieën op basis van inwonerdichtheid (in plaats van de waarde) aan elkaar worden gelinkd, is tariefdifferentiatie overbodig geworden. Afschaffing leidt bovendien tot een vereenvoudiging van het stelsel. Bouwpercelen van ongebouwd naar gebouwd (niet overgenomen door het Uniebestuur) Het betreft hier onbebouwde, al dan niet bouwrijp gemaakte percelen, waarop gebouwd mag worden maar wat nog niet heeft plaatsgevonden. Zodra de eerste bouwactiviteiten zijn begonnen, gaan deze percelen over van ongebouwd naar gebouwd (huidige regeling). Het voorstel betekent dat de aanslag gebaseerd gaat worden op de WOZ-waarde in plaats van hectares. Door de RBG zijn de nodige argumenten genoemd om tegen dit voorstel te stemmen. Het Uniebestuur heeft het voorstel niet overgenomen. Afschaffing specifieke toerekening van kosten aan één categorie (overgenomen door het Uniebestuur) Het gaat hier om kosten van verkiezingen (€ 0,6 miljoen rechtstreeks t.l.v. ingezetenen) en kosten voor het verkrijgen van WOZ-gegevens van gemeenten (€ 1,6 miljoen t.l.v. gebouwd). Het gaat hier om een marginaal effect. Afschaffen maakt het eenvoudiger en verhoogt de transparantie. 5 5. Standpunten en adviezen van andere partijen Door enkele partijen zijn gedurende het proces van de totstandkoming van de voorstellen standpunten naar voren gebracht die niet door de Unie zijn overgenomen. Deze standpunten worden hieronder kort toegelicht. Voorstel van de portefeuillehouders financiën vier Zuid-Hollandse waterschappen Voorgesteld wordt om de watersysteemheffing zoveel mogelijk op basis van de waarde van de onroerende zaak bij voorkeur op te leggen samen met de gemeentelijke OZB-heffing. 5 Daarmee zou het belastingsysteem sterk vereenvoudigd kunnen worden. De taskforce onderschrijft dat de voorstellen onmiskenbaar voordelen hebben op het punt van eenvoud. Op basis van een aantal principiële argumenten, die met name betrekking hebben op het niet in de heffing betrekken van de categorie ingezeten, heeft de taskforce besloten om dit voorstel niet op te nemen in het hoofdrapport. Ook het feit dat er onvoldoende draagvlak voor dit voorstel is bij de waterschappen heeft de Unie besloten het voorstel niet te honoreren. Voorstel van LTO De LTO pleit er onder meer voor om geen veiligheidsheffing (onderdeel watersysteemheffing) op te leggen voor de categorie ongebouwd. Verder wordt de waarde van (spoor)wegen gekoppeld aan de agrarische waarde (factor 10). De argumenten van de Unie om niet voor deze methodiek te kiezen zijn valide. Voorstel van Waterschap Groot Salland Het voorstel beoogt een verdere verbetering en onderbouwing van het (oorspronkelijke) combimodel. Het waterschap stelt voor eerst het aandeel van ongebouwd en natuur te bepalen op basis van de relatieve oppervlakte (aantal hectares per 1000 inwoners). Het restant zou dan tussen ingezetenen en gebouwd gelijkelijk worden verdeeld waarbij –gezien de grote verschuivingen die dan ontstaan- het algemeen bestuur nog maximaal 10% kan verschuiven tussen beide. De Unie heeft de keuze voor de wijze van bepaling van de aandelen ongebouwd en natuur overgenomen in het thans voorliggende voorstel. Advies van de Regionale belastinggroep De Regionale belastinggroep (RBG) heeft desgevraagd aan de Unie advies uitgebracht over de uitvoeringstechnische gevolgen van de (taskforce) voorstellen voor de belastingheffing. Op hoofdlijnen is aldus geadviseerd: De RBG is geen voorstander van de invoering van een extra aanslag in de vorm van een veiligheidsheffing. Belangrijkste reden is de ongewenste uitbreiding van het aantal aanslagen/aanslagregels; De RBG dient ook bij opheffing van de categorie natuur de natuurgegevens te blijven bijhouden; De RBG pleit ter vereenvoudiging in de uitvoering voor het afschaffen van alle tariefdifferentiaties; De RBG acht het om meerdere redenen ongewenst om bouwpercelen over te hevelen van ongebouwd naar gebouwd. Verder de RBG er bij de Unie voor gepleit om van deze gelegenheid gebruik te maken om wettelijk te bepalen dat ook de zuiveringsheffing een tijdstipbelasting wordt. In dat geval zou alleen de situatie op 1 januari bepalend zijn voor de vraag wie de gehele aanslag moet betalen. Dit zou bovendien aansluiten bij de huidige ingezetenenomslag bij de watersysteemheffing. Door de Unie is dit evenwel niet als wijzigingsvoorstel ingebracht. 5 Voor de volledige notitie zie pag. 61 van de bijlagen bij het eindrapport van de Taskforce Financiën. 6 6. Samenvatting voorstellen en standpunt Delfland De kern van het Unie-voorstel is de invoering van het „verbeterd‟ combimodel (tabel 1). Hierin worden de aandelen ingezetenen, ongebouwd en natuur (en indirect gebouwd) binnen een zekere bandbreedte bepaald op basis van de inwonerdichtheid van het waterschap. Dit model is eenvoudig, goed uit te leggen en biedt in ieder geval voor Delfland voldoende mogelijkheden om regionaal maatwerk toe te passen en daarmee de huidige „weeffout‟ in de wetgeving op te lossen. Om deze redenen stemt het college in met dit voorstel. Zodra hierover wettelijke besluitvorming heeft plaats gevonden (naar verwachting in 2013) zal aan de verenigde vergadering een voorstel worden gedaan tot aanpassing van de kostentoedelingsverordening. Nieuw is de door het Uniebestuur voorgestelde wijziging van de huidige benaming watersysteemheffing in „waterveiligheids- en watersysteemheffing‟. Met name vanuit communicatief oogpunt is het college van mening de huidige benaming „watersysteemheffing‟ ongewijzigd te laten. De overige voorstellen, om de tariefdifferentiatie af te schaffen (met uitzondering van buitendijks) en om de categoriegebonden kosten niet meer te onderscheiden, leiden tot een vereenvoudiging van de huidige kostentoedeling. Het afschaffen van de huidige tariefdifferentiatie bij Delfland (extra heffing voor wegen) kan volledig worden ondervangen met het hiervoor genoemde combimodel. Het effect van categoriegebonden kosten is minimaal. Om deze redenen kan het college met deze voorstellen instemmen. Een volledig overzicht van de voorstellen en de standpunten daarbij van de taskforce, het Uniebestuur en het college van D&H is opgenomen in bijlage 4. Resumerend kan het college van dijkgraaf en hoogheemraden instemmen met de voorstellen van het Uniebestuur. Wel zal in de bijeenkomst van het Uniebestuur op 30 september 2011 worden voorgesteld de huidige naam „watersysteemheffing‟ te handhaven. Het voorstel van de RBG om van deze gelegenheid gebruik te maken om wettelijk te bepalen dat ook de zuiveringsheffing een tijdstipbelasting wordt (situatie 1 januari is dan bepalend), zal als discussiepunt worden ingebracht. Aan de verenigde vergadering wordt gevraagd het standpunt van het college van dijkgraaf en hoogheemraden te onderschrijven, te weten: 1. In te stemmen met de voorstellen van het Uniebestuur (uitgezonderd punt 2 hierna); 2. De huidige naam „watersysteemheffing‟ te handhaven; 3. Het voorstel om de zuiveringsheffing wettelijk te bepalen als tijdstipbelasting als discussiepunt in te brengen. 7