geschiedenis samenvatting hoofdstuk 6

advertisement
Hoofdstuk 6: Het Ancien Regime
1. De Verenigde Staten van Amerika: een nieuw staats- en burgerconcept
A. De Amerikaanse onafhankelijkheid en fundamentele teksten
De onafhankelijkheid van de Britse kolonies in Noord – Amerika is belangrijk => omwille van de
universele grootmacht die de Verenigde Staten geworden zijn
De kolonies zijn Brits en dus Europees bezit, doordrongen van Europees recht (de common law)
De Europese – verlichte – ideeën worden er in de praktijk omgezet
Het Amerikaanse voorbeeld van staatsorganisatie en erkenning van fundamentele vrijheden =>
belangrijk
De onafhankelijkheidsstrijd: het zelfstandig worden en het totaal los komen van de moederstaat.
De nieuwe staat kiest voor het federalisme, gekozen voor de gelijkheid en dus de
afschaffing van de adelprivileges
Vernieuwing en continuïteit (bv Verenigde Provinciën was al een federale republiek sinds de late
16de eeuw)
De dertien Britse kolonies: koninklijke gouverneurs voeren er het centralistische beleid van
Londen met harde handen uit.
De kolonies worden economisch uitgebuit (een goedkope grondstoffenleverancier)
Het parlement in Londen vaardigt ettelijke wetten uit, die door de “Amerikanen” als te hard
ervaren worden
Engelse wetten worden gestemd door Engelse parlementsleden, zonder enige inspraak
van de “Amerikanen” (noch van de inheemse bevolking)
Sugar Act (1764): bedreigt de winstgevende handel met West – Indië
Stamp Act (1765): de wet moet in meer middelen voor de defensie voorzien door het
opleggen van zegeltaksen op allerhande documenten. Tegen die wet wordt geprotesteerd
onder het motto no taxation without representation.
Boston Massacre (1770): het Britse leger maakt bij een manifestatie een vijftal slachtoffers/
Tea Act: taks op thee
In 1774: het eerste Continentaal Congres (met vertegenwoordiger van 12 van de 13 kolonies)
samengeroepen.
In 1776 wordt door het Continental Congress de onafhankelijkheidsverklaring (onder leiding van
Thomas Jefferson) aangenomen
De opstellers van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring hebben zich vermoedelijk
onder meer op het Plakkaat van Verlating van de Nederlanden beroepen. Net als in het
Plakkaat wordt met dezelfde logische structuur uiteengezet dat een langdurig lijdend volk
zich onafhankelijk kan verklaren van zijn vorst.
Ook wordt het recht op revolutie aangehaald (de koning is wel degelijk een tiran)
Ook de invloed van het Natuurrecht is groot
In 1777 worden de Articles of Confederation goedgekeurd (een statenbond of confederatie)
Militair wordt het pleit definitief belslecht in 1781 en uiteindelijk wordt in Versailles in 1783 ook de
iure de nieuwe staat erkend
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
In 1787: ‘een more perfect union’
De nieuwe staatsstructuur wordt vastgelegd in de Constitution (het eerste luik van de
Amerikaanse grondwet)
“We, the people”= het democratische gehalte
Pas in 1791 volgt het tweede luik, de Bill of Rights (bv Bill Of Rights van Virginia 1776!)
Staatsstructuur en grondrechten (klassiek in alle grondwetten) staan elk in een aparte tekst, die
samen de grondwet vormen.
De Bill of Rights: als een aanvulling of wijziging van de Constitution (daarom amendment
genoemd)
In 1791: 10 artikelen toegevoegd => Ten Amendments
Momenteel: 27 amendments
B. Een federale staat met scheiding der machten
1 De Amerikaanse staatsstructuur
De Verenigde Staten vormen een republikeinse bondsstaat. Men zet zich af tegen het monarchaal
regime en tegen de eenheidsstaat
de
Net zoals de Verenigde Provincies dat gedaan hebben tav de Spaanse vorst (16 eeuw)
De “Amerikanen” hebben geleerd van het Nederlandse voorbeeld
Bv State of the Union (= Staat van de Unie in de Verenigde Provincies)
De Amerikaanse bondsstaat is een verband van behoorlijk autonome staten. Elke staat heeft een
verregaande constitutionele bevoegdheid en organiseert naar eigen inzicht wetgevende, uitvoerende
en rechtsprekende macht
De machten van de federale overheid zijn toegewezen
De staten beschikken over de residuaire bevoegdheden
Federaal zijn de defensie, het buitenlands beleid, de muntslag, de fundamentele vrijheden en de
zogenaamde general welfare (= algemeen nut)
Er kan concurrentie ontstaan tussen de staten
o Bv de toegang tot het huwelijk en echtscheiding makkelijker maken en daardoor dus
meer mensen aan trekken
De Amerikaanse grondwet voert de scheiding der machten in.
o Het wetgevende initiatief gaat uit van het bicameraal parlement of Congress (bestaande
uit het House of Representatives = vertegenwoordigers van de staten & de Senate = elke
staat heeft twee vertegenwoordigers)
Beide kamers hebben ongeveer dezelfde bevoegdheden
De President beschikt over een vetorecht:
Verhinderen dat een goedgekeurde tekst effectief wet wordt. Een dergelijk
veto kan slechts door een 2/3 meerderheid in het parlement opzij gezet
worden.
Dankzij de “fast – track – bevoegdheid” kan de president ook zeer autonoom
handelen
Dit is een parlementair mandaat dat hem in staat stelt, zonder veel
bemoeienis van het Congres te onderhandelen over internationale
akkoorden
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
o
De president stelt zijn eigen ministers, de secretaries aan. Ze zijn aan de president en niet
aan het parlement verantwoording verschuldigd.
Met toepassing van het principe the winner takes it all mag de partij die de relatieve
meerderheid haalt binnen een staat, alle kiesmannen van die staat leveren.
Een president kan verkozen worden, die in absolute cijfers uitgedrukt
eigenlijk minder stemmen heeft gehaald dan zijn rivaal
o
Ten slotte is er de rechterlijke
Er bestaan zowel rechtbanken op het federale als op het statelijke niveau
In de meeste gevallen worden de rechters (zoals bij ons) benoemd
Maar sommige staten kennen het systeem van verkozen rechters / een gemengd
systeem waarbij aangestelde rechters door het volk kunnen weggestemd worden
Federaal: inzake bevoegdheidsgeschillen en grondwettelijkheidstoetsing => het
Supreme Court
Terwij het Belgische Hof van Cassatie: nooit de bevoegdheid naar zich
toegetrokken om wetten aan de grondwet te toetsen
De constitutionele controle van wetten (de judicial review): de rechterlijke
bevoegdheid om bepaalde beslissingen te herzien. Ten gevolge van een
fameus precedent is de grondwetstoetsing ingevoerd = MARBURY vs
MADISON (bevestigd in de Dred Scott case)
James Madison was onder president Thomas Jefferson secretary of
state. Hij volgde daarmee John Marshall op, die op het einde van
het presidentsmandaat van John Adams tot Chief Justice was
benoemd
Adams had nog een aantal andere rechters benoemd onder meer
Marbury, maar Marshall was wel vergeten de benoemingsbrieven
effectief uit te reiken
Wanneer Marbury na de regeringswissel aan de nieuwe secretary
de betekening vraagt => door Jefferson het verbod opgelegd de
benoemingsbrieven te laten toekomen
Marbury baseert zich op een formele wet, waarin een rechtsmiddel
voorzien is om besliste maar nog niet betekende benoemingen
effectief te doen betekenen
Het hooggerechtshof oordeelt dat de aanstellingen inderdaad wel
geldig beslist zijn, maar dat het gerecht niet bevoegd is om het
rechtsmiddel te verlenen om deze benoeming effectief te maken
De wet is immers ongrondwettig en mag dus niet toegepast worden
Checks and balances: de verschillende machten controleren elkaar
o De RM controleert bv de UM en WM dmv de judicial review
o De UM heeft het benoemingsrecht (gerecht) waardoor de president “zijn mannetjes” als
rechter van het Supreme Court kan aanstellen (nine wise men)
o De WM controle op de UM en RM dmv impeachment (= een overlevering van de Britse
middeleeuwse common law).
De procedure om tot de afzetting te beslissen verloopt in twee fasen.
Eerst dient het House of Representatives met een gewone meerderheid het
staatshoofd in beschuldiging stellen obv articles of impeachment
Vervolgens oordeelt de Senaat als een soort zetelende magistraat. Deze
kamer van het Congress kan echter slechts vooroordelen mits instemming
van een 2/3 meerderheid (tot nu toe slechts 3 procedures gestart, maar
geen enkele beëindigd
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
De president: opperbevelhebber van het leger, maar enkel parlement kan de oorlog verklaren
Niet tegen elke uitspraak van een Court of Appeal hoger beroep / cassatieberoep
o Er kan slechts een verzoek daartoe ingediend worden (het Supreme Court heeft zelf de
beoordelingsvrijheid om de zaak al dan niet te behandelen). Minder arresten dan ons
hoogste gerechtshof
o De leden van het Supreme Court de mogelijkheid om concurring opinions en dissenting
opinions te publiceren
Concurring opinions: men is tot een akkoord gekomen, maar obv een andere
motivering
Dissenting opinions: men komt tot een afwijkende oplossing
o
o
Het gevolg is dat niet alle uitspraken evenveel precedentwaarde hebben
De politieke inkleuring van het Supreme Court
2. Waar komt de scheiding der machten vandaan?
De idee van scheiding der machten wordt traditioneel verbonden met de figuur van Montesquieu
(17 – 18de eeuw) en zijn boek De l’Esprit des Lois:
o Hij is noch de eerste, noch de enige die in de 18 de eeuw over de scheiding of verdeling van
de macht schrijft
o Hij zoekt in zijn boek naar de “geest van de wetten”. Bepaald door alle mogelijke relaties
van het positieve recht met de natuur, met de regeringsvorm, met de militaire situatie, met
de geschiedenis van het volk, met het klimaat, …
o Een van de meest bepalende elementen van die geest: de politieke vrijheid (waar de
soevereine macht beperkt wordt), waar er pouvoirs intermédiaires zijn
o Glorius Revolution 1688= in het voordeel van de volksvertegenwooriging
o De benaming van de drie “machten” (trias politica) is zeker geen uitvinding van
Montesquieu
o Wetgeving wordt verbonden met democratie, rs met aristocratie en um met monocratie
John Locke (17 – 18de eeuw):
o Treatise of Government: tussen verschillende staatsorganen met onderscheiden
bevoegdheden
o WM primeert op de UM
o Civil Gorvernment (1690) is een verantwoording / theoretisering van de Glorius Revolution
van 1688
o De vorst moet een aantal fundamentele rechten respecteren => best door een scheiding
tussen de machten door te voeren
o Ook de machthebbers zijn gebonden door de natuurtoestand
In een constitutie worden enkele basisovereenkomsten vastgelegd. Houdt de vorst
zich niet aan, dan kan het volk hem afzetten (bv Plakkaat van Verlating 1581 en de
Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring 1776)
Idee van een verdrag of overeenkomst tussen vorst en gemeenschap => in de 17 de
eeuw ook door Hobbes gehanteerd
Locke: stelt dat het individu slechts zoveel vrijheid afstaat aan de staat als nodig is
voor het waarborgen van zijn eigen vrijheden
Rousseau (18de eeuw):
o Du Contrat Social 1762. De mensen hebben van nature onbeperkte rechten, maar doen
afstand van een deel van deze rechten ten bate van de staat.
o Het maatschappelijk verdrag is niet zozeer het vertrekpunt van de staat maar wel het na te
streven ideaal
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
C. De fundamentele rechten
1. De Amerikaanse verklaringen
Bill of Rights: de oorspronkelijke liggen heel duidelijk in de lijn van de Engelse traditie (het verbod
van cruel and unusual punishments, en garantie van een due process of law, het fundamenteel recht
op wapenbezit
Ook de principiële godsdienstvrijheid is historisch bepaald. Een complete scheiding van Kerk en
Staat
o Niet alleen een reactie tegen de Engelse staatskerk, maar ook een gevolg van het feit dat
allerlei gelovigen meestal na een vlucht uit het intolerante Europa, de facto in Amerika
samenleven
o Concreet = geen staatskerk, geen subsidies voor cultusgebouwen
Intussen zijn er 27 amendments (voor de aanpassing van de gw is een 2/3 meerderheid in het
Congres noodzakelijk en het akkoord van minstens driekwart van de staten)
o Bv het verbod op slavernij, het vouwenstemrecht, het gelijkheidsbeginsel (pas in 1954
beslist het Supreme Court dat rassenscheiding in openbare scholen in strijd is met het
veertiende amendement.
2. Waar komen die fundamentele rechten vandaan?
De feitelijke geschiedenis van de fundamentele rechten begint met het middeleeuwse
constitutionalisme. Het vrijhedenfenomeen krijgt een dergelijke theoretische onderbouw in de
Vroegmoderne Tijd.
de
Het is in de Spaanse scholastiek van de 16 eeuw dat er voor het eerst van onvervreemdbare
persoonlijke rechten sprake is
Gekoppeld aan de geschriften van verlichte denkers als Voltaire, Beccaria en anderen leidt tot de
catalogi van fundamentele rechten (zoals ze in de verschillende bills of rights) van zowel de
individuele staten als de Verenigde Staten worden opgesomd
2. De Franse Revolutie en de Franse invloed in België
A. De Franse Revolutie
De Franse Revolutie (1789): het breekpunt tussen het Ancien Régime en de hedendaagse periode
o Het gaat minder om een revolutie maar wel om een evolutie
o In de periode tussen 1789 en 1815 ontzettend veel veranderd => niet alleen op juridisch en
politiek vlak
Publiekrechtelijk is de periode vanaf de Revolutie in 1789 tem de nederlaag van keizer Napoleon in
1815 een chaotische maar uiterst belangrijke periode
o Er wordt zoveel geld gestoken in de pracht en praal van de hofhouding en in verschillende
militaire expedities enerzijds en de belastingheffing is anderzijds zo weinig efficiënt, dat de
staat op de rand van het failliet staat
o Lodewijk XVI roept de Staten – Generaal, een cririsinstelling bijeen (einde 18 de eeuw)
o Qua samenstelling blijft de oude vorm gehandhaafd: een vertegenwoordiging van de drie
standen per provincie
Een behoorlijk democratisch gehalte (al wie belastingen betaalt, hoe weinig ook,
krijgt een stem)
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
o
Elke provinciale staat neemt van de gelegenheid te baat om, ter gelegenheid van het vragen
van de nieuwe financiële bijdragen, namens zijn regio een aantal klachten te formuleren en
vorstelijke toegevingen te vragen (cahier de doléances: een veroordeling van de vorstelijke
lettres de cachet)
o
De twee meest bevoorrechte standen verkiezen dat er per stand zou gestemd worden,
terwijl de vertegenwoordigers van de burgerij voor stemming per hoofd opteren
o
De derde stand (1789) roept zich uit to Assemblée Nationale. Omdat ze een nieuwe
staatsstructuur en een aantal fundamentele vrijheden wil vastleggen
Op lange termijn is deze assemblee vooral van belang omdat ze dmv verschillende
beslissingen een punt zet achter het Ancien Régime.
de
Emmanuel Joseph Sieyès (18 eeuw): Qu’est-ce que le Tiers Etat? Een
politiek pamflet waarin hij de derde stand als volwaardige natie beschouwt
Het concept van de representatieve democratie (volksvertegenwoordigers in
naam van de natie maar op eigen verantwoordelijkheid besluiten nemen in
het algemeen belang)
o
Begin augustus 1789 als een van de eerste realisaties van de Assemblée Nationale,
definitief een punt gezet achter de feodaliteit
De ongelijkheid tussen leenheer en leenman verdwijnt en de vrijheid van de
grondgebruiker wordt een feit
De leenman wordt als volle eigenaar beschouwd
De standen worden afgeschaft
Decreet d’Allarde 1791: de vrijheid van handel en arbeid
De Wet Le Chapelier 1791: de vrijheid van ondernemen, verbiedt wel de vereniging
van ambachtslieden en werknemers (een rem op de ontwikkeling van het
syndicalisme)
o
De vrijheidsgedachte zet een punt achter de absolutistische willekeur
Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen 1789
« revolutionair » maar niet radicaal
Nog geen volledige vrijheden (wel scheiding der machten, maar de
monarchie wordt nog behouden)
De UM berust bij de vorst en zijn ministers
De WM is de assemblée législative (samengesteld obv cijnskiesrecht
De RM is in handen van tijdelijk verkozen rechters
o
1792: de meer radicale groep der Jacobijnen komen aan de macht, Lodewijk XVI wordt
geëxecuteerd, de goederen worden nu sociaal herverdeeld
o
Tussen 1794 en 1799 probeert het Directoire orde op zaken te stellen
De problemen oplossen, maar lukt niet
De Gw van het jaar III (1795) => fundamentele rechten (maar ook plichten)
o
De rust keert in het land terug onder Napoleon: militair bevelhebber en hoofd van een
sterke UM
Vanaf 1802 wordt Bonaparte consul voor het leven, dmv een concordaat met paus
Pius VII restaureert hij ook de Kerk in haar maatschappelijke rol
In zijn 5 nieuwe wetboeken (Code Civil!) maakt hij van de private eigendom en van
het patriarchaal gezin de hoeksteen van de samenleving
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
B. De latere Franse evoluties en het belang van de Franse invloed voor België
Frankrijk laat zich sinds 1789 kenmerken door een publiekrechtelijke instabiliteit
Tegenstellingen:
o Royalisten vs republikeinen
o Communisten vs conservatieven
o Klerikalen vs antiklerikalen
o Voor –en tegenstanders van een sterke UM
1791: De grondwet van de Assemblée nationale constituate
1793: De grondwet van het jaar I (meest vergaand wat betreft het nastreven van de volledige
gelijkheid)
1795: De grondwet van het jaar III (Directoire)
1799: De grondwet van het jaar VIII
1802: De grondwet van het jaar X (Consultaat voor het leven van Napoleon)
1804: De grondwet van het jaar XII (Keizerrijk van Napoleon)
1830: De Charte constitutionnelle (een sterke laïcisering, een directe invloed op de redactie van
de Belgische Grondwet)
1848: De grondwet van de Tweede Republiek
1852: De grondwet van het Tweede Keizerrijk
1875: De grondwet van de Derde Republiek
1940: het Vichyrégime
1945: Charles De Gaulle
1946: De grondwet van de Vierde Republiek
1958: De grondwet van de huidige Vijfde Republiek
Voor onze regionen van belang omwille van een aantal op dat ogenblik doorgevoerde wijzigingen:
o De nieuwe administratieve indeling
Het territorium wordt ingedeeld in departementen, op hun beurt onderverdeeld in
arrondissementen, kantons en ten slotte gemeenten
o De Franse departementen (meestal genoemd naar een rivier of een ander natuurfenomeen)
o De departementen zijn de voorlopers van onze huidige provincies
Een tweede blijvende invloed: de verhouding tussen Kerk en staat
o Definitief gelaïciseerd. De registers van de burgerlijke stand nemen de rol van de oude
parochieregisters over en het huwelijk wordt geregeld door het burgerlijk recht
o
Vele sociale taken waren overgenomen door de commissies van de burgerlijke godshuizen
en de burelen van weldadigheid
Tussen 1925 en 1975: de Commissies van de Openbare Onderstand
De huidige Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn
o
Anderzijds herstelt Napoleon de relatie tussen staat en Kerk
In een concordaat met paus Pius VII. De katholieke eredienst wordt geen
staatsgodsdienst, maar uitdrukkelijk erkend als de religie van de meeste Fransen
De eredienst is vrij, maar onderwerpen aan de publieke orde
De afspraken tussen de wereldlijke en de katholieke overheden => de Kerk
inschakelen in de administratie (indeling van de bisdommen wordt gewijzigd, de
wedden van de bedienaren van de eredienst gedragen door de staat)
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
Een derde blijvende invloed => de Napoleontische codificatiegolf (geslaagd in een eenmakings –
en moderniseringsopzet)
o 1804: Code Civil (nog steeds het Belgische Burgerlijk Wetboek)
De authentieke Nederlandse vertaling dateert pas van 1961
o
o
o
1807: Wetboek van Koophandel
1808: Wetboek van Strafvordering
Strafwetboek & Gerechtelijk Wetboek => niet meer de Napoleontische
Ten slotte: de verfransing van de elites (!vrijheid van taalgebruik, wetgeving, bestuur en gerecht
maar de facto Franstalig)
3. Het einde van het Ancien Régime in de Zuidelijke Nederlanden
De proto – revolutionaire opstand (Brabantse Omwenteling) zal het einde betekenen van de
Oostenrijkse tijd in de Zuidelijke Nederlanden
In 1754 vaste lasten ingevoerd in de plaats van de jaarlijks goedgekeurde belastingen
Gerechtelijke en administratieve structuren zijn gewijzigd
o Bij elke blijde intrede => verklaart de vorst dat hij zich zal houden aan de r en privileges van
het land => de eed bindt hem
o Een contract (niet letterlijk opgesomd) => maar verspreid over costumen, keuren, charters,
wetten, privileges (bewaard in de archieven van grafelijke, stedelijke heerlijke en kerkelijke
instellingen
o Volgens het natuurrecht =< vorst heeft slechts macht om het algemene belang te dienen (als
hij despotisch wordt, dan mag het volk de macht terugnemen
o Bij gebrek aan algemene provinciale teksten => de stadsprivileges, vredesverdragen
Omdat de Staten van Vlaanderen geen uitdrukkelijke constitutionele tekst => een project van
Joyeuse Entrée pour la Flandre
o Fundamentele Vlaamse rechten: het behoud van het katholieke geloof, de erkenning van het
Concilie van Trente als kerkelijke constitutie van het land, verbod van geweld (tenzij na een
proces), de samenstelling van de volksvertegenwoordiging uit drie standen, het behoud van
de bestaande rb
De Belgische provincies in 1795 bij Frankrijk geannexeerd
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 6 (samenvatting boek)
Hoofdstuk 7: De negentiende eeuw
1. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
A. Ontstaan
Ten tijde van de Bourgondiërs en Karel V zijn de “lage landen” of “Nederlanden” aangeduid met de
term Belgium
In Franse teksten heeft men het over de provinces Belgiques
Nederland en België betekenen beide dus hetzelfde
Het Zuiden wordt in 1795 geannexeerd bij Frankrijk, terwijl het Noorden voorlopig apart blijft bestaan
als de Bataafse Republiek => in 1806 vervangen door het Koninkrijk Holland (onder Lodewijk
Napoleon, broer van Bonaparte)
In 1810 wordt het land uiteindelijk ook geannexeerd
Eind 1813: het Noorden wordt weer onafhankelijk, maar keert niet terug naar de republikeinse staat
o Het feit dat men onder Lodewijk Napoleon gewend is geraakt aan de instelling van het
koningschap (het huis van Oranje)
In de 17de en 18de eeuw was de leidende gedachte die van een gedeelde soevereiniteit, met de
bestuursbevoegdheden verdeeld over verschillende gremia
o Na de val van Napoleon is de terugkeer naar de republiek ondenkbaar
o
o
Daarenboven opende de monarchistische staatsvorm meer kansen op slagen voor een
eventuele hereniging met het Zuiden
Gijsbert Karel van Hogendorp (1762 – 1834)
Het Congres van Wenen (1814): de grootmachten Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland
o De oude Zuid – Nederlandse provincies best aan Willems rijk toevoegen
o Zo wordt een sterkere bufferstaat tegen Frankrijk gecreëerd en het Europese evenwicht
gegarandeerd
o Prins Willem aanvaardt het verdrag (1814)
o Tussen 1814 en 1815 regeert hij de iure absolutistisch, want er is nog geen grondwet voor
het nieuwe territorium
Eind 1813 had Willem aan een commissie onder leiding van Gijsbert Karel van
Hogendorp de opdracht gegeven voor de nieuwe (Noord-) Nederlandse staat een
grondwet te schrijven, die in 1814 wordt goedgekeurd
Het is de resultante van enerzijds de oude traditie der constituties maar anderzijds
ook van de theorie van het verlichtingsdenken en van de praktijk van de
Amerikaanse en Franse voorbeelden
o
Over de nieuwe constitutionele tekst wordt een volksraadpleging gehouden
o
Door enkele “aanpassingen” (arithmétique hollandaise: het meerekenen van de afwezige
kiezers als stilzwijgende instemmers en het meetellen als instemmers van de weigeraars om
religieuze redenen => een gemotiveerde stemming) weet Willem de tekst te behouden
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 7 (samenvatting boek)
De grondwet van 1815: bevat een aantal bepalingen van klassieke vrijheden en voorziet een
unitaire staat
o De koning is de centrale figuur die onder meer deel heeft aan de WM (samen met de
volksvertegenwoordiging)
o Twee weinig democratisch samengestelde kamers: de leden van de Eerste Kamer
worden door de Koning benoemd, de overgrote meerderheid zijn edellieden. De tweede
Kamer wordt niet rechtstreeks verkozen, maar door de provinciale staten
o WM = elitair en koningsgezind
o De Staten – Generaal: een toegewezen bevoegdheid
De vorst kan dus redelijk absolutistisch regeren
Het is ook enkel aan de Koning en niet aan de volksvertegenwoordiging dat de
ministers verantwoording moeten afleggen
B. Kroniek van een aangekondigde breuk
De godsdienstvrijheid van het Noorden en de feitelijk hoofdrol van het protestantisme stroken ook
niet met de zeden van de “Katholieke” Nederlanden
Er zijn de economische verschillen tussen het handel drijvende Noorden en het eerder industriële
Zuiden
o Daarenboven is het Zuiden op verschillende institutionele punten benadeeld
Het Zuiden is proportioneel ondervertegenwoordigd. Er was immers gekozen voor pariteit, terwijl de
facto ongeveer 3/5 van de bevolking in het Zuiden leven
Politiek – institutioneel is ook het budgettaire en financiële beleid een belangrijke twistappel
o Het Noorden had een veel grotere staatsschuld uit het verleden te delgen dan het Zuiden,
maar er werd beslist de lasten gelijk te verdelen
Dit gebeurde op een bijzonder weinig transparante wijze
Ook en vooral de Noordelijke taalpolitiek is een obstakel voor heel wat Franstaligen die carrière
willen maken
o Een doorgedreven taalpolitiek en een daaraan gekoppelde onderwijspolitiek
o Voor hem (Willem I) moet er eenheid van staatstaal en volkstaal zijn en die taal is het
Nederlands
o Kort na het oprichten van de Gentse universiteit, waar het Latijn de academische voertaal is,
vraagt het bestuur om te mogen overschakelen op het Frans en niet het Nederlands
Pas met een besluit van 1829 neemt de vorst wat gas terug en in 1830 krijgt Vlaanderen weer zijn
totale taalvrijheid
Zowel de katholieken als de liberale in het Zuiden => zien de vorst als een gemeenschappelijke
vijand
o Ze slaan de handen in elkaar (Monsterverbond) en in 1828 en 1829 slagen ze erin de
Koning een “petitionnement” (= een verzoekschrift / een cahier de doléances) aan te bieden
Tot de eisen behoren onder meer vrijheid van drukpers, vrijheid van onderwijs,
vrijheid van taakgebruik, onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, herstl van
de jury, minder belastingen, gelijke verdeling van de ambten tussen Noord en Zuid
en ministeriële verantwoordelijkheid
o Pas in 1848 zal Thorbecke (architect van de grondwetsherziening van 1848, die van
Nederland een moderne parlementaire monarchie maakt) de ministeriële
verantwoordelijkheid invoeren in Nederland
Willem I beschouwt zichzelf als soeverein en zijn ministers zijn slechts ondergeschikten.
o Het is ook uitsluitend de Koning die zijn ministers kiest, zonder inspraak van het parlement.
o Bij de eerste vertrouwelingen in 1813 behoort onmiddellijk Van Maanen
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 7 (samenvatting boek)
2. Het onafhankelijke België
A. De Belgische Grondwet: een pragmatisch conservatisme
Feit is in elk geval dat in 1829-1830 tal van problemen ertoe aanleiding geven om onder de meest
uiteenlopende gezindten gemeenschappelijke gronden van oppositie te vinden:
o Het taalbeleid, de religieuze en onderwijskwesties, de tienjaarlijkse begroting, de
constitutionele monarchie en de ministeriële verantwoordelijkheid, verschillende
persprocessen, de beslissing om de Hoge Raad in Den Haag te vestigen, de stuurse
houding van de minister van Justitie tav de advocatuur, de tweede petitiegolf, …
Het voorlopig bewind besluit op 4 oktober: “Les provinces de la Belgique violemment détachées de
la Hollande constitueront un état indépendanté.
o Twee decreten van oktober regelen de verkiezing van een Nationaal Congres of
“ Volksraad”.
Ze zijn gebaseerd op Franse voorbeelden van 1817 en 1830:
Rechtstreekse verkiezing en stemgerechtigheid obv opleiding en grondbezit
o
Slechts 10 % van alle grondwettelijk regels is echt nieuw te noemen
Historici hebben de houding van de jonge Belgische staat een pragmatisch
conservatisme genoemd
Louis De Potter (1786 – 1856): de feitelijke leider van de Voorlopige Regering, voorstander van de
republiek
o In de plenaire vergadering van het Nationaal Congres stemmen 174 leden voor de
constitutionele monarchie en 13 voor de republiek
o
21 juli 1831: de Belgische nationale feestdag, Leopold Saksen-Coburg-Gotha
Hetzelfde pragmatische conservatisme ligt aan de basis van de keuze voor een tweekamerstelsel
o De tweede kamer moet verhinderen dat de burgers hun eigen belangen laten primeren op
het algemeen belang en het zou evenmin ondenkbaar zijn dat een enkele kamer afhankelijk
zou worden van de UM
Dergelijke opdeling van de volksvertegenwoordiging strookt niet met het
gelijkheidsbeginsel
Opnieuw wordt Montesquieu genoemd en de scheiding der machten wordt
rechtstreeks gekoppeld aan een “scheiding van de kamers”
Wallonië: liberale senatoren <> Vlaanderen: katholieke
Omdat soevereiniteit bij de Natie ligt, wordt bepaald dat de Koning geen andere bevoegdheden heeft
dan degene die hem uitdrukkelijk worden toegewezen
o Onschendbaar en ook onbekwaam
De ministeriële tegentekening is een geldigheidsvoorwaarde voor elke koninklijke
beslissing (directe inspiratie is de Franse Grondwet van 1791)
Politieke misdrijven =/= misdrijven van gemeen recht, omdat ze gericht zijn tegen de politieke orde
o Majesteitsschennis (= inbreuk op de openbare orde die ernstiger wordt gestraft dan gewone
misdrijven en waarvan de berechting overigens meestal voorbehouden is aan de hoogste
koninklijk rb
o Jury!
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 7 (samenvatting boek)
Alle machten gaan uit van de Natie en niet van de provinciën dus
o De provincies worden behouden, maar ze regelen uitsluitend wat van provinciaal belang is
en ze hebben als ondergeschikt bestuur een beperkte toegewezen bevoegdheid (centraal
administratief toezicht)
o De gouverneur is als vertegenwoordiger van het centrale gezag
Wat de fundamentele rechten betreft, komen in de tweede titel van de Grondwet, de klassieke
vrijheden
Uiteindelijk verzekeren pas de verdragen van Londen van 1839 de Belgische onafhankelijkheid,
gekoppeld aan een verplichte neutraliteit ten aanzien van de Europese grootmachten
B. België tot aan de Eerste Wereldoorlog
De democratisering zet zich pas op het einde van de 19 de eeuw wat dor met de invoering van het
algemeen (mannelijk) stemrecht via de grondwetswijziging van 1893
o Het gaat meer bepaald alsnog om een meervoudig stemrecht
o Alle mannen vanaf de leeftijd van 25 jaar hebben minstens 1 stem en kunnen er eventueel
maximaal nog twee bij krijgen
Een minimaal bedrag aan belastingen betalen (censitair kiesrecht)
Ofwel gezinshoofd zijn
Vanaf dan geldt er eveneens een stem – of beter opkomstplicht
Voorlopig wordt wel nog vastgehouden aan het systeem van de absolute
meerderheid
Pas in 1899 wordt de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd, alsook
het stemmentelsysteem dat genoemd is naar de Gentse hoogleraar Victor
D’Hondt
Volgens deze berekeningswijze worden in elke kieskring het aantal
stembiljetten met stemmen voor een bepaalde partij
achtereenvolgens door 1, 2, 3, 4, 5 enz gedeeld. Hierdoor verkrijgt
men per partij verschillende kiesquotiënten (worden daarna volgens
grootte gerangschikt tot er voor alle lijsten samen evenveel
quotiënten zijn als te begeven zetels
De snel samengestelde Belgische vlag (de Brabantse kleuren!) en een volkslied (de Brabançonne!)
Koning en regering delen subsidies uit voor literatuur en historisch onderzoek => Hendrik
Conscience
o In 1900 begint Henri Pirenne het meesterwerk Geschiedenis van België, een lijvig werk dat
de historische oorsprong en legitimatie van de Belgische natie onderstreept
Een aantal nationale codificatieplannen worden niet gerealiseerd
o De grondwet van 1831 voorziet dat nationale wetboeken zullen opgesteld worden, ter
vervanging van de Napoleontische
Enkele voorbereidende commissies samengeroepen
Enkel in 1867 een nieuw Strafwetboek (Joseph Haus)
De ambtelijke en politieke elites in bestuur en gerecht => grotendeels Franstalig (de Belgische
rechtscultuur 19de eeuw is de Franse)
o België in de 19de eeuw op juridisch vlak eigenlijk een Franse provincie
Emine Özen – Geschiedenis publiekrecht – Hoofdstuk 7 (samenvatting boek)
Hoofdstuk 8: De twintigste eeuw
1. “Crisismomenten” temperen het vooruitgangsoptimisme
A. Inleiding
Het ideologisch pluralisme maakt plaats voor één leer, één geloof, één partijprogramma
o Precies om die ene leer door te drukken worden alle middelen ingezet voor de realisatie van
het eigen programma (de propaganda)
Omdat een dergelijke machtsstructuur zo weinig rekening houdt met de natuurlijke vrijheden, kan ze
niet volstaan met enkel en alleen juridische middelen ter organisatie van de staat
o De groep en het individu => bewerkt met psychologisch uitgedokterde propaganda
Beroep op bestaande (hiërarchische) structuren om de macht te consolideren
o De inzet van het leger
o Het inschakelen van de Kerk
B. Het communisme
Grondslagen vooral uitgewerkt door Karel Marx en Friedrich Engels
o Een economisch systeem gebaseerd op de gemeenschappelijke eigendom van de
productiemiddelen
o De mens moet zonder God of grootgrondbezitters in staat zijn om zijn lot in eigen handen te
nemen
De arbeiders vormen het proletariaat, de natuurlijke tegenstrevers van de kapitalisten
in de klassenstrijd
o
Doel strijd: de dictatuur van het kapitaal omver gooien en vervangen door de
dictatuur van het proletariaat
Iedereen slechts zoveel werken als hij kan => zoveel verdienen als hij nodig heeft
Een essentiële tussenstap: het socialisme
De Communistische Partij => voert een socialistische politiek (bv de Unie van Socialistische Sovjet
Republiek: De USSR wordt een grootmacht en zorgt ervoor dat na de Tweede Wereldoorlog ook vele
Oost –en Centraal Europese staten door communisten worden bestuurd
o Radicale politieke overtuiging => gekenmerkt door censuur en politieke vervolging
o Het wordt een totalitair regime
In België hebben de communistische partijen nooit veel betekend
o Na WOII kunnen ze even aan het regeringswerk deelnemen
o Tijdens de bezetting heeft het Onafhankelijkheidsfront de opstoot van dit succesje
voorbereid
o
o
Invloed van Rusland is er quasi niet
Geen cordon sanitaire => maar de communisten laten meeregeren
C. De vestiging van het Derde Rijk
In 1923 publiceert de Duitser Möller van de Bruck een boek => Das Dritte Reich
o Het feit dat na het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie en het keizerrijk => de tijd
aangebroken voor een derde keizerrijk
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Het nazisme: de zware economische crisis van 1929 en het interne verval van de Weimarrepublik
o Men opteert voor een bondsstaat, met een parlementaire democratie en een president als
staatshoofd
o De klassieke vrijheden => worden erkend
o In de vredesverdragen => oorlogsschuld + blokkades. De Duitse staatskas moet enorme
schadevergoedingen betalen
In die omstandigheden => noodregering (parlement draagt de macht over aan
president Hindenburg)
Hitler wordt rijkskanselier, hoofd van de UM => komt degelijk legitiem aan de macht
o WEIMARGRONDWET: de president rechtstreeks verkozen
Hij benoemt de kanselier en de ministers (verantwoordelijk tegenover het parlement
=> parlement bestaat uit twee kamers)
Een rechtstreeks verkozen Reichstag en een Reichsrat (vertegenwoordigers van de
Länder, slechts een adviserende bevoegdheid)
o Bij bedreiging van de openbare orde kan de rijkspresident de nodige maatregelen treffen (een
aantal vrijheden schorsen) => Noodverordeningen
=> Volmachtwetten: de Rijksdag draagt een stuk van de wetgevende bevoegdheid
over aan de regering
o Staatsgreep wordt afgerond door de eed van trouw aan de grondwet vervangen door een eed
van trouw aan de persoon van de Führer
D. België en de Wereldoorlogen
1. De Eerste Wereldoorlog
Voor de Eerste Wereldoorlog => belangrijke democratiserende aanpassing aan het kiesstelsel & de
talenkwestie
o De Wet Coremans – De Vriendt (1898): het Nederlands een authentieke wetstaal geworden
o Tot 1909: de dienstplichtigen nog bijloting aangeduid; vanaf 1912: 1 zoon per gezin naar het
leger => algemene diensplicht
Wegens overmacht dient de WM uitgeoefend te worden door organen van de WM die wel nog ter
beschikking staan (= de Koning en de regering) => besluitwetten
o De Duitse bezetter verdeelt het veroverde Belgische grondgebied in drie delen (de hemel, het
vagevuur en de hel)
De General Gouverneur heeft er de militaire leiding, maar er is ook een burgerlijk
bestuur (Zivilverwaltung) en een Politische Abteilung en de bezettingsmacht
Vlaamsgezinden kiezen voor collaboratie: met de steun van de Duitse overheden actief Vlaamse
eisen realiseren
o ‘activisme’
Een kamp dat volledige Vlaamse onafhankelijkheid onder Duitse voogdij wil
Anderzijds een groep die eerder ijvert voor een federalisme
De interesse van Duitse zijde om mee te werken aan de Vlaamse eisen
(Vlamingen overtuigen meewerken met de bezetter en dus realisatie van een
groot rijk vergemakkelijken) = Flamenpolitik
De oprichting van de Raad van Vlaanderen (volksvertegenwoordigende
instelling van alle Vlamingen, een eigen Vlaamse grondwet voorbereiden)
In 1917: een administratieve splitsing => zelfstandig Vlaanderen
Het tweede bezette gebied => het Etappengebiet (zowel het militaire als burgerlijke bestuur
uitoefenen)
Het derde en kleinste gebied => het Operationsgebiet (het eigenlijke militaire gebied, onmiddellijk
achter het front) => hier gelden enkel militaire bevelen
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Het onbezette of vrij België (gemeenten achter de IJzer, waar de Belgische regering blijft regeren
o België verliest tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn neutraal statuut
In de Vrede van Versailles (1919) => geen sprake van Belgische neutraliteit
o België geniet ook gebiedsuitbreiding + een beheersmandaat over Rwanda – Urundi
2. Het interbellum
Het grondgebied is licht uitgebreid met Duitstalig gebied
De noodzaak om steeds coalitieregeringen samen te stellen => de rol van de partijen en de macht van
de partijleidingen stijgen
o Een informateur en een formataur aangewezen (de voorzitter van de kabinetsraad de titel
Eerste Minister)
Na de wapenstilstand 1918 => in Loppem roept Albert de politieke en de economische wereld samen,
maar hij nodigt de conservatieve rechterzijde niet uit
o => staatsgreep van Loppem: België moet moderniseren
Het algemeen enkelvoudig stemrecht wordt in 1919 bij wet ingevoerd (1 van de afspraken van
Loppem)
o Ook vrouwen krijgen al enkele stemrechten
o Voor algemeen vrouwenstemrecht => na de WOII 1948
Economische malaise en politieke verdeeldheid => extreem – rechtse conservatieven
o In Vlaanderen: Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en in Wallonië (Rex)
o In 1936 => vele stakingen en sociaal oproer => extreem – linkse communistische partij
behoorlijk succes
De vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit
o Wetsontwerp van minister Nolf (1923), een halfslachtige oplossing
o De universiteit (Nolfbarak) wordt gesplitst in twee afdelingen
In de ene: 2/3 van de cursussen in het Frans en 1/3 in het Nederlands
In de andere afdeling: net omgekeerd
Volledige vernederlandsing => 1930
Repressie en de oprichting van de rechtbanken voor oorlogsschade
Oorlogsschaderecht => wordt een nieuwe rechtstak, uitspraak over schadeloosstelling, herbelegging
van de vergoedingen en hergebruik
3. De Tweede Wereldoorlog
De regering is genoodzaakt alleen op te treden als wetgever => HvC erkent achteraf dat deze
besluitwetten rechtsgeldig zijn
o Opnieuw ook blijven de Belgische rb het Belgische recht toepassen
Het sociaal overleg is ontwikkeld: WG en WNvertegenwoordigers onderhandelen over de sociale
vrede, de economische toestand en de toekomst van het land
o Regering speelt een bemiddelende rol en bekrachtigt de afgesloten akkoorden
Met de Galopindoctrine proberen ze de economie weer op gang te brengen
Na de bevrijding => op vele plaatsen heeft de bevolking het recht in eigen handen genomen en
collaborateurs vernederd, gefolterd, vermoord
o De repressieprocedures van overheidswege leiden de eerste maanden tot heel strenge
straffen, met effectieve uitvoering van de doodstraf
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
o
De Wet Vermeylen (1961) geeft uiteindelijk aan alle collaborateurs die spijt betuigen over hun
oorlogsverleden hun sociale rechten terug
Ook alle veroordeelden die minder dan 3 jaren gevangen gezeten hebben, krijgen
automatisch hun burgerrechten terug
Het amnestievraagstuk zelf geraakt in België eigenlijk nooit opgelost
4. Evaluatie
België wordt twee keren bezet door Duitsland
o De invoering van de identiteitskaart en woord “Rijkswacht” => uit de Franse tijd (directe
blijvende Legal transplants
o Uit de noodsituatie van de oorlog => de besluitwetten => rechtsgeldig bevonden door HvC
Vierde Geneefse Conventie (1949): een bezetter mag de soevereiniteit in principe niet inpalmen
o Geen nieuwe wetten en instellingen creëren
o Een bezetting is altijd tijdelijk
o Een militaire macht, die enkel maar de bevoegdheid heeft om het bezette gebied te beheren
(handhaving van de openbare orde)
o Het draaiende houden van het economische en sociale leven
o De geldende wetten respecteren
o Bestaande instellingen mogen niet gewijzigd of afgeschaft worden
o Zelfs mag de bezetter niet sanctionerend optreden
o Ook op strafrechtelijk vlak wordt de macht van de bezetter de iure beperkt
De bestaande strafwetten blijven gelden en er mogen geen uitzonderingsrb ingesteld
worden
E. De last van het verleden
België, Nederland en Frankrijk kozen voor de strafrechtelijke vervolging van al wie collaboreerde met
het nazistische regime
o Gekoppeld aan een administratieve zuivering, waarbij politici, ambtenaren en militairen
afgezet worden
De waarheidscommissie: de staat zoekt niet om een zondebok te straffen, maar met de
inventarisering van en openbaarheid over wat er gebeurd is wil men vermijden dat vergeten wordt wat
gebeurd is
o Hieraan een vergoeding van de slachtoffers gekoppeld
De aard van de reactie van de staat => afhankelijk van de aard van de ondergane crisis
2. Verfijning en mondialisering van structuren en mensenrechten: de rechtsstaat
A. Het ideaal van de rechtsstaat (= tegen de praktijk van absolute vorsten)
Rechtsstaat: een staatsorganisatie waarin de diverse overheidsorganen, evenzeer als de bestuurden
of rechtssubjecten, zelf gebonden zijn aan het recht
Immanuel Kant (1724 – 1804): de rechtsstaat is een rechtsorde waarbinnen elk individu zijn
persoonlijke vrijheid kan ontwikkelen
o Rechtsstaat <> politie –of machtsstaat
De Spanjaard Fernando Vazquez (1512 – 1569) schrijft uitdrukkelijk dat de macht de wet groter is dan
die van de vorst
o Nu een wet altijd een eerdere wet opzij kan zetten, terwijl de vorst dat in beginsel slechts kan
met instemming van het volk
De vorst is daarom geen legum imperator, heerser over de wetten, maar een
bewaker, dienaar en uitvoerder ervan
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Rechten en vrijheden laten gelden tegen de overheid => een wezenskenmerk van de rechtsstaat
o Bv het individu is slechts voldoende beschermd tegen de overheid, als een onafhankelijke
(rechterlijke) macht hem daartoe middelen geeft
De formele erkenning van de rechtsstaat is niet voldoende (bv Nazi – Duitsland beweerde dat hun
regime de rechtsstaat respecteert)
In een staat waar alles gebeurt obv de wet => een “wetsstaat”
o Hedendaagse juristen spreken liever van de materiële of substantiële rechtsstaat als ideaal
o De term “rechtsstaat” houdt dus een ethische waardering in
Het bestaan van een grondwet is een element van de formele rechtsstaat
Onder invloed van de internationalisering => ook tegen de wetgever in rechtsbescherming voorzien
(Arbitragehof)
B. Verbreding: internationale bekommernis
1. Inleiding
De wereldoorlogen hebben heel wat publiekrechtelijke evoluties in een stroomversnelling gebracht
Vooral de mensenrechten worden meer en meer een internationale en supranationale
aangelegenheid
o De bescherming van de fundamentele rechten van elke mens wordt een internationale
bekommernis
Denken we maar aan de Universele Verklaringen van de Rechten van de Mens
(1948)
o Binnen de Europese context krijgt de vrijheid anderzijds nieuwe dimensies dankzij de
verwezenlijkingen van de Europese Unie en de Raad van Europa
Ook het Internationaal verdrag van 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO –
Verdrag) tot stand gekomen in de schoot van de VN, heeft directe werking in ons land
In 1958: Benelux Unieverdrag => een economische unie met vrij verkeer van personen, goederen,
diensten en kapitaal
o Een van de voornaamste doelstelling is de harmonisatie van de nationale wetgeving
o “Eenvormige wetten”: wetten met identieke inhoud die door de WM van elk van de drie
landen als nationale wet aangenomen zijn
Wanneer Belgische rechters twijfelen over de precieze betekenis van een bepaling uit
een eenvormige wet => ambtshalve of op verzoek van de partijen in een geding =>
aan het Hof vragen naar de precieze interpretatie ervan
o
2. De Europese Unie
27 lidstaten
1951 EGKS - Verdrag (= de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staat; slechts 6 leden)
o Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië
1957: EEG (= Europese Economische Gemeenschap) en Eurotom – Verdrag (= gemeenschap voor
Atoomenergie)
De Europese Akte (1987) creëert nieuwe bevoegdheden en instellingen
o In het Verdrag van Maastricht van 1992 worden de Europese Gemeenschappen
omgevormd tot de Europese Unie, die veel meer bevoegdheden heeft
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
De oude economische bevoegdheden (eerste pijler), gemeenschappelijk veiligheids en buitenlands beleid (tweede pijler) en samenwerking op het vlak van politie en
justitie (derde pijler)
o
Vijf jaren later (het Verdrag van Amsterdam) wordt een extra klemtoon gelegd op de
mensenrechten
Het beleid inzake asiel, visa en migratie wordt Europees
o
Het Schengenakkoord schaft onder meer de interne paspoortcontroles af
Het Verdrag van Lissabon eind 2007 (in werking getreden op 1 december 2009)
o Het verdrag wil de Unie democratischer en efficiënter maken
o Zo krijgt het Europees Parlement een grotere rol in de wetgeving en begroting en de
subsidiariteit wordt uitdrukkelijk als leidend principe erkend
Er is mogelijkheid tot volksinitiatief => een verzoekschrift indienen
o De EU heeft nu overigens één enkele rechtspersoonlijkheid
Unie: slechts toegewezen bevoegdheden en de lidstaten de residuaire bevoegdheden
o Rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel
De belangrijkste instellingen van de Unie:
o Het Parlement: om de 5 jaren verkozen via rechtstreekse verkiezingen, de jaarlijkse
goedkeuring van de begroting en de controle op de Commissie, kan ook
onderzoekscommissies organiseren => WM
o De Raad van Ministers: bevoegde minister van elke lidstaat
o De Europese Raad: de vergadering van alle staatshoofden en/of regeringsleiders, van de
ministers van buitenlandse zaken en de voorzitter van de EC
o De Commissie: min of meer de UM, de werking van de Europese instellingen en toezicht op
de naleving van de verdragen en de Europese normen
o Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg: RM, ook prejudiciële vragen
3. De Raad van Europa
De Raad van Europa (zetel in Straatsburg): meer leden dan de EU
o De bedoeling Europese conflicten beheersen en vermijden en respecteren van de
mensenrechten (garanderen)
o De Raad propageert de parlementaire democratie en de rechtsstaat
o EVRM (1950, ondertekend te Rome)
Elke belanghebbende kan naar het Hof stappen, na uitputting van alle buitenlandse
rechtsmiddelen
C. Verdieping: naar de effectieve realisatie van de materiële rechtsstaat
1. De evolutie van het kiesrecht
In 1830 => slechts 1 % ban de inwoners van de Belgische “democratie” heeft effectief stemrecht =>
een gevolg van het mannencijns- en capaciteitskiesrecht (situatie is gelijkaardig in andere Europese
landen)
o
o
Tussen 1789 en 1848 is de representativiteit van het stemrecht zelfs in dalende lijn gegaan
In België => cijnsvoorwaarde verlaagd tot het grondwettelijke minimum
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
De grondwetswijziging (1893) na een zware stakingsgolf => voert de stemplicht en het meervoudig
stemrecht in (wet 1899: de evenredige vertegenwoordiging)
Wet van 1919: introductie van het enkelvoudig stemrecht
Wet van 1948: enkelvoudig stemrecht wordt uitgebreid tot de vrouwen
Wet 1981: verlaagt de kiesgerechtigde leeftijd tot 18 jaar
Wet van 2004: actief stemrecht aan niet-EU-burgers (voor de lokale verkiezingen (!aantal
voorwaarden!)
België is één van de ‘late’ leerlingen in de Europese klas wat betreft de gelijkberechtiging van mannen
en vrouwen
o Linkse partijen waren bang voor de uitbreiding van het stemrecht naar de vrouwen toe
(conservatief gaan stemmen!)
Bij verkozenen bleven de vrouwen ondervertegenwoordigd
2. Vrijheden van de tweede en derde generatie
De fundamentele rechten van de eerste generatie:
o Individuele vrijheden
o Een onthoudingsplicht van de overheid
o De overheid mag zich niet mengen in een aantal persoonlijke keuzes
Mensenrechten van de tweede generatie:
o Het is niet voldoende om aan iedereen gelijke arbeidskansen te geven, als men niet tegelijk
een vangnet voorziet voor wie door omstandigheden buiten zijn wil er niet in slaagt arbeid te
verrichten
De rechtsstaat => meer en meer een beschermingsstaat en zelfs een verzorgingsstaat geworden
o De idee is ontstaan dat de overheid soms ook verplicht is om actief op te treden
o Fundamentele rechten worden afdwingbare subjectieve rechten
In 1215 (Magna Charta): baronnen weten een aantal vrijheden afdwingen
In België => het gelijkheidsbeginsel = pas een afdwingbare en algemene autonomie
=> de invoer van de constitutionele toetsing door het Arbitragehof
Resultaat => een welvaartstaat => maar we spreken beter van een verzorgingsstaat:
o De overheid grijpt actief in om de welvaart en het welzijn van alle burgers te verbeteren (een
aantal minimumstandaarden!)
o De staat garandeert niet langer alleen juridische gelijkheid en zekerheid, maar ook socio –
economische gelijkwaardigheid en bestaanszekerheid
Verzorgingsstaat gaat verder dan de beschermingsstaat:
o In de beschermingsstaat genieten slechts de allerzwaksten individuele bescherming
o In de verzorgingsstaat genieten meer en grotere groepen van een gegarandeerde morele en
materiële miminumstandaard
3. Constitutionele toetsing
Supreme Court: in 1803 principe scheiding der machten (bescherming van de vrijheid van het
individu tegen de WM
o Slechts mogelijk als een onafhankelijke instantie de wetten kan toetsen aan de
grondwettelijke principes
o In 1849 heeft het Belgische Hof van Cassatie deze redenering niet willen volgen
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Constitutionele toetsing is na de WOII quasi overal ingevoerd
Smeerkaasarrest (België) van 1971
o HvC aanvaardt dat de Belgische wettekst moet wijken voor de supranationale norm
o Richtlijnconforme interpretatie
o Veroordeling van België door het Straatsburgse hof bij schendingen van de fundamentele
mensenrechten
Tweede achterpoortje => de staatshervormingen
o Wet van 1983: Arbitragehof: een paritair samengestelde nieuwe instelling
o Zich vooral bezig houden met bevoegdheidsconflicten tussen de nationale communautaire en
regionale wetgevers
4. De versplintering van de soevereiniteit en de opkomst van de subsidiariteit
Subsidiariteitsbeginsel: zaken moeten worden geregeld op het niveau dat zich daar best toe leent
o Het plaatselijke, het gemeentelijke, het provinciale, het gemeenschapsniveau, het federale
niveau
5. Het bestuur aan banden
Controle op de UM door een onafhankelijke rb => Raad van State (1946)
o ! exceptie van illegaliteit stond al in de Gw van 1831
RvSt =>ontwikkeling van de beginselen van behoorlijk bestuur (vanaf de jaren 1970)
De wetgever blijft ook een controleur van de UM
o Financieel (begroting: een jaarlijkse schatting van de inkomsten en uitgaven voor het
volgende burgerlijke jaar)
Universaliteit:
Alles moet werkelijk voorzien worden, niet – voorziene uitgaven kunnen niet
geldig gebeuren
Specialiteit:
Elk bedrag moet effectief ook geïnd worden / besteed worden respectievelijk
langs het specifiek voorziene kanaal of voor het specifiek voorziene doel
Bv geld voor defensie ? dan kan men dit niet besteden aan sociale
zekerheid (tenzij na parlementaire goedkeuring van een
begrotingswijziging)
o Inhoudelijk
Het Parlement kan de aanwezigheid van een minister vragen
De mogelijkheid om vragen te stellen aan een regeringslid (mondelinge vragen over
actuele problemen) (schriftelijke vragen mbt het beleid van de minister of de
interpretatie van wetten en uitvoeringsbesluiten)
Interpellatie van een minister door het Parlement (niet meer informatief, maar kritisch!
Op het matje roepen van de minister, zijn / haar beleid werkelijk verantwoorden)
Een gewone of eenvoudige motie = de orde van de dag
De motie van vertrouwen = Parlement zijn vertrouwen in de regering / een lid
bevestigen
Een motie van wantrouwen = gebrek aan vertrouwen in de berokken minister
(aftreden / hele regering valt)
Een motie van aanbeveling = rekening houden met het standpunt / de visie
van het Parlement
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Parlementaire onderzoekscommissie (verregaande controlemiddel)
Wanneer er vermoedens van ernstige misbruiken / disfuncties zijn van de
regering / administratie, kan een parlementaire onderzoekscommissie worden
opgericht
Grote bevoegdheden, als een echte onderzoeksrechter allerhande
betrokkenen en derden horen
Bv Bende van Nijvel (1996)
Bv zaak – Dutrouw (1996)
Bv dioxinecrisis (1999)
6. Internationalisering
Sinds WOII => stukjes soevereiniteit afstaan aan het supranationale niveau (een nieuwe scheiding
van machten)
o Supranationale macht beschikt over steeds meer controle – en
sanctioneringsmechanismen
o Meer aandacht aan het individu besteden !
Zo kan een individue tegen zijn eigen overheid verhaal zoeken bij EGvEA, HvJ in
Luxemburg / EHRM in Staatsburg
Omgekeerd richt de internationale publieke aandacht zich nu ook tegen individuen
(2002 Internationaal Strafhof, Joegoslavië – en het Arushatribunaal,
Nürnbergtribunaal)
Internationaal Militair Tribunaal steunde op het Verdrag van Londen (1945)
D. Maar toch nog werk aan de winkel
19de eeuw: politieke partijen waren wettelijk niet geregeld
20ste eeuw: een aantal klassieke fundamentele vrijheden toch weer aan banden gelegd (bv
Negationismewet en Anti – discriminatiewet)
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9: De Belgische (partij) politiek
1. De politieke partijen en de klassieke Belgische breuklijnen (de verzuiling)
A. Definitie en “wettelijk” statuut van partijen
Statuut van de politieke partijen zijn niet wettelijk geregeld. In de grondwet is niets bepaald over hun
vorm / bestaansvoorwaarden
o Er zijn nog geen partijen
o Minder nood aan een partijstructuur, omdat de belangrijkste facties (de katholieken en de
liberalen) kunnen steunen op de bestaande structuren van respectievelijk de Kerk en de
Loge
“Ongeregeld”:
o Nieuwe ideeën kunnen gemakkelijk resulteren in nieuwe partijen
o Zich volgens haar eigen principes organiseren
o Politieke acties door de partijen kunnen ontsnappen aan gerechtelijke vervolging
Raad van State kan alleen beslissen om bij wijze van sanctie de publieke geldkraan toe te draaien
18 november 2003: zaak tegen drie financieringsvzw’s van het Vlaams Blok (HvC geoordeeld):
o Een partij is geen politieke instelling (niet het HvA bevoegd)
o
Het Hof van Cassatie maakt een onderscheid tussen “de politieke instelling” en een “medium
voor de werking van de politieke instelling”
Enkele aspecten van het partijpolitieke leven toch regelen:
De beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven
De financiering en de open boekhouding van de politieke partijen
Ingegrepen in de kieswetgeving (bv een minimale kiesdrempel,
kiesomschrijving)
Minimale elementen van een definitie:
o Een vereniging: een minimumaantal leden is er niet, maar één man of één vrouw is niet
genoeg
o De leden van de partij zijn ideologisch gelijkgestemd: delen dezelfde principes
o De uitdrukkelijke bedoeling hebben om deel te nemen aan de publieke macht
Amerikaans voorbeeld:
o Een tweepartijenstelsel zorgt voor stabiliteit
België:
o Meer dan een eeuw drie partijen geweest:
De liberalen, de katholieken en de socialisten
=> verzuiling: het hele middenveld, het verenigingsleven, de sociale, gezondheids –
en onderwijsvoorzieningen
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 1
B. Ontstaanstheorieën en functies
Het tot stand komen van een partij is een gevolg van de democratisering van de vertegenwoordiging
De socio – economische benadering => vertrekt meer vanuit de feitelijke maatschappelijke situatie
o Telkens wanneer zich nieuwe mogelijkheden voordoen, ontstaan er ook nieuwe problemen
Vier veel voorkomende tegenstellingen:
o Religieuze (katholieken vs liberalen)
o Etnische (Vlamingen vs Walen)
o Economische (primaire, secundaire en tertiaire sector)
o Werkgevers vs werknemers
Hoe meer nieuwe problemen rijzen, hoe meer tegengestelde visies mogelijk zijn
Opdrachten van een politieke partij:
o Expliciterend: gemakkelijke de ideeën expliciteren waarvoor de groep partijmensen staat
o
Mobiliserend: drukken uit voor welke belangen ze staan, de massa wordt gemobiliseerd.
Uiteindelijk is het immers de bedoeling elk kiesgerechtigde te overtuigen
o
Rekruterend: uit de geïnteresseerden en geëngageerden rekruteert de partij haar kandidaten,
haar partijfunctionarissen en politieke mandatarissen
o
Organisatorisch: zorgen voor cohesie in de groep
Toenemende professionalisering en specialisering (binnen elke partij specialisten!)
“Electoralisering” => de hele partijwerking zwalpt van verkiezing naar verkiezing.
C. Summiere geschiedenis van de belangrijkste Belgische partijen
1. De liberalen
In het Nationaal Congres => meer katholieken dan liberalen
o Wel samenwerking tussen liberalen en katholieken (onder invloed van Lammenais)
Voor Lammenais zijn de liberale principes geen doctrine, maar een pragmatische eis
o
De kerk => onderwijsvrijheid (na de onafhankelijkheid de Leuvense Rijksuniversiteit
afschaffen en weer een katholieke instelling ervan maken)
Katholieken en liberalen hanteren in hun politieke handelingen uitsluitend het Frans
Tussen het midden van de 19de eeuw en 1884 is liberalisme troef
o Waalse staalindustrie (Cockerill) => België wordt een industriële topnatie
o Handel krijgt alle kansen (naamloze vennootschappen oprichten wordt mogelijk)
o De oude stedelijke octrooibelastingen worden afgeschaft
o De arbeider moet steeds zijn werkmansboekje bij zich hebben om te bewijzen dat hij van zijn
baas verlof kreeg het werk te verlaten
o Werkrechtersraden (waarvan de voorzitter een werkgever is)
Van 1884 tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
o De liberalen behoren tot de oppositie
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 2
Tijdens het interbellum
o Sociale problemen op het programma
o De liberalen maken deel uit van de meeste coalities
Na de Tweede Wereldoorlog
o De communisten als derde partij van het land
o Onder invloed van de koningskwestie en de schoolstrijd worden enkele coalities aangegaan
met communisten en socialisten
1970: een breuk binnen de PVV-PLP
Einde ‘70
o Een ideologische herbronning (Guy Verhofstadt, in 1982 wordt hij de voorzitter van de PVV)
2. De socialisten
De socialisten vormen na de liberalen als tweede een partij in België
de
Midden 19 eeuw tot WOI => de sociale kwestie bepaalt de politieke agenda
1857 in Gent: de eerste twee vakbonden worden opgericht (de Broederlijke Wevers en de
Noodlijdende Spinners)
o ! 1791 de wet Le Chapelier (het coalitieverbod) blijft gelden tot 1886
1877: de Vlaamsche Socialistische Arbeiderspartij opgericht
o “De Belgische Socialistische Partij” => na een fusie met Brusselse groepen en na aansluiting
met de Walen wordt ze vanaf 1885 de Belgische Werkliedenpartij (BWP)
Verbruikscoöperatieven, mutualiteiten, volksapotheken
o
Edward Anseele (1856 – 1938): de eerste Vlaamse socialist in de Kamer van
Volksvertegenwoordigers
1919: eerste verkiezing volgens het algemeen enkelvoudig stemrecht
1935 Hendrik de Man wordt minister (de ontwerpen van het Plan van de Arbeid)
Achille van Acker (1898 – 1975): minister van Sociale Zaken en Eerste Minister => gaf vorm aan de
Belgische sociale zekerheid
SP grijpt de “nieuwe” thema’s aan om kiezers te overtuigen, voor vrouwenrechten, tegen
kernbommen, voor meer milieu –en natuurbehoud, …
3. De katholieken
De katholieken zijn vanaf de onafhankelijkheid sterk en politiek actief
In de jaren 1860 ontstaan: een Federatie van Kiesverenigingen en Bond van Katholieke Kringen
Charles Woeste !
Arbeidersbeweging (Daens!)
o De pauselijke encycliek Rerum Novarum (1891) => de voorkeur aan corporatistische
organisatie (maar de christelijke arbeiders ook toelaten lid te worden van een afzonderlijk
vakbond van arbeiders of bedienden)
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 3
Vanaf de jaren 1880 groeit bonden en verenigingen
In 1945 stichten politici de Christelijke Volkspartij en werken een vernieuwend programma uit
1965: de partij meer autonomie geven
o 1968 Leuven Vlaams (de val van de regering van Gaston Eyskens)
Gaston Eyskens ’60: schoolpact, onafhankelijkheid van Congo, Eenheidswet
Leo Tindemans ‘70
Wilfried Martens ’80: besparingen, devaluatie van de Belgische frank,
staatshervorming
Jean-Luc Dehaene ’90: globaal plan & Sint-Michielsakkoorden van de vierde
staatshervorming
o 1999: Dioxinecrisis
4. De taalpartijen
De vrijheid van het gebruik der talen => volledig verfranste Belgische staat
1860: in Antwerpen de Meetingpartij (vooral mensen uit de middenklasse die bezwaren hebben tegen
de verfranste elites en tegen het militaristische regeringsbeleid)
1989: het cordon sanitaire afsluiten
o Nooit samen met extreem – rechts en ondemocratisch bestempelde partij (Vlaams Blok)
politieke akkoorden sluiten / regeercoalities vormen
2000: de Liga voor de Rechten van de Mens & het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding
o Dagvaarding tegen drie financieringsvzw’s van de partij (Vlaams Blok)
o Inbreuken op de Anti – discriminatiewet
o Gerechtelijk staat het vast dat het Vlaams Blok een racistische partij is die aanzet tot
discriminatie => een nieuwe partij => Vlaams Belang
5. De communisten
Na de WOII slagen de communisten toch even erin om deel uit temaken van de coalitieregering
o Het extreme communisme door die regeringsdeelname geneutraliseerd
Na de oorlog en in tijden van Koude Oorlog kan de partij geen steun meer vinden in het
communistische Rusland
2. De belangrijkste politieke evoluties
A. Kerk en staat en het ideologische debat
Nooit echt een radicale scheiding van Kerk en staat geweest in België
Art. 19 tot 21 Gw zijn vruchten van het “Monsterverbond”
o Elke bemoeiing van de overheid met het kerkelijk leven opgeheven
Toch blijven de bedienaren van de (erkende) erediensten betaald door de staat en is
er ook financiële ondersteuning van de wereldlijke middelen van de Kerk
De rooms – katholieke Kerk is vandaag niet meer de enige erkende eredienst
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 4
De eerste schoolstrijd (1879 – 1884) betreft het lager onderwijs
o De liberale regering schaft de subsidie van de vrije gemeentescholen af en verplicht de
gemeenten een neutrale school op te richten (stijging belastingen)
o Het godsdienstonderwijs wordt vervangen door moraal
o ! 1884 de katholieke regering maakt de liberale schoolwet ongedaan
De tweede schoolstrijd (1954 – 1958)
o Inkrimping van de subsidiëring aan het vrije, nu middelbare, onderwijs ten bate van nieuw op
te richten rijksscholen
o ! 1958 Schoolpact: een overeenkomst tussen de drie partijen, achteraf bekrachtigd door de
wetgever)
!1973 Cultuurpact:
o Een afspraak tussen alle grote partijen (alleen de Vlaamse Unie tekende niet), bevestigd bij
nationale wet en uitvoering gegeven bij Vlaams decreet
o De wettelijke bescherming van de ideologische en filosofische minderheden
B. Verdere uitbouw van de verzorgingsstaat via overlegdemocratie
Sociale wetten 1886 – 1889 en 1900 - 2010:
o Beperking en verbod op bepaalde vormen van kinder – en vrouwenarbeid,
arbeidsduurreglementeringen in bepaalde sectoren, codificatie en inspectie van de
werkvoorwaarden
Vanaf 1919 vergaderen de eerste paritaire commissies en worden collectieve arbeidsovereenkomsten
afgesloten
De socialistische minister van Arbeid Hendrik De Man (1935) stelt in 1935 Plan van de Arbeid
o Het terugdringen van de werkloosheid door het realiseren van grote openbare werken
C. Van Vlaamse ontvoogding tot federale staat
1. De taalkwestie
Flamingantisme:
o De Commissie der Vlaamse Grieven 1856
o Naast het Frans ook de Vlaamse taal in Vlaanderen erkend zien
Terdoodveroordeling van de Vlaamse arbeiders Coucke en Goethals => het nemen van wetgevende
maatregelen
1873 de eerste taalwet wordt afgekondigd, de taal van de strafprocedure
o Vlamingen hebben het recht op een vervolging en procedure in hun eigen taal
1878: de wettelijke regeling van het taalgebruik in bestuursaangelegenheden
o In Vlaanderen is de bestuurstaal in principe Vlaams, maar wie het wenst mag zich in het
Frans uitdrukken tegenover de overheid (omgekeerd in Wallonië geldt niet)
1883 het officiële onderwijs
o Vlaamse kinderen hebben recht op middelbaar onderwijs in de eigen taal
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 5
De Wet Coremans- De Vriendt (Gelijkheidswet van 1898)
o Alle wetten, besluiten en verordeningen moeten zowel in het Frans als het Nederlands
afgekondigd worden
o Beide teksten verschijnen naast elkaar in het BS en hebben dezelfde authentieke kracht
1930: vernederlandsing Gentse universiteit
De gelijkheid voor Walen en Vlamingen wordt gerealiseerd door wetten van 1921 en 1932 op het
taalgebruik in bestuurszaken
Het territorialiteitsbeginsel wordt nu vastgelegd;
o In Vlaanderen Vlaams, niet langer als mogelijkheid, maar als regel
o Terwijl Vlaanderen dus vernederlandst, verfranst het Brusselse
1935: het gebruik der talen in gerechtszaken (wordt nog steeds uitdrukkelijk vermeld in elke Belgische
rechterlijke uitspraak)
Tijdens het interbellum => stappen gezet naar de latere defederalisering
o Compris des Belges (scheuring van België wordt afgewezen, maar de eentaligheid van beide
landsdelen bevestigd)
1938: adviserende cultuurraden effectief opgericht
Tijdens WOII gaan een aantal Vlamingen in de collaboratie
1968: Leuven Vlaams
1970: grondwettelijk vastgelegd dat er vier taalgebieden zijn en dat de cultuurgemeenschappen een
zekere bevoegdheid krijgen inzake taalaangelegenheden
2. De defederalisering
1968 – 1973 Gaston Eyskens:
o Culturele autonomie wordt erkend
o In de Grondwet verschijnen drie “cultuurgemeenschappen” met decreterende bevoegdheid
o Leden van de taalgroepen van het Belgische parlement
o De verkozenen hebben een dubbelmandaat
o Gewesten bestaan in de Grondwet, maar hun bevoegdheden worden nog niet bepaald
(1977 – 1978 Egmont –en Stuyvenbergakkoorden: )
o Het naast elkaar bestaan van staat, gemeenschappen en gewesten
o De akkoorden worden niet uitgevoerd
1980 – 1983 Wilfried Martens:
o Ook de persoonsgebonden bevoegdheden worden aan de gemeenschappen toebedeeld
o De gewesten krijgen nu vorm
o De bijzondere wet tot hervorming der instellingen bepaalt de bevoegdheden en werking van
deze instellingen
o Gemeenschappen en gewesten hebben een decreetgevende raad en een executieve
o Ook de Duitstalige Gemeenschap krijgt nu decreterende bevoegdheid
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 6
1988 – 1990 Wilfried Martens:
o Zowel de gemeenschappen als de gewesten krijgen nu bijkomende bevoegdheden
o De communautarisering van het onderwijs verschuift naar de deelstaten
o Faciliteitengemeenten worden nu gebetonneerd
o Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt eindelijk ordonnantiegevende bevoegdheid
1993 Jean – Luc Dehaene:
o De Sint – Michielsakkoorden worden onderhandeld
o De financiering van de gemeenschappen en gewesten wordt herbekeken
o Het dubbelmandaat wordt afgeschaft
o De leden van gemeenschaps –en gewestraden worden voortaan rechtstreeks verkozen
o De Grondwet wordt in 1994 opnieuw gecoördineerd
o België is een federale staat geworden
o Art. 35 Gw met overgangsbepaling
Guy Verhofstadt:
o Uitbreiden van de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten
o De financiering wordt aangepast
o De defederalisering van het gemeentelijke en provinciale niveau
o Gewesten krijgen een grotere autonomie
Zelf opzoeken zesde staatshervorming (!)
D. De rol van de vorst
1830 – 1831 Leopold I als koning
o Biedt de beste garanties voor rust en orde
Leopold II eist enkele keren het ontslag van de regering
Albert I WOI: tot 1930 zit hij steeds de ministerraad voor
Leopold III: wil nog steeds zijn persoonlijke macht zoveel mogelijk gebruiken
o Koningskwestie WOII
Boudewijn & Albert II => slechts een unificerende en matigende functie toegeschreven, geen reële
macht
Koningskwestie:
o Op de rand van de burgeroorlog
o
Voorlopig wordt het regentschap waargenomen door Leopols broer
Weigert om de regering Pierlot naar Londen te volgen
Had een rechtstreeks onderhoud met Hitler
Huwelijk met een burgermeisje
Hij neemt een zeer autoritaire houding aan tav regering en parlement
o
Boudewijn “mini – Koningskwestie” 1990
De Koning blijft een belangrijke symbolische rol vervullen
o Hij vertegenwoordigt het land en straalt een zeker moreel gezag uit
o Ook de bemiddelaar bij uitstek
Emine Özen – Geschiedenis samenvatting – Hoofdstuk 9
Pagina 7
Download