PSYCHIATRIE 1 en 2 Open en Online M. Westerink/J. Wensing Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 I INHOUDSOPGAVE Inleiding en doelstellingen 3 Hoofdstuk 1 : De geschiedenis van de psychiatrie 6 Hoofdstuk 2 : Wanneer noemen we iemand psychiatrisch patiënt? 2.1 Psychopathologie 2.2 Oorzaken van psychische stoornissen 14 15 15 Hoofdstuk 3 : Indeling van de belangrijkste psychische problemen 3.1 De oude en de nieuwe indeling 3.2 De belangrijke problemen die veel voorkomen 22 22 24 Hoofdstuk 4 : Psychosen 24 Hoofdstuk 5 : Depressie 29 Hoofdstuk 6 : Bipolaire stoornis 35 Hoofdstuk 7 : Schizofrenie 41 Hoofdstuk 8 : Angst- en dwangstoornissen 8.1 Angststoornissen 8.2 Dwangstoornissen 48 48 60 Hoofdstuk 9 : Gedragsproblematiek 9.1 Oppositioneel opstandig gedrag en antisociaal gedrag 9.2 ADHD 9.3 Gilles de la Tourette 66 66 71 75 Hoofdstuk 10 : Autisme 79 Hoofdstuk 11 : Persoonlijkheidsstoornissen Cluster A Cluster B Cluster C 90 95 98 106 __________________________________________________________________________________ Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Wet BOPZ Overdracht/tegenoverdracht Proeftoets Bronnen: 111 114 117 120 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 3 INLEIDING EN DOELSTELLINGEN _____________________________________________________________________________________________________ We kennen allemaal wel de uitdrukking: “Hij heeft ze niet allemaal op een rijtje”. Vroeger zei men ook weleens: “Hij is wat zwak in zijn hoofd”. Daarnaast kennen we stigmatiserende begrippen als: ”gestoord”, “gek”, “geschift”. Dergelijke woorden worden gebruikt door mensen die onbekend zijn met psychiatrische ziektebeelden. Het gedrag van iemand met psychische stoornissen wordt veelal als raar en afwijkend gezien. Angst speelt daarbij een grote rol. Door de onbekendheid met psychiatrie weet men vaak niet wat men zich daarbij voor moet stellen en hoe men zou kunnen reageren op mensen met psychische stoornissen. Daarbij speelt bij velen ook de vraag in hoeverre het henzelf kan overkomen. Onwetendheid maakt onzeker. En onzekerheid maakt, dat een heleboel misverstanden de ronde doen. Er zijn vele verschillende psychische stoornissen. Ook zijn er vele verschillende oorzaken van psychische stoornissen. Wat dacht je van de vele symptomen of de vele mensen die er last van hebben. Maar wat is psychisch gestoord nu eigenlijk en noemen we mensen niet erg snel ‘gek’? Als iemand niet meegaat met ons idee van ‘normaal’ zijn, krijgen ze al snel het stempel ‘gestoord’ opgeplakt. De meeste problemen zijn aan de buitenkant niet vast te stellen. Psychiatrische problemen spelen zich af in de beleving van mensen en binnen menselijke relaties. Er is veel lijden dat aan het oog onttrokken blijft, dat in het geheel niet verklaard wordt door het stellen van een diagnose en al helemaal niet behandeld kan worden met daar vervolgens een standaard therapie op los te laten. Deze reader is bedoeld ter ondersteuning van theorie specifiek psychiatrie. Begeleiders in de zorg kunnen gebruik maken van deze lessen om hun theoretische kennis ten aanzien van psychiatrische ziektebeelden aan te leren of op te frissen. In de reader worden de verschillende ziektebeelden op een rijtje gezet met kenmerken en behandelingsmethoden. De reader is na afloop van de lesperiode te gebruiken als naslagwerk. Het terrein van de psychiatrie is te groot om alles op dat gebied aan de orde te stellen. In deze reader is het slechts mogelijk een tip van de sluier op te lichten, om iets van de onbekendheid weg te nemen. We beschrijven de symptomen van psychische stoornissen en laten tevens zien, dat die symptomen niet ver van onze eigen verschijnselen en klachten afliggen en dus niet zo “gek” zijn als ze aanvankelijk en mogelijk lijken. Natuurlijk zijn cliënten meer divers dan rijtjes met kenmerken doen vermoeden. Als begeleider moet je dan ook zeker in staat zijn de individuele mens te kunnen zien met al zijn of haar facetten en niet alleen de ziektebeelden op zich. Mensen in hokjes stoppen is misschien overzichtelijk maar past zeker niet bij onze visie! Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 4 Vaak zijn niet alle kenmerken op precies dezelfde manier bij een cliënt aanwezig, deze worden namelijk ‘persoonlijk gekleurd’ door o.a. het verleden, recente gebeurtenissen, interesses en de leefwereld van de individuele cliënt. Ga uit van wat mensen kunnen en leg niet de nadruk op wat niet lukt. Ga uit van kansen, niet van beperkingen. Houd ook steeds in gedachten dat het mensen zijn met een stoornis of beperking. Zeg dus niet die schizofreen of de autist maar: dit is een cliënt met een bepaalde stoornis en een daarbij passende hulpvraag. Om te kunnen observeren moet je weten wat gezond is en wat niet of minder gezond c.q. ziek is. Om gerichter te kunnen observeren heb je theoretische kennis over psychopathologie nodig. Individuele beperkingen en zelfzorgtekorten vloeien voort uit de pathologie. Natuurlijk is het belangrijk om vanuit deze kennis tot respect en begrip voor cliënten te komen en ze te helpen omgaan met de ziekte en bijbehorende beperkingen in het dagelijks functioneren. Het hebben van een psychiatrische ziekte is zeer ingrijpend voor mensen en heeft vaak gevolgen op het functioneren in alle levensgebieden. Goede begeleiding inclusief begrip en steun, maar ook voorlichting zijn hierbij erg belangrijk. Als je deze reader hebt doorgenomen: Doe je kennis op over de geschiedenis van de psychiatrie en kun je kort de ontwikkeling in de psychiatrie schetsen Kun je de meest voorkomende psychiatrische ziektebeelden en de verschillende benaderingswijzen beschrijven Kun je het verschil uitleggen tussen een psychiater en een psycholoog Doe je kennis op over de behandeling van de meest voorkomende psychiatrische ziektebeelden Heb je weet van oorzaken en verschijnselen van psychische stoornissen Kun je aandachtsgebieden noemen die in de begeleiding van mensen met een psychiatrische stoornis belangrijk zijn Het begrip psychiatrie De psychiatrie is een onderdeel van de geneeskunde. Een psychiater zou je “arts van de ziel” kunnen noemen. Het woord psychiater is afkomstig uit het Grieks. “Psyche” betekent ziel of geest, “iater” of “iatros” betekent arts. De psychiatrie is een specialisatie binnen de medische wetenschap die zich bezighoudt met onderzoek, diagnose en behandeling van psychische aandoeningen. Psychiatrische stoornissen Psychiatrische stoornissen zijn stoornissen op het gebied van denken, emoties en gedrag. Men gedraagt zich anders omdat de wereld om hen heen anders wordt waargenomen, begrepen en ervaren. Een goed begrip van deze stoornissen gaat verder dan het (her)kennen van de gedragskenmerken. Als je mensen met een stoornis daadwerkelijk wilt verstaan en ondersteunen, is het van belang hun kijk op de wereld te begrijpen. Vroeger maakte men gebruik van de term geesteszieken. Tegenwoordig spreekt men van psychiatrische stoornissen en niet van ziekten. De term ziekte is sinds de ontdekking van bacteriën als ziekteverwekker gereserveerd voor aandoeningen waarvan de oorzaak bekend is, die een bepaald beloop hebben en waarvan ook in de meeste gevallen duidelijk is wat er aan te doen valt. Voor psychiatrische stoornissen ligt dit anders. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 5 Lichaam en geest zijn zo met elkaar verbonden dat het de vraag is of daar onderscheid in maken het zelfs niet ingewikkelder maakt dan het al is. Er zijn vele vormen van psychische stoornissen. Ze hebben de volgende aspecten gemeen: Er is sprake van een ongewenste en onaangename toestand en de persoon die er aan lijdt ervaart dat die hem overkomen. Hij kiest er niet zelf voor en is meestal ook niet in staat zijn problemen te bestrijden, hij voelt zich onmachtig. De omgeving zegt weleens; “zet je er toch overheen” of “zet je schouders er onder”, maar de betrokkene voelt zich daardoor vaak nog ongelukkiger. Het komt ook voor dat de betrokkene zelf niet ziet dat hij de situatie niet onder controle heeft, terwijl zijn familie, vrienden en collega’s wel merken dat hij hulp en behandeling nodig heeft. De betrokkene heeft hulp nodig, omdat zijn vermogen om zich aan te passen aan de omgeving geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan. De klachten zijn voornamelijk van psychische aard, oftewel, de symptomen zijn hoofdzakelijk psychisch. Zoals bijvoorbeeld; angst, neerslachtigheid, in de war zijn. De oorzaak hoeft niet altijd alleen maar van psychische aard te zijn; het kan ook zijn, dat psychische én lichamelijke factoren de stoornis hebben veroorzaakt. Bepaalde ziektebeelden worden dus tot de psychiatrie gerekend, niet omdat de oorzaak altijd psychisch is, maar omdat de psychische klachten op de voorgrond staan. Er kunnen zich daarbij ook lichamelijke klachten voordoen, zoals hoofdpijn, mager worden of hartkloppingen, maar dit lijken bijkomstige klachten of een lichamelijke uitdrukking van psychische klachten. (Hautvast-Haaksma. 1997). Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 6 1. DE GESCHIEDENIS VAN DE PSYCHIATRIE __________________________________________________________________________________ Voor zover we dat kunnen nagaan zijn er altijd wel mensen geweest die zich onderscheiden van anderen door opvallend gedrag. Dat zal in een aantal gevallen zijn oorzaken hebben gevonden in lichamelijke ziekten; in ziekten van de hersenen bijvoorbeeld, zoals bloedingen, tumoren of epilepsie. Ook zullen de gevolgen van een flinke klap op het hoofd soms merkbaar zijn geweest. Bovendien zullen er altijd wel mensen hebben rondgelopen, die psychisch in de knoei zaten doordat zij moeilijk jeugdervaringen niet konden verwerken of niet meer uit valkuilen die het leven voor hen in petto had konden opklimmen. In de Griekse oudheid probeerde men via verschillende theorieën een verklaring te vinden voor afwijkend gedrag. Zo meende men, dat in zo’n geval een van de goden bezit had genomen van een mens om via hem iets op aarde te bewerkstelligen of duidelijk te maken. Deze benadering vinden we nu nog steeds in sommige volksgeloven, zoals de wintiovertuiging van creoolse Surinamers. Een andere theorie was van meer medische aard; men weet psychische stoornissen aan een verkeerde menging van lichaamssappen, aan te veel bloed bijvoorbeeld of aan de samenstelling van de galsappen. De Griekse geleerde Hippocrates (460-377 v. Chr.) werkte deze gedachte uit en aan hem danken we een aantal woorden in onze taal, zoals melancholisch (zwartgallig). Een derde benaderingswijze introduceerde het begrip ziel (psyche=adem(halen)=de kracht die de menselijke wezens in leven houdt. Plato (428-348 v. Chr.) onderscheidde rituele, erotische, poëtische en profetische krankzinnigheid. Afwijkend gedrag werd dus lang niet altijd negatief gewaardeerd; in de Koran vinden we bijvoorbeeld dat de godheid de krankzinnige liefheeft en hem heeft aangewezen om de waarheid te verkondigen. Wellicht herinnert ons spreekwoord “Kinderen en gekken spreken de waarheid” ook aan deze opvatting. Middeleeuwen Toen den macht van de kerk zich eenmaal stevig had gevestigd in de westerse wereld, hielden priesters het volksgeloof dat in afwijkend gedrag een duivels teken zag, zorgvuldig in stand. In de eerste plaats hielden zij zo de angst voor het Kwaad levend. Als de duivel bezit nam van je ziel had je immers gezondigd of was je geboren uit een zondige verhouding. In de tweede plaats waren zij de aangewezenen om de duivel uit te drijven en daar werden ze bepaald niet armer van. De behandeling van geesteszieken, als men die niet zachtzinnige duivelsuitdrijving zo noemen wil, bleef nog lange tijd een zaak van de kerk. Toen de mensen na ± 1200 meer in de steden gingen wonen, vaak zeer dicht op elkaar in kleine huizen, werd men intoleranter ten opzichte van afwijkend gedrag en “dollen en dwazen” werden buiten de stadspoort gedreven, of, tegen een kleine vergoeding meegegeven aan een schipper. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 7 Ze zijn er werkelijk geweest, deze schepen, die hun verdwaasde lading van de ene stad naar de andere vervoerden (Foucault 1975). De psychisch gestoorde was in die gevallen geen lang leven beschoren. Dolhuizen Hoewel bijvoorbeeld de heksenprocessen (want hekserij werd natuurlijk ook gezien als een vorm van afwijkend gedrag), in de loop van de 17e eeuw afnamen, bleef de tegenstelling normaal tegen afwijkend nog lange tijd bestaan. Normaal betekende; aangepast=goed christelijk. Afwijkend=slecht, duivels. Afwijkend waren de dieven, hoeren, moordenaars en gestoorden, die uitgestoten werden. Niettemin waren er mensen die een ander standpunt innamen ten opzichte van de psychisch gestoorden. Al in de 15e eeuw werden er tehuizen gesticht waar geestelijk gestoorden onderdak en voedsel kregen. De oudste, het dolhuis van Reinier van Arkel in ’s Hertogen Bosch en het Willem Arntzhuis in Utrecht, werden in respectievelijk 1442 en 1461 in het leven geroepen. De andere in onder meer Amsterdam en Middelburg kwamen na 1560 tot stand (Vijselaar, 1982). Weliswaar heersten er in onze ogen mensonterende situaties in deze dolhuizen, de mensen werden vastgeketend op een bos stro in smerige, schimmelige kotten, maar zij werden tenminste niet verjaagd of gedood. Tot in de 19e eeuw bleef deze situatie onveranderd. De bewakers werden gerekruteerd uit de kringen van gedroste zeelieden en soldaten. Een sollicitant naar deze functie werd eerder getaxeerd op zijn lichaamskracht dan op betrokkenheid bij het lot van de lijdende medemens. Op zon- en feestdagen konden de “normale“ burgers de “dollen” bezichtigen tegen een kleine vergoeding voor de bewaker. De grote steden plaatsten hun dolhuizen het liefst zo ver mogelijk buiten de stad. De Eerste psychiatrische Revolutie In 1794 werden de eerste krankzinnigen van de Parijse inrichting voor geesteszieken La Bicêtre en het hospitaal La Salpêtrière door hun directeur Philippe Pinel uit hun ketenen bevrijd. Deze neuroloog-filosoof was er van overtuigd, dat krankzinnigen niet noodzakelijkerwijs vastgebonden en opgesloten hoeven te worden. Zijn gedachtegang kwam voort uit het gewijzigde politiek-sociale denken dat aan de Franse revolutie (1789) was voorafgegaan. Pinel heeft met zijn daad de aanzet gegeven tot de ontkerkelijking van de krankzinnigenzorg, die steeds meer werd gerekend tot het terrein van de medici. Die hadden echter aan het eind van de 18e eeuw nog geen flauw idee omtrent de oorzaken van psychische stoornissen, laat staan van de behandeling ervan. Naarmate de natuurwetenschappen zich in de loop van de 19e eeuw ontwikkelden (o.a. Darwins theorieën) en men meer over infectieziekten te weten kwam, stegen de medici in aanzien en zo konden zij zich ook gebieden toe-eigenen waarvan zij niet méér wisten dan de gemiddelde burger. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw ging men verbanden zien tussen psychische stoornissen en bepaalde lichamelijke aandoeningen –zoals bijvoorbeeld syfilis- en nam men aan, dat afwijkend gedrag te maken kon hebben met infectieziekten die de hersenen aangetast hebben. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 8 Opvang van geestelijk gestoorden Al kwam men de oorzaken van geestesziekten wat beter op het spoor, de vraag “wat doen we met de zieken zelf” bleef overeind. Sinds Pinel werden psychisch gestoorden weliswaar niet meer in een soort varkenskotten vastgekluisterd, veel verder dan rustig en afgezonderd houden van de “normale” mensen, was men nog niet. De Nederlandse arts J.L. Schroeder van der Kolk staat bekend als een van de strijders tegen de verwaarlozing van de geïnterneerde krankzinnigen. Hij kon zich bij deze hervormingen beroepen op de in 1841 door het parlement aangenomen Krankzinnigenwet, een wet waarvan onderdelen in onze huidige wetgeving (BOPZ) op het gebied van de krankzinnigenzorg nog zijn terug te vinden. Zo kon een nieuwe fase ontstaan in de krankzinnigenverpleging, want de kerkelijke groeperingen rekenden het zich tot eer en statussymbool om inrichtingen voor psychisch gestoorden in te richten, zoals ze al eeuwen gedaan hadden voor armen en wezen. Er kwamen tehuizen voor roomse, gereformeerde, hervormde joodse en vrijzinnig gestoorden, met fraaie namen als Zon en Schild, Duin en Bosch, Licht en Kracht, alle keurig weggestopt in de duinen of in de bossen, zodat niemand zich er aan kon storen. De Tweede Psychiatrische Revolutie De uit Oostenrijk afkomstige neuroloog Sigmund Freud, ging proberen hysteriepatiënten met hypnose te behandelen. Over de resultaten hiervan was hij niet erg tevreden en zoekend naar andere oplossingen, ontwikkelde hij een denkwijze die opvallend afweek van de toen geldende ideeën. Als oorzaken van opvallend of afwijkend gedrag, zag hij de innerlijke conflicten van de mens. Wanneer een deel van de persoonlijkheid zegt dat iets niet mag en een ander deel wil het toch, dan ontstaat er een proces van schuld en straf. Deze totaal nieuwe zienswijze, waarin ook slecht verwerkte jeugdervaringen van de patiënt een rol konden spelen, verraste zijn vakbroeders en schokte het publiek. Hij wees op twee driften die de mens al vanaf zijn vroegste uren beheersen, namelijk seksualiteit en agressie. Bovendien introduceerde hij het Onbewuste, waardoor de mens eigenlijk geregeerd wordt, zodat niet langer God als drijvende kracht van ons doen en denken kon worden gezien. Freud heeft zich er op toegelegd zijn psychoanalytische theorieën altijd zo medisch mogelijk te laten klinken om daardoor in de ogen van zijn vakbroeders zo geloofwaardig en overtuigend mogelijk te zijn. Wellicht daardoor heeft hij het contact met twee van zijn collega’s, Alfred Adler en Carl Gustav Jung verloren (Ras, H.J.C., 1994) Democratisering Na de Tweede Wereldoorlog zien we een ingrijpende verandering in visie op de psychiatrie. Voorheen kwamen de ontwikkelingen in de psychiatrie voort uit de ontwikkelingen in de geneeskunde; de psychiatrie werd bekeken vanuit het medische model. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de sociale wetenschappen in de aandacht en was er meer aandacht voor psychologie, sociologie, pedagogiek, en dergelijke. Dat betekent, dat de positie van de psychiatrische cliënt meer aandacht kreeg en dat er gesproken werd over democratisering in de hulpverlening. Meer kennis over geneesmiddelen maakte, dat vele cliënten redelijk konden functioneren in het dagelijks leven. Met namen in de jaren zestig en zeventig werd er veel gediscussieerd over onderwerpen als de privacy, etikettering en betutteling van de cliënten door het personeel. Men probeerde daar verbetering in aan te brengen. Zo ontstond bijvoorbeeld de gesprekstherapie, gezins- en relatietherapie. Men dacht dus meer vanuit het sociale model. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 9 Ondanks alle positieve ontwikkelingen stond de psychiatrie nog steeds bloot aan kritiek. De kritiek betrof met name de plaats die de psychiatrie in de samenleving innam. De psychiatrische cliënt was immers nog steeds een uitgestotene, opgenomen in een van de grote psychiatrische ziekenhuizen, vaak ergens ver weg van hun woonplaats en afgezonderd van de maatschappij. In de jaren tachtig kwam er een wending in het beleid ten aanzien van de psychiatrie. Dit beleid is zich gaan richten op: Preventie, dus op het voorkomen van ziekten Extramurale en semimurale hulpverlening, dus hulpverlening buiten de muren van een inrichting, zoals poliklinische hulp en dagbehandeling (er wordt gesproken over vermindering van het aantal bedden in de intramurale zorg en stijging van het aantal stoelen in de semi- en extramurale zorg) Kleinschalige woonvormen, zoals beschermde woonvormen of sociowoningen in plaats van de grote instellingen Verbetering van de kwaliteit van zorg Verbetering van de rechtspositie van de cliënt Inspraak en betrokkenheid van de cliënt bij de hulpverlening Thuiszorg voor (ex) psychiatrische cliënten Verder wordt er gewerkt aan deskundigheidsbevordering van de hulpverleners en worden de opvattingen van cliënten meegenomen in de ontwikkeling van de zorgverlening (Hautvast-Haaksma, H, 1997). De afgelopen decennia groeit onder cliënten van de psychiatrie, in zowel binnen- als buitenland, een steeds sterkere herstelbeweging. Herstel krijgt daarbij een complexere betekenis dan de traditionele betekenis van genezing van ziekte. Herstel volgens de herstelbeweging verwijst naar een onvermoede en krachtige mogelijkheid voor een beter leven met en voorbij de psychiatrische aandoening, ook als van genezing geen sprake is. Vanuit de herstelbeweging wordt de noodzaak van inzet van ervaringsdeskundigheid ter ondersteuning van herstel benadrukt. LIVE, Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid in de GGZ is opgericht om de vernieuwende inzet van ervaringsdeskundigheid te bevorderen en daarmee herstel voor cliënten toegankelijker te maken. Het project LIVE heeft tot doel om het veelbelovende herstelconcept en de daarbij behorende vernieuwende inzet van ervaringsdeskundigheid, binnen de psychiatrie breder toegankelijk te maken voor cliënten. De volgende uitgangspunten vormen hierbij de context: Uitgangspunten: • Inzet van ervaringsdeskundigheid is een noodzakelijk onderdeel voor herstelprocessen • Ervaringsdeskundigheid wordt ingezet om herstel van cliënten binnen de GGZ te initiëren, te faciliteren en te begeleiden • Ervaringsdeskundigheid wordt ook ingezet bij het bewerkstelligen van wezenlijke aanpassingen van de bestaande zorgpraktijken zodat die herstelgericht worden Wat is een psychiater eigenlijk? Om psychiater te worden in Nederland dien je eerst de studie geneeskunde te hebben afgerond, een opleiding die 6 jaar duurt. Hierna kan je solliciteren voor de opleiding tot psychiater. De opleidingsduur hiervan is 4,5 jaar. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 10 De arts in opleiding tot specialist (AIOS) wordt opgeleid tot psychiater binnen een van de drie aandachtsgebieden: volwassenenpsychiatrie, kinder- en jeugdpsychiatrie of ouderenpsychiatrie. Gedurende de opleiding besteedt de AIOS in totaal ten minste een jaar aan klinische psychiatrie, een jaar aan ambulante psychiatrie, zes maanden aan spoedeisende psychiatrie, zes maanden aan consultatieve psychiatrie, drie jaar (ten minste 10%) aan psychiatrische psychotherapie (de arts is na de opleiding tot psychiater dan ook tevens psychotherapeut). De AIOS kan binnen de opleiding specifieke keuzethema's verder uitdiepen. Dit zijn; ziekenhuispsychiatrie, verslavingspsychiatrie, forensische psychiatrie, psychiatrie bij geestelijk gehandicapten, psychiatrie bij de zelfstandig gevestigde praktijk, beleidspsychiatrie, wetenschappelijk onderzoek, somatische gezondheidszorg (bijvoorbeeld als arts op een andere medisch specialistische afdeling dan de psychiatrie). Een psychiater weet van de eventuele lichamelijke, medisch-biologische oorzaken van geestelijke stoornissen door zijn medische studie en is daardoor ook thuis op het gebied van medicijnen. Hij is bekend met psychologische oorzaken van die stoornissen, voor zover de wetenschap daar ten minste vat op heeft, en hij dient op de hoogte te zijn van de sociale aspecten. De invloeden die grotere en kleinere maatschappelijke structuren op mensen hebben, mogen voor hem geen onbekend terrein zijn. Een psychiater is geen bioloog, geen psycholoog en geen socioloog. Zijn taak is juist na te gaan in hoeverre die verschillende aspecten op elkaar inwerken en welke de overhand hebben. Wat is het verschil tussen een psychiater en een psycholoog? Er bestaat vaak onduidelijkheid over wat nou precies het verschil is tussen een psychiater en een psycholoog. Het voornaamste verschil is dat een psychiater de opleiding tot arts heeft gevolgd. Dit betekent dat een psychiater bevoegd is om medicijnen uit te schrijven, in tegenstelling tot een psycholoog. Een ander verschil is dat een psychiater uitsluitend mentale stoornissen behandelt en vooral geïnteresseerd is in het behandelen van geestesziekten, terwijl een psycholoog als gedragsdeskundige het volledige gedrag van een mens wil verklaren, op verschillende niveaus, verschillende domeinen en via verschillende invalshoeken. Gedrags- en relatieproblemen vallen binnen zijn terrein. Hoe vind je nu een goede therapeut? Bij de keuze voor een psychotherapeut kunnen verschillende overwegingen een rol spelen: de specialisatie van de therapeut, geslacht, leeftijd en dergelijke zaken meer. Misschien is de therapeut je door iemand aangeraden. Belangrijk is in ieder geval dat het 'klikt'. In een psychotherapie bespreekt je zeer persoonlijke zaken met je therapeut. Daarvoor is een basis van vertrouwen nodig. Tijdens het eerste gesprek kun je je een beeld vormen van de persoon en de werkwijze van de psychotherapeut en informatie verzamelen. De volgende vragen kunnen daarbij een leidraad vormen: Wat kan de psychotherapeut mij bieden? Hoe denkt hij/zij over mijn problemen? Welke werkwijze hanteert de therapeut? Wat kost de therapie mij aan tijd, geld en energie? Wanneer kan ik beginnen? Is er een wachtlijst? Hoe lang kan de therapie duren? Wat verwacht de psychotherapeut van mij? Hoe vaak kan ik terecht en hoe lang duren de gesprekken? Is de psychotherapeut ook tussen de afspraken door bereikbaar? Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 11 Als je op basis van het eerste gesprek een positieve indruk hebt, kunt je besluiten om met hem of haar in zee te gaan. Als je twijfels hebt over de psychotherapeut of over de voorgestelde therapie, is het vaak beter om eerst eens een gesprek te hebben met een andere psychotherapeut. Hoe kom je bij de psychiater (therapeut) terecht? Wie verdriet heeft en troost zoekt kan meestal bij een goede vriend of vriendin terecht, bij de eigen partner of een familielid. Vaak vinden mensen zelf een oplossing voor psychische problemen en voelen ze zich na een tijdje weer beter. De psychiater kan worden geconsulteerd als de problemen (veel) ernstiger zijn, bijvoorbeeld bij een depressieve stoornis of psychose, waar medicatie gewenst kan zijn. Als je vastloopt in je dagelijks leven en er ook na langere tijd niet meer zelf uitkomt, dan kun je via de huisarts worden doorverwezen naar specialistische hulp. Voor de therapie van start kan gaan, moet eerst duidelijk zijn wat er aan de hand is. Men krijgt daarom een uitnodiging voor een kennismakingsgesprek, meestal intakegesprek genoemd. De intake kan uit meerdere gesprekken bestaan. Bij een GGZ instelling is er meestal eerst een algemeen intakegesprek, voor men verwezen wordt naar de afdeling psychotherapie. Daar vindt dan een meer uitgebreide intake plaats. Tijdens deze gesprekken zal de psychiater/therapeut trachten de problemen zo goed mogelijk in kaart te brengen. Hij of zij zal vragen stellen over de huidige situatie van iemand, werk, hobby's, relatie(s). Van groot belang is ook de voorgeschiedenis. Wat hebt iemand zoal meegemaakt, hoe is zijn leven tot nu toe verlopen; wat ervaart hij als positief en wat als negatief? Was er vaak ruzie thuis, of werd er liefdevol met elkaar omgegaan? Hoe was de relatie van de ouders, hoe was het gedrag van de cliënt naar andere kinderen, was hij dominant of een meelopertje? Hoe is school ervaren? Wat waren belangrijke levensgebeurtenissen, hoe ging hij hiermee om? Als de cliënt zeventien is worden er natuurlijk andere dingen gevraagd dan aan iemand van veertig of tachtig. Het kan zijn dat gevraagd zal worden om een of meer vragenlijsten in te vullen, om klachten en problemen te verduidelijken. Ook zal de psychiater/therapeut vragen wat iemand tot nu toe heeft geprobeerd om de problemen op te lossen en wat diegene nu wil; welke ideeën heeft iemand over het veranderen van de situatie. Op basis van deze gegevens zal de psychiater/therapeut een (voorlopige) diagnose stellen. De therapeut maakt ook een inschatting van iemands incasseringsvermogen en van de persoonlijke omstandigheden om te beoordelen of psychotherapie, en zo ja welke specifieke vorm van psychotherapie, een passende vorm van hulp is. Een psychotherapie kan heftige gevoelens losmaken en angst of spanningen met zich meebrengen. Dat moet je aankunnen. Als iemand in zijn privéleven grote veranderingen doormaakt of recent nare dingen heeft meegemaakt, kan psychotherapie te veel zijn op dat moment. Het kan zijn dat de psychotherapeut adviseert om een andere vorm van hulp te kiezen of dat hij vindt dat het niet het juiste moment is om in psychotherapie te gaan. In een adviesgesprek zal de psychotherapeut de mogelijkheden voor psychotherapie met iemand bespreken en een voorstel doen voor een bepaalde vorm van therapie. Hij zal ook in grote lijnen uitleggen wat de therapie inhoudt. Op basis van de gekregen informatie kan iemand beslissen of de therapie iets lijkt. Het is verstandig om er rustig over na te denken, voor men een beslissing neemt. Misschien wilt iemand meer weten over de voorgestelde therapie en heeft nog vragen. Het is van belang om te weten of er andere behandelmogelijkheden zijn. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 12 Voor iemand met de psychotherapie kan beginnen moet duidelijk zijn wat de kosten zijn en hoe de therapie betaald gaat worden. Vraag ook om uitleg van eventuele vaktermen. Als de psychiater/therapeut in een instelling werkt, zal hij of zij verslag doen van zijn bevindingen aan een team van collega-hulpverleners. In dit team worden de mogelijkheden voor de behandeling besproken. Een cliënt komt - afgezien van situaties met gedwongen opnames – altijd uit vrije wil naar de hulpverlening, maar een huisarts of goede vriend kan wel het laatste duwtje hebben gegeven. Sommige mensen komen naar een psychiater en zeggen: ”nou ja, het moest van mijn huisarts”, ze gaan zitten en wachten af. Anderen komen met wat meer overtuiging en met een houding van: ik zie het wel, laat ik het maar proberen, misschien helpt het mij wel verder. Er komen ook heel gemotiveerde mensen die de geestelijke gezondheidszorg als een laatste redmiddel zien omdat ze met hun rug tegen de muur staan. Wanneer iemand niet meteen op alles eerlijk en open antwoord geeft, is dat niet zo erg. Het is heel begrijpelijk dat een cliënt in de eerste gesprekken nog een beetje de kat uit de boom kijkt, hoewel hij daar natuurlijk niet zoveel mee opschiet. Het gaat toch meer om de grote lijnen van de problemen van de cliënt en de dingen die hij in zijn leven heeft meegemaakt. Bovendien leert de cliënt al meteen tijdens de eerste gesprekken, denkt er over na, vraagt ook weer eens iets aan zijn ouders of familieleden en komt dan soms zelf alweer een stapje verder. De kunst van die gesprekken is om ze zo te laten verlopen dat ze als vanzelf lijken te gaan. Het moet geen kat- en muisspelletje worden, dat volgens een lijstje wordt afgewerkt. Soms spreekt de psychiater ook met de partner van de cliënt en bij minderjarigen kan hij voorstellen ook eens met de ouders te gaan praten. In veel gevallen worden bij problemen van jongeren trouwens meteen de gezinsleden voor een kennismakingsgesprek uitgenodigd. Soms blijkt dan dat de problemen eigenlijk (ook) gezinsproblemen zijn en gaat er tijdens de behandeling soms toe over gezins- of relatietherapie voor te stellen. Een psychiater/therapeut kan op verschillende manieren te werk gaan. Iedere psychotherapie is anders. De psychiater/therapeut zal nagaan wat het beste bij iemand past en met overleggen over de werkwijze tijdens de therapie. Die is onder meer afhankelijk van de aard van de problemen en het doel van de therapie. Op basis hiervan wordt de keuze gemaakt voor een bepaalde vorm van psychotherapie. Iedere psychiater of therapeut heeft een eigen aanpak, zoals elke bakker zijn eigen brood bakt. Als het goed is, zal de therapeut zich instellen op zijn cliënt en zijn eigen mening en verlangens geen rol laten spelen in de behandeling van de cliënt. Bij sommige vormen van psychotherapie stelt de therapeut zich erg actief op: hij stelt vragen, structureert het gesprek en geeft opdrachten of adviezen. Het is mogelijk dat iemand huiswerk krijgt. Bij andere vormen van therapie is de therapeut minder actief en laat hij het initiatief meer aan de cliënt om te bespreken wat hem bezighoudt. Een voordeel van een hulpverleningssituatie is, dat dat wat je ook vertelt, dit geen consequenties heeft voor je dagelijks leven. Er zijn geen verstrengelde belangen, je hoeft voor de therapeut niets terug te doen, hij zal nooit iets wat je verteld hebt tegen je gebruiken in een situatie waarbij anderen betrokken zijn. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 13 TIPS sites: http://www.hetoudegesticht.com http://www.herstelondersteuning.nl/downloads/KAA_028%20herstelondersteunende%20zor g_01.pdf http://www.live-ervaringsdeskundigheid.nl http://www.hee-team.nl/ films: http://www.npo.nl/uitbehandeld-maar-niet-opgegeven-dokument/29-072011/WO_VPRO_035957 “A Dangerous Method”, film van David Cronenberg, 2012 boeken: “Uitbehandeld maar niet opgegeven”. Detlef Petry Uitgeverij Ambo, ISBN: 9789026323348 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 14 2. WANNEER NOEMEN WE IEMAND PSYCHIATRISCH PATIËNT? ___________________________________________________________________________ Om geestelijke stoornissen bij een patiënt te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk, dat je enig inzicht hebt in het normaal functioneren van de mens. Bij de module ontwikkelingspsychologie zal het normale gedrag van de mens in relatie tot zijn omgeving zijn besproken. Geestelijke stoornissen zijn steeds een resultaat van een verstoord evenwicht tussen draagkracht en draaglast. De draagkracht (wat kun je aan) wordt ontwikkeld tijdens de groei van een mens en bepaald door zijn persoonlijke eigenschappen. De draaglast (welke eisen worden er aan je gesteld) wordt bepaald door gebeurtenissen buiten de mens om. Deze gebeurtenissen kunnen van lichamelijke, psychische en sociale aard zijn. Is de draagkracht gering en de draaglast hoog, dan wordt het evenwicht tussen beide verbroken en kunnen gedragsafwijkingen, die gepaard gaan met geestelijke stoornissen zich gaan ontwikkelen. Samenloop van omstandigheden die in een individueel geval leidt tot een verstoord evenwicht tussen draagkracht en draaglast Vermindering draagkracht Vermeerdering draaglast ↓ Kortdurig Verkoudheid Blessure ↓ Langdurig Ouderdom Traumatische ervaring Kortdurig Examen stress Verhuizing Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 Langdurig Chronische ziekte Verlies van een geliefde 15 2.1. PSYCHOPATHOLOGIE Onder psychopathologie verstaan we de beschrijving van de verschijnselen die bij psychische stoornissen voorkomen. We moeten ons goed realiseren, dat bij ieder mens lichte stoornissen in het waarnemen, denken, voelen, geheugen, en handelen kunnen voorkomen. Toch is het niet juist in die gevallen van een stoornis te spreken. We zijn allemaal wel eens vermoeid en een tegenslag kan ons deprimeren, zo zelfs, dat we in tranen uitbarsten. We kunnen door tegenspraak soms enorm agressief worden, vooral wanneer we moe zijn of wanneer iets niet wil lukken en wij teleurgesteld zijn. Wanneer je dan weer uitgerust bent of de tegenslag is overwonnen, dan functioneer je weer gewoon. Ieder normaal gezond mens heeft deze kortdurige schommelingen in zijn geestelijk functioneren. Pas wanneer deze verstoringen blijvend zijn en leiden tot contactstoornissen met medemens en men niet op eigen kracht weer het evenwicht kan hervinden, kan worden gesproken van een psychische stoornis. Er is vaak sprake van abnormaal gedrag dat storend is in relatie met zichzelf en de omgeving. Wanneer je heel erg verdiept bent in een spannend boek of een griezelfilm, dan kunnen prikkels van buitenaf verkeerd uitgelegd worden. Je kunt dan schrikken van een deur die opeens opengaat of je kunt je verbeelden, dat er iemand achter je stoel staat, terwijl dat helemaal niet zo is. Er bestaat bij ieder mens een kwetsbaar evenwicht tussen binnenkomende prikkels en zijn reactie daarop. Het reageren van de mens op deze prikkels is individueel verschillend en je moet er goed aan denken, dat, ook al vinden we bepaalde reacties “gek”, dit nog niet wil zeggen dat iemand geestelijk niet gezond is. Het is vaak moeilijk om de grens tussen normaal en abnormaal gedrag scherp te trekken. Er zijn vele vormen van gedrag die door de een op een bepaalde plaats als normaal, maar door iemand anders misschien op een andere plaats of met een andere leeftijd als abnormaal worden beschouwd. 2.2 OORZAKEN VAN PSYCHIATRISCHE STOORNISSEN Voordat we een overzicht geven van de meest voorkomende psychische problemen, beschrijven we een aantal oorzaken, te beginnen met psychische kwetsbaarheid. Deze kwetsbaarheid maakt, dat mensen niet goed bestand zijn tegen emotionele spanning en stress. Kwetsbaarheid kan in aanleg aanwezig zijn, maar kan ook met later ontstane overgevoeligheid te maken hebben, door bijvoorbeeld ingrijpende gebeurtenissen. Sommige mensen zijn niet bestand tegen spanningen omdat ze al vanaf hun vroege jeugd weinig weerbaar zijn. Om zicht te krijgen op deze spanningen, stress en emotionele krenkingen die mensen in de loop van hun bestaan te verduren krijgen is het goed om de ontwikkelingsfasen van een mens na te gaan; de babytijd, vroege jeugd, pubertijd, volwassen leeftijd en oude dag. Wat heeft iemand meegemaakt en hoe ging hij daar mee om? Hoe hanteerde hij spanningen en emotionele conflicten? Wat deed iemand om angstgevoelens te bezweren? De meeste mensen die te horen krijgen dat hen wat mankeert willen de oorzaak daarvan weten. Ook de behandelend psychiater wil dit graag. Dat geeft immers houvast, als je de oorzaak weet, kun je die ook (proberen te) bestrijden. Bij lichamelijke aandoeningen lijkt dit soms duidelijker dan bij psychische stoornissen. Bij een longontsteking zoek je naar de bacterie en geef je het passende antibioticum. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 16 De chirurg verwijdert de buikpijn veroorzakende blinde darm. Bij psychiatrische stoornissen ligt het thema ‘de oorzaak’ helaas vrijwel altijd veel ingewikkelder. Een combinatie van factoren. Er is niet één duidelijke oorzaak te geven voor het ontstaan van een psychiatrische stoornis. De stoornis ontstaat door een combinatie van factoren. In de kern gaat het om aanleg en omgevingsfactoren. Deze werken op een ingewikkelde manier op elkaar in. Het begint bij afwijkingen in de genen, de dragers van erfelijke informatie. De in aanleg aanwezige kwetsbaarheid, bijvoorbeeld de neiging om impulsief te reageren, hoeft niet tot een psychiatrische stoornis te leiden. Dat kan wel gebeuren door de invloed van stressvolle gebeurtenissen die iemand meemaakt gedurende zijn leven, de zogenoemde omgevingsfactoren. Anders gezegd: de aandoening die sluimert in de genen komt tot uiting door een gebeurtenis (soms één duidelijke, meestal een reeks van gebeurtenissen). De omgevingsfactoren kunnen de genen als het ware ‘aanzetten’. Vandaar dat bij veel psychische aandoeningen geprobeerd wordt de omgevingsfactoren gunstig te beïnvloeden! Het is belangrijk te weten dat er een wisselwerking bestaat tussen al die verschillende factoren. Als iemand bijvoorbeeld impulsief in aanleg is, kiest hij soms een vriendenkring die bestaat uit soortgenoten, en begeeft hij zich daardoor sneller in situaties die uitdagend en gevaarlijk zijn. Juist deze situaties dagen hem weer uit tot impulsieve handelingen. Als iemand verlegen is van nature, maakt het uit in welke omgeving (school, vrienden, ouders) hij opgroeit. De wisselwerking met de omgeving leidt er toe dat hij of goed leert met verlegenheid om te gaan, of gepest wordt waardoor hij depressief wordt of aan de drank/ drugs raakt. Wat het verder ingewikkeld maakt is dat een in aanleg aanwezige kwetsbaarheid, een afwijking in de genen, niet leidt tot een vast omlijnde stoornis. Impulsiviteit kan bijvoorbeeld leiden tot ADHD, tot een borderline stoornis, tot antisociaal gedrag en tot alcoholmisbruik. Genetische factoren Het lijdt geen twijfel dat erfelijkheid een belangrijke rol speelt in ons gedrag. Tegelijk kunnen we stellen dat geen enkel gen (de natuurlijke eenheid van erfelijke informatie) verantwoordelijk is voor een specifieke psychiatrische stoornis. Het gaat, naast de wisselwerking met de omgeving, altijd om een combinatie van verschillende genen. Sommige aandoeningen hebben een sterkere erfelijke component dan anderen. Voorbeelden hiervan zijn: ADHD, autisme, bipolaire stoornis en schizofrenie. Maar ook persoonlijkheidsstoornissen zijn voor gemiddeld 50% genetisch bepaald. Omgevingsfactoren Wat zijn omgevingsfactoren? Dit zijn bijvoorbeeld zeer ingrijpende gebeurtenissen zoals een zeer instabiele ouderlijke gezinssituatie, emotionele verwaarlozing, agressie of seksueel misbruik. Maar ook het verlies van een dierbare, zeker op jonge leeftijd, of het krijgen van een ernstige lichamelijke ziekte. Zeker ook op het eerste gezicht ‘minder ernstige zaken’ als een (moeilijke) bevalling, een verhuizing of ontslag. Nog minder voor de hand liggend lijken de wat subtielere zaken zoals gepest zijn op school, ouders die altijd aan het werk zijn en geen tijd hebben voor de kinderen, nooit positief gestimuleerd zijn in de jeugd (veel kritiek krijgen, hoge prestatie-eisen) en te horen krijgen ‘meisjes hoeven niet door te leren’ Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 17 of ‘jij bent toch dom’ en andere opvoedingsboodschappen. Denk ook aan langdurig bloot staan aan hoge stress, of lijden onder machtsmisbruik, thuis of op het werk. Die omgevingsfactoren kunnen in een recente tijd spelen en in een ver verleden. Vaak komen psychische stoornissen pas serieus tot uiting op jongvolwassen leeftijd. Dat komt omdat je dan veel meer op eigen benen moet staan, je eigen boontjes moet doppen. Je moet verantwoordelijkheid nemen over je eigen bestaan, de eisen die de omgeving aan je stelt nemen ineens fors toe. Zo kan het komen dat eerdere omgevingsfactoren, samen met de aanwezige kwetsbaarheid, dan pas leiden tot verstoringen in het psychisch functioneren. Vaak blijkt dan toch ook dat - terugkijkend - er al enige aanwijzingen waren dat dingen niet zo goed liepen (schoolprestaties, gedragsstoornissen, conflicten of opvallende persoonlijkheidskenmerken). Bijvoorbeeld bij ADHD op volwassen leeftijd moet er ook al ADHD zijn geweest op jonge leeftijd, maar die diagnose kan gemist zijn, en de verschijnselen kunnen benoemd zijn als “lastig gedrag”. casus: John is een vanaf zijn jonge jaren erg druk en beweeglijk kind. Zijn ouders weten er niet zo goed raad mee. Ze proberen het wel, maar eens even lekker knuffelen lukt niet goed. John lijkt er niet van te houden want hij rent telkens snel weg. Zij houden er maar mee op want ze willen hem – en zichzelf – ook niet frustreren. Ze snappen het ook niet goed want zijn zusje is echt een rustige knuffelbeer. Als John naar school gaat ontstaan al snel problemen. De leerkracht vindt hem moeilijk te hanteren en doet een beroep op de ouders. Zijn ouders gaan hem nu thuis proberen in het gareel te krijgen door hem kort te houden. John wordt steeds weerbarstiger. Er volgt professionele hulpverlening en er ontstaat verbetering, zeker als John later een leraar krijgt die goed kan omgaan met dit soort gedrag. Maar in de puberteit gaat het mis. Het kiest vrienden die veel blowen en het verkeerde pad opgaan. John vindt bij zijn vrienden de aansluiting die hij thuis zegt te missen. Op en rond de school is gemakkelijk aan drugs te komen. Als John 25 jaar is heeft hij diverse mislukte opleidingen achter de rug. Als dan de zoveelste keer een relatie mislukt mede door zijn verslavingsproblematiek, krijgt hij een depressieve stoornis. Hij komt weer bij zijn ouders wonen die hem liefdevol willen helpen. Bij onderzoek wordt een lichte vorm van ADHD vastgesteld, in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek. Hebben zijn ouders gefaald door hem vroeger onvoldoende emotionele aandacht te geven? Heeft de eerste leerkracht een ‘stoornis’ gemist en de ouders verkeerde adviezen gegeven. Had de hulpverlening hem langer moeten begeleiden? Heeft de latere leerkracht een gunstige invloed gehad? Hebben de hormonen in de puberteit de boel verergerd? Hebben zijn verkeerde vrienden de doorslag geven? Had de school beter op drugs moeten controleren? Het is onmogelijk om ‘de oorzaak’ aan te wijzen. Omgevingsinvloeden kunnen behalve door mensen (zoals opvoeders en leerkrachten) ook bepaald worden door de maatschappij of ‘(sub)cultuur’. Het wegvallen van maatschappelijke zekerheden (familie-, buurt- en kerkleven) kan een rol spelen. Mensen voelen zich eenzaam, meer op zichzelf teruggeworpen, minder veilig en angstiger. Een sluimerende angststoornis, depressieve stoornis of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis zou dan mede daardoor tot uiting kunnen komen. Een maatschappij (of dorp, kerkgemeenschap, et cetera) waarin strenge regels gelden, met strenge normen en waarden bijvoorbeeld over omgangsregels en discipline, zal een andere invloed hebben op kinderen met kwetsbaarheden, dan een waarin dat niet het geval is. Leef je bijvoorbeeld in een maatschappij of (sub)cultuur waarin bescheidenheid en ingetogenheid een grote deugd zijn dan zal je met een druk, assertief, extravert en impulsief temperament eerder vast lopen. Als je introvert bent van nature kun je buiten de boot vallen in een samenleving waarin je vooral succes hebt als je ‘haantje de voorste’ bent. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 18 Specifieke factoren Er is een aantal specifieke factoren te noemen die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van psychiatrische stoornissen: • Lichamelijke ziekten kunnen leiden tot psychische verschijnselen, bijvoorbeeld een depressieve stoornis ten gevolge van een schildklieraandoening. Verwardheid (zoals een delier) t.g.v. een ziekte. • Onjuist of te veel geneesmiddelengebruik • Alcohol- en drugsmisbruik • Het overmatig gebruik van koffie en cafeïne houdende dranken, zoals thee en cola, kan angsten uitlokken of versterken. Dit kan al vanaf enkele koppen koffie of glazen cola per dag. • Hormonen: de paniekstoornis komt drie keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. De klachten van een paniekstoornis verminderen vaak tijdens een zwangerschap, na een bevalling kunnen deze toenemen en na de menopauze verminderen. Hoe dit precies komt is niet duidelijk, maar kennelijk hebben hormonen invloed op de paniekstoornis. Veel psychische klachten nemen toe in de periode voorafgaand aan de menstruatie. • Denkpatronen: mensen hebben soms vaste denkpatronen ontwikkeld die moeilijk te veranderen zijn. Zo geldt bij niet verklaarde lichamelijke klachten dat niet de klachten zelf bepalen hoe men zich daarbij voelt, maar de manier waarop men over die klachten denkt. Als iemand zich bijvoorbeeld beroerd voelt en denkt ‘dit stelt niets voor, ik moet er niet op letten en gewoon doorgaan’, dan voelt men zich anders dan wanneer men denkt ‘dit voelt niet prettig, laat ik er maar rekening mee houden’. In het algemeen is het voorstelbaar dat klachten anders beleefd worden bij mensen die overgevoelig zijn, snel afhaken en moedeloos worden, dan bij doorzetters. Bij onverklaarde chronische vermoeidheid wordt de een bijvoorbeeld somber en onderneemt steeds minder en dat versterkt de vermoeidheid. Een ander probeert zo actief mogelijk te blijven en ondervindt daardoor minder last. • Sekseverschillen: sommige psychische stoornissen laten een duidelijk sekseverschil zien en komen dus bij het ene geslacht vaker voor dan bij het andere. Depressieve stoornissen, de borderline persoonlijkheidsstoornis en eetstoornissen komen bijvoorbeeld veel vaker voor bij vrouwen. Ook hier is weer niet één oorzaak aan te wijzen. Redenen die mee zouden kunnen spelen zijn bij voorbeeld dat vrouwen problemen eerder zoeken in of bij zichzelf, hormonale oorzaken en seksueel misbruik in het verleden dat meer voorkomt bij vrouwen. Ouders en ‘schuld’ Vooral bij psychische stoornissen neigen ouders er toe om zich af te vragen wat zij fout hebben gedaan in de opvoeding. Sommige ouders of opvoeders falen door verwaarlozend gedrag, seksueel of fysiek geweld en alcohol- en/of drugsmisbruik. Maar de meeste ouders doen het goed of bedoelen het goed. Soms handelen ze uit onmacht en maken fouten, iets wat achteraf makkelijker te constateren valt. Het kan iemand helpen om - als dat terecht is – als ouder te erkennen dat het anders had gekund of gemoeten. Soms is toegeven van bepaald gedrag, zelfs nuttig en noodzakelijk. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 19 Soms zijn handelingen onbedoeld onhandig geweest of zelfs schadelijk. Of in de ogen van de kinderen een oorzaak voor bepaalde verschijnselen. Het is niet reëel dat de ouder ‘de’ schuld voor het ontstaan van de stoornis op zich neemt of om ouders ‘de’ schuld toe te kennen. Er zijn diverse stoornissen, zoals autisme en schizofrenie, waarbij bewezen is dat ‘een verkeerde opvoeding’ niet de oorzaak is. Wel kunnen ouders invloed uitoefenen op het beloop, bijvoorbeeld door tijdig deskundigen in te schakelen en adviezen te vragen hoe om te gaan met deze vaak ingewikkelde problematiek. Het is verder nuttig de subjectieve beleving van alle betrokkenen onder ogen te zien en aan de slag te gaan om de huidige relatie in het hier-en-nu te verbeteren. Een deskundige kan daar bij helpen. De veranderbaarheid van geheugen en hersenen Een belangrijk feit is het gegeven dat ieder mens een eigen, subjectieve beoordeling heeft van ‘de waarheid’. Het is niet alleen onmogelijk om alle feiten uit een soms ver verleden exact te herinneren, maar iedereen geeft ook een eigen betekenis aan feiten. Zo blijken kinderen in hetzelfde gezin soms uiteenlopende opvattingen te hebben over vader, moeder, hun gedragingen en de opvoeding. Een belangrijk onderzoek heeft aangetoond dat oudere mannen die op jonge leeftijd (14) talloze vragen over hun situatie, ouders en opvoeding gesteld kregen, hele andere antwoorden gaven toen hen vele jaren later dezelfde vragen gesteld werden, met de opdracht de vraag te beantwoorden alsof ze nog 14 jaar waren. De tijd en onze ervaringen kleuren onze herinneringen. De afgelopen jaren is door veel onderzoek de kennis over de werking van onze hersenen fors toegenomen. Daarbij is de gedachte dat de hersenen na de jong volwassen leeftijd nauwelijks nog veranderen radicaal over boord gegooid. Hersenen zijn in staat tot zelfvernieuwing (plasticiteit). Er ontstaan letterlijk nieuwe verbindingen tussen hersencellen. Iedereen weet dat als je veel studeert of oefent op zaken (taal, sport, muziek) dat je er beter in kan worden dan een ander (mits je een zeker talent in aanleg hebt!). Het is belangrijk om de hersenen op jonge leeftijd voldoende en adequaat te stimuleren. Te weinig stimulatie (zoals verwaarlozing) is waarschijnlijk net zo slecht als overstimulering (teveel prikkels, zoals een groot deel van de dag ‘beeldschermen’, met snelle games). Onze hersenen veranderen dus voortdurend en passen zich aan onder invloed van allerlei factoren, zoals iemands gedrag. Daarmee zijn we weer beland bij het gegeven van de wisselwerking: hersenen bepalen het gedrag, ons gedrag bepaalt (mede) onze hersenen. Dé oorzaak van een psychiatrische stoornis bestaat dus niet. Het ligt zelfs vrij ingewikkeld. Er is sprake van een samenspel van diverse op elkaar ingrijpende, elkaar beïnvloedende factoren. Dat lijkt slecht nieuws. We hebben liever houvast en hebben soms graag ‘een schuldige’. Toch kunnen we ten behoeve van de behandeling vaak een keus maken uit factoren die ‘hoogst waarschijnlijk’ een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld. Zeker als deze factoren nog beïnvloedbaar zijn, is dat heel nuttig. We zullen echter altijd terughoudend moeten zijn met vergaande conclusies. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 20 De doorslaggevende rol van gevoelens Gevoelens kleuren ons leven. Gevoelens bepalen ook of we ons verstand kunnen gebruiken en bestand zullen zijn tegen de normale levensmoeilijkheden. Sommige mensen hebben geen goed gevoel, ze missen zelfvertrouwen of haten zichzelf. Mensen kunnen diep in de put zitten en niets voelen. Van binnen zijn ze kil geworden, ze bekijken zichzelf als een vreemde en knijpen zich soms in hun vel om te voelen of ze nog wel bestaan. Bij veel emotionele problemen speelt ‘het verleden’ een grote rol. De actuele situatie doet, automatisch en vaak onbewust, denken aan vergelijkbare pijnlijke situaties uit het verleden. Onze reactie is dan ‘gekleurd’ door iets ‘ouds’ dat in het emotionele geheugen is opgeslagen en weer tevoorschijn komt in de vorm van nare, pijnlijke gedachten en lichamelijke reacties. Dat is heel duidelijk het geval bij posttraumatische stressstoornissen en verwerkingsproblemen bij rouw. Ook bij een negatief zelfbeeld spelen niet-verwerkte pijnlijke gebeurtenissen, waardoor dat zelfbeeld gevormd is, een grote rol. Bij emotionele reacties die niet-passend zijn, in de zin dat de gevoelens veel te heftig zijn en/of te lang duren, is er waarschijnlijk sprake van onverwerkt ‘oud zeer’. Leven met een (ernstige en langdurige) psychische aandoening is voor vele patiënten en hun families een bijzonder moeilijke opdracht en gaat vaak gepaard met gevoelens van wanhoop en uitzichtloosheid. Dit confronteert ook hulpverleners/begeleiders met hun eigen gevoel van machteloosheid. Het is van belang om deze emoties te (leren) herkennen, te delen en te hanteren. In de bijlage van deze reader vind je een artikel, dat handelt over het verschijnsel overdracht. Het begrip overdracht is in de psychologie het verschijnsel dat mensen gevoelens, wensen en ervaringen uit het verleden projecteren op een ander persoon, bijvoorbeeld op jou als begeleider. Een aantal begrippen zijn belangrijk in de beroepshouding van begeleiders van mensen met psychische problemen: Empathie. Empathie is iets anders dan sympathie. Sympathie staat namelijk voor medelijden, medeleven en mededogen (“Goh wat erg voor je”). Empathie staat voor de wil om te begrijpen, en wordt vaak als synoniem beschouwd aan het woord 'inlevingsvermogen'. Toch gaat empathie iets verder dan dat. Bij empathie reflecteer je namelijk het verkregen begrip. Met andere woorden: via empathie wil je de ander begrijpen waarna je dat begrip actief terugkoppelt naar de ander ("Ik begrijp dat dit bij jou enorm veel pijn doet"). Echtheid Echtheid wordt ook wel congruentie genoemd. Deze term slaat op het 'echt' zijn van de hulpverlener tegenover de cliënt. Dat betekent dat een hulpverlener oprecht moet zijn in hetgeen hij verbaal en non-verbaal aan zijn cliënt vertelt of uitstraalt. Als iemand incongruent reageert naar cliënten, dan kan dit voor de ander onbetrouwbaarheid en onveiligheid in het contact betekenen.. Dit heeft vaak negatieve consequenties voor de relatie tussen beiden. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 21 Respect Respect betekent “aanzien, eerbied of waardering, die men heeft voor (of ontvangt van) iemand vanwege zijn kwaliteiten, prestaties of vaardigheden”. Het woord betekent oorspronkelijk omzien naar, en vandaar rekening houden met. Geen mens is hetzelfde. Het is dus van belang dat je respect hebt voor individuele wensen en waarden van cliënten die je begeleidt. We vinden niet altijd het juiste antwoord in ons vertrouwde begeleidings- arsenaal. We kennen allemaal gevoelens van nervositeit en onzekerheid in nieuwe en onbekende situaties. Hoewel we ons van onze eigen gevoelens vaak terdege bewust zijn, vergeten we soms dat onze cliënten vaak nog veel nerveuzer zijn. Met een ander spreken over minderwaardigheidsgevoelens, suïcidale gedachten, huwelijksproblemen of seksualiteit is niet eenvoudig. Schaamte en angst niet begrepen te zullen worden spelen vaak een belangrijke rol bij de terughoudendheid van een patiënt om te spreken over diens voornaamste problemen. Het is daarom heel erg belangrijk om tijd te investeren in het creëren van een veilige en rustige sfeer die uitnodigt om contact aan te kunnen en durven gaan met de ander. Tips sites: http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/articles_224pdf.pdf films: “Shine”. Australië , 1996. Regie: Scott Hicks. boeken: Psychiatrie “.Van diagnose tot behandeling”. R. van Deth. (Studie)boek, 2013. ISBN-nr. 9789036803519 “PAAZ”. Myrthe van der Meer. (roman). House of Books BV 2012. ISBN 9044336673 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 22 3. INDELING VAN DE BELANGRIJKSTE PSYCHISCHE PROBLEMEN _____________________________________________________________________________________________________ 3.1 DE OUDE EN DE NIEUWE INDELING. Vroeger werden psychische problemen ingedeeld in: neurose, psychopathie en psychosen. Neurose was een zenuwziekte die een mens angstig en nerveus maakte. Psychopathie had betrekking op de onberekenbare agressie van mensen met een misvormd karakter. Psychose was een verzamelbegrip voor alle verwardheidstoestanden. De neurose bestaat niet meer, al spreken we nog wel van neurotisch gedrag als iemand erg onzeker is en veel aandacht vraagt. Het begrip psychopathie bestaat niet meer, maar er wordt nog wel van psychopathisch gedrag gesproken als het om boosaardige activiteiten gaat. Het begrip psychose heeft een engere betekenis gekregen, psychosen worden nu gekenmerkt door waanideeën en hallucinaties. Tegenwoordig worden psychische problemen ingedeeld volgens het Diagnostic and Statistic Manuel. De DSM, een classificatie voor psychische stoornissen, is ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de American Psychiatric Association. In juni 1994 verscheen de vierde editie (DSM-IV). De DSM is ontwikkeld voor gebruik bij met name onderzoek. Door internationaal dezelfde criteria af te spreken voor psychiatrische aandoeningen wordt onderzoek en communicatie duidelijker en betrouwbaarder. De DSM is dus een classificatiesysteem, een soort internationaal etiketsysteem. Helaas gebruiken steeds meer behandelaars het als een diagnose-systeem. In feite hoort de behandelaar eerst een (beschrijvende) diagnose te stellen en zou dan pas mogen classificeren volgens de DSM. Verder kun je als kritisch punt inbrengen, dat je de DSM eigenlijk niet zou mogen gebruiken als zorgbepalend instrument. Een classificatie betekent niet perse dat je zorg nodig hebt. Andersom als je geen stempel opgedrukt hebt gekregen wil dit nog niet zeggen, dat je geen zorg nodig zou kunnen hebben. De DSM-IV bestaat uit vijf assen: As 1 Klinische stoornis (bijv. depressie) As 2 Persoonlijkheidsstoornissen (bijv. afhankelijke persoonlijkheidsstoornis) As 3 Lichamelijke aandoeningen (relevant voor het begrijpen of behandelen van een psychische stoornis) (bijv. migraine) As 4 Psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. scheiding, werkeloosheid ) As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (Global Assement of Functioning Scale, GAF) uitgedrukt op een schaal van 0 tot 100 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 23 De DSM-V is op dit moment volop in ontwikkeling. In deze reader worden niet alle stoornissen besproken. Er is een bepaalde selectie gemaakt op grond van de vraag: “Komt het vaak voor”, of, “Moet je er op een speciale manier mee omgaan”. In onderstaand overzicht zijn de problemen vrij willekeurig gerangschikt. Ze beginnen met het minst erge, de angststoornissen en eindigen met het ergste; dementie. Natuurlijk is het nog maar de vraag of een psychisch probleem ernstig is of niet. Angststoornissen zijn ook ernstige stoornissen waar mensen erg onder lijden. In zekere zin zijn alle psychische problemen erg. Wie er last van heeft moet er lang over doen om ze weer kwijt te raken en vaak gaan ze niet echt over en moet men voortaan rekening houden met een moeizaam bestaan. Angststoornissen zijn veelvoorkomend en voor ons allemaal zeer herkenbaar. Bij andere stoornissen is het soms niet zo eenvoudig om je in te leven in wat de betrokkene meemaakt.(Reedijk, J.S.,2000) Site: http://home.wanadoo.nl/~ruudzonneveld/DSM/DSM-IV_files/_257Eproust/ 3.2 De belangrijkste problemen die veel voorkomen Angststoornissen Stemmingsstoornissen, zoals depressie, manie en bipolaire stoornis Autisme Eetproblemen zoals, anorexia nervosa en boulimie Persoonlijkheidsstoornissen Schizofrenie en andere psychotische stoornissen Somatoforme stoornissen, zoals pijn, hypochondrie, conversiestoornis, stoornis in de lichaamsbeleving Nagebootste stoornis, ofwel lichamelijke of psychische stoornis Seksuele stoornissen en gender-identiteitsstoornissen Dissociatieve stoornis, zoals dissociatieve identiteitsstoornis (vroeger heette dit meervoudige persoonlijkheidsstoornis) Slaapstoornissen Stoornissen in de impulsbeheersing, zoals pyromanie Dementie In deze reader bespreken wij een aantal stoornissen. Het gaat hier om: Psychosen, depressie, bipolaire stoornis of manisch-depressieve stoornis, schizofrenie, angst- en dwangstoornissen, gedragsproblematiek, autisme en persoonlijkheidsstoornissen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 24 4. PSYCHOSEN __________________________________________________________________________________ Kenmerkend voor een psychose is een toestand van ernstige verwardheid, waarbij iemand het contact met de dagelijkse werkelijkheid gedeeltelijk of bijna geheel, kwijt is. Iemand die een psychose doormaakt ervaart gevoelens, indrukken en waarnemingen die niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Zo kan men zich bedreigd of bespied door de omgeving voelen en kan men stemmen horen. Deze ervaringen maken grote indruk op degene die een psychose doormaakt en beheersen zijn of haar denken. Soms is men zo verward dat iemand nauwelijks meer geordend kan denken en praten. Ruim 1 op de 100 mensen heeft ooit een psychose doorgemaakt. De aandoening komt overal ter wereld voor. Meestal doet zich een eerste psychose voor rond het twintigste levensjaar. Verschijnselen van psychose Psychotische verschijnselen zijn wanen, hallucinaties en verwardheid. Vaak is het hele leven van de patiënt ontregeld. Wanen zijn niet-reële overtuigingen. Veel voorkomende wanen zijn vergiftigingswaan (het idee dat men vergiftigd wordt, bijvoorbeeld doordat iemand iets in de koffie of het eten heeft gedaan), achtervolgingswaan (men denkt dat men in de gaten gehouden wordt en het op hem gemunt heeft), betrekkingswaan (het idee dat allerlei zaken betrekking op jezelf hebben, bijvoorbeeld krantenartikelen of tv-uitzendingen) of Messiaswaan (de overtuiging dat men een grootse taak moet uitvoeren, bijvoorbeeld de wereld redden). Hallucinaties zijn schijnwaarnemingen. Men is overtuigd iets waar te nemen wat er in werkelijkheid niet is. De meest voorkomende hallucinatie is het horen van stemmen. Ook kan men een vieze lucht ruiken, een eigenaardige smaak proeven, vreemde verschijnselen zien of eigenaardige lichamelijke gevoelens hebben. Verwardheid uit zich in gesprekken die niet te volgen zijn, zinnen die niet kloppen en vreemd, onverklaarbaar gedrag. Het komt ook vaak voor dat een patiënt druk en opgewonden is. Hij slaapt vaak slecht of blijft zelfs hele nachten in de weer. Vaak reageren patiënten in een psychose op wat ze in hun geest ervaren. Zo kunnen ze bijvoorbeeld het meubilair van hun kamer naar buiten gooien omdat ze menen dat het besmet is, kunnen ze gaan preken dat de wereld ten onder zal gaan, kunnen ze terugpraten of schreeuwen tegen stemmen of op de vlucht slaan voor gewaande achtervolgers. Een psychose kan dagen duren, maar houdt meestal weken of maanden aan. Sommige mensen blijven hun hele leven last houden van psychotische verschijnselen. Verder is de kans dat iemand na het doormaken van een psychose er opnieuw een krijgt groot. In de periode na een psychose komt het vaak voor dat iemand weinig energie heeft en weinig belangstelling kan opbrengen voor normale dagelijkse bezigheden. Men kan grote moeite hebben met de gewone dagelijkse taken zoals lichaamsverzorging, huishouden en het werk. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 25 In veel gevallen waren deze verschijnselen er ook al in de periode voorafgaande aan de psychose. In het algemeen ontstaat een psychose niet plotseling, maar is er een langere of kortere aanlooptijd. In die tijd verandert het gedrag van de patiënt. Vaak trekt hij zich wat terug en gedraagt zich minder sociaal. Hij neemt andere eetgewoonten aan, en zijn slaappatroon verandert. Zijn interesses kunnen veranderen, in veel gevallen naar filosofische, godsdienstige of paranormale onderwerpen. Studie en werkprestaties gaan achteruit. Dit kan zich in weken afspelen, maar ook in jaren. Gevaar Een psychose is bepaald niet ongevaarlijk. Veel patiënten met een psychose vertonen zelfmoordneigingen en verwonden zichzelf soms. Anderen plegen daadwerkelijk zelfmoord. Ook komt het voor dat men agressief wordt naar de omgeving, meestal naar de familieleden. Verder kan men zichzelf erg verwaarlozen, zowel wat betreft eten als de verzorging van het lichaam en de woning. Psychotische mensen kunnen door hun verwardheid en afwijkende levenspatroon soms overlast veroorzaken. Oorzaken Een psychose is een uiting van een verstoring van het functioneren van een deel van de hersenen. Die verstoring kan ingrijpend en blijvend zijn, of licht en weer redelijk tot goed herstellen. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het ontstaan van een psychose, maar verreweg de meest voorkomende oorzaak zijn ernstige psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie, bipolaire stoornis (manisch-depressieve stoornis) en ernstige vormen van depressie en borderline stoornis. Ook kan zich een psychose voordoen doordat de hersenen ontregeld zijn. Dit kan komen door het gebruik van drugs (LSD, paddenstoelen), in zeldzame gevallen door alcohol, of door een ziekte die de hersenen aantast zoals AIDS, een tumor, een ontsteking of dementie. Er zijn ook sterke aanwijzingen dat het gebruik van cannabis (weed, hasj) de kans vergroot op het krijgen van een psychose. Een psychose is dus steeds de uiting van een ernstige aandoening. Toch blijkt dat in een aantal gevallen mensen goed herstellen van een psychotische periode. Hoe de vooruitzichten en de herstelkansen zijn van een psychose wordt bepaald door de onderliggende oorzaak. Waarom de één een psychose krijgt en de ander niet is niet helemaal bekend, maar erfelijke aanleg speelt een zeer belangrijke rol. Vroeger dacht men dat de opvoeding een rol speelde, maar dat is niet het geval. Behandeling De belangrijkste behandeling van psychotische verschijnselen is met medicijnen. Deze medicijnen, antipsychotica, onderdrukken de hallucinaties en wanen en kalmeren de patiënt. Antipsychotica genezen de oorzaak van de psychose niet. Ze werken zolang ze ingenomen worden. Behalve dat antipsychotica van belang zijn om de verschijnselen van een psychose te bestrijden, werken ze ook om de kans op het optreden van een volgende psychose te verkleinen. In het algemeen is het daarom nodig dat een patiënt die hersteld is van een psychose nog lange tijd antipsychotica blijft gebruiken. Het is van groot belang dat aan familie of andere directe omgeving van de patiënt wordt verteld wat er aan de hand is, en aanwijzingen worden gegeven hoe hier mee om te gaan. Datzelfde geldt voor de patiënt zelf, maar bij een verwarde patiënt of bij een patiënt die door zijn psychose meent niet ziek te zijn, kan dat moeilijk zijn. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 26 Verder zijn algemene maatregelen om tot rust te komen van belang. De patiënt moet voldoende slapen, zo nodig met behulp van slaapmiddelen. Stress moet vermeden worden. In veel gevallen is een tijdelijke opname in een psychiatrische kliniek nodig. Soms is zelfs een gedwongen opname nodig doordat de patiënt niet inziet dat hij ziek is, en door zijn verwarde en soms gevaarlijke gedrag niet meer te handhaven is. Gesprekken, psychotherapie, spelen een kleine rol bij de behandeling van een psychose. Het belangrijkste is dat er vooral goede voorlichting wordt gegeven met goed bruikbare adviezen. Dit heet psycho-educatie. Een vorm van psychotherapie die patiënten kan helpen om beter met wanen en het horen van stemmen om te gaan heet cognitieve gedragstherapie. Deze behandeling is vooral van belang bij mensen die na het doormaken van één of meer psychotische perioden last houden van hinderlijke wanen of stemmen. In veel gevallen zal blijken dat de psychose een symptoom is van een ernstige psychiatrische ziekte, zoals schizofrenie en manisch-depressieve (bipolaire) stoornis. Hierdoor wordt vaak het algemeen psychisch functioneren van de patiënt aangetast. Dan is er veelal langdurige behandeling en begeleiding nodig, soms voor het hele leven. Ook heeft de patiënt dan, omdat hij minder goed kan functioneren en vaak minder energie en doorzettingsvermogen overhoudt, op verschillende manieren hulp en steun nodig, zoals bij het wonen en de zelfverzorging. Ziektebesef Een speciaal probleem bij mensen die een psychose doormaken is dat ze vaak niet beseffen dat ze ziek zijn. Ze vinden zichzelf eerder bijzonder dan ziek, en willen ook niet behandeld worden. Dit levert voor de omgeving, die de patiënt wil helpen, grote problemen op. Ook de arts die de patiënt wil behandelen kan zijn werk niet goed doen, omdat de patiënt zijn adviezen niet opvolgt. Dit kan vaak alleen doorbroken worden door de patiënt onder dwang op te nemen. Volgens de huidige wetgeving kan dit alleen als er door de psychose gevaar dreigt. Hierdoor kan het soms helaas voorkomen, dat een zeer zieke patiënt geen behandeling kan krijgen, omdat er geen direct gevaar is. Gelukkig wordt er tegenwoordig steeds verstandiger met de wettelijke regels omgegaan zodat mensen toch de behandeling krijgen die ze nodig hebben. Terugkeren van psychoses Bij ongeveer vijftien procent van de mensen die een psychose doormaken blijft het bij één keer. Maar meestal volgen er na een eerste psychotische periode een aantal herhalingen. Er is een groot verschil tussen de eerste keer dat iemand een psychose doormaakt en de volgende keren. Bij de eerste keer is alles voor de patiënt en zijn familie onbekend en meestal ook onbegrijpelijk. Een eerste psychose is een dramatische gebeurtenis. Bij een eerste psychose is het niet alleen belangrijk dat een psychiater wordt ingeschakeld en de behandeling begint, maar ook is het erg belangrijk dat de familie en de patiënt goed worden voorgelicht over wat er aan de hand is en hoe je er mee om kunt gaan. Als iemand één of meerdere malen een psychose heeft doorgemaakt, kan hij zelf of zijn omgeving meestal merken dat een volgende psychose op komst is. Er kan dan tijdig aan de bel getrokken worden bij de hulpverlening. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 27 Door de voorgeschreven medicijnen regelmatig in te nemen, spanning te vermijden en goed contact te houden met de behandelaar wordt de kans op terugkeer van een psychose zo klein mogelijk. Hoe ga je om met mensen met een psychose? Een aantal handvatten. Een psychose is een ernstige aandoening. Het herstel kost tijd. Iemand die een psychose heeft gehad blijft nog lange tijd kwetsbaar. Het is moeilijk communiceren met iemand die psychotisch is. Maar het wordt er ook niet beter van als zo'n persoon in een isolement terechtkomt. Hieronder vind je een aantal tips hoe je met iemand kunt omgaan die een psychose heeft. Probeer rustig te reageren op iemand die een psychose doormaakt. Probeer je enigszins te verplaatsen in de realiteit van de ander, neem hem serieus. Het is niet altijd even makkelijk, maar probeer niet boos of geïrriteerd te reageren. Hier kan iemand die psychotisch is erg heftig op reageren. Je moet iemand met een psychose niet teveel achter de broek aan zitten, maar ook niet aan zijn lot overlaten. Help en motiveer een patiënt zijn medicijnen trouw in te nemen. Neem de persoon serieus Vraag naar gedachten en gevoelens. Hoe kijkt deze persoon tegen de situatie aan? Probeer deze gedachten en beelden niet te veroordelen of weg te praten. Blijf rustig en geïnteresseerd doorpraten en doorvragen. Dit werkt twee kanten op. Ten eerste krijg je zo zelf een idee wat er in deze persoon omgaat. Ten tweede wordt deze persoon door jouw vragen gedwongen naar zichzelf te kijken en de eigen gedachten en gevoelens te verklaren. Benadruk de realiteit en wees duidelijk. Geef de persoon geen ongelijk in zijn of haar hallucinaties of wanen. Ga niet in discussie, maar maak wel duidelijk dat je het anders ziet. Tegenspreken, confronteren, kritiseren, werkt averechts. Vertel alleen dat jij er zelf niet zo over denkt maar er anders tegenaan kijkt. Bevestig de ideeën die wel realistisch zijn. Iemand met een psychose heeft een chaos in zijn hoofd en kan soms erg achterdochtig zijn. Wees daarom duidelijk en ondubbelzinnig. Help de persoon bij het oppakken van het normale dagelijkse leven. Structuur, rust en regelmaat zijn daarbij heel belangrijk. Belangrijk hierbij is een structuur te vinden die de persoon zelf prettig vindt. Hier zijn namelijk geen algemene regels voor te vinden die iedereen prettig vindt. Dring niet teveel aan op vroeg opstaan, als iemand pas energie heeft na het middaguur. Accepteer dat iemand soms laat op gang komt. Ook lichamelijke verzorging is belangrijk; gezond eten en een goede lichamelijke verzorging. Dring jezelf niet teveel op en laat de persoon zoveel mogelijk zelf bepalen hoe hij of zij het dagelijkse leven oppakt. Vraag de persoon wat jij zelf zou kunnen doen om daarbij te helpen. Probeer een laag EE-klimaat (expressed-emotion) neer te zetten in de begeleiding. Dit is een klimaat met een lage emotionele betrokkenheid. Het betekent dat de begeleider probeert niet al te betrokken te zijn. Probeer mensen niet teveel te stimuleren of juist te weinig. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 28 Tips: Sites: http://www.btsg.nl/infobulletin/psychose/psychose-oorzaken.html www.anoiksis.nl www.psychoseplein.nl Films: http://www.verlorenjaren.nl/de-film/bekijk-de-film-verloren-jaren/ “Fight club”, 1999. Regie: David Fincher http://www.parnassia.nl/experience-psychose Boeken: Artikel: https://www.sinteze.nl/documents/Artikelen%201stekw%202012/NRC_20120114_1_011_a rticle1.pdf “Tot vlak voor de sprong”. Ruud en Leo Sybrandy. ISBN: 9789078905363 “De Dag waarop mijn dochter gek werd”. Michael Greenberg. ISBN: 9789026320729 “In gesprek met psychose”. Jules Tielens. ISBN 9789058982179 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 29 5. DEPRESSIE _____________________________________________________________________________________________________ Iedereen voelt zich wel eens lusteloos, neerslachtig of in de put. Het kunnen heel normale gevoelens zijn, passend bij tegenvallers of problemen in het leven, die iedereen heeft. Vaak gaat het hierbij om gevoelens, die enkele uren of enkele dagen duren. Echter, als deze gevoelens tenminste gedurende een paar weken het grootste deel van de dag bestaan en men zich niet meer over de somberheid heen kan zetten, dan spreken we van een depressie. Een depressie is een ziekte, die veel voorkomt. Tien procent van de mannen en twintig procent van de vrouwen zullen in hun leven een depressie doormaken. Zowel oudere als jonge mensen kunnen er last van hebben. Een depressie kan op alle leeftijden vóórkomen. Sommige families vertonen een grotere kwetsbaarheid voor depressies. Verschijnselen van een gedeprimeerde stemming De stemming is neerslachtig De persoon is wel in staat om tot actie te komen, maar doet dit niet De persoon kan wel genieten als een ander iets leuks organiseert Iemand zoekt wel hulp voor zaken die hem zeer beangstigen De persoon wil graag praten en klagen en is ook blij met een warm contact De betrokkene heeft vaak last van lichamelijke klachten die hem verontrusten De persoon verzorgt zichzelf redelijk en wil niet verslonzen Verschijnselen van een depressie De twee belangrijkste klachten die op een depressie kunnen wijzen zijn somberheid en lusteloosheid. Vaak is er verlies van vermogen plezier te kunnen beleven. Ook interesseverlies en aandachts- en concentratiestoornissen kunnen tekenen van een depressie zijn. In een depressie kan alles grijs of zwart lijken. Men kan zich triest voelen, of hulpeloos, hopeloos en tot niets in staat. Soms is men prikkelbaar, soms voelt men zich juist dof en leeg. Er kan sprake zijn van zelfverwijt en schuldgevoelens. Men kan gaan twijfelen bij het nemen van de meest simpele beslissingen. Men kan veel huilen, maar men kan ook zo somber zijn dat men wel wil huilen, maar het niet kan. Oude of slechte herinneringen, die niet meer een grote rol speelden, kunnen weer op de voorgrond treden. Daarnaast kan men lichamelijke klachten hebben. Bijvoorbeeld zich vermoeid voelen zonder duidelijke oorzaak. Armen en benen kunnen loodzwaar aanvoelen. Er zijn vaak slaapproblemen. Men slaapt moeilijk in, wordt midden in de nacht vaak wakker, of men wordt erg vroeg wakker en kan niet meer inslapen. Sommige patiënten slapen juist te veel. Ongeveer de helft van de patiënten voelt zich ’s morgens slechter dan ’s avonds. Het omgekeerde komt ook voor. Ook kan de eetlust verstoord zijn. Meestal is deze slecht, heeft men geen trek in eten of smaakt het eten niet. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 30 Veel patiënten met een depressie vallen af. Soms eet men te veel. De ontlasting komt vaak moeizaam. Seksuele gevoelens kunnen verminderd of zelfs geheel verdwenen zijn. Indien men gedurende enige tijd last heeft van enkele van de volgende verschijnselen, is het raadzaam een arts te raadplegen: Somberheid Verminderde belangstelling of verminderd vermogen plezier te beleven Eetlustverandering met duidelijke gewichtsvermindering Opvallende verandering in slaappatroon Gevoelens van moeheid, futloosheid Gevoelens van hopeloosheid Gevoelens van waardeloosheid of overmatige schuldgevoelens Aandachts- en concentratiestoornissen, traagheid in het denken of sterke besluiteloosheid Innerlijke en/of uiterlijk zichtbare rusteloosheid of juist traagheid van beweging en weinig gelaatsuitdrukking Gedachtes over de zinloosheid van het leven, gedachtes aan de dood en de wens het leven, al dan niet actief, te willen beëindigen Angsten over niet bestaande ernstige ziekten, armoede of begane zonden. Mensen met een depressie kunnen hier zo door worden beheerst, dat ze er als het ware door gevangen worden. De energie om hulp te zoeken ontbreekt en ze zijn niet meer in staat goedbedoelde adviezen van hun directe omgeving op te volgen. Bovendien worden ze vaak een last voor hun omgeving. Zo kunnen ze in een isolement terecht komen. Een depressie is een belangrijke oorzaak van zelfmoordpogingen en zelfmoord. Daarom is herkenning en behandeling van de depressie letterlijk van levensbelang. In verband met dit gevaar kan een opname noodzakelijk zijn. Een depressie kan op alle leeftijden voorkomen. Bij kinderen en jongeren kan een depressie zich uiten als gedrags- en leerproblemen. Ernstige vormen van depressie komen meer voor bij mensen van middelbare leeftijd en bij ouderen. Bij ouderen kunnen geheugenproblemen op de voorgrond staan en wordt een depressie soms verward met dementie. Verloop van een depressie Een depressie ontstaat meestal geleidelijk, maar kan bij een minderheid ook tamelijk acuut ontstaan, soms zelfs binnen een dag. Zonder behandeling kan een depressie na enige tijd (gemiddeld 4-6 maanden) weer overgaan, maar soms ook veel langer aanhouden, zelfs jaren voortduren. Met een behandeling kunnen de klachten verminderen of kan de duur van de depressie worden verkort. Overmatig alcohol- en/of drugsmisbruik kan het beloop van de depressie ongunstig beïnvloeden. Een depressie kan eenmalig voorkomen, maar in ongeveer de helft van de gevallen treedt een herhaling op. De depressieve periodes kunnen elkaar snel opvolgen, maar er kunnen ook jaren tussen de verschillende periodes zijn zonder klachten. Ook kan het gebeuren dat depressieve periodes worden afgewisseld door te drukke periodes. Dan kan er sprake zijn van een manisch-depressieve stoornis. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 31 Oorzaken van een depressie In de meeste gevallen is het niet mogelijk één oorzaak aan te geven van een depressie. Bijna altijd gaat het om een combinatie van factoren. Biologische oorzaken Onder meer via onderzoek binnen families, waar veel depressies voorkomen, is duidelijk geworden dat de kans om een depressie te krijgen voor een deel erfelijk bepaald is. Onderzoek heeft ook uitgewezen dat er bij een depressie sprake is van een verstoring van de activiteit van bepaalde gebieden in de hersenen. Dit uit zich in een verstoord evenwicht tussen stoffen, die nodig zijn voor de werking van de zenuwcellen. Met antidepressieve medicijnen kan dit evenwicht worden hersteld. Tot de biologische oorzaken worden ook de gevolgen van bepaalde lichamelijke ziekten gerekend, zoals een depressie bij een schildklieraandoening. Ook onjuist of te veel medicijngebruik kan een depressieve stoornis veroorzaken. Depressies gaan nogal eens samen met middelenmisbruik (alcohol, drugs). Psychische oorzaken Tot de psychische oorzaken worden oorzaken gerekend, die samenhangen met iemands psychische draagkracht. Bepaalde karaktereigenschappen, zoals de vaardigheid om problemen op te lossen, en het vermogen om hulp en steun van de naaste omgeving te kunnen vragen, zijn daarbij van belang. Sociale oorzaken Met sociale oorzaken worden gebeurtenissen bedoeld, die bij een bepaalde (stress)gevoeligheid, aanleiding tot een depressie kunnen geven. Het gaat aan de ene kant om negatieve gebeurtenissen die spanningen veroorzaken, zoals huwelijksconflicten of een echtscheiding, ziekte of dood van de partner, spanningen op het werk. Maar ook om in principe positieve, doch heel ingrijpende gebeurtenissen, zoals het krijgen van een kind. Het is dus vaak een combinatie van factoren die een depressie veroorzaken. Daarom ter verduidelijking een voorbeeld: Iemand die op basis van zijn/haar karakter moeite heeft met alleen zijn en bij wie depressies in de familie voorkomen, heeft na het verlies van een partner een grotere kans een depressie te krijgen dan iemand die wel goed alleen kan zijn en bij wie geen depressies in de familie voorkomen. Behandeling van een depressie De depressie behoort tot de goed behandelbare psychiatrische ziekten. Verreweg het grootste deel van de behandelingen bij depressies heeft een gunstig effect. In aanvang, bij lichte depressies, kan worden volstaan met voorlichting en begeleiding, bijvoorbeeld door de huisarts. Als een depressieve stoornis na ongeveer 3 maanden op die manier niet verbetert, is intensievere behandeling aangewezen. Behandeling met medicijnen Antidepressiva zijn de belangrijkste medicijnen die bij de behandeling van de depressie worden gebruikt. Antidepressiva ontlenen hun naam aan hun belangrijkste werking: het tegengaan van de depressie. Er zijn veel soorten antidepressiva, die onderling vooral verschillen in mogelijke bijwerkingen. Antidepressiva leiden bij meer dan de helft van de depressieve patiënten tot een aanzienlijke vermindering van de depressieve verschijnselen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 32 Hierbij geldt dat het effect groter is naarmate de depressie ernstiger is. Deze effecten treden overigens niet meteen op. Het duurt over het algemeen 2 tot 4 weken voor de depressieve symptomen verminderen. Zoals alle medicijnen hebben ook antidepressiva bijwerkingen. Soms zijn deze helaas eerder merkbaar dan het antidepressieve effect. Gesprekstherapie Als men somber is, is het goed om over de gevoelens die ermee gepaard gaan met iemand uit de eigen omgeving te spreken. Dit lukt echter niet altijd, ofwel omdat er niemand is, ofwel omdat men de directe omgeving niet wil lastig vallen. Soms ook leidt praten alleen maar tot herhalen van problemen zonder dat er iets wordt opgelost. In veel gevallen kunnen eenvoudige steunende gesprekken met een behandelaar een gunstige werking hebben. Soms is een meer systematische vorm van gesprekstherapie nodig. Dit wordt psychotherapie genoemd. Psychotherapie is een behandeling door middel van regelmatige gesprekken met een deskundige: een psycholoog/psychotherapeut of psychiater. In deze gesprekken komen psychische en sociale oorzaken van de klachten aan bod. Er wordt bijvoorbeeld gekeken hoe iemand in elkaar zit, en welke patronen veranderd kunnen worden. Ook kan een andere kijk op het leven, of anders omgaan met de klachten, leiden tot vermindering van klachten. Dit gebeurt bijvoorbeeld met behulp van cognitieve gedragstherapie. Ook specifiek de aandacht richten op de rol van de relaties met anderen (Interpersoonlijke therapie) is een werkzame psychotherapie bij depressies. In veel gevallen bestaat de behandeling van een depressie uit een combinatie van medicijnen en gesprekstherapie. Andere vormen van behandeling • Bibliotherapie (lezen over depressie) wordt toegepast bij lichte tot matige depressie. Het is een vorm van zelfhulp, waardoor de patiënt beter begrijpt wat er met hem aan de hand is, en wat eraan te doen is. Dit blijkt een goede start voor verbetering te zijn. • Running therapie: regelmatig hardlopen, of een vergelijkbare vorm van fysieke inspanning, kan een positief effect hebben op de depressieve klachten. • Lichttherapie. Wordt toegepast bij winterdepressie. Hierbij bestaat een samenhang met een tekort aan licht. Indien dit het geval is, wordt de patiënt gedurende 5 dagen een half uur per dag behandeld met een sterke lichtbron. En dit het liefst voor de winter begint. • Electroconvulsietherapie, afgekort ECT is een vorm van behandeling die bij ernstige depressies kan worden toegepast, of indien het gebruik van medicijnen onwenselijk is. • Zelfmedicatie: bij mildere vorm van depressie kan sint-janskruid werkzaam zijn. Echter opgelet: ook hierbij kunnen bijwerkingen optreden, en de werking van andere medicijnen kan erdoor beïnvloed worden. Hoe ga je om met mensen met een depressie? Een aantal handvatten Toon begrip en geduld aangezien een luisterend oor erg belangrijk kan zijn. Probeer te begrijpen hoe de ander zich voelt, laat diegene uitpraten en denk mee maar zeg niet dat je weet hoe deze zich voelt aangezien dat niet zo is. Stel daarbij je eigen problemen als gevolg van de depressieve stoornis niet ter sprake. Verschaf geen ongevraagde adviezen want hoewel dit vaak goed bedoeld is kan het averechts werken wat tot irritaties kan leiden. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 33 Probeer niet te kritisch, veroordelend of afkeurend te reageren op zaken die anders lopen dan gepland aangezien iemand die depressief is al genoeg gevoelens van waardeloosheid en zelfkritiek ervaart. Je kunt last krijgen van je eigen frustraties. Bespreek een gevoel van onmacht of boosheid met collega’s, dat kan verlichting brengen en daardoor kun je de zware zorg wellicht beter aan. Wees bedacht op suïcidale gedachten en nodig ook zeker uit over dit soort onderwerpen te praten. Wees troostend en nabij en toon signalen van genegenheid. Iemand die depressief is heeft behoefte aan rust en veiligheid waarbij het belangrijk is dat er verzorging en zorgzaamheid is en er zo min mogelijk druk staat op het uitvoeren van taken of het aangaan van verplichtingen. Onderneem samen dingen die voor ontspanning en afleiding zorgen zoals leuke nieuwe activiteiten maar ook de dagelijkse zaken. Blijf vooral in beweging (fietsen, wandelen, sporten). Motiveer iemand om zoveel mogelijk de normale dagstructuur aan te houden. Als iemand niet van vakantie kan genieten, ga dan niet. Durf de ziekte te accepteren. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 34 Tips: sites: http://www.depressie.org http://www.113online.nl http://www.trimbos.nl films: “A Single Man”, 2009. USA. Regie: Tom Ford “Nothing Personal “, 2009. Ierland / Nederland. Regie: Urszula Antoniak “Leaving Las Vegas”, 1995. Verenigd Koninkrijk / Frankrijk. Regie: Mike Figgis http://www.npo.nl/artikelen/2doc-0-8-ampere-geluk Boeken “Ver heen”. P.C. Kuiper, 2002. ISBN: 9789012089920 “Leven met een depressieve stoornis”, Fred Sterk & Sjoerd Swaen. ISBN 9789031339815 “Pil”. Hoe Een Cabaretier Zijn Depressie Overwon. Mike Boddé. ISBN: 9789038893693 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 35 6. BIPOLAIRE STOORNIS OF MANISCH-DEPRESSIEVE STOORNIS. _____________________________________________________________________________________________________ Iedereen voelt zich wel eens blij, gelukkig en vol energie, en ook wel eens lusteloos, neerslachtig of in de put. Dit zijn normale gevoelens, passend bij mee- of tegenvallers en geluk of problemen in het leven. Vaak gaat het om gevoelens, die enkele uren of enkele dagen duren. Het zijn de normale variaties van de stemming. Indien iemand gedurende langere tijd afwisselend te uitgelaten en vol energie is, of juist veel te somber is zonder zich erover heen te kunnen zetten, kan er sprake zijn van een manisch-depressieve stoornis (ook wel bipolaire stoornis genoemd vanwege de wisselende stemmingen aan beide uiteinden [polen] van de stemming). De stemmingsepisoden (manie of depressie) kunnen af en toe optreden, met tussendoor periodes van een normale stemming, maar ze kunnen ook snel achter elkaar optreden. Bij sommige mensen staan de manieën op de voorgrond, bij anderen de depressies. Een manische episode kan worden gevolgd door een depressie, maar andersom is ook mogelijk. De stemmingen kunnen extreme vormen aannemen, zowel naar de depressieve als naar de manische kant. Stemmingsstoornissen zijn psychiatrische ziekten, die veel voorkomen. Tien procent van de mannen en twintig procent van de vrouwen maakt gedurende zijn/haar leven een depressie door. Voor de manie, en daarmee voor de manisch-depressieve stoornis, is dat één tot twee procent, zowel bij vrouwen als mannen. De manisch-depressieve stoornis openbaart zich vaak voor het eerst rond het 20ste levensjaar. Maar ook bij kinderen en jongvolwassenen of bij ouderen kunnen de verschijnselen die op deze ziekte wijzen zich voor het eerst voordoen. Verschijnselen De verschijnselen van een manie en een depressie zijn min of meer tegenovergesteld. Manie • De stemming is te goed, uitgelaten en opgewekt. Wanneer men het gevoel heeft te worden tegengewerkt, raakt men snel geprikkeld. • Men is te druk, overactief, vol levenslust en kracht. Men kan de hele wereld aan, is vol energie en heeft een grote dadendrang. Dit kan leiden tot onverantwoord of gevaarlijk gedrag met nare gevolgen voor de patiënt en zijn omgeving. Bijvoorbeeld onverantwoord geld uitgeven, grote risico’s lopen. De overactiviteit kan omslaan in chaos. • Lichamelijk voelt men zich optimaal. Aan slaap is weinig of geen behoefte meer. De eetlust is prima, al neemt men vaak geen tijd om te eten. Ook kan de seksuele behoefte toegenomen zijn wat kan leiden tot seksueel ontremd gedrag. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 36 • Men voelt zich zekerder dan normaal. Daardoor kan iemand tot prestaties of tot activiteiten komen die men normaal niet zou (durven) ondernemen. Daarbij kan men ook de realiteit uit het oog verliezen, zichzelf overschatten en zich door niemand meer laten corrigeren. Verder kan men zich impulsief gedragen en kan men meer geïnteresseerd zijn in nieuwe mensen en nieuwe ervaringen. • Naast het verlies aan realiteitszin kunnen psychotische verschijnselen optreden. Met name grootheids- en paranoïde wanen (ziekelijke achterdocht) komen voor. • Lichamelijke uitputting dreigt in vele gevallen. • Een manie gaat gepaard met problemen in het functioneren (zoals onverantwoorde activiteiten, het ontstaan van conflicten); wanneer dat niet het geval is spreken we van een hypomanie (lichte vorm van manie). Depressie • De stemming is somber, mat of juist prikkelbaar. • Men kan geen plezier meer beleven. Er is vaak interesseverlies en lusteloosheid. • Aandacht- en concentratiestoornissen kunnen tekenen van een depressie zijn. • Men voelt zich vaak erg vermoeid, maar slaapt slecht of helemaal niet. • Men heeft vaak geen eetlust en een moeizame ontlasting. Seksuele gevoelens en behoeften kunnen verminderen of zelfs geheel verdwenen zijn. • Men voelt zich onzekerder dan normaal, men kan aan alles gaan twijfelen. Beslissingen nemen, zelfs over de kleinste dingen, wordt moeilijk. Men kan zich nergens meer toe zetten, raakt geïsoleerd. Sommige mensen zijn ook heel angstig. Depressies kunnen gepaard gaan met psychotische kenmerken. Patiënten kunnen dan gaan denken dat zij de schuld zijn van alle narigheid en dat er nog veel meer narigheid te wachten staat. Ook kunnen meer of minder ernstige achterdochtige ideeën bestaan. • Er kunnen doodsgedachten of doodswensen ontstaan. Soms worden concrete zelfmoordplannen gemaakt en uitgevoerd. Bij een manie kan lichamelijke uitputting optreden, die levensgevaarlijke vormen aan kan nemen. Een depressie is een belangrijke oorzaak van zelfmoordpogingen en zelfmoord. Herkenning en behandeling van manisch depressieve stoornissen zijn dan ook van levensbelang. Verloop van de manisch-depressieve stoornissen Een manie kan éénmalig zijn, maar in bijna alle gevallen maakt men meerdere manische en/of depressieve episoden door. Zowel een manie als een depressie kan geleidelijk ontstaan, maar ook min of meer acuut, soms zelfs binnen een dag. Vooral een manische episode kan snel ontstaan, bijvoorbeeld als men een hele nacht niet geslapen heeft. Manische en depressieve episoden kunnen elkaar afwisselen, maar één van de twee kan op de voorgrond staan. Zonder behandeling gaan episoden meestal vanzelf over, maar vooral depressies kunnen vele maanden, eventueel zelfs jaren voortduren. Met behandeling kunnen episoden worden voorkomen of de verschijnselen van Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 37 een depressie of een manie worden verminderd en/of kan de duur ervan worden verkort. Oorzaken In de meeste gevallen is het niet mogelijk één oorzaak aan te geven van stemmingsstoornissen. Het gaat meestal om een combinatie van factoren, zoals hieronder omschreven. Biologische oorzaken Onder meer via onderzoek binnen families waar manisch-depressieve stoornissen voorkomen, is duidelijk geworden dat de kans om een dergelijke ziekte te krijgen voor een deel erfelijk bepaald kan zijn. Onderzoek heeft verder uitgewezen dat er bij stemmingsstoornissen sprake is van een verstoord evenwicht tussen stoffen, die nodig zijn voor de werking van de zenuwcellen. Met medicijnen kan dit evenwicht worden hersteld. Tot de biologische oorzaken worden ook de gevolgen van bepaalde lichamelijke ziekten gerekend, zoals een depressie bij een schildklieraandoening, of de gevolgen van onjuist of te veel medicijngebruik. Verder kan amfetamine- en cocaïnemisbruik een toestand oproepen die op manie gelijkt. De manisch depressieve stoornis gaat ook vaak gepaard met alcohol en drugsmisbruik. Psychische oorzaken Tot psychische oorzaken worden oorzaken gerekend die samenhangen met iemands psychische draagkracht. Onder andere karaktereigenschappen, de vaardigheid om problemen op te lossen en hulp en steun van de naaste omgeving kunnen vragen, zijn daarbij van belang. Sociale oorzaken Met sociale oorzaken worden gebeurtenissen bedoeld die, bij een bepaalde gevoeligheid, de aanleiding kunnen vormen tot het ontstaan van een depressieve of manische episode. Het gaat aan de ene kant om negatieve gebeurtenissen die spanningen veroorzaken, zoals relatieproblemen, ziekte of dood van een naaste of spanningen op het werk, maar ook om, soms heel ingrijpende, positieve gebeurtenissen. Behandeling Manisch-depressieve stoornissen behoren tot de goed behandelbare psychiatrische ziekten. Soms is opname in een psychiatrisch ziekenhuis wenselijk; bij acuut (levens)gevaar kan een (gedwongen) opname noodzakelijk zijn. Een behandeling bestaat uit het geven van voorlichting en psycho-educatie, het geven van medicijnen (farmacotherapie) en gesprekken, waarin van patiënten ook een eigen inbreng wordt verwacht in de vorm van zelfmanagement (zie verderop). In sommige situaties is het zinvol psychotherapie toe te voegen aan de behandeling met medicijnen. Bij zo’n 60% procent van de patiënten hebben behandelingen – met name medicijnen - een gunstig effect. Bovendien kunnen, als een bepaald medicijn niet of onvoldoende werkt, andere medicijnen wel effectief zijn. Voorlichting/psycho-educatie Het is belangrijk dat de patiënt goede informatie krijgt over de stoornissen. Dit kan in de vorm van voorlichtingsmateriaal , of in de vorm van persoonlijke voorlichting, waarbij een combinatie het beste is. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 38 Psycho-educatie is een gestructureerde vorm van voorlichting waarin symptomen (ziekteverschijnselen), beloop van de stoornis, vroege herkenning en preventie en het omgaan met en behandelen van de stoornis worden besproken met de patiënt. Dit liefst ook met de partner, familieleden of andere betrokkenen erbij. Geadviseerd wordt een psycho-educatiecursus te volgen samen met een directbetrokkene. Meestal omvat zo’n cursus 6-8 bijeenkomsten. Het contact met lotgenoten en tussen betrokkenen wordt door de meeste deelnemers als prettig en nuttig ervaren. Men wisselt ervaringen uit en leert van elkaar. Behandeling met medicijnen Medicijnen zijn de basis van de behandeling van de manisch-depressieve stoornis. In de behandeling wordt onderscheid gemaakt tussen de acute behandeling, d.w.z. de bestrijding van manische of depressieve episoden (weken tot enkele maanden), en de onderhoudsbehandeling die erop gericht is om na herstel van de episode het ontstaan van volgende stemmingsepisoden te voorkomen (jaren). Zelfmanagement Hiermee wordt bedoeld het vermogen van een patiënt om om te gaan met symptomen, behandeling, lichamelijke en psychosociale gevolgen, die er zijn door het hebben van een chronisch gezondheidsprobleem. Met andere woorden: hoe ga je als patiënt het best om met je ziekte. Belangrijk is een beeld te krijgen van het beloop van de ziekte, de vroege verschijnselen van een episode, en de kwetsbaarheden en krachten van de patiënt. Het beloop kan goed in kaart gebracht worden met de lifechartmethode: een grafiek waarin over de tijd (van dag tot dag, van week tot week of van maand tot maand het beloop van de ziekte en het medicijngebruik kan worden bijgehouden, evenals het slaappatroon en of er belangrijke gebeurtenissen (positief of negatief) zijn geweest die wel of niet aanleiding vormden voor een episode. Via deze methode kan men een goed inzicht in het beloop van de ziekte krijgen én in het effect van behandelingen. Om te helpen een volgende episode te voorkomen, is het zinvol om een noodplan of crisisinterventieplan op te stellen. Hierin wordt beschreven welke omstandigheden en klachten/symptomen aan een eerdere ziekteperiode voorafgingen om zo een volgende episode vroegtijdig te kunnen herkennen, én wat dan te doen om een volgende te voorkomen. Psychotherapie Er zijn drie vormen van psychotherapie, die effectief kunnen zijn bij de manisch-depressieve stoornis: Cognitieve (gedrags)therapie Interpersoonlijke en sociaalritmetherapie Gezinsgerichte therapie Meestal wordt met psychotherapie begonnen als men eerst een psycho educatiecursus heeft gevold en men medicijnen gebruikt; als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, kan een aanvullende psychotherapie zinvol zijn. Bij de cognitieve gedragstherapie ligt de nadruk op de invloed die stemming, gedachten en gedrag op elkaar hebben, bij de interpersoonlijke en sociaalritmetherapie op het omgaan met levensgebeurtenissen en daaruit volgende stemmingswisselingen én het streven naar een regelmatige dagstructuur, en bij gezinsgerichte therapie op de invloed van de houding van het gezin op de patiënt en Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 39 het omgaan van het gezin met de ziekte. Bij alle therapieën geldt dat het omgaan met de ziekte en het bestrijden en voorkomen van volgende ziekte-episoden het doel is. Hoe ga je om met mensen met een bipolaire stoornis? Een aantal handvatten Bij de manie: In het begin van de manische episode voelt de patiënt zich goed en wil van dat gevoel eigenlijk niet af. Dit staat het hulp zoeken in het begin van een manische episode in de weg. Hier ligt een belangrijke taak in de begeleiding als het gaat om bijvoorbeeld voorlichting en preventie. De ontremdheid die tijdens een manische fase optreedt, kan leiden tot conflicten met de omgeving. Wanneer het gedrag van de manische patiënt een destructieve invloed dreigt te gaan hebben, is het de verantwoordelijkheid van zijn directe omgeving om grenzen te stellen aan zijn gedrag, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Niemand is gebaat bij het (steeds weer) toegeven aan de wensen en impulsen van de manische patiënt, die in elk geval zelf nauwelijks of geen rekening zal houden met de gevolgen van zijn gedrag voor zijn omgeving. Soms zal dit een gedwongen opname betekenen om gevaren en sociale teloorgang te voorkomen. Ondersteun zoveel mogelijk regelmatig en gezond leven om uitputting te vermijden. Probeer mensen te stimuleren om zoveel mogelijk het “normale” patroon van waken, slapen en activiteiten aan te houden. Vermijd zaken of omstandigheden waarvan bekend is dat ze veel spanning kunnen geven. Ga in principe de strijd niet aan met een manische cliënt; probeer met tact te sturen en voorzichtig op de rem te trappen. Stel samen een signaleringsplan op en/of neem samen de lifechartmethode door. Betrek zo mogelijk familie en vrienden bij de begeleiding. Motiveer/ondersteun mensen tot medicatie-inname. Bij de depressie: Zie overzicht bij hoofdstuk depressie Voor zowel manie als depressie: • Leer verschijnselen herkennen die een specifieke periode aankondigen en trek tijdig aan de bel bij de behandelaar. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 40 Tips: sites: http://www.vmdb.nl/wp-content/uploads/2011/08/Jongerenbrochure.pdf http://www.vmdb.nl/ http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/bipolaire-stoornis http://www.bipolairestoornis.info/mijnverhaal.html films: “Mr. Jones”, 1993. Regie: Mike Figgis “Black Butterflies”, 2012. Regie: Paula van der Oest “The secret Life of the Manic Depressive”, Documentaire van Stephen fry http://dokument.ncrv.nl/ncrvgemist/7-2-2011/ncrv-dokument-jeanne “De gelukkige huisvrouw”, 2011. Regie: Antoinette Beumer. boeken: “Koosje” . Carice de Wildt, 2010. ISBN: 9789490877019 “Tika”. Alette van Bentum, 2011. ISBN: 9789078761112 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 41 7. SCHIZOFRENIE _____________________________________________________________________________________________________ Schizofrenie is een ziekte van de hersenen, waarbij denken, gevoelsleven en gedrag van de patiënt ernstig verstoord zijn geraakt. Kenmerken van deze ziekte zijn Periodes met vreemd en verward denken, praten en gedrag: de zogenaamde psychotische perioden. Verder lijdt de patiënt aan een achteruitgang van zijn of haar psychisch en sociaal functioneren. In een psychotische periode is het besef van de werkelijkheid verminderd. Het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid is zoek. Tijdens de psychotische periode, maar ook ervoor en erna, kan de patiënt een sombere of onrustige indruk maken, belangstelling voor de gewone dagelijkse dingen verliezen en minder gevoelens tonen. Schizofrenie is een ziekte, die, voor zover nu bekend, niet te genezen is. Wel kunnen de psychotische verschijnselen, die per patiënt wisselen in soort en in ernst worden bestreden. De ziekte is, ernstige uitzonderingen daargelaten, over het algemeen redelijk onder controle te houden door behandeling met medicijnen. Deze blijven vaak voor de rest van het leven nodig. Een psychose kan vóórkomen zonder dat er een directe aanleiding voor is. De eerste psychose begint vaak in de jeugd tussen het zestiende en vijfentwintigste levensjaar. Als iemand een psychose heeft doorgemaakt is de kans om nog eens een psychose te krijgen erg groot. Zonder een goede behandeling ligt die rond de 85%. Iedereen loopt de kans schizofrenie te krijgen. Het komt voor in alle lagen van de bevolking en over de hele wereld, zowel in rijke als arme landen. In Nederland lijden circa 100.000 mensen aan schizofrenie. Misverstanden rond schizofrenie Er bestaan nogal wat misverstanden over wat schizofrenie eigenlijk is. Het van oorsprong Griekse woord schizofrenie dat letterlijk “gespleten geest” betekent, heeft tot een van de misverstanden geleid. Mensen die aan de ziekte lijden hebben • geen gespleten persoonlijkheid; • geen hersenen, die gespleten zouden werken; • geen gespleten geest. Schizofrenie wordt niet veroorzaakt door de manier waarop ouders, met name moeders, met hun kinderen omgaan. Ook wordt de ziekte niet veroorzaakt door het gezin of de maatschappij. Schizofrenie is geen zeldzame aandoening. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 42 Verschijnselen van schizofrenie Bij schizofrenie is er sprake van een combinatie van verschijnselen, die niet gelijktijdig hoeven op te treden. Psychotische verschijnselen. Deze psychotische verschijnselen worden ook wel positieve symptomen genoemd, oftewel verschijnselen die er niet horen te zijn maar wel aanwezig zijn, zoals: • Wanen Wanen zijn denkbeelden die niet op waarheid berusten, maar die voor de patiënt waar zijn. Zo kan men denken achtervolgd of speciaal in de gaten gehouden te worden, vergiftigd te worden of de overtuiging te hebben de wereld te moeten redden. • Hallucinaties Bij hallucinaties worden dingen waargenomen die er niet zijn. De meest voorkomende hallucinatie is het horen van stemmen. Soms geven de stemmen opdrachten of schelden de patiënt uit. • Vreemd en verward gedrag • Chaotisch denken, • Weinig of niet meer slapen. • Sterke verandering van het sociaal gedrag, vooral merkbaar bij zaken als zelfverzorging, school, werk, huishouden en contacten met anderen. Het gedrag van mensen die een psychose hebben is vaak moeilijk te begrijpen omdat het berust op verstoorde denkprocessen. Ook kan de patiënt vaak niet goed uitleggen wat zich in zijn of haar gedachten afspeelt. Niet iedere psychose is hetzelfde. Psychotische verschijnselen verschillen in aard en heftigheid per persoon. Vaak wordt gedacht dat mensen die aan schizofrenie lijden gewelddadig en gevaarlijk zijn. Dit komt soms voor. Als ze zich bedreigd voelen door psychotische belevingen, kan agressie voorkomen. Ook kunnen patiënten zelfmoordneigingen hebben. Voor ongeveer tien procent van de patiënten is de ziekte zo ondraaglijk dat ze daadwerkelijk een einde aan hun leven maken. Rond 1900 schilderde de kunstenaar Louis Wain deze vier katten steeds woester, naarmate zijn schizofrenie vorderde (Institute of Psychiatry). Verschijnselen naast de psychose Hoewel de psychotische verschijnselen soms kort, soms lang aanwezig kunnen blijven en soms helemaal niet verdwijnen, komen ze meestal alleen in perioden voor. Tussen zulke perioden kunnen zogenaamde negatieve symptomen aanwezig zijn. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 43 Negatieve symptomen zijn verschijnselen die ontbreken waar ze wel zouden moeten zijn, zoals : • Verminderde energie, minder initiatief; • Somber en uitgeblust zijn; • Een leeg gevoel en minder belangstelling voor de omgeving dan voorheen; • Een grote behoefte om alleen te zijn; • Verminderde aandacht en concentratie; • Een moe gevoel, veel op bed willen liggen; • Minder heftige of vlakke emoties. Ook deze verschijnselen kunnen per persoon wisselen in vorm en mate waarin ze voorkomen. Ze vormen samen met de psychotische verschijnselen de belangrijkste verschijnselen van de ziekte. Samenvattend kunnen bij elke patiënt verschillende soorten symptomen optreden, die alle gebieden van het dagelijkse leven kunnen verstoren. In sommige gevallen kan de psychose buitensporige angst of agressie veroorzaken bij de patiënt of kan de ziekte zulke ernstige vormen aannemen dat de patiënt geen toekomst meer ziet en het eigen leven wenst te beëindigen. In zulke gevallen kan een (gedwongen) opname noodzakelijk zijn. Omdat alcohol en/of drugs de angst tijdelijk verminderen of het lege gevoel even doen verdwijnen, nemen sommige patiënten hun toevlucht tot dit soort middelen. Een feit is echter dat drugs psychotische verschijnselen kunnen uitlokken. Met name cannabis (hasj, weed) heeft een ongunstig effect op het beloop van de ziekte. Oorzaken van schizofrenie Biologische factoren spelen een rol bij het ontstaan van de ziekte. De ziekte brengt meestal een verhoogde gevoeligheid voor stress met zich mee, waardoor psychosociale factoren, zoals leef- en werkomstandigheden, mede bepalend zijn voor het verloop ervan. Biologische factoren Erfelijkheid speelt een rol. In sommige families komt de ziekte vaker voor dan in andere. Ook negatieve invloeden (zoals een virusinfectie tijdens de zwangerschap of rond de geboorte) zouden een rol kunnen spelen. Bij schizofrenie is sprake van een verstoring van de activiteit van bepaalde gebieden in de hersenen. Dit uit zich in een verstoord evenwicht tussen stoffen, die nodig zijn voor de werking van de zenuwcellen. Met antipsychotische medicijnen kan dit evenwicht gedeeltelijk worden hersteld. Psychosociale factoren Door de biologische kwetsbaarheid zijn patiënten gevoeliger voor stress. Veel druk van buitenaf, ingrijpende gebeurtenissen of ongunstige sociale omstandigheden blijken tot het (opnieuw) optreden van psychotische verschijnselen te kunnen leiden. Behandeling van schizofrenie Deze bestaat in grote lijnen uit drie delen • Medicijnen • Therapie • Een gunstige omgeving Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 44 Medicijnen Een bepaald soort medicijnen, antipsychotica genoemd, speelt een belangrijke rol in de behandeling van schizofrenie. Ze kunnen de wanen of hallucinaties verminderen en helpen helderder te denken. Ook kunnen ze de patiënt in zekere mate beschermen tegen de spanningen van het leven van alledag. De antipsychotische effecten treden niet altijd direct op, maar meestal pas nadagen of zelfs weken. Het is van groot belang dat de medicijnen regelmatig worden ingenomen. Het innemen kan geschieden in de vorm van tabletten, die dagelijks moeten worden ingenomen, of injecties, die om de week of om de paar weken gegeven moeten worden (depot). Als een medicijn eenmaal helpt, moet het lange tijd in dezelfde dosering worden gebruikt. Na een eerste psychose minstens gedurende een jaar, bij terugkerende psychosen vele jaren of zelfs levenslang, ook wanneer de patiënt zich inmiddels beter voelt. Dit is nodig om te voorkomen dat er een nieuwe psychotische periode optreedt. Het is vergelijkbaar met de injecties bij suikerziekte: ook al gaat het goed met de patiënt, het medicijn blijft toch nodig. De vertraagde werking doet zich ook voor wanneer met medicijnen wordt gestopt. Er komt geen plotselinge terugval. Integendeel, de patiënt kan zich zelfs beter voelen gedurende enige tijd. De kans dat de psychotische verschijnselen na enkele weken tot maanden toch terugkomen is echter groter dan wanneer men doorgaat met de medicijnen. Zoals alle medicijnen kunnen ook antipsychotica bijwerkingen hebben. Deze kunnen onaangenaam zijn en voor de patiënt een reden vormen ermee te stoppen. In tegenstelling tot de gewenste antipsychotische werking treden de bijwerkingen vaak wel snel na het starten met de medicijnen op. Therapie Gesprekstherapie draagt bij tot een vermindering van symptomen, een beter inzicht in de ziekte, vroegtijdige herkenning van de signalen, bestrijding van een nieuwe psychose en tot juist medicijngebruik. Sociale vaardigheidstraining helpt bij het verbeteren van het sociaal functioneren. Arbeidsrehabilitatie kan vervolgens helpen bij het vinden en behouden van (aangepast) werk. Lotgenotencontact kan de persoon met schizofrenie en zijn omgeving helpen de ziekte te accepteren en ermee te leren omgaan. Een gunstige omgeving Door de verhoogde biologische kwetsbaarheid is de patiënt extra gevoelig voor stress. Het is daarom in het belang van de patiënt spanningen in de omgeving zoveel mogelijk te vermijden. Omdat de patiënt echter zelf vaak niet beseft ziek te zijn, kan het erg moeilijk zijn met een persoon met schizofrenie te leven. De ziekte leidt bij mensen in de naaste omgeving gemakkelijk tot reacties van (over)bezorgdheid, irritatie of kwaadheid, die bij de patiënt dan weer stress oproepen. Het beste is niet teveel tijd met de patiënt door te brengen om niet op elkaars zenuwen te gaan werken. Voor de omgeving is dat vaak moeilijk, omdat het kan lijken of men niet voldoende om de patiënt geeft. Soms kunnen de ziekteverschijnselen zo ernstig, of de situatie thuis zo moeilijk zijn, dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis onvermijdelijk is. Voorlichting over de ziekte, individuele begeleiding van de patiënt, en begeleiding en ondersteuning van familie of nauw betrokkenen is van groot belang. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 45 Nieuwe naam voor Schizofrenie (Uit: “De Kentering”, 2014). Anoiksis: schizofrenie wordt psychose gevoeligheid syndroom Anoiksis (belangenvereniging voor en door mensen met psychotische kwetsbaarheid) introduceert een nieuwe naam voor de ziekte schizofrenie: psychose gevoeligheid syndroom. Met de oude naam kunnen dan meteen de daaraan klevende vooroordelen, de misleidende betekenis en het stigma overboord. Schizofrenie is een beladen term met negatieve connotaties, omdat er nog altijd een beeld bestaat als zouden mensen met schizofrenie allemaal onbetrouwbare, gevaarlijke ‘gekken’ zijn. De term leidt daardoor tot stigma en zelfstigma. De samenleving drukt een negatief stempel op de mens met schizofrenie; die neemt de negatieve blauwdruk in zich op en creëert zo een negatief zelfbeeld. Behalve dat de term vooroordelen oproept, houdt deze ook misverstanden in stand, want schizofrenie betekent gespleten persoonlijkheid en is daarom een onjuiste benaming. Een gespleten persoonlijkheid is namelijk een heel andere stoornis en heeft niets te maken met wat we tot op heden schizofrenie noemen. Motivering Het bovenstaande was voor Anoiksis reden genoeg om te streven naar een nieuwe officiële benaming van wat tot nu toe schizofrenie genoemd wordt. Hierbij heeft Anoiksis gekozen voor de naam Psychosis Susceptibility Syndrome, in het Nederlands Psychose Gevoeligheid Syndroom (met het oog op het buitenland is gekozen voor de Engelse afkorting PSS). De motivering is als volgt. ‘Psychose’ vanwege het irreële van hallucinaties en waanideeën. ‘Gevoeligheid’ omdat patiënten niet per se voortdurend psychotisch zijn. ‘Syndroom’ omdat dit woord de negatieve en cognitieve symptomen omvat die ook bij de ziekte horen. Negatieve symptomen zijn bijvoorbeeld verlies van gevoel en gebrek aan energie. Cognitieve symptomen zijn bijvoorbeeld problemen met de concentratie en het geheugen, of een kleiner probleemoplossend vermogen. Promoten De nieuwe naam is binnen Anoiksis ontstaan in correspondentie sinds 2009 met de American Psychiatric Association. Recent is de Wereld Gezondheidsraad benaderd met het verzoek de nieuwe naam te erkennen. Momenteel is de naam nog niet nationaal of internationaal erkend. Anoiksis gaat de naam PSS promoten tijdens de Week van de Psychiatrie, 18-24 maart 2013. Daarnaast zet zij oprechte zelfportretten in en realistische beschrijvingen van wat leven met schizofrenie inhoudt. Doel is meer kennis over en begrip van ‘voorheen schizofrenie’ (nu PSS) bij het algemene publiek met schizofrenie inhoudt. Hoe ga je om met mensen met schizofrenie? Een aantal handvatten Het komt vaak voor dat mensen met schizofrenie weinig ziekte-inzicht hebben. Veel mensen (vooral jongeren) vinden het moeilijk om te accepteren dat zij deze ziekte hebben. Zij hebben rouw- en verlieservaringen. Het is belangrijk om de cliënt te ondersteunen in het aanvaarden dat er sprake is van een ziekte en goede voorlichting te geven. Het spreekt vanzelf dat de cliënt met respect behandeld wordt met een empatische houding waardoor de betrokkene zich veilig en geaccepteerd voelt. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 46 Probeer rustig te reageren op iemand die een psychose doormaakt. Probeer je enigszins te verplaatsen in de realiteit van de ander, neem hem serieus. Het is niet altijd even makkelijk, maar probeer niet boos of geïrriteerd te reageren. Hier kan iemand die psychotisch is erg heftig op reageren. Je moet iemand met een psychose niet teveel stimuleren, maar ook niet aan zijn lot overlaten. Help en motiveer een patiënt zijn medicijnen trouw in te nemen. Neem de persoon serieus. Vraag naar gedachten en gevoelens. Hoe kijkt deze persoon tegen de situatie aan? Probeer deze gedachten en beelden niet te veroordelen of weg te praten. Blijf rustig en geïnteresseerd doorpraten en doorvragen. Dit werkt twee kanten op. Ten eerste krijg je zo zelf een idee wat er in deze persoon omgaat. Ten tweede wordt deze persoon door jouw vragen gedwongen naar zichzelf te kijken en de eigen gedachten en gevoelens te verklaren. Benadruk de realiteit en wees duidelijk. Geef de persoon geen ongelijk in zijn of haar hallucinaties of wanen. Ga niet in discussie, maar maak wel duidelijk dat je het anders ziet. Tegenspreken, confronteren, kritiseren, werkt averechts. Vertel alleen dat jij er zelf niet zo over denkt maar er anders tegenaan kijkt. Bevestig de ideeën die wel realistisch zijn. Iemand met een psychose heeft een chaos in zijn hoofd en kan soms erg achterdochtig zijn. Wees daarom duidelijk en ondubbelzinnig. Help de persoon bij het oppakken van het normale dagelijkse leven. Structuur, rust en regelmaat zijn daarbij heel belangrijk. Belangrijk hierbij is een structuur te vinden die de persoon zelf prettig vindt. Hier zijn namelijk geen algemene regels voor te vinden die iedereen prettig vindt. Dring niet teveel aan op vroeg opstaan, als iemand pas energie heeft na het middaguur. Accepteer dat iemand soms laat op gang komt. Ook lichamelijke verzorging is belangrijk; gezond eten en een goede lichamelijke verzorging. Dring jezelf niet teveel op en laat de persoon zoveel mogelijk zelf bepalen hoe hij of zij het dagelijkse leven oppakt. Vraag de persoon wat jij zelf zou kunnen doen om daarbij te helpen. Help de omgeving rustig en stabiel te houden, maar pas op voor overbezorgdheid en betutteling. Probeer een laag EE-klimaat (expressed-emotion) neer te zetten in de begeleiding. Dit is een klimaat met een lage emotionele betrokkenheid. Het betekent dat de begeleider probeert niet al te betrokken te zijn. Probeer mensen niet teveel te stimuleren of juist te weinig. In het contact moet een begeleider betrouwbaar te zijn, dit betekent dat een begeleider iemand is op wie je kan rekenen. Help mensen om de verschijnselen die een nieuwe psychose aankondigen te leren herkennen. Ondersteun bij: leren welke dingen speciaal spanning geven en spanning doseren, niet teveel hooi op de vork nemen, structuur in de dag brengen door zowel activiteiten als ontspanning, regelmatig leven met voldoende nachtrust, geen alcohol en/of drugs gebruiken. Geef in het contact je gevoelens en grenzen aan. Wees eerlijk en duidelijk. Omdat de kans op terugval groter is wanneer antipsychotica niet of niet regelmatig worden ingenomen, is het erg belangrijk om met mensen met schizofrenie een behandel- en terugvalpreventieplan afspreken dat voor hen geschikt is. Heel vaak weten de patiënten dat ze opnieuw ziek worden - maar ze zijn niet altijd in staat om hier iets aan te doen. Vrienden en familieleden kunnen vaak helpen door bepaalde vroege waarschuwingssignalen voor een terugval te herkennen. Sommige Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 47 voorbeelden van deze signalen zijn minder slapen, minder eten, nerveuzer worden, angstig of 'alerter' worden, niet goed kunnen opstaan of concentreren zoals normaal. Als er snel op deze symptomen wordt gereageerd, is de kans groter dat de patiënt sneller zal verbeteren en verder kan gaan met het leven. De begeleider probeert de betrokkene te stimuleren in het deelnemen in een sociaal netwerk, probeert eenzaamheid en isolatie te vermijden dan wel te bestrijden. Tips: sites: www.anoiksis.nl www.ypsilon.org http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/schizofrenie http://www.parnassia.nl/experience-psychose films: A beautiful mind, 2001. Regie: Ron Howard (boek met dezelfde titel, in 1999 geschreven door Sylvia Nasar).* Donnie Darko, 2001. Regie: Richard Kelly The Fisher King, 1991. Regie: Terry Gilliam Angels of the universe, 2000. Regie: Fridrik Thor Fridriksson Spider, 2002. Regie: David Cronenberg Black Swan, 2010. Regie: Darren Aronofsky boeken: “Leven met schizofrenie”, E. Saks. ISBN: 9789024552207 “Hoe ik mijn schizofrenie overwon”, Arnhild Lauveng. ISBN: 9789063052553 “Leven met schizofrenie”, Rigo van Meer. ISBN: 902152166 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 48 8. ANGST- EN DWANGSTOORNISSEN _____________________________________________________________________________________________________ 8.1. ANGSTSTOORNISSEN Angststoornissen zijn in de psychiatrie de meest voorkomende aandoeningen. Sommige van deze aandoeningen worden fobie genoemd. Het gemeenschappelijke kenmerk van angststoornissen, is dat er sprake is van angst. Mensen kunnen zo angstig zijn dat het hun leven ontregelt. Bijna 20% van de Nederlandse bevolking heeft ooit in zijn leven last gehad van een angststoornis: dit is wel 1 op de 5 mensen. Onder hen zijn meer vrouwen dan mannen. Het gaat om serieuze klachten, die de levenskwaliteit ernstig aantasten. Wanneer spreken we van een angststoornis? Wat is angst en wat is een angststoornis? Iedereen is wel eens bang. Gelukkig maar, want angst waarschuwt je voor gevaar. Je schrikt bijvoorbeeld als je een brandlucht ruikt. Je lichaam maakt zich klaar voor actie zodat je snel het vuur kunt blussen of kunt vluchten. Dit is een gezonde reactie. De grens tussen gewone angst en een angststoornis is moeilijk te trekken. Angst hebben voor slangen is verstandig. Maar als je verstijft bij het zien van een slang op televisie, dan kan de angst je in de weg gaan staan. Mensen die lange tijd last hebben van een angststoornis, raken vaak hun werk en vrienden kwijt en worden eenzaam. De kans daarop is vooral groot als zij de angst voor iedereen verborgen houden. Dertig procent van de mensen met een angststoornis heeft ook te maken met depressiviteit of alcoholmisbruik. Ook voor een partner, kinderen en vrienden is de angst vaak een zware belasting. Bijvoorbeeld als hun vriend(in) nooit zonder hun begeleiding over straat durft te lopen. Of als hun partner of ouder altijd het huis blinkend schoon wil houden. Als een angst geen reële grond heeft en de betrokken persoon er sociale of beroepsmatige problemen door ondervindt, is er sprake van een stoornis. De diagnose moet gesteld worden door een psycholoog of psychiater. Oorzaken Een angststoornis ontstaat door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Angststoornissen komen in bepaalde families meer voor dan in andere. Dat heeft te maken met erfelijkheid, maar ook met opvoeding. Een angststoornis begint vaak na een ingrijpende gebeurtenis, zoals een sterfgeval, ernstige ziekte, verhuizing of ontslag. Maar ook leuke dingen zoals een huwelijk of de geboorte van een kind kunnen de aanleiding zijn voor een angststoornis. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 49 Ook persoonlijke eigenschappen zijn van invloed of je wel of niet een angststoornis krijgt. Voorbeelden van eigenschappen zijn: slecht voor jezelf opkomen, moeilijk gevoelens kunnen uiten, de neiging hebben problemen en conflicten uit de weg te gaan. Mogelijke signalen angststoornis Hieronder vindt je de signalen die kunnen duiden op een angststoornis: Toename van het ziekteverzuim Frequent bezoek van huisarts of specialist voor wisselende en onderling niet samenhangende lichamelijke klachten Aanhoudende aspecifieke ‘stress’-klachten zoals gespannenheid, prikkelbaarheid, labiliteit, concentratieproblemen, lusteloosheid of slaapproblemen Hyperventilatie-klachten Aanhoudende functionele lichamelijke klachten waarbij de patiënt niet of slechts kortdurend gerustgesteld kan worden; vooral onbegrepen duizeligheid en hartkloppingen moeten aan een angststoornis doen denken Verzoek om slaapmiddelen of kalmerende middelen Alcohol- of drugsproblemen Depressie Een traumatische gebeurtenis in de voorgeschiedenis Opvallende veranderingen in het functioneren door verminderde professionaliteit of door vermijdingsgedrag Er zijn veel verschillende angststoornissen te onderscheiden. Die behandelen we niet allemaal. In dit hoofdstuk staan we kort stil bij de volgende angststoornissen: Paniekstoornis en agorafobie (straatvrees) Sociale fobie Enkelvoudige fobie Gegeneraliseerde angststoornis Obsessief-compulsieve stoornis Posttraumatische stressstoornis (PTSS) Paniekstoornis en agorafobie (straatvrees) Bang zijn is een normale reactie bij dreigend gevaar. Bij reëel gevaar heeft angst de functie om ons te waarschuwen. Maar soms ontstaan angsten zonder dat er een echt gevaar is. De verschijnselen waarmee angst gepaard gaat, treden dan ook op, zoals hartkloppingen, zweten, trillen, duizeligheid en een versnelde ademhaling. Hierdoor kan men denken dat het om een ernstige lichamelijke ziekte gaat, zoals bijvoorbeeld een hartaanval. Als de angst heel heftig is, spreken we van een paniekaanval. Paniekaanvallen komen veel voor. Soms is er een aanleiding voor, maar vaak niet. De paniekaanval komt als het ware ‘uit de lucht vallen’. Het kan zijn dat iemand dit maar een enkele keer in zijn leven meemaakt, maar paniekaanvallen kunnen ook regelmatig terugkeren. Dit wordt dan een paniekstoornis genoemd. Omdat een paniekaanval bijzonder vervelend is om mee te maken, vermijden de meeste mensen die daar last van hebben situaties waarin (ze denken dat) de paniekaanval makkelijk weer terug kan komen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 50 Die situaties zijn meestal plekken waar het heel druk is (supermarkt), of waar je niet makkelijk weg kunt (bioscoop, openbaar vervoer, lift). Dit vermijden wordt agorafobie genoemd. Agora is het Griekse woord voor marktplaats. Het is erg toepasselijk, want de meeste mensen die aan agorafobie lijden hebben er een grote hekel aan om naar een drukke supermarkt te gaan. Verschijnselen Bij het optreden van een paniekaanval wordt de patiënt erg angstig. Dit kan plotseling optreden, maar als het vaker gebeurt, voelt de patiënt het vaak al aankomen. Bij de paniekaanval treden er allerlei lichamelijke klachten op zoals hartkloppingen, benauwdheid, pijn op de borst, duizeligheid, wazig zien, droge mond, misselijkheid, transpireren, trillen, aandrang tot plassen of om ontlasting te hebben en slappe of ‘elastieken’ benen. Ook kan het gevoel ontstaan van vervreemding van het eigen lichaam of van de wereld rondom. Door deze verschijnselen kan iemand bang worden om gek te worden, dood te gaan of flauw te vallen. Dit gevoel kan zo sterk zijn, dat ook mensen die al vaak paniekaanvallen hebben gehad en precies weten wat het inhoudt, bij een nieuwe aanval toch steeds weer bang zijn dat ze dood zullen gaan. De eerste paniekaanval die iemand meemaakt ontstaat meestal onverwacht. Door de heftigheid en angstaanjagendheid van de verschijnselen wordt vaak met spoed een arts ingeschakeld of komt iemand op de EHBO afdeling van een ziekenhuis terecht, omdat gedacht wordt aan een hartaanval. Een paniekaanval bereikt meestal binnen ongeveer 10 minuten zijn hoogtepunt en ebt daarna langzaam weg. Soms blijf er nog lang een gevoel van spanning en onrust hangen. Gevolgen Indien iemand regelmatig last heeft van paniekaanvallen, wordt dit een paniekstoornis genoemd. Vaak wordt iemand een aantal keer medisch onderzocht, maar worden er geen lichamelijke afwijkingen gevonden. Aan de ene kant is dat een geruststelling, aan de andere kant kan dat ook onbevredigend zijn. De angsten kunnen grote invloed op iemands dagelijks leven hebben. Hoewel de patiënt wel weet dat er geen echt gevaar is, en zich tegen zijn angsten verzet, probeert hij de angstaanvallen toch te voorkomen door zich niet in stressvolle situaties te begeven. Dit vermijden van dergelijke situaties kan zo ver gaan dat iemand het huis bijna of geheel niet meer uitkomt. In minder ernstige gevallen vermijdt men drukke winkels, of warenhuizen, reist niet meer met openbaar vervoer, gaat niet meer met vakantie, of gaat alleen de deur uit met iemand samen. Omdat de reden hiervoor moeilijk is uit te leggen of omdat men zich ervoor schaamt, verzint men meestal allerlei smoesjes. Een paniekstoornis kan dus verregaande gevolgen hebben voor de patiënt, maar ook voor het hele gezin en de verdere directe omgeving. Er kunnen ook ernstige problemen in de (huwelijks)relatie ontstaan. Bij een aantal patiënten ontstaan naast de angstklachten ook depressieve klachten. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 51 Oorzaken Er is niet duidelijk één oorzaak voor het ontstaan van een paniekstoornis aan te geven. Waarschijnlijk ontstaat een paniekstoornis door een combinatie van factoren. Erfelijkheid Kinderen van een ouder met een paniekstoornis hebben meer kans dat ze ook een paniekstoornis krijgen. De aanleg voor een paniekstoornis wordt overgeërfd. Omgevingsfactoren Bij sommige mensen treedt de eerste paniekaanval op na een ingrijpende gebeurtenis of na stress, bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte, een bevalling, een verhuizing, stress op het werk, of het verlies van een dierbaar persoon. In combinatie met een erfelijke gevoeligheid kan dit leiden tot het ontstaan van een paniekstoornis. Opvoeding Er is lange tijd gedacht dat de opvoeding een belangrijke oorzaak kon zijn, echter deze relatie is niet zo duidelijk. Er zijn vooralsnog alleen aanwijzingen dat het opgroeien in een angstige omgeving de kans op het ontwikkelen van een paniekstoornis kan vergroten. Hormonen Bij vrouwen komt de paniekstoornis drie keer zo vaak voor als bij mannen. Verder is bekend dat de klachten van een paniekstoornis vaak tijdens een zwangerschap verminderen, na een bevalling kunnen toenemen en na de menopauze verminderen. Hoe dit precies komt is niet duidelijk, maar kennelijk hebben hormonen invloed op de paniekstoornis. Een behandeling met vrouwelijke hormonen helpt echter niet. Sociale fobie Iedereen kent gevoelens van angst en gespannenheid in sociale situaties. Veel mensen vinden het vervelend om een praatje voor een groep mensen te houden, op een verjaardag als enige onbekende aanwezig te zijn of plotseling in een groep mensen in de belangstelling te staan. Bang zijn is een reactie op dreigend gevaar. In sociale situaties worden we als het ware gewaarschuwd op onze hoede te zijn, omdat we niet weten hoe anderen zullen reageren. Angst gaat vaak gepaard met lichamelijke klachten zoals hartkloppingen, zweten, trillen, duizeligheid en een versnelde ademhaling. Mensen die iemand moeten toespreken voor een groep aanwezigen kunnen inderdaad erg zenuwachtig zijn en deze lichamelijke verschijnselen al van te voren merken. Soms kan angst de vorm aannemen van een paniekaanval. Dan worden deze angsten hinderlijk en gaan mensen allerlei sociale situaties uit de weg. Het dagelijkse leven kan daar behoorlijk onder lijden. Een terugkerend patroon van zulke angsten wordt een sociale fobie genoemd. Verschijnselen Bij de sociale fobie, ook wel sociale angststoornis genoemd, zijn mensen angstig in sociale situaties en gaan deze situaties vermijden. Vaak realiseren mensen zich wel dat deze angst niet nodig is, maar toch blijven ze bang. Voorbeelden van dit soort situaties zijn: een praatje met iemand maken, koffie drinken in gezelschap, in een restaurant eten met anderen, een toespraak houden en werken als er iemand meekijkt. In andere gevallen is men bang zijn mening te zeggen in gezelschap omdat men bang is ruzie te krijgen of voor gek te staan als men iets zegt. Weer Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 52 anderen zijn bang een oninteressante partij te zijn in een gesprek of niet aan de eisen van een examen te kunnen voldoen. Mensen zijn vaak bij voorbaat al erg bang als zij weten dat zij in een door hen gevreesde (sociale) situatie zullen gaan komen. Ze proberen met allerlei uitvluchten dergelijke situaties te vermijden. Als dat niet lukt, doorstaan ze dergelijke situaties met intense angst. De klachten zijn zo sterk dat het dagelijks leven er negatief door wordt beïnvloed. Ook is er vaak sprake van lichamelijke angstverschijnselen, zoals blozen, trillen, transpireren en soms zelfs van een aanval van paniek. Patiënten die last hebben van een sociale fobie zijn vooral bang voor een kritisch oordeel door anderen of om voor gek te staan in sociale situaties. Ze denken erg negatief over zichzelf. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld bang zijn dat anderen zullen denken dat ze liegen wanneer ze blozen, of dat ze alcoholist zijn wanneer ze trillen in gezelschap. Wanneer men sociale situaties niet uit de weg kan gaan, probeert men zich te redden met onopvallend gedrag bij feestjes, een dikke laag make-up bij een angst om te blozen of het half vol schenken van een mok koffie om knoeien door trillen te voorkomen. Gevolgen Doordat sociale angst en vermijding al op jonge leeftijd kunnen bestaan heeft het hebben van een sociale fobie gevolgen voor de ontwikkeling. Het komt vaak voor dat patiënten ernstig worden belemmerd in hun functioneren op school, op hun werk, in hun sociale leven en soms zelfs thuis. Zo hebben veel patiënten met een sociale fobie hun opleiding niet afgerond en hebben werk onder hun opleidingsniveau. Patiënten met een sociale fobie kunnen erg eenzaam worden. Ze durven bijvoorbeeld niet meer naar verjaardagen, nodigen zelf geen mensen uit, durven geen cursus te volgen of een teamsport te beoefenen. Ook is bekend dat mensen met een sociale fobie vaker alleenstaand zijn, langer bij hun ouders wonen en vaker seksuele problemen hebben dan anderen. Het kost veel energie om met deze klachten toch zo goed mogelijk te functioneren. Dit kan leiden tot stress en uitputting. Het komt nogal eens voor dat patiënten alcohol gaan drinken, omdat ze zich dan tijdelijk wat meer ontspannen voelen. Sommige patiënten merken dat alcohol de sociale angstklachten tijdelijk vermindert. Ze durven dan veel meer te zeggen en te doen dan zonder alcohol. Dit kan ertoe leiden dat sommige patiënten afhankelijk van alcohol worden. Een probleem daarbij is dat alcohol na langdurig, veelvuldig gebruik juist toename van de angst veroorzaakt en daardoor de fobie verergert. Deze mensen hebben dan een probleem erbij gekregen. Mensen met een sociale fobie lopen meer risico op het ontwikkelen van een depressie of een andere angststoornis. Soms ontstaan negatieve gedachten omtrent de zin van het leven en overwegen mensen met een sociale fobie zelfmoord. Vaak schamen patiënten zich voor hun klachten. Ze bespreken hun klachten hierdoor liever niet met anderen, terwijl ze daar juist wel behoefte aan hebben. Veel patiënten hebben er zelfs moeite mee deze klachten met hun partner te bespreken. Door deze schaamte duurt het lang voordat patiënten naar de huisarts gaan. Het komt veelvuldig voor dat patiënten zich pas melden als ze bijvoorbeeld depressief worden, een andere angststoornis erbij krijgen, of de klachten herkennen bij een ander die hiervoor behandeling krijgt. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 53 Oorzaken Er is niet één duidelijke oorzaak van een sociale fobie te geven. Waarschijnlijk ontstaat de stoornis door een combinatie van factoren. Erfelijke factoren Uit erfelijkheidsonderzoek blijkt dat familieleden van een patiënt met een sociale fobie een drie maal grotere kans op het ontstaan van sociale fobie hebben. Waarschijnlijk is het zo dat mensen met een kwetsbaarheid voor een sociale fobie geboren worden. Het is mede afhankelijk is van omgevingsfactoren of er wel of geen sociale fobie ontstaat. Omgevingsfactoren Bij sommige mensen treedt de sociale fobie op na een ingrijpende gebeurtenis in een sociale situatie.. Ook lijkt opvoeding bij te dragen aan het ontstaan van een sociale fobie. Veel patiënten rapporteren achteraf dat zij hun ouders weinig stimulerend vonden in sociale situaties. Bij sociaal angstige kinderen is gevonden dat ouders overbeschermend kunnen zijn. Bekend is dat het gebruik van koffie en cafeïne houdende dranken, zoals veel thee en cola, angsten kunnen uitlokken of versterken. Dit kan al vanaf enkele koppen koffie of glazen cola per dag. Ook het gebruik van verschillende soorten drugs en alcohol kan dit effect geven. Enkelvoudige fobie (specifieke fobie) Veel mensen zijn ooit wel eens bang geweest. Bijvoorbeeld voor spinnen, onweer, de tandarts of afgesloten ruimten. Bij kinderen en jongvolwassenen komen dit soort angsten vaak voor in een milde of matige vorm. De angst verdwijnt weer. Bij een specifieke fobie heeft iemand een duidelijke, heftige angst die langer duurt en niet weggaat. Een angst die overdreven en niet logisch is. Iemand kan bijvoorbeeld angstig zijn voor dieren, bloed, injecties, tunnels, liften, grote hoogten of natuurverschijnselen zoals storm. Het kan ook zijn dat iemand bang wordt alleen al bij de gedachte aan het voorwerp of de situatie. De angst is zo heftig dat het dagelijks leven er flink door beperkt wordt. Vroeger werd de specifieke fobie ook wel enkelvoudige fobie genoemd. Verschijnselen Er is een duidelijke angst die niet weggaat, die overdreven en niet logisch is. De angst komt door een voorwerp of een situatie, bijvoorbeeld vliegen, hoogte, dieren, een injectie krijgen, bloed zien. Het kan ook zijn dat iemand bang wordt alleen al bij de gedachte aan het voorwerp of de situatie. Mensen die te maken krijgen met het voorwerp of de situatie, krijgen onmiddellijk een aanval van angst of paniek. Mensen weten van zichzelf dat de angst overdreven en niet logisch is. Ze gaan de situatie of het voorwerp uit de weg of ze hebben grote angst als ze er toch mee te maken krijgen. Het uit de weg gaan van de situatie of het voorwerp of het lijden door de angst belemmert ze in hun werk en studie. Ook sociale activiteiten en relaties met anderen staan flink onder druk. Tot slot: ze lijden duidelijk door de angst. Het is geen aanstellerij. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 54 Gevolgen De meeste mensen met een specifieke fobie proberen de angstwekkende situatie te vermijden. Als dat lukt, hoeft de fobie geen negatieve gevolgen te hebben. Denk bijvoorbeeld aan hoogtevrees of angst voor spinnen. Als mensen met een angststoornis wel in de angstwekkende situatie komen, kan de stoornis een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven. Volwassenen met een specifieke fobie functioneren op vijf aspecten gemiddeld slechter dan volwassenen zonder psychische stoornis, te weten: algemene gezondheidsbeleving, lichamelijk functioneren, rolbeperkingen als gevolg van: lichamelijke problemen en/of pijn, sociaal functioneren. De verminderde kwaliteit van leven wordt niet alleen bepaald door de specifieke fobie, aangezien de fobie vaak gepaard gaat met stemmings- of andere angststoornissen. Eénderde van de volwassenen met een specifieke fobie voelt zich ernstig belemmerd in het dagelijkse leven. Ruim één op de vijf volwassenen met een specifieke fobie ging nooit naar een feestje, sociale gebeurtenis of een vergadering. Bij één op de vijf mensen met een specifieke fobie hadden de angsten hen ooit weerhouden een taak op het werk uit te voeren, nieuwe verantwoordelijkheden op zich te nemen of een nieuwe baan aan te nemen. Oorzaken Over oorzaken van de specifieke fobie valt nog weinig te zeggen. Mensen kunnen wel extra risico’s lopen. Deze hebben te maken met geslacht en leeftijd, individuele kwetsbaarheid en levensgebeurtenissen. Geslacht en leeftijd Een specifieke fobie begint meestal op jonge leeftijd. Bij mannen gemiddeld als ze 17 jaar zijn en bij vrouwen gemiddeld vanaf 16 jaar. Vrouwen hebben twee keer zo veel kans op een specifieke fobie. De specifieke fobie komt onder volwassenen in alle leeftijden even vaak voor. Van alle volwassen Nederlanders tot 65 jaar heeft 10% ooit in zijn of haar leven een specifieke fobie gehad. 7% had dit het laatste jaar. Individuele kwetsbaarheid Het lijkt erop dat erfelijkheid een rol speelt bij angststoornissen in zijn algemeenheid, maar nauwelijks een rol bij het ontstaan van de specifieke fobie. Mensen met een lagere opleiding, laag inkomen, zonder betaald werk of alleenstaande ouders hebben meer kans op het hebben van een specifieke fobie. Levensgebeurtenissen Bepaalde beangstigende gebeurtenissen in de kinderjaren en jongvolwassenheid maken de kans groter op een specifieke fobie. U kunt hierbij denken aan opgesloten zitten in een donkere kast, gebeten worden door een slang of bijna uit het raam vallen. Is iemand opgevoed onder ongunstige omstandigheden, dan krijgt die vaker een specifieke fobie. Had zo iemand bijvoorbeeld een ouder met een psychische stoornis of was hij als kind slachtoffer van verwaarlozing of mishandeling, dan is de kans ongeveer twee keer zo groot een specifieke fobie te krijgen. Maakt iemand een stressvolle gebeurtenis mee, dan krijgt hij vaker een specifieke fobie. Gegeneraliseerde angststoornis Iedereen kent gevoelens van angst en gespannenheid. Bang zijn is een reactie op dreigend gevaar. Bij reëel gevaar heeft angst de functie om ons te waarschuwen. Soms kunnen angsten aanwezig zijn in veilige situaties. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 55 De angsten hebben dan geen nut. Als deze angsten sterk en langdurig aanwezig zijn, kunnen ze hinderlijk worden. Mensen hoeven niet alleen last te hebben van de angstgevoelens, maar kunnen ook gehinderd worden door (lichamelijke) begeleidingsverschijnselen van angst. Daarnaast piekeren mensen met angstklachten over allerlei zaken die hen zouden kunnen overkomen, zonder dat daarvoor een aanleiding is. Doordat mensen onzeker worden van deze angsten en uitgeput raken, gaan ze allerlei situaties uit de weg. Wanneer de angstklachten met piekeren en lichamelijke verschijnselen, zonder duidelijke aanleiding, langer dan zes maanden vrijwel continu aanwezig zijn en ze hinder of last geven in het dagelijkse leven, dan spreken we van een gegeneraliseerde angststoornis. Verschijnselen Het belangrijkste verschijnsel van de gegeneraliseerde angststoornis is de continue aanwezigheid van klachten van angst en zenuwachtigheid, zonder duidelijke aanleiding. Deze klachten komen niet in aanvallen voor en worden niet uitgelokt door een bepaalde angstwekkende situatie. Hoewel de klachten dagelijks aanwezig zijn, heeft niet iedereen er iedere dag evenveel last van. De ernst van de angsten kan wisselen. Soms gebeurt dat zonder duidelijke reden. Ook komt het voor dat de klachten bij stressvolle levensgebeurtenissen verergeren of bij afleiding verbeteren. Mensen klagen over een dagelijks gevoel van opgejaagdheid, gespannenheid en/of rusteloosheid. De angsten gaan gepaard met diverse lichamelijke klachten. Bijvoorbeeld: duizeligheid, wazig zien, droge mond, hartkloppingen, gevoel van kloppend hart in de keel, ademnood, naar adem snakken, pijn op de borst, misselijkheid, trillen, transpireren, opvliegers of koude rillingen, aandrang om te moeten plassen of om ontlasting te hebben, slappe of “elastieken” benen. Ook gespannen, pijnlijke spieren in verschillende delen van het lichaam zijn veel voorkomende klachten en kunnen leiden tot bijvoorbeeld hoofdpijn, nekpijn of schouderpijn. Mensen zijn daarbij prikkelbaar, slecht geconcentreerd, snel afgeleid en verhoogd waakzaam. Dikwijls komen ook slaapproblemen voor (vooral inslaapstoornissen). Mensen met een gegeneraliseerde angststoornis tobben en piekeren over allerlei gevaren die in de toekomst plaats zouden kunnen vinden. Ze maken zich zorgen over allerlei zaken, terwijl er geen reden voor is. Zo kunnen ze tobben over de gezondheid van zichzelf, de partner, kinderen, familie of vrienden, terwijl deze allemaal gezond zijn; over hun financiële situatie, terwijl er geen schulden zijn; over hun huisvesting, terwijl het huis goed bevalt en betaalbaar is; en over hun werk, terwijl er geen negatieve beoordeling dreigt en ontslag niet aan de orde is. Bij al deze mogelijke problemen die in de toekomst zouden kunnen spelen, denken mensen dat ze met deze mogelijke noodsituaties niet om kunnen gaan. Ze zijn bang dat ze deze gevaren en problemen niet kunnen hanteren, wanneer ze zich voordoen. Mensen kunnen het piekeren niet goed stoppen. Ze hebben er geen controle over. Ze piekeren soms omdat ze denken dan tenminste op het ergste voorbereid te zijn en beter met hun problemen in de toekomst om te kunnen gaan. Anderen zijn bang gek te worden van al het gepieker. Veel mensen met een gegeneraliseerde angststoornis vermijden situaties die hun zorgen aanwakkeren. Om bijvoorbeeld ongerustheid te voorkomen over de thuiskomst van de partner, belt een patiënt vaak naar het kantoor om te weten waar de partner is en hoe laat hij verwacht thuis te komen. Ook gaan mensen situaties vermijden omdat ze het gevoel hebben niet of nauwelijks aan de eisen van het dagelijks leven te kunnen voldoen. Ze zeggen dan bijvoorbeeld afspraken af, omdat ze daar te moe voor zijn. Andere mensen gaan juist veel dingen doen overdag om het maar te druk te hebben om te piekeren. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 56 Gevolgen Het lijden aan deze angststoornis heeft niet alleen veel negatieve gevolgen voor de persoon zelf, maar ook voor de partner en gezinsleden. Door hun angstklachten functioneren mensen met deze aandoening vaak slechter thuis en in hun baan dan gezonde mensen. Het komt niet zelden voor dat er door deze aandoening spanningen in de relatie ontstaan. Bijvoorbeeld als de patiënt voortdurend geruststelling vraagt omdat hij maar blijft piekeren. De partner of de kinderen kunnen zich erg gecontroleerd voelen als de patiënt steeds belt waar het familielid is en hoe laat hij thuis zal zijn. Soms kan iemand zijn werk niet meer verrichten en moet hij zich ziek melden. Dat komt bijvoorbeeld voor als er uitputting optreedt door slecht slapen en veel piekeren. Een deel van de mensen met een gegeneraliseerde angststoornis gaat alcohol gebruiken om de angst en spanningsklachten te verminderen. Ook wordt alcohol gebruikt als “slaapmutsje” bij slaapproblemen. Soms leidt dit tot buitensporig alcoholgebruik of verslaving. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt kan alcohol angst verergeren of zelfs uitlokken. Omdat er zoveel lichamelijke verschijnselen bij de gegeneraliseerde angststoornis kunnen optreden wordt gedacht aan een mogelijke lichamelijke oorzaak, waarvoor de betreffende persoon lichamelijk onderzoek vraagt. Men voelt zich minder gezond dan anderen en maakt meer gebruik van de gezondheidszorg. Het komt voor dat iemand vanwege zijn klachten verwezen wordt naar verschillende specialisten voordat de diagnose gegeneraliseerde angststoornis gesteld wordt. Dat zijn bijvoorbeeld een cardioloog, internist, neuroloog of KNO-arts. Bij deze specialisten wordt geen verklaring voor de lichamelijke klachten gevonden. Omdat patiënten zich over veel zaken zorgen maken, kunnen ze worden gezien als ‘zeurpieten’, waardoor anderen zich van hen afkeren en er sociaal isolement kan ontstaan. Oorzaken Er is niet duidelijk één oorzaak van de gegeneraliseerde angststoornis te geven. Waarschijnlijk ontstaat deze stoornis door een combinatie van factoren. Erfelijkheid Uit diverse onderzoeken is bekend dat erfelijkheid een rol speelt bij het ontstaan van de stoornis. Kinderen van een ouder met een dergelijke angststoornis hebben een verhoogde kans om ook een angststoornis te krijgen. Dit gebeurt echter niet altijd. Waarschijnlijk wordt de gevoeligheid om een gegeneraliseerde angststoornis te ontwikkelen geërfd. Omgevingsfactoren Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Bij sommige mensen treden de eerste angstklachten op na een ingrijpende levensgebeurtenis of na stress, bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte, een verhuizing, stress op het werk of verlies van een dierbaar persoon. Waarschijnlijk is deze stress de directe aanleiding bij mensen, die al een erfelijke gevoeligheid hebben om een gegeneraliseerde angststoornis te krijgen, deze dan ook daadwerkelijk te ontwikkelen. Posttraumatische stressstoornis (PTSS). Als verwerking niet lukt. Het leven kent veel tegenslagen en narigheid. Elke dag weer zijn er grote en kleine rampen. Grote rampen, zoals oorlogen, aardbevingen en overstromingen, treffen veel mensen tegelijkertijd. De overlevenden moeten hun weg zien te vinden in de chaos na de ramp. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 57 Vrienden en familieleden overlijden, huis en haard worden vernietigd, en soms moeten zij zelfs hun geboortegrond verlaten om ergens anders een nieuw bestaan op te bouwen. Op de televisie krijgen we te zien hoe geschokt de mensen zijn, die het overkomt. Ook oorlogsgeweld is vaak zeer schokkend voor alle betrokkenen. Kleine rampen spreken misschien minder tot de verbeelding. Zij halen de televisie vaak niet en in de krant nemen ze niet veel regels in beslag. Voorbeelden zijn auto-ongelukken, lichamelijk of seksueel geweld, huiselijk geweld en incest. Voor de slachtoffers heeft het niets van een kleine ramp. In hun leven is het een grote ramp. Schokkende gebeurtenissen veroorzaken een kwetsing of verwonding. Het Oudgriekse woord daarvoor is trauma. Oorspronkelijk werd daarmee vooral een lichamelijke verwonding bedoeld, maar tegenwoordig weten wij dat er ook psychische verwondingen bestaan. We spreken daarom van psychologische trauma’s of psychotrauma’s. Gewoonlijk helen deze psychische verwondingen. Meer dan 90% van de mensen die een psychotrauma doormaakt ondervindt daarvan geen blijvende psychische schade. Direct na een psychotrauma is het leven van de meeste mensen ontregeld. Mensen kunnen dan een wat wezenloze indruk maken, alsof zij er niet helemaal bij zijn. Pas als de eerste schok achter de rug is, komen de emoties los. Dat zijn vrijwel altijd verdriet en kwaadheid of een mengeling van beide. Deze verschijnselen zijn aanvankelijk normale reacties passend bij een psychotrauma. Bij ongeveer 5-10% van de mensen die een psychotrauma hebben doorgemaakt blijven de verschijnselen langdurig bestaan. We spreken van een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) als deze reacties niet minder worden en uiteindelijk niet verdwijnen. Een PTSS gaat gepaard met verschijnselen van stress, die zich uiten zowel in lichamelijke als in psychische klachten. In Nederland kennen wij de PTSS ook als het postconcentratiekampsyndroom of het KZ-syndroom. Dit syndroom werd na de Tweede Wereldoorlog vastgesteld bij mensen die in concentratiekampen verbleven hadden en daar nog vele jaren later last van ondervonden. Verschijnselen Een PTSS kenmerkt zich door vier groepen verschijnselen. 1. Gevoelens van spanning en onrust die voor de gebeurtenis niet aanwezig waren. Deze gaan gepaard met woede-uitbarstingen, agressie of prikkelbaarheid, slecht slapen, concentratieproblemen, overmatige waakzaamheid en heftige schrikreacties. 2. Herbelevingen van de traumatische gebeurtenis(sen). Het herbeleven gebeurt niet alleen in nachtmerries en akelige dromen, maar ook overdag. Men moet steeds maar weer aan de gebeurtenis denken en kan details niet uit het hoofd zetten. Soms handelt iemand alsof hij nog midden in de gebeurtenis zit. Daarbij kan de realiteit van het hier en nu wegvallen. Bij confrontatie met situaties die lijken op de traumatische gebeurtenis, of er op een andere manier aan doen herinneren bijvoorbeeld door geur, een voorwerp, een datum, kunnen angsten en andere hevige emoties ontstaan. Ook kunnen dan lichamelijke angstreacties optreden, zoals een snelle pols of hevig transpireren. 3. Vermijden van prikkels die in verband gebracht kunnen worden met de gebeurtenis. Omdat men bang is opnieuw overspoeld te worden, gaat men situaties die verband houden met de traumatische gebeurtenis of die eraan doen herinneren zoveel Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 58 mogelijk uit de weg. Soms ontstaat geheugenverlies voor de traumatische gebeurtenis of delen daarvan, terwijl het geheugen verder normaal functioneert. 4. Verschijnselen van gevoelsarmoede. Dit uit zich in een verminderde belangstelling voor gebruikelijke activiteiten, voor andere mensen, of voor de toekomst. Men kan minder goed gevoelens tonen of men heeft een gevoel van vervreemding of er niet bij horen. Deze verschijnselen kunnen sterk op een depressie lijken. Naast de genoemde verschijnselen van PTSS komen ook vaak schuldgevoelens voor, of ingehouden kwaadheid. Iemand kan zich bijvoorbeeld schuldig voelen omdat hij de traumatische gebeurtenis overleefd heeft, terwijl dierbare anderen omgekomen zijn. Bij mishandeling en seksueel misbruik komt het nogal eens voor dat het slachtoffer zichzelf daarvan de schuld geeft. Kinderen hebben dezelfde klachten als volwassenen, maar zij uiten het anders, bijvoorbeeld als leerproblemen en sociale problemen op school, lichamelijke klachten, zoals onbegrepen buikpijn of hoofdpijn, nachtmerries, stil en teruggetrokken zijn of juist prikkelbaar en druk zijn. Ingehouden kwaadheid komt vaak tot uiting als een verwijt aan anderen of aan autoriteiten dat zij onvoldoende zorg hebben gedragen om de gebeurtenis te voorkomen. Gevolgen Uit de bovenstaande beschrijving zal duidelijk zijn dat een PTSS veel negatieve gevolgen heeft voor de patiënt en zijn directe omgeving. Wanneer de verschijnselen langdurig aanhouden kunnen, naast PTSS, andere psychische stoornissen ontstaan zoals depressies en andere angststoornissen. Patiënten kunnen hun naasten van zich vervreemden wanneer ze niet kunnen praten over de ervaren psychotrauma’s, maar ook wanneer ze erg emotioneel blijven. Mensen die jong en langdurig getraumatiseerd zijn, kunnen daardoor in hun persoonlijkheidsontwikkeling belemmerd worden. Zij hebben bijvoorbeeld onvoldoende zelfvertrouwen of zijn voortdurend achterdochtig. Bij gebeurtenissen als kindermishandeling en incest, speelt (opgelegd) stilzwijgen en taboe. Juist deze vormen van trauma gaan gepaard met veel angsten, depressies, minderwaardigheid- en schuldgevoelens. Vanwege de angsten en heftige emoties, die bij een PTSS voorkomen, gaan sommige mensen te veel alcohol, drugs of rustgevende middelen (benzodiazepinen) gebruiken. Zo kan een verslaving ontstaan. Samen met de woede-uitbarstingen en prikkelbaarheid kan dit ook leiden tot (huiselijk) geweld. Door de uitputting die mensen kunnen ervaren, onder andere door slecht en onrustig slapen, wordt werken moeilijk. Doordat men amper meer kan genieten van het dagelijkse leven en soms geen toekomst meer ziet, kunnen mensen zich in zichzelf terugtrekken, sociale contacten verbreken en vereenzamen. Soms durven mensen zich niet te laten behandelen, of omdat ze bang zijn voor hun eigen emoties, of niet over het trauma kunnen praten, of omdat ze denken dat behandeling toch geen zin meer heeft. Oorzaken Verschijnselen van een PTSS ontstaan alleen na een psychotrauma en meestal kort na de gebeurtenis. Een enkele keer komt het voor dat de klachten pas na vele maanden of jaren ontstaan. Daar is dan bijna altijd een bijzondere aanleiding voor. Hoewel het nog niet duidelijk is waarom de een wel en de ander geen PTSS ontwikkelt na een trauma, zijn de volgende factoren van belang gebleken. De aard van de gebeurtenis. Mensen ervaren de ene gebeurtenis als ernstiger dan de andere. Zo leiden oorlogen tot meer klachten dan een natuurramp. Ook seksuele geweldsmisdrijven leiden vaker tot verschijnselen dan andere gebeurtenissen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 59 De ernst van de gebeurtenis. Als de gebeurtenis erger is, zijn er meer mensen met verschijnselen. De duur van de gebeurtenis. Als de gebeurtenis langer duurt, zijn er meer mensen die verschijnselen krijgen. De betekenis die de gebeurtenis voor het individu heeft. Iets wat belangrijk gevonden wordt, geeft meer kans op verschijnselen. Ook lijkt een biologische kwetsbaarheid van het individu een rol te spelen bij het ontstaan van een PTSS. Onderzoek heeft laten zien dat de regulering van het stresshormoon cortisol bij mensen met PTSS uit balans is. Waarschijnlijk is, door nare ervaringen op heel jonge leeftijd, het stress systeem als het ware verkeerd afgesteld. Een andere mogelijkheid is dat genetische factoren leiden tot een minder stabiel stress-systeem. Opvang, steun en erkenning door de omgeving wordt over het algemeen als troostend ervaren en vermindert de kans op het ontstaan van een PTSS. Ook de manier waarop iemand in het verleden geleerd heeft met problemen om te gaan is van belang. Iemand die niet bij de pakken neerzit en problemen actief aanpakt heeft minder kans op het ontwikkelen van een PTSS. Wanneer moet na een psychotrauma behandeling plaatsvinden? Vlak na een schokkende gebeurtenis is het belangrijk om rust te vinden en steun te krijgen in de eigen vertrouwde omgeving bij mensen die dichtbij staan: familie, vrienden, collega’s. Men meent vaak dat praten over de schokkende gebeurtenis na het psychotrauma noodzakelijk is om een PTSS te voorkomen. Dit is niet het geval. De behoefte om erover te praten verschilt per persoon. Praten mag, maar wel op het juiste moment. Soms kan de ernst of de aard van het trauma het onmogelijk maken over het gebeuren te praten. Kort na het gebeuren is dat niet erg. Het kan goed zijn het ritme van het dagelijkse leven binnen niet al te lange tijd weer op te pakken. Bij de meeste mensen is de schok na een psychotrauma van korte duur. Behandeling is bij hen niet noodzakelijk. Steun en een luisterend oor van familie en vrienden wel. Behandeling is wel nodig als emoties vast blijven zitten of als er spanningsklachten en slaapstoornissen blijven bestaan. Ook kan behandeling zinvol zijn als praten over het trauma onmogelijk blijft of als men alleen op een afstandelijke manier over het trauma kan praten. Dat laatste kan namelijk betekenen dat de vermijding van gedachten aan de traumatische gebeurtenis hoog is. Vermijding treedt op om angst weg te houden. Als dit het geval is, is het tijd om actie te ondernemen. Behandeling angststoornissen in het algemeen Een angststoornis gaat bijna nooit vanzelf over. Het belangrijkste is dat iemand toegeeft dat hij een probleem heeft en daar iets aan wilt veranderen. Je kunt zelf en samen met mensen om je heen (familie, vrienden) aan je angsten werken. Bijvoorbeeld met een zelfhulpboek of een cursus op internet. Je kunt ook informatie en lotgenotencontact zoeken via een patiënten-organisatie. Als de klachten invloed zo ernstig zijn, dat ze invloed hebben op het dagelijkse leven, dan is professionele Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 60 hulp nodig. Iemand kan zich dan laten doorverwijzen door de huisarts. Mogelijkheden voor behandeling zijn: • Cognitieve gedragstherapie (positieve invloed uitoefenen op samenspel tussen denken, gedachten en gedrag) • Psycho-educatie (hoe krijg ik inzicht in mijn stoornis en hoe ga ik er mee om) • Systeemtherapie (betrekken van partners, familie, vrienden bij de behandeling. De stoornis kun je meestal niet los zien van de sociale context. Vaak heeft niet alleen de cliënt maar ook de omgeving last van de stoornis). • Sociale vaardigheidstraining (omdat er vaak problemen zijn in de sociale omgang met anderen). • Ontspannende therapieën • Medicijnen _____________________________________________________________________________________________________ 8.2. DWANGSTOORNISSEN Iedereen kent vaste gewoonten en routine handelingen. Zo controleren veel mensen het gas, licht en de sloten voordat ze naar bed gaan, terwijl ze eigenlijk weten dat het gas en licht uit zijn, en de deur op slot is. Zo’n extra controle geeft een gevoel van veiligheid in een situatie die risico met zich mee zou kunnen brengen. Als het risico groter wordt, bijvoorbeeld bij vertrek voor een vakantie van drie weken, controleren veel mensen hun huis extra goed. Soms rijdt iemand zelfs nog een keer terug om te zien of het gas echt uit is en de deur op het nachtslot. Dit soort herhalingsgedrag is normaal. Er is geen sprake meer van een normale vorm van controleren, wassen of herhalen als mensen een groot deel van de dag hiermee bezig zijn, en de angst en onveiligheid hun leven gaat beheersen. We spreken dan van een dwangstoornis of obsessieve compulsieve stoornis. Kenmerken Belangrijke verschijnselen van de dwangstoornis zijn Dwanggedachten Dwanghandelingen Gedachtenrituelen Vermijdingsgedrag De dwangstoornis of obsessieve compulsieve stoornis kenmerkt zich door het optreden van dwanggedachten (ook wel obsessies genoemd) en/of dwanghandelingen (ook wel compulsies genoemd). Dwanggedachten zijn terugkerende gedachten of voorstellingen die zich aan de patiënt opdringen, en die als misplaatst beleefd worden. Ze gaan gepaard met angst of onrust. Omdat dwanggedachten hinderlijk en schaamtevol zijn, probeert de patiënt er weerstand aan te bieden door ze te negeren, te neutraliseren of te stoppen. Dat kan gebeuren door het uitvoeren van dwanghandelingen. Dwanghandelingen moeten bij herhaling worden uitgevoerd en dienen ter geruststelling, of om angst en onrustgevoelens te verminderen. Soms gebeurt deze geruststelling in gedachten. Ook dan spreekt men van dwanghandelingen, omdat deze gedachten ook tot doel hebben angst en onrust te verminderen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 61 Patiënten met een dwangstoornis weten heel goed dat hun gedachten en gedragingen overdreven zijn en eigenlijk niet nodig. Ze schamen zich er vaak voor en voeren de handelingen in het geheim uit. Toch kunnen deze mensen hun dwanggedachten niet stoppen en hun handelingen niet achterwege laten. Er zijn mensen die vele uren per dag last hebben van dit soort klachten. Er bestaan verschillende vormen van een dwangstoornis. Meestal hangen dwanggedachten en dwanghandelingen inhoudelijk met elkaar samen. Iemand kan bijvoorbeeld dwanggedachten hebben dat hij vies is of besmet en bang dat hij andere mensen zal besmetten. Deze patiënten gaan zich overdreven wassen of hun huis op overdreven wijze schoonmaken. Ze vermijden het contact met spullen die in hun ogen vies of besmet zijn. Soms ontvangen ze geen bezoek meer thuis of laten ze huisgenoten die van buiten komen eerst douchen en schone kleren aantrekken voordat ze de huiskamer in mogen. Wanneer iemand dwanggedachten heeft dat hij een ramp kan veroorzaken door onachtzaamheid met bijvoorbeeld gas, elektriciteit, huishoudelijke apparaten, met autorijden of door allerlei administratieve handelingen slordig uit te voeren, kunnen controlehandelingen ontstaan van gas, licht, water en elektrische apparaten. Een paar voorbeelden. Tijdens het autorijden moet de bestuurder vaak uitstappen om te zien of hij niet iemand aangereden heeft. De administratie komt niet op tijd klaar, omdat iemand steeds maar weer opnieuw enveloppen moet openen om te zien of hij de giro-overschrijvingen wel goed heeft ingevuld. Om deze dwang te vermijden gebruiken sommige mensen delen van hun huis niet meer, durven ze niet meer op gas te koken, of doen ze in het geheel geen administratie meer. Andere patiënten hebben last van godslasterlijke, ‘verkeerde’ of seksueel getinte gedachten, en moeten alle handelingen herhalen die ze met verkeerde gedachten hebben uitgevoerd, maar nu met de ‘goede’ gedachten. Weer andere mensen hebben last van verzameldwang. Zij vinden het moeilijk om spullen weg te gooien, omdat ze bijvoorbeeld bang zijn waardevolle papieren bij de vuilnis te stoppen. Het huis van deze mensen raakt overvol. Vaak moeten mensen met dwanghandelingen tellen bij het uitvoeren ervan. Dit tellen moet gebeuren tot een bepaald nummer, bijvoorbeeld drie. Als iemand bij het tellen gestoord wordt, moet de handeling herhaald worden tot zes, daarna tot twaalf en zo verder. Gevolgen Uit de bovenstaande beschrijving zal duidelijk zijn dat een dwangstoornis veel negatieve gevolgen heeft voor de patiënt en zijn directe omgeving op vele gebieden, zoals: Gezin Werk Sociale contacten Financiën Door de dwangklachten kunnen spanningen ontstaan tussen de patiënt en zijn partner en gezin. Wanneer de klachten bij kinderen aanwezig zijn kunnen er ruzies ontstaan tussen het kind en zijn ouders. Enerzijds kan dit doordat de direct betrokkenen de klachten niet begrijpen en boos worden omdat ze vinden dat de patiënt onredelijk of onzinnig doet. Anderzijds kunnen spanningen ontstaan omdat huisgenoten vaak door de patiënt Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 62 gedwongen worden met de vermijding mee te doen, of om dwanghandelingen uit te voeren, zodat de patiënt niet angstig wordt. Ook op het werk zijn er gevolgen. Patiënten kunnen zoveel tijd met hun dwanghandelingen of dwanggedachten bezig zijn dat ze hun werk niet op tijd gereed hebben. Soms wordt werken onmogelijk. Bijvoorbeeld een verpleegkundige die geen medicatie meer uit durft te delen omdat ze bang is onherstelbare fouten te maken. Of een administrateur die bang is verkeerde brieven te verzenden, of iemand die steeds allerlei gedragingen moet herhalen, waardoor er niets meer uit zijn handen komt. Soms kan iemand zijn werk niet meer verrichten, en moet hij zich ziek melden door de dwangstoornis. In het sociale leven zijn patiënten vaak eenzaam. Dat komt omdat ze uit schaamte weinig mensen durven te vertellen wat er met hen aan de hand is. Ze durven niemand thuis uit te nodigen vanwege angst voor besmetting of schaamte dat de verzameldwang gezien wordt. Tijdens sociale activiteiten zit het hoofd van mensen met een dwangstoornis vaak vol met dwanggedachten en gevaren. Ze kunnen zich niet goed concentreren op datgene wat er gebeurt omdat hun angsten hen voortdurend bezig houden. In de woonsituatie kunnen problemen ontstaan bij bijvoorbeeld mensen met een verzameldwang. Deze krijgen vaak last met buren of verhuurders vanwege de veroorzaakte vervuiling in hun huis. Mensen met wasdwang daarentegen zijn heel schoon. Zij kunnen problemen krijgen met het waterleidingbedrijf vanwege het gebruik van grote hoeveelheden water. Vóórkomen en beloop De dwangstoornis komt bij ongeveer 2 % van de bevolking voor, vrijwel even vaak bij vrouwen als bij mannen. In het grootste deel van de gevallen ontstaan de klachten rond het 20e jaar, maar de aandoening kan op alle leeftijden optreden. In een kleiner deel van de gevallen ontstaan de klachten al in de kindertijd. Men heeft aanwijzingen dat bij deze laatste groep patiënten de dwangstoornis vaak in de familie voorkomt en dat er een overlap is met klachten van tics, zoals bij de ziekte van Gilles de la Tourette. Bij deze groep ontstaat de dwangstoornis vaak zonder duidelijke aanleiding. In de kindertijd zijn er meer jongetjes die last hebben van de dwangstoornis dan meisjes. Wanneer dwang op latere leeftijd ontstaat, gebeurt dit dikwijls na ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld op kamers gaan wonen en stress op het werk of een bevalling. De ernst van de klachten kan wisselen in de tijd. Soms komt dit door een levensgebeurtenis die stress oproept, soms is een aanleiding voor de verergering of verbetering niet aan te geven. In het algemeen geldt dat de dwangstoornis niet vanzelf overgaat. Wel is de aandoening goed te behandelen. Het komt nog al eens voor dat patiënten met een dwangstoornis in de loop van hun leven ook klachten krijgen van somberheid en niet meer kunnen genieten. Soms ontstaat een depressie. Ook kan er sprake zijn van andere psychiatrische stoornissen. Oorzaken Waarschijnlijk ontstaan de klachten door een combinatie van factoren; er is niet duidelijk één oorzaak van de dwangstoornis te geven. Erfelijkheid Uit diverse onderzoeken is bekend dat erfelijkheid een rol speelt bij het ontstaan. Dat geldt vooral wanneer dwang al ontstaat in de kindertijd. Kinderen van een ouder met een dwangstoornis hebben een verhoogde Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 63 kans om ook een dwangstoornis te krijgen. Dit gebeurt echter niet altijd. Erfelijke factoren vormen niet de enige verklaring voor het ontstaan van de dwangstoornis. Omgevingsfactoren Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Wanneer de dwangstoornis op oudere leeftijd ontstaat is dit vaak na een ingrijpende levensgebeurtenis of na stress, bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte, een bevalling, een verhuizing of ander werk. Vaak neemt door deze levensgebeurtenis de verantwoordelijkheid van de betreffende persoon toe. Daardoor kan hij zo onzeker worden, dat hij allerlei gedrag gaat herhalen, hetgeen over kan gaan in een dwangstoornis. hersenaandoening In zeldzame gevallen ontstaat de dwangstoornis na een hersenaandoening. In de kindertijd kan dat een ernstige keelinfectie zijn met bepaalde bacteriën, waardoor het functioneren van bepaalde delen van de hersenen niet goed meer in evenwicht is. Soms kan de dwangstoornis ontstaan na een hersenbloeding, een hersengezwel of een ernstige hersenkneuzing. Waarschijnlijk speelt opvoeding bij de meeste patiënten geen oorzakelijke rol. De dwangstoornis ontstaat niet door het gebruik van cafeïne, alcohol en/of drugs. Wat gebeurt er in de hersenen? Bij mensen met een dwangstoornis is veel onderzoek gedaan naar de functie van de hersenen. Uit dit biologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde delen van de hersenen actiever en andere delen minder actief zijn. Sterk vereenvoudigd zou gezegd kunnen worden, dat de remfunctie van bepaalde hersengebieden op gedachten en handelingen bij patiënten met een dwangstoornis minder goed werkt. Hierdoor hebben deze mensen bijvoorbeeld aan éénmaal controleren van het slot niet voldoende om een goed gevoel te hebben dat de deur echt op slot zit. Stoffen die als boodschapperstof werkzaam zijn in die hersengebieden, zogenaamde neurotransmitters, zijn serotonine en dopamine. Ze zorgen voor een goede overdracht van boodschappen tussen de verschillende hersengebieden. Bij de dwangstoornis kan er sprake van zijn dat deze stoffen ‘uit balans’ zijn. De oorzaken van deze verstoorde balans is eerder aangegeven bij ‘Oorzaken’. Met een goede behandeling kunnen de dwangverschijnselen afnemen en wordt de balans in de hersenen weer hersteld. Dit gebeurt zowel bij behandeling met medicijnen als met cognitieve gedragstherapie. Uit biologisch onderzoek is gebleken, dat beide vormen van behandeling de eerder genoemde overactiviteit van sommige hersengebieden kunnen verminderen. Behandeling De dwangstoornis is in de meeste gevallen goed te behandelen. Afhankelijk van de verschijnselen en de ernst van de aandoening bestaat de behandeling uit cognitieve gedragstherapie, medicatie, of een combinatie van beide. Door de behandeling nemen de dwanggedachten en de dwanghandelingen af. Ook verminderen de angsten waarmee dwanggedachten gepaard gaan en treedt minder vermijdingsgedrag op. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 64 Cognitieve gedragstherapie Deze behandeling bestaat uit cognitieve therapie en gedragstherapie. Doel van een dergelijke behandeling is het leren omgaan met dwanggedachten, het achterwege laten van dwanghandelingen en het doorbreken van vermijdingsgedrag. Cognitieve therapie is vooral gericht op de angst- en rampgedachten die iemand heeft wanneer hij in contact komt met bijvoorbeeld vuil (‘Ik word besmet met bacteriën die in dat vuil zitten en ga dood’) of elektrische apparaten (‘Dadelijk veroorzaak ik kortsluiting en ontstaat er brand waarbij veel mensen om het leven komen’). Een eerste stap is om deze situaties en de koppeling met de rampgedachten te herkennen. De volgende stap is om te leren dat deze rampgedachten vaak geen reële basis hebben. Wat is bijvoorbeeld de kans dat iemand doodgaat wanneer hij in contact komt met vuil? De betreffende persoon leert in deze behandeling om de rampgedachten te vervangen door meer reële gedachten, die minder angst veroorzaken (‘Vuil komt overal voor. Ik vind het niet prettig om vies te worden, maar het is niet gevaarlijk.’). De gedragstherapie richt zich vooral op de dwanghandelingen met de volgende oefeningen: Exposure in vivo (blootstelling aan de beangstigende situatie) gevolgd door responspreventie (het stoppen van de dwangreactie). Bij exposure in vivo wordt de betrokkene gevraagd om stapsgewijs angstwekkende situaties op te gaan zoeken. Meestal wordt begonnen met de minst moeilijke situaties (een beetje vuile aarde bekijken van dichtbij) en geleidelijk aan wordt de oefening uitgebreid (aarde uit de tuin met blote handen aanraken. of zonder handen wassen een boterham opeten). Men moet zolang mogelijk in zo’n situatie blijven, zodat men kan merken dat de angst afneemt en de situatie eigenlijk helemaal niet angstwekkend is. Op deze manier dooft de angst geleidelijk uit. Nadat de patiënt zich in de angstwekkende situatie heeft begeven heeft hij de neiging zijn rustgevende dwanghandelingen uit te gaan voeren. Dat wordt eveneens stapsgewijs ‘afgeleerd’. Dit deel van de behandeling wordt responspreventie genoemd. Bij al deze elementen geldt dat er om effect te bereiken veel geoefend moet worden. Cognitieve gedragstherapie is dus een vorm van behandeling waarbij een actieve inzet van de patiënt wordt gevraagd en huiswerkopdrachten moeten worden gedaan. Een behandeling duurt meestal drie tot zes maanden. Het is zinvol dat de patiënt de oefeningen zelf blijft herhalen, eventueel met behulp van een “opfrisbijeenkomst”. Behandeling met medicatie Bij de behandeling van de dwangstoornis worden antidepressiva gebruikt, en vooral die antidepressiva die werken op het serotoninesysteem van de hersenen, de zogenaamde serotonine heropnameremmers (SSRI’s). Dit zijn medicijnen die oorspronkelijk ontwikkeld zijn voor de behandeling van depressies, maar die ook effectief zijn bij de behandeling van een aantal andere aandoeningen, waaronder de dwangstoornis. De dosering van deze medicijnen moet geleidelijk aan opgebouwd worden. Het gunstige effect treedt na tien tot twaalf weken op. Bij de dwangstoornis wordt in het algemeen een hogere dosering gebruikt dan bij de depressieve stoornis. Omdat combinaties van antidepressiva met andere medicijnen of kruiden zoals bijvoorbeeld St. Janskruid, of met alcohol of drugs ongewenste bijwerkingen kunnen Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 65 geven is het van belang hierover een arts te raadplegen. In het algemeen wordt aangeraden de medicijnen langdurig te blijven gebruiken en daarna eventueel geleidelijk in de loop van maanden te verminderen en zo mogelijk af te bouwen. Vaak ziet men dat de klachten na afbouwen van de medicatie terugkeren. Een behandeling met cognitieve gedragstherapie kan deze terugval helpen voorkomen. Hoe ga je om met mensen met angst- en dwangstoornissen? Een aantal handvatten Stimuleer de patiënt met oefenen en ondersteun hem daarin. Stel als begeleider duidelijk grenzen aan het moeten uitvoeren van dwanghandelingen voor de patiënt. Hanteer een respectvolle benadering. Doe geen moeite om patiënt voortdurend te overtuigen van de onzin van de handeling of de angst. Dat weet hij zelf ook wel. Streef naar herstel van het normale functioneren. Stimuleer afleiding in de vorm van ontspannende activiteiten. Heb veel geduld en beloon ieder klein stapje waarmee iemand zijn angst/dwang overwint. Niet dwingen om door de angst heen te gaan, dit roept nog meer angst en weerstand op. Wel uitnodigen om het te proberen. Tips: sites: http://www.adfstichting.nl www.nedkad.nl boeken: “Oorlog in mijn kop, erfenis uit Uruzgan”. Niels Veldhuizen. ISBN 978-90-4681-68-44 “Alles onder controle”. Lee Baer. ISBN 9789057123641 “Een dictator in mijn kop”. Joe Wells. ISBN 9789057122538 films: http://www.gezond24.nl/tv-uitzending/g24_iv_4245/Michiel-van-Erp-over-zijn-film-Angst “As Good as It Gets”, 1997. Regie: James L. Brooks. “Brothers”., 2009. Regie: Jim Sheridan Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 66 9. GEDRAGSPROBLEMATIEK _____________________________________________________________________________________________________ In bepaalde fases van de ontwikkeling van een kind is opstandig gedrag normaal. Bijna iedere peuter of kleuter maakt wel een periode door met veel opstandigheid. En ook bijna iedere puber begint op een gegeven moment zich enorm te verzetten en voortdurend de strijd op te zoeken. Dit opstandige gedrag hoort bij deze levensfase en het kind leert hier ook van. Maar soms neemt het opstandige gedrag zulke vormen aan dat er niet meer gewoon sprake is van bij de leeftijd horend opstandig gedrag. Of het kind blijft opstandig, ook wanneer het allang geen kleuter meer is, of het kind gaat steeds meer agressie laten zien. Dan kan er sprake zijn van een (agressieve) gedragsstoornis. We beschrijven in dit hoofdstuk de volgende gedragsstoornissen: • Oppositioneel opstandig gedrag ((ODD=Oppositional Defiant Disorder) en antisociaal gedrag (of CD= conduct disorder) • ADHD • Gilles de la Tourette 9.1 OPPOSITIONEEL OPSTANDIG GEDRAG EN ANTISOCIAAL GEDRAG Bij de agressieve gedragsstoornis maken we onderscheid tussen de antisociale gedragsstoornis (CD) en de oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Het belangrijkste onderscheid tussen ODD en CD ligt in het feit dat kinderen met CD ook gewelddadig kunnen zijn en geen respect hebben voor de gevoelens en rechten van andere. Bij ODD zien we vooral het verzet op de voorgrond treden. Kinderen met ODD laten over het algemeen bij het ouder worden geen crimineel gedrag zien. Vaak zijn jongeren met ODD wel meer op zichzelf omdat ze buitengesloten worden door hun neiging mensen te irriteren. Kinderen en jongeren met ODD zijn moeilijk in de opvoeding, ongehoorzaam en in verzet, maar feitelijk gewelddadig gedrag is niet aan de orde. Bij antisociaal gedrag heeft de persoon een gebrek aan respect voor de rechten en gevoelens van anderen. Afhankelijk van de mate waarin de omgeving schade ondervindt, wordt de aandoening als mild, gematigd of ernstig aangeduid. ODD komt bij 3.2% en CD bij 2% van de kinderen voor. ODD is de afkorting van het Engelse Oppositional Defiant Disorder, wat in het Nederlands betekent: Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. Kinderen die hier last van hebben, hebben een combinatie van oppositioneel en agressief gedrag. ODD kan samen gaan met andere stoornissen of ziekten, zoals ADHD, autisme of een hechtingsstoornis. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. ODD wordt vaak vergeleken met ADHD, de symptomen zijn dan ook vaak gelijk. Alleen bij ADHD gaat het om impulsief gedrag en bij ODD om agressief gedrag. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 67 Oorzaak Aangeboren of aangeleerd? Men gaat er vanuit dat de oorzaak een combinatie is van aanleg en omgeving. Mensen met ODD of CD zouden een langzamere hartslag hebben en een hogere stressdrempel. Kinderen en jongeren met ODD en CD hebben een tekortschietende emotionele zelfregulatie, zijn snel gefrustreerd en weinig flexibel in het omschakelen naar een andere houding ten opzichte van een situatie. De gevolgen van agressieve gedragsstoornissen kunnen ernstig zijn voor het kind, maar ook voor het gezin waar het kind in opgroeit. Het kan leiden tot mishandeling van ouders, van broertjes en zusjes, van dieren en leeftijdsgenootjes. Algemene kenmerken Het kind: Spreekt vaak volwassenen tegen Is vaak lichtgeraakt of geïrriteerd door anderen Is vaak kwaad Is vaak haatdragend Irriteert andere mensen vaak met opzet Heeft vaak driftbuien Weigert regels van volwassenen te volgen Legt de schuld van fouten bij anderen Opvallende negatieve kenmerken in het gedrag van een kind of jongeren met oppositioneel opstandig gedrag zijn o.a.: Maakt vaak ruzie met volwassenen Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen Is hatelijk en wraakzuchtig Oppositioneel gedrag Een kind vertoont oppositioneel gedrag wanneer het zich probeert te verzetten tegen de leiding van volwassenen. Ze weigeren te doen wat gevraagd wordt en dit gaat vaak samen met een reactie van woede. Agressief gedrag Agressie is te verdelen in twee soorten. Fysieke agressie en verbale agressie. Bij beide vormen doe je een persoon of een voorwerp 'pijn'. Bij fysieke agressie gaat het om slaan, schoppen, knijpen, vechten en dingen vernielen. Bij verbale agressie gaat het om schelden, bedreigen, pesten en kwetsen. Als het agressieve gedrag van het kind echt ernstig is, is het van belang om actie te ondernemen. Hulp hiervoor kan er gezocht worden bij kinder- en jeugdpsychiaters in de geestelijke gezondheidszorg. Deze psychiater gaat dan in gesprek met de ouders en de leerkrachten over de voorgeschiedenis van het kind en de psychiater observeert het kind ook zelf. Met alle informatie kan er een diagnose worden gesteld. Bij kinderen is men voorzichtig met de diagnose antisociale gedragsstoornis, omdat agressief gedrag ook bij bepaalde leeftijdsfasen kan horen en een kind nog niet uitontwikkeld is. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 68 Belangrijk om te weten is dat een antisociale gedragsstoornis vaak voor komt in combinatie met of als gevolg van andere ziektebeelden, bijvoorbeeld ADHD, een reactieve hechtingsstoornis of een aandoening in het autistisch spectrum. Hierdoor is de diagnose niet eenvoudig te maken. Zoals bij elke stoornis heeft ook ODD gevolgen, zowel voor het kind zelf als voor de ouders en de omgeving. Ze worden belemmerd in hun ontwikkeling omdat hun gedrag veel negatieve reacties oproept. DSM-IV criteria DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is een handboek dat in de meeste landen wordt gebruikt bij het diagnosticeren van een psychische stoornis. Dit boek geeft criteria waar iemand aan moet voldoen om daadwerkelijk de diagnose te krijgen van die stoornis. De criteria voor ODD zijn als volgt (volgens het DSM-IV, het vierde boek van DSM): a) Er bestaat bij het kind reeds lang een patroon van negativistisch, vijandig en tartend gedrag, zoals blijkt uit minstens vier van de volgende gedragswijzen: Het wordt vaak driftig Het gaat steevast met volwassenen in discussie Het doet dikwijls lekker niet wat je vraagt of zegt Het doet regelmatig expres dingen om anderen te ergeren Het geeft uiteraard anderen de schuld van zijn fouten of wangedrag Het is frequent kribbig, overgevoelig of snel op zijn teentjes getrapt Het is om de haverklap kwaad en wrokkig Het doet nogal eens iets vervelends, alleen maar om iemand dwars te zitten of terug te pakken. b) Aangezien al deze gedragswijzen op een bepaalde leeftijd 'normaal' kunnen zijn, tellen ze alleen als bewijs voor de aanwezigheid van deze stoornis als ze ernstige problemen veroorzaken, minstens zes maanden aanhouden en niet als passend bij de ontwikkelingsfase van het kind beschouwd zouden worden. Extra kenmerken/problemen Kinderen die leiden aan ODD hebben ook vaak last van één van deze verschijnselen: Leesproblemen Taalproblemen Angststoornis ADHD Depressiviteit Sociale gevolgen Kinderen met agressief gedrag worden eerder uitgesloten van groepen. Klasgenoten zijn bang voor de kinderen met ODD en proberen uit de buurt te blijven. Ze worden niet uitgenodigd op verjaardagsfeestjes en worden als laatste gekozen bij samenwerkingsopdrachten op school. Wanneer het kind dit doorkrijgt, krijgt het een laag zelfbeeld en denkt het erg negatief over zichzelf. Hierdoor komen ze in een negatieve spiraal: ze nemen nog meer afstand van de andere kinderen en gaan zich zo nog eenzamer voelen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 69 Gevolgen voor thuis Ook thuis zorgen de kinderen met ODD voor veel problemen. Het opvoeden van deze kinderen is erg zwaar omdat ze zich constant proberen te verzetten tegen het gezag van de ouders. Het kan ook gevolgen hebben voor broertjes of zusjes van de kinderen want doordat het opvoeden van een kind met ODD zo zwaar is en zoveel tijd kost krijgen de andere kinderen minder aandacht. Voor de ouders is het moeilijk om de aandacht te verdelen en de broertjes en zusjes zouden hier ook onder kunnen lijden. Gevolgen voor de toekomst Kinderen die een moeilijke jeugd hebben gehad door hun ODD kunnen daar later ook nog last van hebben. In hun puberteit en zelfs later zullen ze er nog veel van merken. Ze kunnen: In aanraking komen met criminaliteit Verslaafd raken Last krijgen van depressiviteit moeilijk aan een baan komen of ze wisselen vaak van baan Behandeling en therapie Oppositionele gedragsstoornissen zijn moeilijk te behandelen, omdat: Het kind over het algemeen weinig probleembesef heeft; Het kind de schuld vaak bij een ander legt en niet bij zichzelf, hij 'reageert er alleen op'; Het kind ervaart dat het wat bereikt met zijn opstandige gedrag: andere kinderen worden bang en ze geven toe en hij kan wegvluchten voor zijn verantwoordelijkheden. Het kind op deze manier veel invloed heeft op andere kinderen. Ook heeft hij invloed op de begeleider of leerkracht, waardoor er een onveilige sfeer (in de groep) ontstaat. Er zijn verschillende soorten behandelingen en therapieën voor ODD. Omdat de problemen van ODD zo hardnekkig zijn is er meestal sprake van een langdurige behandeling. De verschillende elementen in een behandeling zijn: Psycho-educatie; gedragstherapie met de ouders; Training voor de ouders en de school; Gezinstherapie; (cognitieve) gedragstherapie met het kind. De diagnose ODD wordt gesteld na een uitgebreid onderzoek door een psychiater. Dit gebeurt na uitgebreide gesprekken met de ouders en leerkrachten van het kind en na uitgebreide observatie van het kind. De psychiater zal hierbij heel voorzichtig en secuur te werk gaan omdat agressie ook bij de leeftijdsfase van het kind kan horen en omdat kinderen enorm in ontwikkeling zijn en er nog veel kan veranderen hierdoor. Ondanks deze voorzichtigheid bij het stellen van de diagnose ODD, is het wel goed om als ouder hulp te zoeken wanneer een kind veel agressief gedrag laat zien, zodat ODD uitgesloten of bevestigd kan worden. Soms wordt een kind met ODD medicijnen voorgeschreven. Maar dit is voornamelijk het geval wanneer er naast ODD ook ADHD of een depressie vastgesteld is. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 70 Hoe ga je om met kinderen/jongeren met ODD en CD? Een aantal handvatten Het is heel belangrijk dat de ouders, leerkrachten, begeleiders en alle andere mensen die opvoedkundig te maken hebben met het kind goed contact met elkaar houden. Kinderen met ODD hebben namelijk heel erg de neiging de schuld op anderen af te schuiven en mensen tegen elkaar uit te spelen. Daarbij is het ook belangrijk dat er een duidelijk plan van aanpak is hoe er gereageerd gaat worden op het gedrag van het kind, waar ook alle betrokkenen bij het kind zich consequent aan houden. Het kan enorm helpen dit duidelijk voor het kind op te schrijven op een groot vel papier of bij een jong kind in pictogrammen aan te geven. Het kind kan dan naar het blad met regels verwezen worden wanneer het een regel vergeet/ overtreedt. En er moet een balans zijn tussen straffen en belonen. Het vele ongewenste gedrag moet er niet voor zorgen dat het kind enkel maar bestraft wordt. Door voor kleine dingen die goed gaan te belonen wordt het kind gemotiveerd vaker dit gewenste gedrag te laten zien. Bij dit belonen is het beter te belonen met aandacht of privileges dan met een cadeautje of iets lekkers. Omdat kinderen met ODD over het algemeen veel ongewenst gedrag laten zien en het niet goed is voor het kind en voor de relatie tussen het kind en de ouders om steeds te moeten corrigeren is het goed te besluiten bepaald gedrag te negeren. Wanneer het kind geen enkele reactie krijgt met bepaald gedrag (bijvoorbeeld het irriteren van de ander) zal het gedrag ook gaan afnemen omdat het kind er niets mee bereikt. Het is goed een aantal vaste huisregels te hebben, maar niet te veel, omdat dit tot voortdurende strijd en frustratie leidt. Regels die voor het kind echt niet haalbaar zijn kunnen beter afgeschaft worden. Bij het bespreken van de regels is het belangrijk te praten over het gedrag en niet de gevoelens die dit gedrag oproept. Herhaal de regel, maar wanneer het kind een strijd aangaat, sluit het gesprek dan af en kom op de regel terug wanneer het kind gekalmeerd is. Het is raadzaam meteen consequenties te koppelen aan de regels (straf en beloning). Deze consequenties moeten rechtvaardig zijn en het liefste goed in verband staan met het gedrag. Kinderen met ODD kunnen heel erg onverschillig reageren op een straf. Het is goed als je je realiseert, dat dit maar een manier is om met de situatie om te gaan. De straf uit frustratie dan nog meer verhogen is niet eerlijk en niet zinvol. Ondanks alle problemen is het heel belangrijk het kind wel te blijven prijzen. De kleinste verbetering moet dan ook zeer gewaardeerd worden. Dit kan soms moeilijk zijn, maar het is wel heel belangrijk voor de eigenwaarde van het kind. Met een grapje kan een situatie soms ook gerelativeerd worden en kan de spanning doorbroken worden Het is belangrijk om kinderen met ODD sociale strategieën aan te leren. De meeste kinderen pikken deze sociale strategieën zelf wel op in de sociale omgang, maar een kind met ODD doet dit niet. Het kind moet dan ook heel bewust deze strategieën aangeleerd krijgen. In het dagelijkse contact met het kind is het goed om 'bevelen' of opdrachten zo veel mogelijk te vermijden. Een kind met ODD dat iets opgedragen krijgt gaat hier vaak Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 71 tegen in het verzet. Beter is het om het kind een kader te geven waarbinnen iets moet gebeuren. In plaats van te zeggen "ruim je kamer op" werkt het veel beter om te zeggen: "je kamer moet opgeruimd zijn voordat je buiten mag gaan voetballen." Hierdoor is de keuze om op te ruimen toch wat meer aan het kind en kan het kind zelf de verantwoordelijkheid nemen. Want dat is heel belangrijk bij een kind met ODD. Een kind met ODD heeft graag leiding of in ieder geval inspraak. Door het kind keuzes te geven kunnen er wel grenzen gesteld worden, waarbinnen het kind zelf dingen mag bepalen en heeft het kind evengoed wel het gevoel inspraak te hebben in wat er gebeurt. Hierdoor ontstaat ook een gevoel van eigen verantwoordelijkheid. 9.2 ADHD Ieder kind is wel eens druk en iedere volwassene voelt zich wel eens onrustig van binnen. Slordigheidfouten door onoplettendheid zijn ook een alledaags verschijnsel. Als echter het leren en de omgang met anderen ernstig belemmerd worden door aandachtsproblemen impulsiviteit en overactiviteit (ook wel hyperactiviteit genoemd), deze verschijnselen op de peuter- of kleuterleeftijd zijn begonnen en door de jaren heen zijn blijven bestaan, is er dikwijls sprake van een aandachtstekort hyperactiviteitstoornis. De veel gebruikte Amerikaanse term daarvoor is Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD). Vroeger werd dit MBD genoemd (Minimal Brain Dysfunction). MBD is een breder maar onduidelijker begrip. In vakkringen wordt de term MBD niet meer gebruikt. ADHD komt voor bij drie tot vijf procent van de kinderen en jeugdigen en circa één procent van de volwassenen. ADHD komt veel vaker voor bij jongens dan bij meisjes. De ADHDverschijnselen zijn doorgaans op de peuter- en soms al op de babyleeftijd zichtbaar. Zo jong wordt vaak ook al hulp gezocht. Meer gespecialiseerde hulp is meestal aan de orde rond de leeftijd van 5-7 jaar als het kind problemen ondervindt op school en in het contact met leeftijdgenoten of het kind thuis moeilijk hanteerbaar is. De ADHD-verschijnselen blijven doorgaans de hele kindertijd bestaan. In de puberteit maakt het hyperactieve gedrag vaak plaats voor innerlijke onrust. Tegen de tijd dat kinderen met ADHD volwassen zijn heeft tweederde nog steeds last van één of meer hinderlijke ADHD-verschijnselen. Dat laatste realiseert men zich de laatste jaren beter. Behalve in de jeugdzorg is daarmee ook in de volwassenenzorg aandacht ontstaan voor ADHD. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 72 Verschijnselen Ouders en leerkrachten/begeleiders klagen erover dat het kind onbereikbaar is, niet ‘luistert’ en onbezonnen dingen doet. In de klas loopt het kind veel van zijn plaats, praat voor z’n beurt en doet alles net iets te snel zodat het lijkt of het op een te hoog ‘stationair toerental’ is afgesteld. Door de lichamelijke onrust en een stoornis in het richten van de aandacht vangt het kind niet op wat de leerkracht zegt. Overigens is voor deze kinderen heel typerend dat ze geen aandachtsproblemen hebben als ze bezig zijn met een spannend computerspel. Dat is juist zo verwarrend. Thuis maken ouders hetzelfde mee. Ondanks goede voornemens houden deze kinderen zich niet aan afspraken. Ze gaan vaak onhandig om met vriendjes. Zo kunnen ze zich zomaar tussen spelende vriendjes storten zonder eerst te kijken wat die aan het doen zijn. Als daarop boos gereageerd wordt, is de kans groot dat kinderen met ADHD dit niet begrijpen, zelf boos worden en anderen een klap verkopen. Op deze manier kunnen ze hun vriendjes kwijtraken. Op het moment dat hulp wordt gezocht is er eigenlijk altijd sprake van een probleem in de opvoeding. De gewone opvoeding schiet tekort, waardoor de ouders en de leerkracht zich machteloos gaan voelen. De kinderen zitten niet meer “lekker in hun vel”, worden toenemend agressief en depressief als gevolg van alle mislukkingen. De diagnose ADHD wordt door een arts gesteld doorgaans in samenwerking met andere deskundigen zoals een psycholoog. Aan de hand van gesprekken met ouders, vragenlijsten en de eigen contacten met het kind wordt beoordeeld of het kind kenmerken vertoont die horen bij ADHD. Het gaat hierbij om de vraag of het kind in zijn leren en sociale contacten nadrukkelijke belemmeringen ondervindt als gevolg van snelle afleidbaarheid, zwakke concentratie, lichamelijke onrust en onnadenkend gedrag. Daarbij is van belang te weten dat bij ADHD enkel sprake kan zijn van aandachtsproblemen en dat het niet altijd gepaard hoeft te gaan met hyperactief en impulsief gedrag. Het gedrag bij de dokter is belangrijk voor de diagnose, maar niet doorslaggevend omdat veel kinderen met ADHD weinig of geen verschijnselen hebben als een vreemde volwassene vragen aan ze stelt en met ze speelt. In de meeste gevallen is ADHD een stoornis op zich. De verschijnselen beginnen op jonge leeftijd en kunnen op den duur iets bijtrekken. Soms echter wordt ADHD veroorzaakt door een andere ziekte zoals epilepsie. ADHD kan samenhangen met tics of een leerstoornis. Ook de situatie thuis of op school kan een belangrijke rol spelen. Om tot een behandelplan te komen is het nodig de oorzaken van de ADHD-verschijnselen te kennen. Daar is altijd een psychiatrisch en soms ook een neurologisch en psychologisch onderzoek voor nodig. Verloop De ADHD-verschijnselen nemen op den duur meestal af. Of dit zal gebeuren en wanneer is echter niet te voorspellen. De omstandigheden spelen een grote rol. Bewegingsstoornissen komen bij ongeveer één derde van de ADHD-patiënten voor en trekken spontaan en met hulp van fysiotherapie vaak wat bij. Ook aan de soms bij ADHD voorkomende spraak- en leerproblemen is tot op zekere hoogte iets te doen. De vooruitzichten lijken niet in de eerste plaats bepaald te worden door de ADHD en de andere afwijkingen in de aanleg. Belangrijker is hoe de sociale contacten binnen en buiten het gezin zich ontwikkelen en met name of sprake is van ernstig tegendraads of crimineel gedrag. Ook brengt de sterke drang tot experimenteren risico’s met zich mee (vuur, ongelukken, gokken, gebruik van verslavende middelen). Ongeveer één Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 73 vijfde van de ADHD-patiënten maakt een ontwikkeling in criminele of verslavingsrichting door. Zo’n ernstige afloop is niet met zekerheid te voorspellen op basis van eerdere verschijnselen. Bijtijds passende hulp zoeken is het enige wat op dit moment kan worden geadviseerd. Bij volwassen ADHD-patiënten komt het gebruik van verslavende middelen behalve als onderdeel van crimineel gedrag ook voor om de ADHD verschijnselen te verminderen. Het spreekt vanzelf dat deskundige behandeling hier meer op zijn plaats is. Menig ouder ervaart dat zijn of haar volwassen geworden ADHD-kind wat leiding nodig blijft houden. Meestal denkt zoon of dochter hier zelf anders over. Oorzaken van ADHD De oorzaak van ADHD is nog niet precies bekend. Eigenlijk is er altijd sprake van meerdere oorzaken. Uit onderzoek bij tweelingen blijkt dat zowel erfelijke als omgevingsfactoren een rol spelen. Bij kinderen met ADHD zijn afwijkingen gevonden in de wijze waarop in de hersenen informatie wordt verwerkt. Bij bloedverwanten in de eerste graad zoals de ouders, broertjes en zusjes van een ADHD-kind komt in 25% van de gevallen eveneens ADHD voor. Afwijkingen in de aanleg zijn bij kinderen met ADHD soms duidelijk zichtbaar in de vorm van kleine misvormingen. Behandeling van kinderen met ADHD Een eerste vereiste is dat de ouders wordt uitgelegd hoe het komt dat hun kind reageert met minder passend gedrag. Als de ADHD verschijnselen licht zijn, kunnen goede resultaten worden bereikt met een vorm van gesprekstherapie: gedragstherapie. Soms is plaatsing op een school voor speciaal onderwijs zinvol. Bij de meer ernstige vorm van ADHD zijn medicijnen nodig om het kind bereikbaar te maken voor de hulp die met gedragstherapie en op school gegeven wordt. De meeste kinderen met ADHD hebben voldoende aan deze behandelmethoden. Als de behandeling onvoldoende aanslaat, is soms extra hulp nodig in de vorm van een dagbehandeling, kortdurende opname of langer durende behandeling in een kliniek of internaat. Behandeling met gedragstherapie Gedragstherapie wordt bij jonge kinderen met ADHD meestal via de ouders toegepast en heet dan mediatietherapie of ouderbegeleiding. Bij kinderen vanaf ongeveer negen jaar wordt mediatietherapie soms toegepast in combinatie met gedragstherapie met het kind zelf. Ook vinden wel gesprekken plaats met het hele gezin. Immers hebben behalve de ouders ook de broertjes en zusjes te lijden onder het gedrag van het kind met ADHD. Al deze vormen van gesprekstherapie zijn erop gericht de ADHD-verschijnselen te verminderen en het kind beter te leren omgaan met moeilijke situaties. Als ouders bijvoorbeeld leren om anders te reageren op ongeduldig, boos gedrag van het kind en ze tegelijkertijd het kind helpen om beter na te denken alvorens te handelen, zal het kind zich beter aangepast gaan gedragen. Op den duur zal het kind ook minder afhankelijk zijn van de bijsturing door zijn omgeving. Als met het kind zelf wordt gewerkt, gebeurt dit meestal in een groepstherapie zodat kinderen die samen tegen dezelfde problemen aanlopen van elkaars oplossingen kunnen leren. Zoals thuis de gebruikelijke opvoedkundige maatregelen bij een kind met ADHD vaak tekortschieten, zo kan dat ook op school het geval zijn. De leerkracht kan in dat geval dezelfde soort van hulp worden geboden als de ouders. Over het algemeen trekt een kind Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 74 zich op aan een leerkracht die korte taakjes opgeeft en bereid is om geduldig de stof nog een keer uit te leggen, als het kind het niet begrijpt. Dit komt de persoonlijke verstandhouding ten goede en het gevoel van eigenwaarde. Zowel thuis als op school heeft het kind doorgaans te lijden gehad onder het feit dat er weinig reden was voor complimentjes en er voortdurend moest worden gewaarschuwd en ingegrepen. Met gezamenlijke inspanning kan het kind weer “lekker in zijn vel” komen te zitten. Behandeling met gedragstherapie en medicijnen Omdat bij ernstiger vormen van ADHD het kind slecht toegankelijk is voor gedragstherapie alleen, kan een behandeling met medicijnen die vorm van therapie aanvullen en versterken. De voornaamste werking van de bij ADHD gebruikte medicijnen is dat ze het kind met ADHD beter bereikbaar maken voor de omgeving en voor zichzelf. Het kind luistert daardoor beter en gemakkelijker en reageert redelijker. Het kan beter doorwerken aan taken, wat de leerprestaties ten goede komt. Medicijnen kunnen een gunstige invloed hebben op de motoriek. Het geven van medicijnen aan een kind kan vanzelfsprekend niet lichtvaardig geschieden. Het kind, de ouders en de leerkracht zullen zorgvuldig begeleid moeten worden door een arts. De medicijnen moeten bovendien voldoende positieve effecten hebben op het gedrag van het kind en er mag geen sprake zijn van aanhoudende hinderlijke bijwerkingen. Alle medicijnen hebben bijwerkingen die in wisselende mate, niet allemaal tegelijk en niet bij iedereen optreden. Als ze optreden, gebeurt dat meestal in de eerste dagen en zijn ze vaak van voorbijgaande aard. Als de medicijn wordt gestopt, valt het kind terug. Medicijnen brengen bij ADHD geen genezing. Wel kan gedragstherapie het kind helpen om de momenten van de dag op te vangen dat de medicijn niet zo goed werkt en de periodes in het jaar dat de ADHDverschijnselen erger zijn (verjaardag, Sinterklaas). Algemeen neemt men aan dat en behandeling met enkel medicijnen voor het kind met ADHD de vooruitzichten op de lange termijn niet verbetert. Onderzoek naar het effect op lange termijn van een combinatie met gedragstherapie is nog gaande. Hoe ga je om met kinderen/jongeren met ADHD? Een aantal handvatten Goed gedrag wordt versterkt door het te belonen, ongewenst gedrag wordt versterkt door het te negeren. Dit geldt voor alle kinderen. Kinderen met AD(H)D hebben een sterkere beloningsprikkel nodig dan 'gewone' kinderen. Het belangrijk dat je je verwachtingen bijstelt. Is het voor kinderen in groep 6 normaal om zelf hun gymtas mee te pakken onderweg naar de gymzaal, voor een kind met AD(H)D is dat best moeilijk. Als het lukt, verdient hij een compliment. Een compliment moet duidelijk en eenduidig zijn. Benoem het goede gedrag en verbindt er geen 'maar' aan. Een beloning moet belonende waarde hebben om gedrag te kunnen versterken. Wat voor het ene kind een beloning is (bijvoorbeeld tien minuten voorlezen) is voor het andere kind een straf! Soms kunnen beloningen hun belonende waarde verliezen; zelfs de grootste stickerfan heeft op een dag genoeg stickers. Dit heet verzadiging. Verzadiging treedt over het algemeen minder snel op bij niet-materiële beloningen, zoals een glimlach, een schouderklopje of waarderende woorden. Een bijkomend Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 75 voordeel is dat deze beloningen gratis zijn. Ook een leuke activiteit of een gewaardeerd taakje in de klas is een niet-materiële beloning. Maak frequent oogcontact, daarmee kun je een AD(H)D-kind 'terughalen'. Stel een vraag of laat een vraag stellen of geef het kind een stille bevestiging. Juist voor kinderen met AD(H)D, die moeite hebben met plannen en organiseren, is routine van groot belang. Het zorgt voor duidelijkheid en voorspelbaarheid. Gebruik je stem. Spreek duidelijk en zeker, spreek op een neutrale toon. Schreeuw nooit! Geef 'doe' in plaats van 'doe niet' opdrachten. Gebruik geen moeilijke woorden en geef de opdracht niet als vraag, als het kind niet mag weigeren. Help de kinderen informatie te structureren en te onthouden. Gebruik ritme, rijmpjes, ezelsbruggetjes. Leer ze samenvatten en onderstrepen. Sta het kind zo mogelijk toe te wiebelen of te friemelen. Laat het af en toe even (extra) bewegen. Las mogelijkheden in om te ontsnappen, even de groep te verlaten. Laat het kind liever uit de groep gaan, dan het te 'verliezen'. Zo leert het ook zijn grenzen te kennen. 9.3 GILLES DE LA TOURETTE Gilles de la Tourette is een complex, chronisch, neuropsychiatrisch syndroom, gekarakteriseerd door motorische en vocale tics. Tourette komt voor bij naar schatting 1% van de bevolking en komt twee keer zoveel voor bij blanke mensen, als bij mensen met een donkere huidkleur. Bij mannen komt Tourette vaker voor dan bij vrouwen. Motorische tics zijn plotselinge, herhalende bewegingen zoals oogknipperen, trekken in het gelaat en hoofd- of schouderbewegingen. Vocale of fonische tics zijn geluiden zoals snuiven, kuchen of tongklakken, of het herhalen van woorden of zinnen. Een complexe vocale tic is coprolalie, waarbij de persoon met Tourette vloek- of scheldwoorden moet uiten. Dit komt naar schatting voor bij 14 tot 20 % van de mensen met Tourette. Het kenmerkende bij Tourette is dat er een grote verscheidenheid is in tics. Geen persoon met Tourette is gelijk. Daarnaast is de variatie en frequentie van tics bij een persoon met Tourette ook nogal aan verandering onderhevig. Iemand met Tourette heeft meestal periodes waarin tics veel en heftig aanwezig zijn, afgewisseld met een rustigere periode. Triggers als stress en vermoeidheid kunnen de tics verergeren. Oorzaken De oorzaak van Tourette is zeer waarschijnlijk een combinatie van genetische aanleg en een aantal triggers op jeugdige leeftijd, waardoor het syndroom tot uiting begint te komen. Wat deze triggers precies zijn, is nog steeds onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Mogelijk spelen infecties een rol, maar waarschijnlijk gaat het om een combinatie van meerdere triggers. Tourette is erfelijk overdraagbaar. Vaak treft Tourette meerdere leden van een gezin of familie. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 76 Bij Tourette is er sprake van een verstoorde werking van de neurotransmitters. Dit zijn stofjes in de hersenen die zorgen voor de informatieoverdracht tussen zenuwcellen. Eén van deze stofjes is dopamine. Er zijn sterke aanwijzingen dat er sprake is van een disfunctioneel dopaminesysteem in bepaalde hersenstructuren (de circuits tussen de cortex en de basale ganglia). Dopamine zet de verbindingen tussen het striatum en de cerebrale cortex om, die een rol spelen bij het uitvoeren van willekeurige bewegingen. Tourette gaat vaak samen met andere stoornissen zoals OCD, autisme, ADHD, depressie, angststoornissen, slaap- en concentratiestoornissen. De diagnose Tourette wordt meestal gesteld door een psychiater of neuroloog met kennis van Tourette. Iemand moet voldoen aan de volgende criteria voor het krijgen van de diagnose Tourette: Zowel multiple motorische als een of meer vocale tics zijn op een bepaald moment van de ziekte aanwezig geweest, hoewel niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd. (Een tic is een plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische, motorische beweging of vocale uiting). De tics komen vele keren per dag voor (meestal in aanvallen), bijna elke dag of met tussenpozen gedurende meer dan één jaar. Begin voor het achttiende jaar. De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld stimulantia) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld chorea van Huntington of postvirale encefalitis). Gevolgen Het hebben van Gilles de la Tourette heeft vaak grote gevolgen voor een kind en zijn gezin. Soms worden kinderen ermee gepest, het geeft vaak moeilijkheden in sociale contacten en kan negatieve invloed hebben op schoolresultaten. Ook kan het als gevolg hebben dat een kind zich schaamt, concentratieproblemen heeft, boosheid voelt en slaapproblemen heeft. Behandeling Er bestaat geen behandeling die Tourette kan genezen. Een behandeling is niet altijd nodig bij Tourette. Veel mensen met Tourette hebben een lichte vorm, waarmee zij prima kunnen leven. Mochten de tics toch te ernstig worden of veel aanwezig zijn, dan zijn er diverse behandelingen mogelijk om de tics te verminderen. Verder is de behandeling van mensen met Tourette vaak gericht op het accepteren van de aandoening en het ermee leren omgaan. Gedragstherapie Bij veel mensen met Tourette lukt het om de tics te verminderen door twee speciale vormen van gedragstherapie: Habit Reversal en Exposure en Responspreventie. De Habit Reversal is gericht op het onder controle leren krijgen van een tic, door het aanleren van een tegengestelde beweging. Voorafgaand aan een tic ervaart iemand met Tourette meestal een vreemde sensatie of irritante kriebel in het lichaam (premonitore sensatie). De therapie is er op gericht van deze sensatie bewust te worden, en de tic te onderbreken of te voorkomen door een beweging uit te voeren die tegengesteld is aan de tic. Dus bijvoorbeeld de wenkbrauwen optrekken bij een tic waarbij met de ogen wordt dichtgeknepen. Exposure en Responspreventie richt zich op alle tics tegelijk. Bij deze methode leert de persoon met Tourette alle tics langdurig tegen te houden. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 77 Hierdoor wordt het mogelijk om te wennen aan onaangename lichamelijke gewaarwordingen die vaak vooraf gaan aan de tic en die meestal verminderen na uitvoering van de tic. Beide methoden zijn in wetenschappelijk onderzoek effectief bevonden. Medicatie Er bestaat geen medicatie die specifiek voor Tourette is ontwikkeld. Bij ernstige of pijnlijke tics worden soms antipsychotica in lage dosering voorgeschreven. Dit kan zowel een klassiek antipsychoticum zijn, zoals Haldol, of een atypisch antipsychoticum, zoals Risperdal. Antipsychotica kan veel bijwerkingen veroorzaken zoals sufheid, apathie en gewichtstoename en in een zeldzaam geval ook tardieve dyskinesie (onwillekeurige bewegingen zoals smakken).Medicatie kan dan beter ook niet de eerste keus zijn in een behandelplan. Beter is het om eerst te kijken of iemand met Tourette baat heeft bij gedragstherapie. Deep Brain Stimulation (Diepe hersenstimulatie) Dit is een hersenoperatie en wordt bij Tourette alleen toegepast bij zeer ernstige gevallen. Er wordt een elektrode in bepaalde hersengedeelten ingebracht, en ergens anders in het lichaam een stimulator. Via apparaten kan de persoon met Tourette dan elektrische prikkels toedienen via de elektrode, die een klein deel van de hersenen stillegt. Enkele mensen met ernstige tics zijn inmiddels met positief resultaat behandeld en er is al wetenschappelijk over gepubliceerd. Botox (botuline-injecties) Botox kan worden gebruikt als iemand met Tourette één heel storende tic heeft. Het middel kan ook gebruikt worden voor behandeling van vocale tics, dan wordt het ingespoten in de stembanden. Botox remt de overdracht tussen zenuw en spier. De tic wordt niet alleen direct onderdrukt, maar ook de behoefte om de tic in het betreffende gebied op te roepen neemt af. Het kan echter wel voorkomen dat na het verdwijnen van die ene tic ergens anders een nieuwe tic ontstaat. De werking van de stof houdt gemiddeld drie maanden aan. Bij goed resultaat kan de behandeling worden herhaald. Cannabis Sinds 2003 mogen artsen bij bepaalde aandoeningen cannabis voor medicinaal gebruik aan patiënten voorschrijven en mogen apotheken het op recept afleveren. Tourette komt ook voor op deze lijst van aandoeningen. Momenteel zijn er voldoende gegevens beschikbaar die aantonen dat medicinale cannabis werkzaam is bij tics bij Tourette. Cannabis geneest niet, maar kan helpen de klachten of de bijwerkingen van medicatie te verminderen. Cannabis kan echter ook de werking versterken van slaap- en kalmeringsmiddelen en kan bepaalde psychische klachten verergeren. Bovendien kunnen mensen met Tourette gevoelig zijn voor verslavingen. Hoe ga je om met kinderen/jongeren met Gilles de la Tourette? Een aantal handvatten Duidelijkheid en structuur. Voor mensen met GTS is het te allen tijde van belang dat je hem een gestructureerde omgeving biedt en duidelijke regels en grenzen stelt. Onvoorspelbaarheid en een stressvolle omgeving dragen bij aan een verhoging van de tics en hinderen de persoon in zijn functioneren. Informeer de groep over de stoornis. Elk kind heeft ook sterke kanten, het is belangrijk die op te zoeken, want die kunnen als compensatie gebruikt worden. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 78 De symptomen kunnen steeds weer veranderen. De ene keer is het heviger dan de andere keer. Probeer daaraan te denken en besef dat iemand met GTS je niet probeert te manipuleren. Biedt iemand met GTS een eigen plekje en geef hem de gelegenheid (wanneer bijvoorbeeld de tics erg zijn) zich terug te trekken van de groep. Zorg ervoor dat de cliënt niet op zijn tenen hoeft te lopen, want dat zorgt voor spanning (en meer tics). Waarschuw dan ook wat er van hem verwacht wordt, hoeveel tijd hij nog heeft voor iets. Probeer spanningen te voorkomen, of bereid iemand goed voor op onbekende situaties. Houd ook goed toezicht in moeilijke situaties. Dit is beter dan de gevolgen moeten opvangen. Help iemand met GTS met zijn sociale problemen en vermijd situaties die dit probleem benadrukken. Probeer iemand te betrekken in groepsactiviteiten. TIPS: sites: https://www.adhd.nl http://www.impulsdigitaal.nl/ http://www.balansdigitaal.nl/ http://www.kenniscentrum-kjp.nl/ouders/Stoornissen-1/ODD-CD-Gedragsstoornis/Inleiding7 boeken: “Dit is ADHD”, Prof. dr. Jan Buitelaar en Arga Paternotte. Uitgeverij LannooCampus, mei 2013 “Broers en zussen van speciale en gewone kinderen”. Invloed op ontwikkeling en gedrag. Frits Boer, 2012 “Tics”. Handboek voor ouders en leerkrachten. Annet Heijerman. ISBN 9789077671894 films: “We need to talk about Kevin” 2011. Regie: Lynne Ramsay “Front of the Class”, 2008. Regie: Peter Werner http://www.impulsdigitaal.nl/adhd-bij-volwassenen/filmpjes “De Kinderen van De Hondsberg” 1998. Regie: Roel van Dalen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 79 10. AUTISME _____________________________________________________________________________________________________ Autisme Spectrum Stoornissen Wat is autisme? Vertraging of versnelling in de informatieverwerking. Autisme is pervasief, d.w.z. dringt diep door op alle levensgebieden en het totale functioneren. Autisme komt voor op alle intelligentieniveaus. Autisme is niet altijd even zichtbaar en herkenbaar, maar meestal wel. Een stoornis in het autismespectrum of kortweg ASS is een pervasieve ontwikkelingsstoornis die de gehele mens diepgaand raakt. Ze is heel doordringend, heeft een permanent karakter en heeft invloed op alle domeinen van het leven. De overheersende stoornis bestaat uit moeilijkheden bij het verwerken van cognitieve, taalkundige, motorische en sociale vaardigheden. In de praktijk betekent dat: “Kwetsbaarheid“ Beperkingen in de sociale communicatie en interactie Repetitief gedrag en specifieke interesses Beredeneren van zichzelf als middelpunt van de wereld (Theorie of Mind). De Theory of Mind, ook wel mindreading of mindblindness genoemd, is het vermogen van mensen om zich een beeld te vormen van het gezichtspunt van een ander en indirect ook van zichzelf. Personen met autisme hebben een achterstand in hun ontwikkeling van vaardigheden waarmee ze inzicht ontwikkelen in wat er in de gedachten van andere mensen omgaat. Daardoor kunnen ze zich moeilijk in anderen verplaatsen. Het gevolg is dat ze in het sociale verkeer ook niet op die inzichten kunnen varen en voortdurend in onzekerheid leven over de bedoelingen en voorspellingen van het gedrag van een ander persoon. Moeite met plannen en organiseren (EF). Onder Executieve Functies worden de hogere controlefuncties van de hersenen verstaan. Deze besturingsfuncties zijn denkprocessen die cruciaal zijn bij het plannen van acties en het doelgericht oplossen van problemen. Ze omvatten ondermeer het stap-voor-stap kunnen plannen, impulscontrole, onderdrukken van voor de hand liggende maar foute reacties, aanpassen van strategieën, georganiseerd kunnen zoeken en zelfmonitoring. Kinderen met een autismespectrumstoornis hebben een tekort aan executieve functies. Ze vinden het vaak moeilijk om goed te plannen en te organiseren, en om flexibel om te gaan met veranderingen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 80 Moeite met transitiemomenten (wisseling van school, begeleider, zelfstandig gaan wonen, baanwisseling, relatiebreuk) Detailwaarneming (CC) De theorie van de centrale coherentie (CC) gaat uit van een beperking van het kunnen komen tot een samenhangend (oftewel coherent) beeld. Personen met een stoornis binnen het autistisch spectrum hebben een tekort in centrale coherentie. Het zicht op details bij personen met autisme is sterker dan gemiddeld ontwikkeld, waardoor het inzicht voor het gehele samenhangende beeld (van een plaatje of situatie) trager verloopt. Mensen met autisme hebben dus vaak een goed oog voor detail, maar hebben moeite om van de details een samenhangend geheel te maken. Daar hebben zij meer tijd voor nodig. Telkens wanneer Jan een glas met drank ziet, Contextblindheid. De wereld met al zijn neemt hij het en drinkt het in één slok leeg. meervoudige en steeds wisselende Met hem langs een terras passeren is altijd een betekenissen is voor hen erg verwarrend. spannend avontuur en vader moet hem dan Wat kinderen met ASS in een bepaalde stevig bij de hand houden. Recepties, bezoekjes situatie hebben geleerd kunnen ze niet aan de buren en familiebijeenkomsten bezorgen Jans ouders heel wat stress en automatisch toepassen in andere situaties vervelende opmerkingen ("Kan je dat kind niet eens wat manieren leren?"). Jan is niet ongemanierd. Hij ziet alleen niet in welke context je een glas wel of niet kan leeg drinken. Nu eens mag het, dan weer niet, maar uit de glazen zelf kan je dit niet opmaken. Mogen of niet mogen zit immers vervat in de context. En die snapt Jan niet. Wat is autisme niet? • Autisme is géén defect, het is een stoornis waarbij je met de juiste ondersteuning nog wel verbetering kunt bewerkstelligen. Begeleiding richt zich op verbeteren van vaardigheden en sociale interactie en het leveren van ondersteuning. • Autisme wordt niet veroorzaakt door de opvoeding. • Autisme is niet voorbijgaand. Het is niet te genezen. • Autisme light bestaat niet. Van kinderschizofrenie tot autismespectrumstoornissen De eerste bevindingen over autisme werden in 1943 in de Verenigde Staten omschreven door Dr. Leo Kanner. Hij was een pionier in het wetenschappelijk onderzoek naar vroegkinderlijk autisme. Hij ging voor het eerst kinderen met autistische kenmerken als een aparte categorie omschrijven. Hans Asperger deed in Oostenrijk ongeveer gelijktijdig onderzoek bij kinderen met hetzelfde gedrag. Het verschil tussen de twee groepen bestond erin dat de groep van Kanner uit minder begaafde personen bestond, bijna allemaal met een IQ tot maximum 70. De groep van Hans Asperger was samengesteld uit personen met dezelfde stoornissen, maar deze personen waren meestal beter tot normaal begaafd. Tot de jaren ’60 werd autisme als een vorm van kinderschizofrenie beschouwd. Men veronderstelde dat het een psychische oorzaak had. Vanaf de jaren ’70 werden de kinderpsychosen, aldus Kolvin, ingedeeld in twee groepen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 81 Groep 1 was een groep kinderen die een ernstige afwijking in het ontwikkelingsproces kenden, te omschrijven als een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De 2e groep omvatte kinderen met een verlies van realiteitstoetsing, terwijl ze voordien normaal functioneerden, dit is beter bekend als vroeg ontstane schizofrenie. Vanaf de jaren ’80 werden in de DSM-III criteria gehanteerd voor het vaststellen van pervasieve ontwikkelingsstoornissen (POS). POS zijn te omschrijven als ‘een ernstige tekortkoming in de ontwikkeling op meerdere domeinen’. Het is familie van de leerstoornissen (dyslexie, discalculie) en de verstandelijke beperking (mentale retardatie). Bij specifieke ontwikkelingsstoornissen zijn er echter problemen in de ontwikkeling op één domein. Mentale retardatie wordt gekenmerkt door een ontwikkelingsvertraging op alle domeinen. Sinds 2000 is men na wetenschappelijk onderzoek beginnen te concluderen dat ‘de autist’ niet bestaat. Autisme en aanverwante stoornissen worden herleid tot het autismespectrum. Het spectrum omvat een grote diversiteit aan subgroepen, namelijk: mensen met een autistische stoornis, met het Asperger syndroom, met een ‘desintegratieve stoornis van de kinderleeftijd’, met het RETT syndroom en met een ‘pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven’ (PPD-NOS). Tegenwoordig wordt het woord autisme gebruikt om alle stoornissen in het spectrum aan te duiden. In dit hoofdstuk staan we kort stil bij klassiek autisme, syndroom van Asperger en PDD-NOS. Kenmerken van autisme Het gevolg van anders, autistisch denken zien we in het gedrag van personen met autisme. Het ‘anders’ zijn komt tot uiting op drie gebieden: we noemen dit de triade van stoornissen bij autisme. Het ‘anders’ zijn bij personen met ASS zien we in beperkingen op vlak van sociale interacties, communicatie en verbeelding. 1. Beperkingen in sociale interactie Personen met ASS hebben grote moeite met het zich inleven in de gedachten, de gevoelens en de intenties van anderen en kunnen daardoor ook moeilijk anticiperen op wat een ander denkt, voelt of wenst. Vanuit hun autisme is het voor hen moeilijk om de steeds veranderende betekenissen in onze maatschappij te begrijpen, aan te voelen en er adequaat op te reageren. Het gevolg van deze beperkingen in de sociale interactie is dat een persoon met ASS in sociaal opzicht vaak ‘botst’. We onderscheiden vier subtypes op dit vlak: De persoon die afzijdig is, sluit zich af voor contact met anderen en wordt snel onrustig en overprikkeld wanneer de omgeving contact zoekt. Vaak zijn intelligentie en taalgebruik nauwelijks of sterk vertraagd ontwikkeld. De passieve persoon maakt geen spontaan contact met anderen, hoewel hij vaak wel openstaat voor toenadering. Hij kan geactiveerd worden maar zal dat nooit uit zichzelf doen. Deze houding wordt vaak niet of te laat herkend als ASS-kenmerk. De persoon die zich ‘active but odd’ (actief maar bizar) gedraagt, gaat wel spontaan in interactie met zijn omgeving, maar op een naïeve en soms storende manier, en steeds uitsluitend vanuit zijn eigen beleving en interesses. Hij stelt bv. ongepaste vragen en is niet geïnteresseerd in het antwoord. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 82 De wederkerigheid en belangstelling voor anderen ontbreekt aan de interactie, wat met name het contact met leeftijdgenoten moeilijk maakt (afwijzing, pesten). Ook dit gedrag wordt vaak niet of te laat herkend als ASS-kenmerk. Bij normaal tot hoogbegaafde personen met ASS kunnen stijf-formalistisch spreken en handelen voorkomen. Ze zijn overdreven beleefd en zeer formeel in hun taalgebruik, waardoor ze soms verwaand overkomen. In werkelijkheid heeft deze persoon vaak een aantal sociale scripts ingestudeerd om zo normaal mogelijk over te komen in een reeks sociale interacties. Dit blijkt bv. wanneer zich een onverwachte situatie voordoet, waarvoor geen script bestaat. 2. Beperkingen in communicatie Deze beperking treffen we zowel aan in de expressieve communicatie (het uiten van de eigen bedoelingen) als in de receptieve communicatie (het begrijpen van wat de ander bedoelt). Communiceren is meer dan een verzameling technische taalvaardigheden. Veel personen met ASS beschikken over een uitgebreide woordenschat en spreken in prachtige volzinnen, maar hebben toch moeite om te communiceren en de ander te begrijpen. Bovendien is onze communicatie is voor personen met ASS vaak te abstract en te symbolisch. Door hun gebrekkige taalontwikkeling is de persoon cognitief niet in staat om symbolisch taalgebruik te begrijpen en hanteren (abstracte redeneringen, complexe zinnen, symbolisch taalgebruik, enz.), of zelfs niet in staat tot enige vorm van communicatie. Opvallende spraakafwijkingen qua vorm en inhoud zijn bv. echolalie (mechanische herhaling van een frase), zeer luid, snel of monotoon spreken, eigenaardig gebruik van woorden of zinsdelen. Anderzijds spreekt de persoon misschien vloeiend en technisch correct, maar is hij niet in staat om een gesprek op te starten, voort te zetten of af te ronden. Algemeen voor personen met ASS gelden stoornissen in non-verbaal gedrag als oogcontact, gelaatsuitdrukkingen, lichaamshouding en gebaren. Een knuffel doet verstijven, een glimlach wordt niet beantwoord, oogcontact wordt vermeden. Het ontbreken van zulke non-verbale uitwisselingen maken het contact overwegend eenzijdig en zonder wederkerigheid, wat relatievorming uiteraard sterk bemoeilijkt. 3. Beperking in het verbeeldingsvermogen Ook hier bestaat een verscheidenheid aan uitingsvormen. Aan de ene kant zien we kinderen met een heel erg beperkt voorstellingsvermogen. Zij vatten alles te letterlijk op. Dit gebrek aan fantasie maakt hen kwetsbaar omdat zij zich niet kunnen voorbereiden op wat gaat komen. De wereld is voor hen erg onveilig. Zij klampen zich vast aan vaste patronen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 83 Bij anderen is de fantasie juist te sterk ontwikkeld. Zij laten zich meeslepen in beangstigende voorstellingen en dreigen de realiteit uit het oog te verliezen. In beide gevallen zijn deze kinderen niet de baas over het eigen voorstellingsvermogen. Om daaraan te ontkomen proberen zij de wereld voor zichzelf voorspelbaar te maken. Ze kunnen dit doen door zichzelf gerust te stellen met voor hen kenmerkende bewegingen als wiegen, tollen of fladderen. Ook kunnen ze zich richten op één allesbeheersende activiteit of gedachte, zoals dwangmatig bezig zijn met zaken als sterrenkunde, stripfiguren, treinen of ventilatoren. Bij de klassieke vormen van autisme worden de verschijnselen al op heel jonge leeftijd duidelijk. Vroege herkenning is dan mogelijk. Het consultatiebureau signaleert dan dat het kind de ander niet normaal aankijkt. Vaak veel te weinig, maar soms ook opvallend indringend. Vooral op heel jonge leeftijd valt het gebrek aan interesse in de ander op. Deze kinderen wijzen niet om iets te vragen of om de aandacht met de volwassene te delen. Zij tonen niet waar zij mee bezig zijn. Bij veel kinderen die later autisme blijken te hebben, vallen soortgelijke verschijnselen pas later op. Soms komt de stoornis pas aan het licht als de kinderen naar de basisschool gaan, soms zelfs pas op de middelbare school of in de volwassenheid. Deze kinderen hebben eigenschappen die hun autisme maskeren. Ook kan het zijn dat zij ouders hebben die zo goed ingespeeld zijn op hun eigenaardigheden dat deze in eerste instantie niet opvallen. Zij kunnen zich nog wel handhaven in één op één contacten. Maar zodra, vanaf de kleutertijd, meer van hun vermogen tot sociale aanpassing gevergd wordt, kunnen zij niet meer meekomen en wordt hun stoornis duidelijk. Veel personen met ASS zijn niet of moeilijk in staat om een aangeleerd scenario toe te passen in een nieuwe situatie, m.a.w. om het geleerde te generaliseren. Bij volwassenen uit het tekort aan verbeelding zich in de moeilijkheid om de gevolgen van bepaald gedrag te voorzien. Vooruitdenken en plannen is bijgevolg moeilijk voor hen. Voorkomen Autisme komt vaker voor dan in het verleden werd gedacht. Alle varianten meegerekend wordt tegenwoordig uitgegaan van ongeveer één op de honderd mensen. Opvallend is dat autisme wereldwijd in alle culturen ongeveer even vaak aangetroffen wordt. De enorme toename heeft onmiskenbaar te maken met de grotere bekendheid met het onderwerp autisme. Maar de veranderingen in de maatschappij spelen ook een belangrijke rol: de complexiteit en het hoge ritme van de huidige communicatie maken dat mensen met mildere vormen van autisme nu eerder in de problemen komen. Ook wordt autisme bij volwassenen veel beter onderkend. Autisme komt voor op alle niveaus van verstandelijk functioneren. Sommigen hebben naast hun autisme ook een verstandelijke handicap, anderen functioneren op gemiddeld tot soms heel hoog niveau. Maar vaak is wel sprake van een eenzijdige intelligentie. Sommige gebieden zijn heel sterk, andere juist zwak ontwikkeld. Hierdoor worden mensen vaak over- of juist onderschat. Oorzaken In de afgelopen jaren is veel onderzoek verricht naar de oorzaak of oorzaken van autisme. Hierbij is duidelijk geworden dat autisme een stoornis is die bij het kind in aanleg aanwezig is. Daarmee is het idee dat autisme veroorzaakt wordt door een verkeerde opvoeding naar het rijk der fabelen verwezen. Het staat nu wel vast dat een stoornis in het functioneren van de hersenen centraal staat. Hierdoor verloopt de verwerking van informatie, vooral uit de sociale omgeving, verstoord. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 84 Het betekent dat onvermogen om de beweegredenen van medemensen te bevatten en te begrijpen, gecombineerd met stoornissen in het vermogen om eigen activiteiten te plannen en uit te voeren, ten grondslag liggen aan de verschijnselen van autisme. Toch weten wij nog niet precies wat er mis is in de hersenen. Autisme komt veel vaker voor bij kinderen met bepaalde aangeboren hersenziekten (bijvoorbeeld een infectie met rodehond tijdens de zwangerschap), chromosoom afwijkingen en bepaalde vormen van aangeboren verstandelijke handicaps. Erfelijkheid speelt ook een rol, maar hoe is nog niet duidelijk. De kans op autisme bij een broer of zus is twintig maal groter dan in de algemene bevolking. Recente onderzoeken hebben aan het licht gebracht dat in families met een of meerdere kinderen met autisme meer problemen worden gezien, zoals taal/spraakproblemen en milde vormen van sociale contactstoornissen bij normaal intelligente mensen. Er is geen verband met verstandelijke handicap vastgesteld. Stoornissen vroeg in de zwangerschap spelen waarschijnlijk ook een rol. Diagnose Ouders doorlopen met hun kind helaas vaak een lange weg langs artsen, logopedisten, fysiotherapeuten en orthopedagogen voordat de diagnose gesteld wordt. Dit komt deels omdat het verschil met de normale ontwikkeling op jonge leeftijd maar gering is, maar deels ook omdat hulpverleners nog niet altijd voldoende ervaring hebben met autisme. Hulpverleners moeten ongerustheid bij de ouders altijd serieus nemen en dit moet dan ook leiden tot gedegen onderzoek. Voor autisme bestaat geen test of laboratoriumonderzoek waarmee de diagnose eenvoudig kan worden gesteld. De diagnose dient daarom gesteld te worden door een team van verschillende deskundigen, die allen beschikken over een ruime ervaring in het onderzoeken van kinderen met ontwikkelingsstoornissen. Aan de hand van gerichte interviews met de ouders, vragenlijsten en observaties wordt beoordeeld of het kind voldoet aan de criteria voor een autisme spectrum stoornis. De diagnose kan pas gesteld worden als door uitvoerige onderzoeken andere ziektebeelden uitgesloten zijn, die kunnen lijken op autisme. Hierbij moet worden gedacht aan blindheid of slechtziendheid, doofheid of slechthorendheid en zeldzame taal/spraakstoornissen. In sommige gevallen kunnen kinderen die emotioneel en opvoedkundig ernstig verwaarloosd worden, verschijnselen vertonen die op het eerste gezicht erg veel op autisme lijken. Elk kind met de verdenking op autisme moet uitgebreid medisch en neuropsychologisch onderzocht worden. De kinderarts, kinderpsychiater en kinderneuroloog brengen hierbij de gezondheidstoestand van het kind in kaart. Het doel van het neuropsychologisch onderzoek is om een goed beeld van de ontwikkeling vast te leggen. Kinderen met autisme blijken vaak onevenwichtig toegerust. Zo kunnen zij op enkele gebieden (bijvoorbeeld geheugen, ruimtelijk inzicht) op kalenderleeftijd functioneren of zelfs daarboven, terwijl zij op andere gebieden (taal, begrip, verstandelijke flexibiliteit) danig achterlopen. Het is voor iedereen die met het kind omgaat van groot belang de sterke en zwakke kanten van het kind te kennen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 85 Hieronder een korte beschrijving van de belangrijkste vormen van autisme: 1. Klassiek autisme Dit is de meest ernstige vorm van autisme. Het klassieke autisme wordt ook wel het syndroom van Kanner genoemd, naar de kinderpsychiater Leo Kanner. Mensen met klassiek autisme hebben vaak beperkte, zich herhalende vaste patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. Ze zitten vaak vast aan bekende rituelen of gewoontes en raken in paniek bij kleine veranderingen. Sommigen maken steeds dezelfde ongewone bewegingen, bijvoorbeeld fladderen met de handen, draaien met de vingers of ingewikkelde bewegingen met het hele lichaam. Deze drie kenmerken zijn al voor het derde levensjaar aanwezig en op die leeftijd is er ook al een achterstand in sociale contacten, taalontwikkeling en/of spel. In de loop van de tijd kunnen sommige gedragingen veranderen of in ernst toe- of afnemen. Mensen met klassiek autisme laten weinig wederkerigheid in het contact zien. Ze zijn op zichzelf gericht en leggen contact als ze iets van de ander nodig hebben. Ze delen hun gevoelens minder met anderen, stellen minder vragen of geven niet snel een compliment. Veel mensen met deze stoornis hebben moeite met oogcontact en met het begrijpen van non-verbaal (niet gesproken) sociaal gedrag, zoals lichaamshouding of gezichtsuitdrukkingen. Andere kenmerken zijn, de drang om alles hetzelfde te houden. Gebrekkig gebruik van taal en fascinatie voor bepaalde objecten. Bij ongeveer 80% van de diagnoses klassiek autisme is naast autisme sprake van een lage intelligentie of verstandelijke beperking. 2. Syndroom van Asperger Het syndroom van Asperger, ook wel aspergersyndroom of stoornis van Asperger, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis vernoemd naar de Weense kinderarts dr. Hans Asperger. Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de klassieke autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op lage leeftijd. Wel is er vaak spraken van een zwakke non-verbale communicatie. Bij kinderen zie je dat zij overbeleefd en repetitief spreken, niet passend bij de leeftijd. Er is een normale tot hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact. Verder is er vaak gebrek aan empathie, moeite om vriendschap te sluiten en een naïeve, ongepaste, eenzijdige interactie. Mensen met het syndroom van Asperger kunnen intens opgaan in sommige onderwerpen. Motorisch is men vaak onhandig door slecht gecoördineerde bewegingen 3. PDD-NOS. Pervasieve Ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven. Dit wordt zo gediagnosticeerd, als je niet alle kenmerken van autisme hebt, maar wel een aantal (m.n. in sociale interactie). Er is sprake van atypische autismebeelden die niet voldoen aan de criteria van de autistische stoornis omdat ze: Zich pas op latere leeftijd voordoen Een atypische symptomatologie kennen die niet herkenbaar is als tot het autisme behorend Te weinig symptomen bevatten PDD-NOS is in feite een restcategorie en wordt daarom wel de verlegenheidsdiagnose genoemd. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 86 Behandeling en begeleiding Autisme is niet te genezen. Het natuurlijke verloop laat zien dat de verschijnselen tijdens de eerste zeven jaren van het leven het ergst zijn. Daarna treedt tot aan de puberteit meestal enige verbetering op. Er is meer contact mogelijk, de extreme gevoeligheid voor prikkels neemt af. Uiteindelijk blijkt dat een aanzienlijk deel van de kinderen en jeugdigen met autisme op volwassen leeftijd nog aangewezen is op beschermd wonen en werken, of op dagactiviteiten. Toch is in de begeleiding veel te doen om de kwaliteit van het leven voor mensen met autisme spectrum stoornissen te verbeteren en de last voor de omgeving te verlichten. De behandeling/begeleiding zal aandacht besteden aan een vijftal belangrijke aspecten. We belichten die kort: Voorlichting Dit wordt met een duur woord tegenwoordig ook wel “psycho-educatie” genoemd. Deze voorlichting zal gericht gegeven worden aan ouders, broers en zussen (niet te vergeten) en andere familieleden zoals grootouders, maar ook aan beroepskrachten zoals peuterspeelzaalbegeleiders en leerkrachten. Ondersteuning Ouders van autistische kinderen voelen zich vaak machteloos of hebben moeite om de ernst van de stoornis te accepteren. Daarom hebben ouders intensieve ondersteuning nodig. Hun draagkracht moet vergroot worden door voorlichting over autisme in het algemeen, door inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van hun eigen kind en door het aanreiken van daadwerkelijk praktische ondersteuning. Deze ondersteuning kan bestaan uit ouderbegeleidingsgesprekken, hulp aan huis, of logeermogelijkheden voor het kind. Dit helpt ouders afstand te nemen en meer ruimte te krijgen voor de andere kinderen in het gezin. Stimulering De “normale” ontwikkeling zal steeds gestimuleerd moeten worden. Om dit te bereiken, zal de omgeving aangepast worden aan de handicap van het kind met autisme. De basis hiervoor vormen: structuur in tijd en plaats, maximale voorspelbaarheid en ondersteuning van wat gezegd wordt met plaatjes en beelden. Binnen die veilige omstandigheden kan het kind vaardigheden aanleren die zijn aanpassingsvermogen vergroten. Voor deze opvoeding in communicatie zijn verschillende programma’s ontwikkeld. Deze vinden ruime toepassing op dagverblijven en scholen voor speciaal onderwijs. De plaats waar de hulp gegeven wordt is afhankelijk van het algemene niveau van functioneren van het kind. Het aanleren van (sociale) vaardigheden bij kinderen met autisme verloopt moeizaam. Zij leren niet van ervaring en iedere situatie is voor hen weer nieuw. Het vergt enorm veel van de begeleiders om steeds opnieuw te moeten herhalen en blijven stimuleren. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 87 Vrije tijd Een grote kwetsbaarheid van mensen met autisme spectrum stoornissen is dat zij ontredderd raken als de structuur en voorspelbaarheid wegvallen. Naast de situatie thuis, op school en op het werk, is het erg belangrijk om zinvolle invulling te geven aan vrije tijd. Gezinnen die zeer zwaar belast worden door de stoornis van hun kind, kunnen gebruikmaken van gespecialiseerde logeervoorzieningen. Dit is prettig voor de kinderen en jeugdigen die zichzelf kunnen zijn met anderen met eenzelfde problematiek. En het is belangrijk voor de ouders, broers en zussen, die bij kunnen komen en ruimte krijgen voor hun eigen ontplooiing en ontwikkeling. Behandelen van bijkomende problemen Geneesmiddelen die autisme kunnen verhelpen, bestaan niet. Wel kunnen medicijnen nuttig zijn om bijkomende problemen (angsten, depressies, dwanggedragingen, slaapproblemen, zelfverwonding) in goede banen te leiden. Behandeling van autisme kan het best in handen gegeven worden van een team van verschillende deskundigen met ruime ervaring op het gebied van autisme en een grondige kennis van de maatschappelijke mogelijkheden. Deze teams zijn te vinden in de Jeugdhulpverlening, de zorg voor Verstandelijk Gehandicapten en de Jeugd-Geestelijke Gezondheidszorg. Regionaal werken deze instanties vaak samen, ook met onderwijs (gewoon onderwijs, speciaal en zogenaamd cluster onderwijs). Positieve eigenschappen van mensen met autisme • Goed oog voor detail • Ze zijn eerlijk en recht door zee • Analytisch en perfectionistisch • Oog voor detail en goed geheugen • Doorzetters en harde werkers • Rekenwonders en goed in feiten en regels • Goede schrijvers • Uitstekende computervaardigheden • Hoog verantwoordelijkheidsgevoel • Uitstekende tekenaars of kunstenaars • Muzikale wondertjes • Logisch denken • Lange concentratie Diagnose op volwassen leeftijd Bij veel volwassenen met ASS was de diagnose in de kindertijd of puberteit al gesteld. Maar anderen kunnen zich tot ver in de volwassenheid goed handhaven. Compenserende en maskerende factoren zorgen er dan voor dat de diagnose pas laat gesteld wordt. Zo kan bijvoorbeeld intelligentie een hoop compenseren. Veel mensen met ASS zijn goed in de technische vakken of in het werken met computers. Vaak vinden ze aansluiting bij mensen met dezelfde interesses en gaan ze functionele relaties met hen aan. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 88 De beperkingen vallen dan vaak minder op. Daarnaast kunnen ouders die een goed georganiseerd en gestructureerd huishouden runnen en goed kunnen inspelen op wat hun kind nodig heeft, er onbewust voor zorgen dat de stoornis niet zozeer opvalt. Maar ASS kan ook schuilgaan achter andere problemen zoals gedragsproblemen (agressieve explosies), dwangmatig gedrag, angsten of middelenmisbruik. Hulpverleners die niet zo vertrouwd zijn met deze problematiek bij volwassenen, zullen vaak niet direct een onderliggende ASS herkennen. Deze mensen worden dan soms langdurig zonder succes behandeld voor problemen die een uitvloeisel zijn van hun ASS. Hoe ga je om met mensen met autisme? Personen met ASS hebben levenslang nood aan individuele begeleiding. Hun dagelijkse hulpvraag kan als volgt omschreven worden: ‘Help mij samenhang te ontdekken in een wereld die voor mij chaotisch en onvoorspelbaar is’. Om een antwoord te kunnen bieden op deze vraag is het van fundamenteel belang dat mensen die autistische personen begeleiden, beschikken over een grondige kennis van de beperking. Het komt erop neer autisme van binnenuit te begrijpen en zodoende te kunnen voorzien in de begeleiding op maat van de persoon met ASS. Om tot de gepaste aanpak te komen, kun je gebruik maken van de ijsbergmetafoor van McClelland. Topje ijsberg = zichtbaar = gedrag Onder ijsberg = onzichtbaar = oorzaken Autisme uit zich vooral op gedragsniveau. Het waarneembare gedrag is de top van de ijsberg. Lorna Wing stelt dit voor als zijnde een triade van stoornissen waarbinnen het gedrag zich situeert, namelijk communicatie, sociale interactie en verbeelding. Dit waarneembare gedrag kan herleid worden tot de vraag: “Wat zien we?”. Om autisme te kunnen begrijpen wordt onder de ijsberg gekeken. Er wordt gezocht naar de onderliggende oorzaken van het gestelde gedrag. Kinderen/volwassenen met autisme gaan op een andere manier waarnemen en hebben een andere/stroevere denkstijl. De vraag die hierbij gesteld wordt is: “Hoe komt het?”. Pas als deze denkwijze voortdurend gehanteerd wordt, kan men overgaan tot het op gepaste wijze begeleiden van personen met ASS. Dan rijst de vraag: ‘Hoe wordt het aangepakt?’. Een aantal handvatten • Wees zorgvuldig in de wijze van contact leggen; let op de reactie en pas je gedrag daarbij aan. Bedenk dat de ander zich ten gevolge van contactstoornissen niet of heel moeilijk kan aanpassen. • Gedraag je voorspelbaar. • Orden zaken als spel, school, werk, maar ook vrije tijd in overzichtelijke eenheden. Structuur helpt. • Realiseer je dat ontspanning voor iemand met autisme veel spanning kan geven. • Wees geduldig en vermijd taken of beslissingen overnemen. Iemand met autisme kan goed aangeven wat hij wil, mits hij de tijd krijgt het duidelijk te maken. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 89 • Autisme gaat gepaard met individuele eigenaardigheden. Die moet je leren kennen en begrijpen om de mens achter de handicap te ontdekken en op waarde te schatten. Neem daarvoor de tijd. • Zeg wat je bedoelt. Doe wat je zegt. • Wees voorzichtig met beeldspraak, wees feitelijk • Positieve benadering • Teken je gesprek als het met woorden moeilijk gaat. • Streef naar gelijkwaardigheid Tips: sites: www.autisme.nl http://nieuws.sire.nl/interview-gijs/ http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzicht-webwinkel/psychischegezondheid/af/~/media/files/gratis%20downloads/af1060%20kwetsbare%20kinderen_web. ashx http://www.pasnederland.nl/ http://www.youtube.com/watch?v=hnxmLkZUcgo (ervaringsverhaal Gijs Horvers) Boeken: “Plan B”, Marjon Kuipers-Hemken, Gijs Horvers. ISBN: 9789088504402 “Een vreemde wereld”, over autismespectrumstoornissen (ASS). Martine F. Delfos. ISBN: 978 90 8850 218 7 “De jongen die uit de lucht kwam vallen”, Ria Mathijsen. ISBN: 9789021096933 “Het Rosie project”, Graeme Simsion, 2014. ISBN: 9789021015729 films: “Extremely Loud & Incredibly Close”, 2011. Regie: Stephen Daldry “Mercury Rising”, 1998. Regie: Harold Becker “Mozart and the Whale “, 2005. Regie: Petter Næss “Daglicht”, 2013. Regie: Diederik van Rooijen “Forrest Gump”, 2005. Regie: Robert Zemeckis “Simple Simon”, 2011. Regie: Andreas Öhman Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 90 11. PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN _____________________________________________________________________________________________________ Ieder mens heeft een persoonlijkheid. Het is niet zo gemakkelijk te beschrijven wat dat precies is. Er bestaan vele definities en omschrijvingen. Volgens Van Dale is het de ‘som van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken, waardoor hij zich als persoon stempelt’. Van stoornissen in de persoonlijkheid (ofwel zogenaamde persoonlijkheidsstoornissen) kun je spreken als: • Iemands persoonlijke eigenschappen extreem en daardoor voor die persoon hinderlijk worden. • Iemands gedrag hem of haarzelf en/of de omgeving niet slechts af en toe maar vrijwel voortdurend last bezorgt. Kortom als het functioneren op basis van iemands persoonlijkheid zo gestoord is dat het grote problemen kan veroorzaken in het dagelijkse bestaan van de persoon zelf en/of in relatie met partner, familie en vrienden of op het werk, dan kan er sprake zijn van een persoonlijkheidsstoornis. Een persoonlijkheidsstoornis is een psychiatrische aandoening. Bij een persoonlijkheidsstoornis is er sprake van een star patroon van persoonlijkheidstrekken, waardoor iemand niet goed in staat is zijn gedrag aan te passen aan wisselende omstandigheden. Er zijn verschillende manieren om persoonlijkheidsstoornissen te beschrijven, van globaal tot meer gedetailleerd. De globale indeling kent drie hoofdgroepen of clusters: • Mensen die vooral gekenmerkt worden door vreemd en excentriek gedrag, die vaak een teruggetrokken bestaan leiden. Hieronder vallen de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen. • Mensen die sterk emotioneel en onvoorspelbaar reageren en daarmee juist op de voorgrond treden. Hieronder vallen de antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. • Mensen die in het dagelijks leven zeer angstig en onzeker zijn. Hieronder vallen de ontwijkende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen. Bij de meer gedetailleerde beschrijvingen wordt gekeken naar bepaalde aspecten van de persoonlijkheid. Is iemand opvallend extravert (op de buitenwereld georiënteerd) of juist introvert (naar binnen gekeerd), erg tegendraads of juist inschikkelijk, geremd/dwangmatig of juist impulsief, emotioneel erg instabiel of juist stabiel. Persoonlijkheidsstoornissen komen vaak voor: bij ongeveer 10% van de algemene bevolking. Niet iedereen met een persoonlijkheidsstoornis behoeft behandeling. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 91 Dit is afhankelijk van de last die de persoon ervan heeft. Bijvoorbeeld: iemand die heel pietluttig en nauwgezet werkt kan een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis hebben. Maar als hij werk heeft waarbij die eigenschappen juist gewenst zijn, bijvoorbeeld boekhouder of accountant, hoeft dat niet tot problemen te leiden. Verschijnselen Een persoonlijkheidsstoornis ontstaat niet plotseling. Daar gaat altijd heel wat aan vooraf. Vaak bestaan er langer problemen, maar zijn die nog niet zo uitgesproken. Soms zijn bepaalde verschijnselen al heel herkenbaar vanaf iemands (vroege) jeugd. Een voorbeeld hiervan is: een klein kind dat al erg ingetogen en verlegen is, daardoor op school moeite krijgt met contact leggen, wat leidt tot onzekerheid en weinig zelfvertrouwen. Een ander voorbeeld: iemand die problemen heeft met leren, vaak conflicten heeft met leraren, af en toe spijbelt en in de puberteit flinke ruzies krijgt met de ouders. Vooral op jong volwassen leeftijd worden de problemen groter of komen echt tot uiting. Dan gaan mensen studeren, samenwonen, of op zich zelf wonen en worden er grotere eisen aan de zelfstandigheid gesteld. Dan blijkt dat iemand bijvoorbeeld heel star reageert en niet opgewassen is tegen alle eisen van het dagelijkse leven. Er blijken dan hardnekkige problemen te bestaan, op verschillende terreinen in verschillende omstandigheden, die al langere tijd bestaan. Pas als dat het geval is kan de diagnose persoonlijkheidsstoornis worden gesteld. De essentiële problemen zijn stoornissen in de belangrijkste psychische functies: denken, voelen en gedrag. Enkele voorbeelden zijn: Denken: ‘Ik denk altijd zo negatief’’; ‘Ik denk altijd zo zwart-wit, iemand is helemaal OK, of juist een nul’; ‘Ik vertrouw anderen heel moeilijk’; ‘Ik heb niemand nodig’. Voelen: ‘Het is bij mij Jantje lacht - Jantje huilt’; ‘Ik voel me vaak niet serieus genomen’; ‘Ik voel me zo afhankelijk van anderen’. Gedrag: ‘Bij mij moet alles meer dan perfect’; ‘Ik ga alle problemen het liefst uit de weg’; ‘Ik handel altijd zo impulsief’; ‘Ik heb telkens terugkerende conflicten met mensen in mijn omgeving’. Deze kenmerken kunnen allemaal ook voorkomen bij mensen die geen persoonlijkheidsstoornis hebben. Het verschil zit in de mate van ernst en hardnekkigheid. Als iemand hiervan zelf vaak last heeft, of zijn omgeving heeft er last van, wanneer het al langere tijd bestaat, en het leidt tot problemen in het dagelijkse functioneren, kan er sprake zijn van de diagnose persoonlijkheidsstoornis. Dan veroorzaken de verschijnselen vaak ook een vermindering van het zelfvertrouwen en allerlei klachten. Bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen zich vrijwel alle verschijnselen voordoen die in de psychiatrie bekend zijn: depressieve klachten, angststoornissen, agressief gedrag, eetproblematiek, alcohol- of drugsmisbruik, suïcidaal gedrag en verwardheid. Deze verschijnselen zijn vaak wisselend aanwezig. Dan weer eens op de voorgrond, dan weer meer onder controle. Ze zijn meestal een uiting van het uit evenwicht zijn van iemand met een persoonlijkheidsstoornis. Het komt nogal eens voor dat iemand zich met psychische klachten (bijvoorbeeld depressiviteit of een verslaving) aanmeldt bij een psycholoog of psychiater, en dat pas later Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 92 blijkt dat die klachten niet op zichzelf staan, maar veroorzaakt worden door een persoonlijkheidsstoornis. Diagnose De diagnose persoonlijkheidsstoornis is niet eenvoudig te stellen. Dit moet gebeuren door een deskundige (zoals een psychiater), na zorgvuldig onderzoek. Een probleem bij persoonlijkheidsstoornissen is dat zij enerzijds gemakkelijk over het hoofd worden gezien en anderzijds soms te snel worden toegedicht aan mensen wier gedrag slecht te begrijpen is of als lastig wordt ervaren. Bij het stellen van de diagnose wordt gebruik gemaakt van de beoordeling van iemand over zichzelf, van diens omgeving over hem, en van vragenlijsten. Deze vragenlijsten meten allerlei aspecten van de persoonlijkheid, bijvoorbeeld of iemand introvert of extravert is, goed of slecht met tegenslag kan omgaan. Oorzaken Dé oorzaak van een persoonlijkheidsstoornis bestaat niet. Bijna altijd gaat het om een combinatie van twee factoren die beide meestal voor ongeveer de helft een bijdrage leveren aan het ontstaan van de stoornis: • Aanleg. De aanleg bepaalt de kenmerken die iemand vanaf zijn geboorte meekrijgt. Er wordt vaak gesproken over temperament (bijvoorbeeld: extravert, impulsief, verlegen). • Omgeving. Omgevingsfactoren bestaan uit negatieve ervaringen en problemen in de vroegere gezinssituatie, maar ook (cultureel)maatschappelijke omgevingsfactoren. Er is sprake van een wisselwerking tussen deze factoren. Als iemand bijvoorbeeld verlegen van aard is, kan hij gepest worden op school of buitengesloten worden, waardoor hij nog verlegener wordt. Als iemand impulsief is, begeeft hij zich sneller in situaties die gevaarlijk zijn. Juist deze situaties ‘dagen’ hem uit tot impulsieve handelingen. Als iemand veel nare dingen meemaakt in zijn jeugd (mishandeling, ernstige ziektes, verlies van ouders) kan dat soms best leiden tot een sterke persoonlijkheid, als zo iemand in aanleg allerlei gunstige kwaliteiten heeft meegekregen (doorzettingsvermogen, creativiteit, inschikkelijkheid). Maar in de regel vormen zulke ervaringen een risico voor de ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis. Leef je in een maatschappij of (sub)cultuur waarin bescheidenheid en ingetogenheid een grote deugd zijn dan zal je met een druk, assertief, extravert en impulsief temperament eerder vast lopen. Als je introvert bent van nature kun je buiten de boot vallen in een samenleving waarin je vooral succes hebt als je ‘haantje de voorste’ bent. Alleen als het gedrag fors afwijkt van de omgeving en dat tot problemen leidt, is er eventueel sprake van een persoonlijkheidsstoornis. De behandeling Het doel van een behandeling is het aanleren van andere manieren van denken, voelen en handelen. Hierdoor gaat iemand zich beter voelen, krijgt meer zelfvertrouwen en kan beter met problemen omgaan. Het gevolg is dat veel klachten (depressiviteit, angsten, middelenmisbruik) verminderen of verdwijnen, en dat het functioneren in relatie tot anderen verbetert. Zo kan iemand zich ook maatschappelijk meer staande houden. Meer concreet kunnen de volgende doelen worden benoemd: Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 93 • Verlichten en draaglijk maken van symptomen. • Vergroten van vaardigheden, zoals zelfcontrole en communicatie. • Verbeteren van de stabiliteit van de persoonlijkheid, zoals het verbeteren van het zelfvertrouwen. • Acceptatie van ‘onveranderbare’ aspecten van de persoonlijkheid. • Verbeteren van leefomstandigheden: wonen, werk, dagbesteding en financiën. • Verbeteren van het sociale netwerk: gezin, familie en vrienden. De behandeling is veelal langdurig en bestaat uit psychotherapieën (gesprekken) en (vaardigheids)trainingen, individueel of in groepsverband. Daarnaast kan bij bepaalde bijkomende klachten een behandeling met medicijnen nodig zijn. De behandeling zal voor de meeste mensen ambulant (poliklinisch) plaatsvinden. Een nauwkeurig samengesteld pakket van trainingen en therapie gedurende een of meerdere dagen per week heet deeltijdbehandeling. Er zijn enkele plekken in Nederland waar ‘klinische psychotherapie (waarbij opname plaats vindt in een gespecialiseerde kliniek) gegeven wordt. Dit is geschikt voor een beperkte groep mensen. Men moet dan wel in een groep willen én kunnen functioneren en in staat zijn om gedurende langere tijd opgenomen te zijn. Algemene opnameafdelingen zijn alleen geschikt voor korte opnames in het kader van (het voorkomen van) crisissituaties of het behandelen van specifieke problemen. Een voorbeeld hiervan is een ernstige depressieve stoornis waarbij een intensieve behandeling met medicijnen noodzakelijk is. Het meest gebruikt is de zogenaamde bed-op-recept regeling. Hierbij kan iemand, wanneer daartoe de noodzaak bestaat, korte tijd worden opgenomen zonder allerlei ingewikkelde formaliteiten. Welke therapie is het meest aangewezen? Er bestaan verschillende vormen van therapie, die effect hebben. Zoals vaker leiden ‘vele wegen naar Rome’. De ernst, duur en complexiteit van het ziektebeeld zijn bepalend voor de inzet en volgorde van de verschillende therapiemogelijkheden. De volgende zaken zijn van belang: Voorlichting Uitleg krijgen over de symptomen, gevolgen, verklaringen en de behandeling. Familieleden en kennissen worden vaak betrokken bij deze voorlichting. Hierbij kunnen zij ook voorlichting krijgen over de manier waarop zij het beste kunnen helpen. Crisisbestrijding Het is verstandig dat er - samen met de behandelaar - een crisispreventieplan wordt opgesteld. Dit is een plan dat aangeeft wat iemand het beste kan doen in welke situatie en wie op welk moment om hulp wordt gevraagd. Dat lukt nooit in een keer. Vaak moet er weer geleerd worden van (nieuwe) situaties die zich voordoen. Maar bij het goed stilstaan bij een vorige crisis leert men steeds beter de volgende voorkomen. Psychotherapie (gesprekstherapie) Er zijn allerlei vormen van psychotherapie. Al deze vormen worden niet besproken. Een paar doelen van psychotherapie zijn: meer controle krijgen over het gedrag met name door het doen van allerlei oefeningen; het veranderen van opvattingen over iemands zelfbeeld; een meer realistische manier van denken aanleren; samen met andere patiënten onder professionele begeleiding werken aan de klachten. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 94 Medicijnen Medicijnen zijn vooral in het begin van de behandeling van betekenis. Dit komt omdat het vaak enige tijd duurt voordat psychotherapie effect heeft. Medicijnen kunnen de ernst van de verschijnselen verminderen. Er zijn geen medicijnen die de stoornis kunnen genezen. Omdat er zoveel verschillende verschijnselen kunnen zijn, moeten soms verschillende soorten medicijnen (psychofarmaca) worden gebruikt. Vanzelfsprekend moet bij deze medicamenten, naast de voor de aandoening gunstige werking, ook rekening gehouden worden met bijwerkingen. Bij veel patiënten is langdurige behandeling met medicijnen niet nodig. Zeker niet als de psychotherapie goed aanslaat. Maar net als bij andere aandoeningen geldt ook hier dat hoe ernstiger de aandoening, hoe groter de kans dat medicijnen toch soms langdurig nodig zijn. Vaardigheidstraining In een vaardigheidstraining gaat het niet zozeer over praten maar over doen en meer over het heden dan het verleden. Er wordt geoefend met situaties die voor iemand moeilijk zijn. Dat oefenen vindt plaats in een groep, in een relatief veilige omgeving. Daarna kan men in eigen omgeving, thuis of op het werk, verder oefenen met het geleerde. Het gaat om echte praktijksituaties, om het aanleren van sociale vaardigheden, maar ook om het goed leren zorgen voor zichzelf: eetgewoonten, beweging, hygiëne en dag- en nachtritme. Naastbetrokkenen Het is in het algemeen van belang om de mensen die belangrijk voor iemand zijn bij de behandeling te betrekken. Het kan gaan om familieleden, gezinsleden, partner en vrienden. Zij kunnen immers een grote steun zijn, mits zij weten hoe zij het beste met de problemen kunnen omgaan. Lotgenotencontact In deze bijeenkomsten kunnen patiënten (h)erkenning vinden en ondersteuning bij het onderhouden van aangeleerde vaardigheden. Vaak worden deze georganiseerd door of in samenwerking met patiëntenorganisaties (zelfhulpgroepen of lotgenotenbijeenkomsten). Het beloop Persoonlijkheidsstoornissen zijn een bonte verzameling van stoornissen. Het beloop is dan ook heel verschillend. Aan de ene kant gaat het om aandoeningen die hardnekkig en ernstig kunnen zijn. Zo komt suïcide (zelfdoding) bij sommige stoornissen regelmatig voor. Aan de andere kant kan er sprake zijn van aanzienlijke verbeteringen in de loop der tijd. Na ongeveer het dertigste á veertigste levensjaar gaat het met patiënten met bepaalde stoornissen veel beter. Ze hebben beter met hun eigenschappen leren omgaan en sommige Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 95 aspecten doven uit, de scherpe kantjes gaan er van af. Vaak blijft er wel een zekere kwetsbaarheid bestaan. Je zou dus kunnen zeggen dat sommige aspecten (bijvoorbeeld impulsiviteit) van persoonlijkheidsstoornissen veranderen (bijvoorbeeld door een geslaagde behandeling) en andere aspecten hardnekkig zijn (zoals emotionele gevoeligheid). Daar moet je dan ‘mee leren leven’. Op oudere leeftijd zien we bepaalde persoonlijkheidstrekken soms weer opvlammen. Tips • Neem een patiënt met een persoonlijkheidsstoornis serieus, want het gaat om een echte psychiatrische aandoening waar iemand zelf niet om gevraagd heeft. • Voor de relaties van patiënten met anderen geldt: open en eerlijk met elkaar blijven praten over de moeilijkheden die wederzijds worden ervaren. Het is belangrijk respect op te brengen voor elkaars mogelijkheden en beperkingen. • Geduld kan beloond worden: veel patiënten hebben redelijke tot goede vooruitzichten. • Regelmaat en ritme, waaronder het langere tijd volhouden van werk, sociale contacten en de behandeling, zijn belangrijke voorwaarden voor verbetering. De drie clusters Cluster A Mensen die vooral gekenmerkt worden door vreemd en excentriek gedrag, die vaak een teruggetrokken bestaan leiden. Hieronder vallen de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Paranoïde mensen zijn vaak angstig en zien overal dreigingen. Zij ervaren contact met anderen als bedreigend. Om deze bedreigingen het hoofd te bieden, stellen zij zich agressief en wantrouwend op. Het contact met hen verloopt moeilijk en kenmerkt zich door veel conflicten. Zij zullen anderen niet snel aan zich binden. Zij staan achterdochtig of afwijzend tegenover steun, bescherming en waardering van anderen. Patiënten leven vaak geïsoleerd en zoeken oplossingen voor problemen liever bij zichzelf. De rode draad in dit ziektebeeld is dat betrokkenen de gedragingen van anderen als bedreigend of nadelig ervaren. Zij voelen zich vrijwel allemaal uitgebuit. Zonder redelijke gronden betwijfelen zij de oprechtheid van vrienden en kennissen. Soms zijn zij bovendien ziekelijk jaloers en twijfelen zij zonder reden aan de trouw van hun partner. Paranoïde mensen hebben de neiging hun eigen gevoelens op anderen te projecteren, vooral als het gaat om gevoelens die zij niet van zichzelf kunnen accepteren. Zij tonen vaak een gebrek aan emotie en zijn er trots op zelf alles verstandelijk te beredeneren. Meestal zijn ze gevoelig voor macht en status en minachten zij mensen die dat niet hebben. Zij lijken in de omgang soms zakelijk en efficiënt, maar veroorzaken vaak onrust en conflicten in hun omgeving. Mensen met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis kunnen heel bedreigend overkomen wanneer zij er eenmaal van overtuigd zijn dat hun onrecht is aangedaan. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Iemand die lijdt aan schizoïde persoonlijkheidsstoornis ervaart een diepgaande afstandelijkheid in sociale relaties. Hij ondervindt grote moeite bij het uiten van emoties. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 96 De patiënt leidt een teruggetrokken bestaan en is erg stil in het contact met anderen. Meestal woont hij niet samen. Aan de doorgaans eenzame activiteiten die hij onderneemt, beleeft hij weinig genoegen. Hij uit zich weinig in contact met anderen, waardoor ontmoetingen met hem vaak als saai en nutteloos worden beleefd. Hij zal zich niet snel binden en de steun van anderen doorgaans afwijzen. Over het algemeen verkeert hij in een isolement. Mensen met SPS maken een afstandelijke en kille indruk. Deze houding leidt tot slecht sociaal functioneren. Soms hebben deze mensen ook klachten van psychotische aard. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Een schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPS) is een aandoening die gekenmerkt wordt door ongebruikelijke gedachten, overtuigingen en ideeën. Er is sprake van magisch denken, achterdocht, sterke sociale angst en ongewone zintuiglijke waarnemingen. Schizotypische mensen gedragen zich niet zelden vreemd of zelfs bizar. Uit hun gedrag spreekt een ongemakkelijk, wantrouwig gevoel. Zij praten in metaforen of stereotypen. Patiënten ervaren contact met anderen als bedreigend. Zij zullen anderen niet snel aan zich binden en leven geïsoleerd. Magie, bijgeloof, helderziendheid, telepathie, een zesde zintuig en soortgelijke zaken spelen een grote rol in hun denken. Zij maken een kille indruk. De weinig realistische en achterdochtige houding van mensen met STPS leidt veelal tot slecht sociaal functioneren. Vaak lijden zij ook aan psychotische aandoeningen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 97 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 98 Cluster B Mensen die sterk emotioneel en onvoorspelbaar reageren en daarmee juist op de voorgrond treden. Hieronder vallen de antisociale, borderline, theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornissen. Antisociale persoonlijkheidsstoornis De essentie van antisociale persoonlijkheidsstoornis of asps is dat de patiënt een groot gebrek aan respect en achting voor anderen ten toon spreidt. Hij schendt regelmatig de rechten van anderen. De ziekte manifesteert zich vanaf het vijftiende levensjaar. Het patroon wordt zichtbaar in de puberteit en de vroege volwassenheid. Meestal blijft het chronisch aanwezig, al gaan op latere leeftijd de scherpe kanten van het gedrag er meestal wat af. In de voorgeschiedenis zijn er vaak al symptomen van een gedragsstoornis, zoals agressief en destructief gedrag. De diagnose asps mag pas vanaf het achttiende jaar gesteld worden. Het voorgaande maakt duidelijk dat de kans groot is dat iemand met een asps vroeger of later met politie of justitie in aanraking komt. Toch is dat niet altijd het geval. Sommige van de genoemde eigenschappen zijn bruikbaar op hoge posities in het bedrijfsleven. Impulsief gedrag en het aan de dag leggen van een zekere mate van onverantwoordelijkheid heet dan 'knopen durven doorhakken' en 'bereid risico´s te nemen'. Gevoelsarm wordt 'zakelijk', egocentrisme wordt 'ambitie' en grootheidswaan en oppervlakkig charmerend gedrag worden ineens 'inspirerende kwaliteiten' genoemd. Borderline persoonlijkheidsstoornis Wanneer iemand maatschappelijk vastloopt omdat opleidingen, werk en relaties telkens weer mislukken, kan het zijn dat deze persoon lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, oftewel kortweg een borderlinestoornis. De mislukkingen vinden nogal eens op dezelfde wijze plaats: een zeer enthousiaste start met hooggestemde verwachtingen wordt gevolgd door teleurstelling en afhaken. Het gedrag van patiënten met een borderlinestoornis heeft vaak een ‘alles-of-niets’ karakter. De stoornis wordt vooral gekenmerkt door sterke stemmingswisselingen en impulsief gedrag. Daarnaast kunnen zich vele andere psychische verschijnselen voordoen, zoals angsten, depressieve klachten, in de war zijn, het horen van stemmen, problemen met het verwerken van schokkende gebeurtenissen uit het verleden en opzettelijke zelfverwonding. Het komt voor dat de stoornis zich eerst presenteert met bijvoorbeeld een eetprobleem of een depressie en dat pas later duidelijk wordt dat het om een borderlinestoornis gaat. Ook als de diagnose eenmaal gesteld is, blijkt dat er vaak nog andere psychiatrische aandoeningen kunnen worden vastgesteld, zoals depressie, angststoornis en posttraumatische stress-stoornis. (In deze serie zijn folders beschikbaar over deze onderwerpen.) De diagnose is dan ook niet zo eenvoudig te stellen. Dit moet gebeuren door een psychiater, na zorgvuldig onderzoek. Er zijn in Nederland 150.000 tot 200.000 patiënten met een borderlinestoornis, meer vrouwen dan mannen. De stoornis komt meestal in volle omvang tot uiting aan het begin van de volwassen leeftijd, tussen het zeventiende en vijfentwintigste levensjaar. Het is ook mogelijk dat er al in de kinderjaren voortekenen te herkennen zijn die gedeeltelijk lijken op de stoornis op de volwassen leeftijd. Nadat de eerste verschijnselen zijn opgetreden volgen nogal eens diepe dalen met ernstige crises en vele hulpverleningscontacten. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 99 Verschijnselen De borderlinestoornis kent vele verschillende, soms moeilijk met elkaar in verband te brengen verschijnselen. Het is niet alleen voor de patiënt een moeilijk te begrijpen aaneenschakeling van gevoelens en gebeurtenissen, maar ook voor mensen uit de omgeving van de patiënt. Borderline problematiek kun je ook omschrijven als een stoornis in de emotieregulatie. Het is deze stoornis in de emotieregulatie die leidt tot stoornissen in de beheersing van gedrag. Tegenwoordig wordt daarom steeds vaker de term ERS (emotie regulatie stoornis) gebruikt. De borderlinestoornis is een ernstige aandoening met veel verschillende verschijnselen. Deze kunnen het leven van de betrokkene en van diens omgeving aanzienlijk verstoren. De belangrijkste verschijnselen zijn: Stemmingswisselingen De stemming kan sterk en snel, zelfs binnen enkele uren, wisselen. De stemming kan gemakkelijk omslaan na een gebeurtenis waar omstanders minder betekenis aan geven dan de patiënt. Anders gezegd: patiënten reageren vaak - zeker in de ogen van anderen - overgevoelig. Soms zijn deze reacties heftig, in de vorm van woedeuitbarstingen. Impulsiviteit Patiënten nemen nogal eens impulsief (zonder er eerst goed over na te denken) een beslissing. Impulsiviteit kan zich ook uiten in de vorm van: eetstoornissen, wisselende seksuele relaties, geld verkwisten, alcohol- of drugsmisbruik. Identiteitsproblemen Patiënten hebben meestal weinig zelfvertrouwen en zijn daarbij overgevoelig voor kritiek. Velen weten niet goed wat te doen en wat te willen met hun leven. Een vaak gehoorde klacht is: een ‘leeg gevoel’ van binnen hebben. Patiënten voelen zich eenzaam, voelen zich snel in de steek gelaten en kunnen moeilijk alleen zijn. In uitersten denken Andere mensen of situaties worden beoordeeld als helemaal goed of helemaal fout. De ene dag kan de patiënt ergens zeer enthousiast over zijn, de volgende dag het ‘helemaal niks’ vinden. Het lijkt of alleen zwart of wit bestaat, grijstinten (nuanceringen) ontbreken. Hierdoor ontstaan vaak werk- en relatieproblemen. Veel patiënten wisselen regelmatig van werk en vriendenkring. Hoog oplopende spanningen Spanningen kunnen zodanig oplopen dat zij nogal eens leiden tot opzettelijke zelfbeschadiging, bijvoorbeeld krassen in de onderarmen, tot gedachten aan zelfmoord, tot pogingen daartoe en uiteindelijk soms tot zelfdoding. Deze symptomen zijn ernstig en moeten niet zomaar worden afgedaan met ‘aandachtvragen’. Psychotische verschijnselen Het gaat om verschijnselen als verwardheid, achterdocht en horen van stemmen. Deze zijn meestal kortdurend (enkele uren). Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 100 Oorzaken De oorzaken van de borderline persoonlijkheidsstoornis zijn niet goed bekend. Bijna altijd gaat het om een combinatie van factoren, waarbij elke factor een bijdrage kan leveren aan het ontstaan van de stoornis. Aanleg Impulsiviteit en stemmingslabiliteit zijn mogelijk in aanleg al aanwezig. Psychologische factoren In de levensgeschiedenis van veel borderline patiënten komen ingrijpende ervaringen voor. Bijvoorbeeld een instabiele ouderlijke gezinssituatie, emotionele verwaarlozing, agressie, seksueel misbruik. Mede hierdoor hebben veel patiënten moeite met het aangaan van een (langdurige) band met andere mensen. Er is aan de ene kant een sterke behoefte aan contact met anderen, maar tegelijk bestaat hiervoor veel angst. Die ander kan je immers in de steek laten of het vertrouwen schaden. Maatschappelijke omstandigheden Sommige deskundigen menen dat het wegvallen van maatschappelijke zekerheden ( familie-buurt-en kerkleven) van belang is. Mensen voelen zich eenzaam, meer op zichzelf teruggeworpen en minder veilig. Omdat er in de levensloop en levensomstandigheden zoveel instabiliteit te vinden is, is één van de hoofddoelen in de behandeling het vinden van stabiliteit. Beloop De borderline stoornis kenmerkt zich door een uiterst grillig beloop met pieken en dalen, ups en downs. Een aantal patiënten komt vroegtijdig te overlijden door zelfdoding. Het is echter ook zo dat het na het dertigste á veertigste levensjaar met ongeveer de helft van de patiënten veel beter gaat. Het is alsof de stoornis uitdooft. Behandeling In de meeste gevallen geldt dat de behandeling het beste ambulant of poliklinisch kan plaats vinden. Voor een bepaalde groep is dagbehandeling het meest aangewezen. Soms loopt de spanning echter zo hoog op dat een - liefst kortdurende – klinische opname nuttig kan zijn als een ‘time-out’, een rustpauze. Voor een bepaalde groep is dagbehandeling het meest aangewezen. Psychotherapie Bij psychotherapie worden de problemen op een systematische wijze besproken en worden wegen gezocht om er op een andere manier mee om te gaan. Daarbij komt bijvoorbeeld ter sprake hoe gevoelens, gedachten en gedrag met elkaar in verband staan. Zo kunnen bepaalde gebeurtenissen - of opmerkingen van anderen - leiden tot vaak optredende gevoelens als ‘Ik voel me niet serieus genomen’ of zich herhalende gedachten als ‘Ik word nooit serieus genomen’. Deze geven vervolgens spanningen. Deze spanningen kunnen leiden tot minder gewenst gedrag: impulsiviteit, zelfbeschadiging, woede-uitbarstingen. Er kan nagegaan worden welke gebeurtenissen tot sterke gevoelens leiden of welke - vaak negatieve - gedachten zich telkens voordoen. Door middel van lang en intensief oefenen in het anders omgaan met Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 101 Het streven is meer evenwicht te krijgen in de gehele levenssituatie. Het gaat om orde op zaken stellen en evenwicht vinden in het dagelijkse doen en laten. Vooral het verbeteren of herstellen van de relatie met anderen is van belang. In elke behandelvorm zal de relatie patiënt-therapeut onder spanning komen te staan. De patiënt met de borderline stoornis heeft immers moeite een band met iemand aan te gaan en is geneigd in uitersten te denken: de ene keer is de therapeut fantastisch, de volgende keer voelt de patiënt zich onbegrepen en afgewezen. Ook is niet iedere therapeut opgewassen tegen het wispelturige gedrag van borderline patiënten. Patiënt én therapeut zullen hun uiterste best moeten doen om tot een goede samenwerking te komen. Dit vraagt om geduld en tijd. Het is in elke behandeling tevens belangrijk veel aandacht te schenken aan de relaties van de patiënt met anderen in zijn of haar omgeving. Deze zijn in de loop van de tijd meestal fors onder druk komen te staan. Er worden vaak verwijten over en weer gemaakt en er wordt op een overgevoelige, stereotype manier op elkaar gereageerd. Het is nuttig om belangrijke anderen uit de omgeving van de patiënt - met toestemming van de patiënt - uit te nodigen. Dan kan informatie over de stoornis worden verschaft en begrip worden getoond voor de moeilijkheden die door alle betrokkenen worden ondervonden. Indien alle partijen dat willen, kunnen ook adviezen worden gegeven over hoe beter met elkaar om te gaan. Als de situatie van de patiënt het toelaat, kan een vorm van verwerkingstherapie van eventuele ingrijpende ervaringen uit het verleden plaats vinden. Het gaat niet alleen om het bespreekbaar maken van deze ervaringen en de bijbehorende emotionele reacties, maar ook om het voelen van de vaak diep weggestopte emoties. Medicijnen Medicijnen zijn met name in het begin van de behandeling van betekenis. Dit komt omdat het vaak enige tijd duurt voordat psychotherapie effect heeft. Medicijnen kunnen de ernst van de verschijnselen verminderen. Er zijn geen medicijnen die de stoornis kunnen genezen. Omdat er zoveel verschillende verschijnselen zijn, moeten soms verschillende soorten medicijnen (psychofarmaca) worden gebruikt. Tips voor patiënten, hun naasten en begeleiders • De patiënt met een borderline stoornis moet serieus genomen worden want het gaat om een ernstige aandoening. • Professionele hulp is vaak noodzakelijk. Familieleden of vrienden kunnen niet behandelen, wel een goede steun zijn (betrokkenheid op gepaste afstand). • Voor de relaties van patiënten met anderen geldt: open en eerlijk met elkaar blijven praten over de moeilijkheden die wederzijds worden ervaren. Het is belangrijk respect op te brengen voor elkaars beperkingen. • Geduld kan beloond worden: veel patiënten hebben redelijk tot goede vooruitzichten. • Regelmaat en ritme, waaronder het langere tijd volhouden van werk, sociale contacten, de behandeling, zijn belangrijke voorwaarden voor verbetering. • Bevorder eigen regie en gelijkwaardigheid in het contact, probeer samen te werken • Bespreek gevoelens als iemand zegt te willen snijden of suïcide plegen. Laat cliënt zelf maatregelen nemen om dit te voorkomen, geen veiligheid garanderen. Reageer neutraal Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 102 en niet afwijzend bij automutilatie • Benaderen in het hier en nu (niet over het verleden blijven praten) • Grenzen aangeven. Veel geduld en tijd hebben • Wees duidelijk, transparant en betrouwbaar • Nooit hulpverlening afhaken → suïcidegevaar Theatrale persoonlijkheidsstoornis Mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis vallen op door hun kleurrijk, extravert en dramatisch gedrag. Het zijn zeer emotionele mensen, die moeite hebben om lange diepgaande relaties aan te gaan. Zij staan graag in het middelpunt van de belangstelling. Ook hebben ze de neiging om door middel van uiterlijk vertoon te verleiden of de aandacht op te eisen. Vragen om aandacht is het centrale thema van deze ziekte. Wanneer een lijder aan de stoornis niet in het middelpunt van de belangstelling staat, voelt hij zich al gauw ongemakkelijk. Hij gaat dan opvallend of seksueel uitdagend gedrag vertonen. Zijn gevoelsuitingen maken een oppervlakkige indruk, maar worden op een hoogdravende manier gebracht. Door vage bewoordingen en overdrijvingen doet de patiënt zich interessanter voor dan hij in feite is. Hij kan makkelijk in huilen uitbarsten of kwaad worden wanneer hij niet de aandacht en complimentjes krijgt waarop hij denkt recht te hebben. Zo'n woedeaanval duurt meestal niet lang. Het uiterlijk speelt een grote rol. De patiënt laat zich gemakkelijk beïnvloeden door suggesties van anderen, waardoor zijn beweringen iets paradoxaals kunnen krijgen. Hij beschouwt relaties niet zelden als intiemer dan deze in werkelijkheid zijn. Tijdens flirten en seksuele avances toont hij zich ervarener dan hij eigenlijk is. Hij is op zoek naar geruststelling en de bevestiging van zijn aantrekkelijkheid. De sterke afhankelijkheid van de erkenning door anderen veroorzaakt goedgelovigheid en lijdzaamheid. Wanneer de betrokkene onder grote emotionele druk komt te staan, schiet zijn werkelijkheidszin al snel tekort en kunnen korte psychotische reacties optreden. Ook kan hij door zijn hang naar sensatie in aanraking komen met drugs of andere zaken waar hij later spijt van heeft. Mensen die in het middelpunt van de belangstelling staan, zijn niet per definitie aanstellers of theatrale persoonlijkheden. Sommige mensen zijn gewoon interessant. Maar lijders aan deze stoornis doen alsof, waardoor echte gevoelens aan hen voorbij lijken te gaan. Zij zijn nogal egocentrisch. Narcistische persoonlijkheidsstoornis Kenmerkend voor mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis is een groot gevoel van eigenwaarde. Zij vinden zichzelf bijzonder en belangrijk en verwachten van anderen dat dezen hen met speciale aandacht behandelen. Deze zelfoverschatting lijkt samen te hangen met een snel gekrenkt ego. Patiënten kunnen dan ook makkelijk depressief worden. Relatieproblemen en problemen op het werk komen veel voor als gevolg van hun stoornis. Dat levert stress op waar zij vervolgens slecht tegen bestand zijn. De narcistische persoonlijkheidsstoornis heeft niet de neiging om met het klimmen der jaren minder te Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 103 worden. Ouder worden is op zich al een krenking van het zelfbeeld. Midlifecrisis komt dan ook veelvuldig voor. Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis zijn ambitieus en belust op roem en fortuin. Zij pochen over hun eigen prestaties, dromen van succes en denken dat ze uniek zijn, waardoor zij alleen begrepen kunnen worden door mensen die zelf ook bijzonder zijn. Zij willen graag bewonderd en op hun wenken bediend worden. Ook zijn zij vaak jaloers of denken juist dat anderen jaloers zijn op hen. Zij worden arrogant en hooghartig gevonden. Strijd en woede zijn belangrijke bestanddelen in het leven van mensen met deze aandoening. Alles moet gebeuren op de manier zoals zij dat willen en ze kunnen razend worden als iemand daarop iets aan te merken heeft. De kwetsbaarheid van het zelfgevoel komt enerzijds tot uitdrukking in grote behoefte aan bewondering en anderzijds in de grote woede waarmee zij kunnen reageren op een belediging of veronachtzaming. Relaties met andere mensen verlopen vaak moeizaam. Patiënten halen zich ook gemakkelijk de woede van anderen op de hals doordat zij zich niet aan algemene normen en waarden houden. Zij spannen mensen voor hun karretje en buiten hen zelfs uit. Regels zijn er alleen voor anderen, lijken zij te denken. Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis tonen weinig begrip en zullen zich vooral met anderen bezighouden om er zelf beter van te worden. Het vermogen om zich in te leven in andermans gevoelens is beperkt. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 104 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 105 Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 106 Cluster C Mensen die in het dagelijks leven zeer angstig en onzeker zijn. Hieronder vallen de ontwijkende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen. Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis Mensen met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis hebben behoefte aan contact, maar zijn zo bang voor afwijzing en vernedering dat zij het gewenste contact uit de weg gaan. Vaak is bij hen sprake van verlegenheid en sterke geremdheid. Hun klachten lijken op die van de sociale fobie. Ze schamen zich voor innerlijke of uiterlijke tekortkomingen, die in hun beleving sterk uitvergroot zijn. Deze vermeende tekortkomingen willen zij voor de buitenwereld verborgen houden. De stoornis is te herkennen aan diepgaande geremdheid in gezelschap. Lijders eraan hebben het gevoel tekort te schieten en zijn overgevoelig voor een negatief oordeel. De stoornis manifesteert zich gedurende de jonge volwassenheid. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis Mensen met afhankelijke persoonlijkheidsstoornis zien zichzelf vaak als hulpeloos en minderwaardig. Zij ervaren de steun, bescherming en waardering van meestal één belangrijke ander als de oplossing voor hun probleem. Zij durven nauwelijks zelfstandig belangrijke keuzes in het leven te maken. In sociale contacten is er sprake van een angstig vastklampen aan anderen. Ze zijn extreem bang om in de steek gelaten te worden en doen daarom alles om maar bescherming en steun te verwerven. Eigen capaciteiten worden maar ten dele gebruikt. Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis of obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis Mensen met OCPS zijn bijvoorbeeld vaak zuinig met geld, houden hun huis perfect op orde of willen taken niet delegeren, omdat ze bang zijn dat deze niet correct worden uitgevoerd. Moreel of ethisch gezien zijn er weinig of geen grijze gebieden: handelingen en opvattingen zijn volledig goed of volledig fout. Hun persoonlijke relaties verlopen moeizaam, omdat ze te hoge eisen stellen aan vrienden, partners en kinderen OCPS wordt vaak verward met de obsessief-compulsieve stoornis (dwangstoornis). Deze laatste aandoening is een van de angststoornissen. De namen lijken weliswaar op elkaar, maar het zijn twee zeer verschillende aandoeningen. OCPS-lijders hebben over het algemeen niet de neiging om rituele handelingen uit te voeren (bijvoorbeeld zeer vaak de handen wassen), terwijl dit juist een specifiek kenmerk van OCS is. OCPS-lijders streven bovenal naar perfectionisme en voelen zich gespannen als dingen niet 'goed' of 'ordelijk' zijn. Mogelijke psychologische oorzaken zijn een kille, kritische of strenge houding van de opvoeders en een omgeving die nadruk op verantwoordelijkheid of schuld legt en weinig ruimte biedt voor spel en gevoel. Psychosociaal kan de oorzaak ook worden gezocht in een omgeving die overmatig streeft naar prestatie. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 107 De behandeling is moeilijk. Deze is er doorgaans op gericht om de patiënt te laten accepteren dat er andere meningen bestaan dan de zijne en dat er meer manieren zijn om een taak 'correct' uit te voeren. Het is hierbij van belang om te weten dat iemand veel of alle eigenschappen van de obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis kan hebben zonder dat er sprake is van een stoornis. Dit is pas het geval als de persoon door zijn karaktereigenschappen ernstig lijdt, in conflict komt met zijn omgeving enzovoort. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 108 N.B. de passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis staat wel in deze lijst, maar is niet meer opgenomen in de DSM-IV Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 109 Tips: Sites: www.borderline.pagina.nl • www.triade-borderline.nl • www.bpdcentral.com (Engels) • www.moeilijkemensen.nl Films: “Ik ook van jou “, 2001. Regie: Ruud van Hemert. http://www.youtube.com/watch?v=RSd317TLlbc (filmpje van Martin Appelo, voor narcisten van narcisten) “As Good as It Gets“. 1997 . Regie : James L. Brooks “We Need to Talk About Kevin“ .2011 . Regie: Lynne Ramsay “Silver Linings Playbook“. 2012. Regie : David O. Russell. Boeken: “Zo ben ik nu eenmaal “. W. van der Does. Uitgever Scriptum. “Lastige lieden “. Een inleiding over persoonlijkheidsstoornissen. G. Hellinga. Uitgever Boom, Amsterdam. “Borderline hulpboek “. Wat je zelf kunt doen aan verschijnselen als impulsiviteit, heftige emoties en conflicten. J. Spaans, J, en E. van Meekeren. Uitgever Boom, Amsterdam. “Borderline times“. Het einde van de normaliteit. Dirk de Wachter. Uitgeverij LannooCampus. “Een spiegel voor narcisten “. Martin Appelo. ISBN13 9789461055507 . Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 110 Bijlagen: 1. Wet BOPZ 2. Artikel overdracht/tegenoverdracht 3. Proeftoets ___________________________________________________________________________ Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 111 BIJLAGE 1: BOPZ (WET BIJZONDERE OPNEMINGEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN) Algemeen De Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt de opnameprocedure en de rechtspositie van mensen die onvrijwillig in een psychiatrische instelling worden opgenomen. In de wet is ook een klachtprocedure opgenomen. De wet geldt niet voor mensen die zich vrijwillig laten opnemen. Een belangrijk uitgangspunt bij gedwongen opname is 'het afwenden van gevaar' voor de personen zelf, anderen of hun omgeving. Doelgroep De wet is bedoeld voor mensen met een psychiatrische aandoening, met een verstandelijke beperking of voor ouderen die bijvoorbeeld dementeren (psychogeriatrische patiënten). Instellingen De Wet BOPZ geldt alleen voor instellingen die daarvoor aangewezen (BOPZ-aanmerking) zijn: algemene psychiatrische ziekenhuizen; Psychiatrische afdelingen van (academische) ziekenhuizen (PAAZ) Verslavingsklinieken Klinieken voor forensische psychiatrie Psychogeriatrische verpleeghuizen (Gesloten) afdelingen van een verzorgingshuis Inrichtingen voor meervoudig gehandicapten. Wanneer kan iemand gedwongen opgenomen worden In het volgende geval kan het noodzakelijk zijn om iemand gedwongen op te nemen of te laten verblijven in aangewezen instellingen: Iemand is een gevaar voor zichzelf, anderen of de omgeving; Iemand lijdt aan een geestesstoornis (beoordeling door een deskundig arts of psychiater); Iemand kan zich buiten een instelling niet meer kan handhaven of veroorzaakt gevaar (dat alleen voorkomen kan worden door een opname of verblijf). Situaties bij gedwongen opname De cliënt stemt niet in met opname, maar verzet zich ook niet; de cliënt stemt niet in met opname en verzet zich hiertegen. Voor elke situatie is een procedure binnen de Wet BOPZ. Procedures binnen de Wet BOPZ Artikel 60 BOPZ toets Mensen die niet instemmen met opname maar zich daar ook niet tegen verzetten, kunnen worden opgenomen wanneer een onafhankelijke commissie dit nodig acht. Deze procedure is opgenomen in artikel 60 van de Wet BOPZ. Voor deze manier van Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 112 opnemen is geen machtiging vereist. Deze procedure geldt alleen voor mensen met een verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening. Rechterlijke machtiging In principe kan een cliënt die niet instemt met opname en zich hiertegen verzet, niet worden opgenomen in een instelling. Toch kan volgens een familielid, de huisarts of de psychiater opname noodzakelijk zijn. Opname is dan mogelijk via een rechterlijke machtiging die wordt aangevraagd bij de rechter. Er zijn verschillende vormen van rechterlijke machtigingen: Voorlopige machtiging (maximaal 6 maanden) Machtiging tot voortgezet verblijf (maximaal 1 jaar, verlenging is mogelijk) Machtiging op eigen verzoek: dit is een machtiging voor iemand die zich wel wil laten opnemen in een instelling, maar zelf vermoedt dat hij of zij daar later op terug wil komen (bijvoorbeeld bij verslaving) Voorwaardelijke machtiging: dit is een preventie maatregel, waarbij een cliënt niet wordt opgenomen zolang deze zich aan voorwaarden houdt Inbewaringstelling (IBS) Bij acuut gevaar voor gezondheid of veiligheid van een cliënt of zijn omgeving kan bij de burgemeester een inbewaringstelling worden aangevraagd. Een inbewaringstelling is een tijdelijke maatregel. Om een inbewaringstelling te kunnen voortzetten moet een rechter beslissen tot voortgezette inbewaringstelling. Ook dit is weer een tijdelijke maatregel. Zelfbinding Iemand kan tegen zijn wil worden opgenomen als hij eerder heeft verklaard dat hij bereid is om te worden opgenomen als dat nodig is. Dit heet zelfbinding. Is opname nodig, en wil deze persoon dan toch niet worden opgenomen, dan kan opname worden afgedwongen via een zelfbindingsmachtiging, afgegeven door een rechtbank. Zelfbinding is alleen mogelijk bij opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Meer informatie over de Wet BOPZ Je kunt meer informatie over de Wet BOPZ vinden op de website Rijksoverheid.nl. Je kunt ook de folder “over de Wet BOPZ " van het ministerie van VWS downloaden. Voor meer informatie kunt u ook terecht op de website van de Stichting PVP (Patiënten vertrouwenspersonen). Deze stichting heeft zes brochures uitgegeven over de rechten in de psychiatrie. Wet BOPZ vervangen Mensen met een verstandelijke beperking of dementie worden in de toekomst beter beschermd tegen zorg die zij niet willen (onvrijwillige zorg). Dit staat in het wetsvoorstel Zorg en Dwang dat in juni 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Deze wet legt vast wanneer zorgverleners onvrijwillige zorg mogen toepassen en welke rechten de cliënt heeft. Bescherming via deze wet geldt voor mensen in een instelling, maar ook voor mensen in kleinschalige woonvormen of die thuis hulp krijgen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 113 Onvrijwillige zorg laatste redmiddel De wet Zorg en Dwang gaat ervan uit dat onvrijwillige zorg een laatste redmiddel is, als het niet meer anders kan. De wet is daarmee een van de middelen om een mentaliteitsverandering in de zorg tot stand te brengen. De wet is van toepassing op de zorg voor mensen met psychische problemen, een verstandelijke beperking of geheugenproblemen, ongeacht of ze in een instelling wonen of zelfstandig. De website dwang in de zorg legt alle wetten en procedures voor het toepassen van dwang in de geestelijke gezondheidszorg, de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg duidelijk uit. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 114 BIJLAGE 2: OVERDRACHT/TEGENOVERDRACHT Het begrip overdracht is in de psychologie het verschijnsel dat mensen gevoelens, wensen en ervaringen uit het verleden projecteren op een ander persoon, vaak hun therapeut. De overdracht van de therapeut wordt tegenoverdracht genoemd. Inhoud 1 Overdracht 2 Tegenoverdracht 3 Noodzaak van herkenning van overdracht 1. Overdracht Het begrip werd ingevoerd door Sigmund Freud toen die ontdekte dat cliënten hem bijvoorbeeld als een strenge vader zagen als ze zelf door hun vader waren afgewezen, of verliefd op hem werden als ze in hem hun liefhebbende vader herkenden. In eerste instantie zag hij deze overdracht als een probleem bij de behandeling, maar al snel leerde hij de overdracht gebruiken in de therapie en stimuleerde hij het verschijnsel zelfs. Door met zijn cliënten hun overdracht te analyseren kwamen ze snel tot inzicht. Een voorbeeld is een cliënt die boos wordt omdat zijn therapeut te weinig voor hem doet en vervolgens wil stoppen met de therapie. De analyse richt zich dan op vragen als: voelt de patiënt dat andere mensen ook te weinig voor hem doen of in het verleden hebben gedaan? Gebruikt de patiënt woede wel vaker als pressiemiddel? Loopt hij snel weg als hij niet krijgt wat hij wil? Een probleem bij het analyseren van overdracht is dat deze zich vaak heftig voordoet in het begin van de therapie, wanneer er nog geen wederzijds vertrouwen is om de overdracht te analyseren. Overdracht is het herhalen van een patroon in een belangrijke maar verstoorde relatie uit het verleden, in een onbewuste poging deze relatie alsnog gezond te maken. Er is verschil tussen overdracht en projectie: bij overdracht gaat het om de poging om iets te herstellen wat eerder in de relatie mis ging, bij projectie kan het bovendien óók nog gewoon gaan over je eigen gevoelspatronen en overtuigingen. Projectie kan dus over meer gaan dan overdracht, overdracht gaat alleen over de poging tot herstel van oude relatiepatronen. 2. Tegenoverdracht De term tegenoverdracht wordt in meerdere betekenissen gebruikt: De eigen overdracht van de therapeut op de patiënt Deze overdracht hoeft niet per se veroorzaakt te zijn door overdracht van de patiënt, maar kan ook samenhangen met associaties die de patiënt oproept bij de therapeut. De eigen onbewuste overdrachtsreactie van de therapeut op de overdracht van de patiënt Deze overdracht is een reactie op de overdracht van de patiënt. Wanneer bijvoorbeeld de patiënt op de therapeut reageert zoals op zijn autoritaire vader, kan het gebeuren dat de therapeut onbewust de rol van autoritaire vader aanneemt. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 115 De bewust gekozen, complementaire reactie van de therapeut op de overdracht van de patiënt Bij deze tegenoverdracht maakt de therapeut gebruik van de overdracht van de patiënt. Dikwijls is overdracht voor de patiënt een onbewuste actie om zich te verzoenen met een problematische relatie uit het verleden. De therapeut kan door zijn houding en gedrag tegenover de patiënt bewust deze verzoening bevorderen. 3. Noodzaak van herkenning van overdracht Voor overdracht en tegenoverdracht geldt niet de vraag of een persoon patronen uit vroegere relaties herhaalt, maar wàt die persoon herhaalt. We herhalen allemaal patronen die we geleerd hebben van de oudste relaties die we kennen: met onze ouders, tussen onze ouders en met onze broers en zussen. Een leider kan minder effectief zijn als hij/zij niet in de gaten heeft wat zijn patronen van overdracht zijn. Een coach die zich niet bewust is van zijn tegenoverdracht is niet effectief in zijn coaching (lees; begeleiding): hij is dan onbewust in het gesprek bezig om te proberen iets te herstellen wat in vroegere belangrijke relaties verkeerd ging, of hij reageert onbewust op de overdracht van de cliënt. Overdracht is helaas nog steeds het meest onderschatte verschijnsel in coaching: het is één van de meest voorkomende oorzaken van haperingen in het coaching traject. Overdracht treedt vaak op. De vraag is niet of de coach in overdracht gaat, maar hoe en waaraan hij zijn overdracht herkent en hoe hij er vervolgens mee omgaat. Overdracht is herkenbaar aan een aantal signalen: het gesprek loopt vast, er ontstaat onenigheid, de coach heeft het gevoel dat de cliënt de baas is in het gesprek, de coach heeft het gevoel dat hij de cliënt moet overreden, etc. Een coach is meestal onbewust in overdracht. De patronen zijn vroeger in zijn historie óók onbewust ingezet door hemzelf, meestal om goede emotionele redenen. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Overdracht_(psychologie) Nog een definitie van overdracht / tegenoverdracht OVERDRACHTEN noemt men alle gevoelens, wensen en angsten die degene die zich in de zwakkere/ondergeschikte positie bevindt (kind, cliënt of patiënt, leerling) voor degene voelt aan wiens zorg zij/hij is toevertrouwd. Het gaat hierbij echter niet om gevoelens die een hulpvrager voor de vertrouwenspersoon zelf voelt maar om gevoelens die voor een vertrouwenspersoon in het verleden werden gevoeld en die over worden gedragen op een vertrouwenspersoon in het heden. Bij overdracht beleeft de hulpvrager de gevoelens ten opzichte van centrale figuren uit zijn jeugd dus opnieuw, maar nu worden die gevoelens geprojecteerd op de professional in het hier en nu. De professional wordt vereenzelvigd met de sleutelfiguren uit het verleden. TEGENOVERDRACHTEN zijn alle gevoelens die een ouder, therapeut of arts, leraar, pastor of begeleider op de persoon overdraagt voor wie zij/hij de zorg draagt. Tegenoverdracht is als het ware een omgekeerde overdracht. De professional draagt daarbij zijn gevoelens ten opzichte van sleutelfiguren uit zijn/haar leven over op de hulpvrager. De termen overdracht en tegenoverdracht zijn afkomstig uit de psychoanalyse. Gevoelens van overdrachten kunnen zowel positief als negatief van aard zijn. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 116 Positieve overdracht: Van een positieve overdracht is sprake wanneer de hulpvrager positieve gevoelens ten opzichte van de professional koestert. Die positieve gevoelens lijken sterk op gevoelens van verliefdheid waardoor hulpvrager hen ook als gevoelens van verliefdheid interpreteren en beschrijven. Het gaat echter niet om gevoelens van verliefdheid maar om overdrachtsgevoelens die voortkomen uit sterke behoeften t.a.v. een gemis in het verleden (b.v. moederliefde). Er is een sterke behoefte invulling te geven aan het gemis uit het verleden in het heden. Daarnaast gaat het niet om gevoelens die voor de persoon van de professional worden gevoeld maar het gaat om projecties van gevoelens van de hulpvrager voor een sleutelfiguur in zijn leven op de huidige professional. Negatieve overdracht: Van negatieve overdracht is sprake wanneer de hulpvrager negatieve gevoelens op de professional overdraagt. Daarbij kan het o.a. gaan om gevoelens van teleurstelling, boosheid of woede. Bron: http://www.misbruikdoorhulpverleners.nl/Overdrachtsgevoelens.html Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 117 BIJLAGE 3: PROEFTOETS 1. Psychiatrische patiënten worden vaak op een negatieve manier gestigmatiseerd door mensen die onbekend zijn met psychiatrie. Geef 3 redenen aan waarom jij denkt dat mensen dit doen. 2. Noem 2 verschillen tussen een psychiater en een psycholoog 3. a. Beschrijf kort welk beeld men had in de middeleeuwen van mensen met een psychiatrische problemen en hoe men deze mensen behandelde. b. Beschrijf kort welk beeld men nu heeft van mensen met psychische problemen en hoe deze mensen nu behandeld worden. 4. Wanneer spreek je van psychopathologie oftewel een psychische stoornis? 5. Het ontstaan van psychische problemen kan worden uitgelegd als een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast. a. Geef een aantal voorbeelden waardoor je draagkracht kan verminderen b. Geef een aantal voorbeelden waardoor je draaglast vermeerdert 6. Welke signalen kunnen wijzen op verstoring van evenwicht. Geef een voorbeeld op: a. Lichamelijk gebied b. Psychisch gebied c. Gebied van gedragsverandering 7. Noem 3 kenmerken van een gedeprimeerde stemming. 8. Noem 3 kenmerken van een depressie. 9. Noem 3 soorten depressies. 10. Lees onderstaande casus: Johan is 17 jaar. Sinds een paar maanden gaat het slecht op school. Hij heeft moeite om zich te concentreren op zijn huiswerk en de cijfers kelderen achteruit. Hij trekt zich steeds meer terug op zijn kamer en ziet zijn vrienden nauwelijks meer. Zijn moeder merkt dat zijn zelfverzorging te wensen over laat. Zij maakt zich op dit moment ernstig zorgen. Johan is overdag in zijn kamer en wil niet dat zij binnenkomt. ’s Nacht hoort zij hem stommelen en praten en hij draait vaak harde muziek. Als moeder probeert om hier iets van te zeggen krijgt Johan woedeaanvallen. Hij schreeuwt en gooit dan met spullen. Moeder heeft het gevoel dat ze helemaal geen contact meer kan krijgen met haar zoon. Hij wil niet meer eten omdat hij denkt dat zijn moeder hem wil vergiftigen. Hierdoor is hij kilo’s afgevallen. Als ze met hem wil praten staart hij haar alleen maar aan. Het lijkt of Johan hard in zichzelf praat, maar eigenlijk praat hij met de stemmen in zijn hoofd. Hij heeft zijn slaapkamer zwart geverfd en de stopcontacten afgeplakt. Zo kunnen “zij” niet meer in zijn hoofd kruipen. Moeder herkent haar eigen zoon niet meer en heeft nu contact opgenomen met de crisisdienst omdat Johan dreigde haar iets aan te zullen doen. Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 118 a. Aan welke ziekte lijdt Johan volgens jou? b. Noem 3 kenmerken van deze ziekte. 11. Beschrijf 3 factoren die psychische problemen bevorderen. 12. a. Noem 3 kenmerken van een psychose. b. Beschrijf 3 verschijnselen van een psychose. c. Noem 3 soorten behandeling van een psychose en leg kort uit wat dit inhoudt. 13. a. Wat is een bipolaire stoornis? b. Noem 3 mogelijke oorzaken van deze stoornis. c. Wat zou jij iemand die in een depressieve fase zit aanraden? Geef 2 voorbeelden. 14. a. Beschrijf 3 mogelijke oorzaken van het ontstaan van een Borderline persoonlijkheidsstoornis. b. Mensen met BPS hebben vaak last van andere psychische aandoeningen. Noem er 2. c. Hoe ga je om met patiënten met een Borderline persoonlijkheidsstoornis? Beschrijf 3 belangrijke benaderingswijzen van jou als begeleider van deze patiënten. 15. Patiënten met een psychiatrische stoornis krijgen vaak medicijnen toegediend. Waarom is alleen het toedienen van medicatie niet voldoende? 16. a. Wat is kenmerkend voor een angststoornis? b. Noem 4 verschijnselen van een angststoornis. c. Beschrijf kort 2 verschillende soorten angststoornissen 17. a. Hoe ontstaat een dwangstoornis? b. Hoe is een dwangstoornis te behandelen? 18. Schizofrenie a. Is het hebben van een gespleten persoonlijkheid b. Is niet te genezen, maar wel onder controle te houden c. Is een typische welstandsziekte d. Wordt veroorzaakt door de opvoeding Welk antwoord is juist? Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 119 19. Empathie betekent: a. Begrip hebben voor iemands nood b. Anderen respectvol aanspreken op hun gedrag c. Je kunnen inleven in de gevoelens van een ander d. Een hoge EE (emotionele expressie) Welke twee antwoorden zijn juist? 20. Een hallucinatie: a. Is een waan b. Is een waarneming die er niet echt is c. Is kenmerkend voor psychische stoornissen d. Is niet te genezen Welk antwoord is juist? 21. Iemand die paranoïde is: a. Ziet dingen die er niet zijn b. Heeft een gestoorde prikkelverwerking c. Heeft last van wanen en achterdocht d. Hoort dingen die er niet zijn Welk antwoord is juist? 22. Negatieve symptomen van schizofrenie uiten zich door: a. Het ontbreken van verschijnselen waar ze wel zouden moeten zijn. b. Psychotische verschijnselen c. Vervelende bijwerkingen van medicijnen d. Zonder reden kwaad worden op anderen Welk antwoord is juist? 23. Psychische stoornissen ontstaan meestal door een combinatie van: a. Psychische, biologische en opvoedingsfactoren b. Psychische, sociale en biologische factoren c. Gebrek aan draagkracht en opvoeding d. Laag I.Q. , overprikkeling en erfelijkheid Welk antwoord is juist? 24. Antisociaal gedrag kenmerkt zich o.a. door een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarin grondrechten van anderen geweld wordt aangedaan. a. Welke gedragingen vertonen kinderen die een antisociale gedragsstoornis hebben? Benoem er drie. b. Noem 3 risicofactoren die kunnen leiden tot antisociaal gedrag 25. Op welke gebieden doen zich bij autisme problemen voor? Reader psychiatrie ROC van Twente 2014 120 BRONNEN: Reader ROC www.e-psychiater.nl Nederlandse vereniging voor psychiatrie http://www.adfstichting.nl http://www.nvvp.net http://www.psyq.nl http://www.psychischegezondheid.nl www.trimbos.nl http://www.steunpuntadhd.nl www.mediant.nl http://www.live-ervaringsdeskundigheid.nl http://www.opvoedadvies.nl http://www.tourettenet.nl Reader psychiatrie ROC van Twente 2014