ANW in het NIEUWS - Universiteit Utrecht

advertisement
ANW in het NIEUWS
versie 4, december 2001
St. Bonifatius College, Utrecht
Wet orgaandonatie
werkt niet
de computer toegang tot het register en kunnen
dus onmiddellijk zien of zij van iemand die dood
bij hen binnenkomt, of die zij niet hebben weten
te redden, de organen mogen wegnemen of niet.
NRC, 17 november 2001
Sinds 1998 heeft Nederland een Wet op de
Orgaandonatie (WOD). De reden dat die werd
ingevoerd, was de grote behoefte aan meer
donororganen. Minister Borst hoopte dat door
die wet veel meer mensen hun organen na hun
dood
beschikbaar
zouden
stellen
voor
transplantatie. Drie jaar na invoering komt een
onderzoeksgroep van TNO tot de conclusie dat
de wet heeft gefaald. Er zijn nu zelfs minder
organen beschikbaar dan eerst. De wachtlijsten
van patiënten die een nieuwe nier, long, lever of
ander orgaan nodig hebben, worden almaar
langer.
Toen de wet werd ingevoerd kregen alle
Nederlanders die op dat moment 18 jaar of
ouder waren, een formulier toegestuurd. Daarop
konden ze kiezen uit drie mogelijkheden. Ze
konden wel of geen toestemming geven voor
gebruik van hun organen na hun dood. Ze
konden ook aangeven dat ze de beslissing
daarover
wilden
overlaten
aan
hun
nabestaanden.De
gegevens
uit
de
teruggestuurde formulieren liggen opgeslagen in
het donorregister. Alle ziekenhuizen hebben via
Elke maand wordt het register nog uitgebreid
met de gegevens van Nederlanders die in die
maand achttien jaar zijn geworden. Kort na je
achttiende verjaardag krijg je zo'n formulier
toegestuurd, met het verzoek dit ingevuld weer
terug te sturen.
Maar het probleem is: lang niet iedereen stuurt
het formulier terug. Dat doet maar ongeveer 40
procent van de Nederlanders. Van deze groep
zegt 55 procent ja, 35 procent zegt nee, en tien
procent wil het overlaten aan de nabestaanden.
Dat betekent dus dat zo'n 60 procent van de
bevolking helemaal niet reageert. En de wet zegt
dat iemand van wie geen beslissing bekend is,
beschouwd moet worden als iemand die géén
toestemming geeft.
Indertijd is daar in de Tweede Kamer nog
uitvoerig over gedebatteerd. Eigenlijk voelde een
meerderheid toen meer voor een ‘geen bezwaar'systeem. Dat houdt het tegenovergestelde in,
namelijk dat mensen moeten reageren als ze
geen toestemming willen geven. Vullen ze het
formulier niet in, dan gelden ze als personen
van wie de organen na hun dood gebruikt
mogen worden. Maar minister Borst koos in
1998 voor het huidige uitgangspunt. Zij vond
het beter als burgers bewust een keuze zouden
maken.
Als je nog geen 18 bent kun je ook een formulier
invullen. Dat haal je dan op bij de huisarts of de
apotheek. Maar zelfs als je daarop invult dat je
organen beschikbaar zijn voor transplantatie,
moeten na je dood toch je ouders hierover
beslissen.
Alleen voor donoren
Orgaan voor iedereen
UN, 17 november 2001
UN, 17 november 2001
Door Ton Voermans
De wet op de orgaandonatie uit 1998 had moeten zorgen voor
aanmerkelijk meer organen. Het systeem faalt. Waarom willen mensen
geen donor zijn? 'Ik vind het een enge gedachte.' 'Ben je wel echt dood
als je in coma ligt?' 'Ik wil respect voor mijn dode lichaam.' Allemaal
valide argumenten en vragen. Maar wat blijft daar van over als de eigen
nieren het begeven, of het eigen hart doodziek is? Mensen die een
nieuwe nier of een nieuw hart nodig hebben en dat weigeren ken ik niet.
Iedereen wil wél ontvangen, maar niet doneren. Hoe kan het aantal
beschikbare organen dan omhoog? Draai de situatie rigoureus om:
iedereen is donor tenzij hij expliciet bezwaar maakt. Mensen zijn lui, dus
dat zal het aantal orgaandonoren wel opschroeven. Of nog krasser: wie
geen donor wil zijn, verspeelt zijn rechten om zélf een orgaan van een
ander te ontvangen. Waarom zou ik-geregistreerd donor - mijn organen
schenken aan iemand die dat mij of de mensenwaar ik van hou ontzegt?
Ik respecteer het leven van anderen; ik respecteer hun
zelfbeschikkingsrecht; ik heb eerbied voor hun dood. Maar datzelfde
respect wil ik wel graag terug. Als iemand kiest om zijn organen mee te
nemen in zijn graf, mag ik kiezen om ze te schenken aan mensen die dat
niet doen. Iemand die niet is geregistreerd als donor komt onderaan de
wachtlijst. Misschien leidt zo'n rigoureuze maatregel tot meer
donororganen, wie op een wachtlijst staat weet hoe zeer dat nodig is. En
het uitsluiten van mensen voor orgaandonatie, gaat niet over doneren
aan mensen met een andere levensovertuiging, religie, of ras, of doneren
aan niet-rolvers voor mijn part. Het gaat over leven of dood.
Door Mireille Beentjes
Donororganen zijn schaars. Hoe verdeel je ze onder wanhopige,
wachtende mensen voor wie nog langer wachten fataal kan zijn? Mag je
mensen daarbij afrekenen op eerder gedrag waardoor hun gezondheid in
negatieve zin is beïnvloed? ]ij hebt gerookt en teveel gesnoept en dus
krijg jij die nier niet want over tien jaar zijn je aders dichtgeslibt en loop
je kans op een infarct.'
Of mag je zeggen: 'Even kijken of u zelf als donor staat geregistreerd...
Nee, zie ik, nou dan krijgt u geen nieuw hart, want waarom zou u iets
krijgen wat u een ander niet gunt?' Ik moet er niet aan denken dat
dergelijke argumenten bij de verdeling van organen een rol zullen spelen.
Alle mensen, jong, oud, gezond, minder gezond, hebben recht op een
nieuwe kans op leven als die bestaat. Ik snap best datje als medicus
eerder geneigd zult zijn een donororgaan in een jonge, gezonde patiënt te
transplanteren. Maar het mag niet zo zijn dat mensen op grond van
eerder gedrag of eerdere keuzen kunnen worden gediskwalificeerd..
Het leven is gelukkig een leerproces. Dat maakt het nu juist zo
interessant. Iemand die voordat hij bijvoorbeeld die nierziekte kreeg,
heeft ingevuld dat hij geen donor wil zijn, zal daar zijn reden voor
hebben. Waarom zou hij een egoïstisch motief hebben? Misschien zijn er
religieuze overwegingen, waarschijnlijk speelt vaak irrationele- angst een
rol. In elk geval is het een zeer persoonlijke keuze, waar mensen met
minder bedenkingen niet over kunnen en mogen oordelen. 'Dan moet ie
ook maar geen orgaan accepteren', kan daarop een reactie zijn. Nee,
want het mooie van leven is dat mensen tot nieuwe, andere inzichten
kunnen komen. Je kunt ze daarom niet vastpinnen op ideeën die ze
eerder hadden. Hetzelfde geldt voor mensen die ongezond hebben
geleefd. Datje gezond zou moeten leven, is een bewustwording. Soms
komt die vroeg, soms nooit, en soms laat. En stel datje geprobeerd hebt
gezond te leven, maar dat dat niet zo goed is gelukt. Ben je dan een
minder mens dan anderen, met minder rechten? Ik vind van niet. Wat is
er
immers
menselijker
dan
bezwijken
voor
verleidingen?
Keuze
Ik mag die keuze maken. Want de organen die ik doneer zijn tezijnertijd - betaald met mijn leven. En dat is zo'n hoge prijs, dat ik mag
vragen dat ze worden gebruikt voor mensen die hetzelfde voor mij
zouden doen als de rollen omgekeerd zouden zijn.
ANW-vraag: Is er een crisis in de orgaandonatie? Wat is jouw mening? Hoe lossen we dit probleem op?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
1
St. Bonifatius College, Utrecht
Overbodig sterven
voor een hoger doel
Volkskrant, 17 november 2001
Talloze muizen en ratten leggen het
loodje
bij
de
verplichte
kwaliteitscontroles van geproduceerde
vaccins.
Daarvoor
bestaan
alternatieven, die zich helemaal in een
reageerbuis afspelen. `Als die muizen
apen waren, was de wereld te klein.'
Een muis aan tetanus zien doodgaan, dat went
nooit, zegt prof. dr. Coenraad Hendriksen,
hoogleraar Alternatieven voor Dierproeven aan
de Universiteit Utrecht en onderzoeker bij het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM). Muizen die zijn ingespoten met tetanus
ondergaan hun laatste uren met zichtbaar
pijnlijke, spastische krampen. `Een heel
vervelend gezicht. De meeste onderzoekers in
het laboratorium vinden het nare testen en
willen er best vanaf.'
Probleem is dat de muizen sterven voor een
hoger doel, namelijk voor de productie en
controle van vaccins en hormoonpreparaten. Ze
worden geofferd voor de bestrijding van ziektes
waaraan mensen en (landbouw)huisdieren zelfs
kunnen overlijden. Voor dat doel zijn
dierproeven onomstreden. Vorig jaar was 20
procent van de Nederlandse testen erop gericht:
150 duizend van de bijna 750 duizend
dierproeven in totaal. Maar dat kan minder véél minder zelfs vindt Hendriksen. Afgelopen
week hield het RIVM een symposium in Utrecht
om dat te beargumenteren bij vakgenoten en
andere geïnteresseerde wetenschappers. Nieuwe
technieken maken het mogelijk om levende
proefdieren te vervangen door reageerbuizen en
analyseapparatuur. Synthetische vaccins, die in
apparaten op samenstelling gecontroleerd
kunnen worden, zouden de huidige biologische
middelen helemaal kunnen vervangen en
daarmee één op de vijf dierproeven overbodig
maken.
Deels gaat het om `pure sciencefiction',
waarschuwde onderzoeker dr. K. McCullough
van het Zwitserse Institute of Virology and
Immunoprophylaxis. Maar anderzijds zijn de
eerste vaccins volgens dit procédé al op de
markt, zoals een vaccin tegen hepatitus-B dat
in
gist
wordt
gemaakt
en
met
de
gaschronomatograaf kan worden geanalyseerd.
`Op het gebied van dierproeven is via deze weg
nog substantiële winst te behalen', zegt de
Utrechtse hoogleraar. `En dat komt goed uit,
omdat het totale aantal dierproeven al enkele
jaren niet meer daalt, maar toeneemt.'
De productie van medicijnen of vaccins lijkt
voor buitenstaanders misschien hightech te
zijn, maar het basisprincipe is vaak verassend
primitief. Sommige vaccins worden nog steeds
opgekweekt in simpele glazen halve-literflessen
en gefabriceerd in relatief kleine hoeveelheden
van honderd tot duizend liter per keer. Omdat
in principe elke partij verschillend kan zijn,
moeten voor elke productiegang nieuwe
proefdieren voor kwaliteitscontrole worden
ingezet.
Dat gebeurt via `challenge-proeven' waarbij een
groep van doorgaans twintig dieren vier
verschillende doses van het vaccin krijgt
toegediend. Vervolgens krijgen ze ziektekiemen
ingespoten, en wordt gekeken hoe de dieren
reageren. Zo bewijzen ze keer op keer de
werkzaamheid van de stof, door al of niet bij
een dodelijk geachte dosis te overlijden. De
methode is betrouwbaar, bijna vijftig jaar oud
en verplicht gesteld in wettelijke voorschriften.
Alleen al bij het RIVM sterven jaarlijks
duizenden proefdieren om de werkzaamheid en
kwaliteit de vaccins tegen bijvoorbeeld tetanus,
kinkhoest en difterie te bewaken.
En dat is nog relatief weinig, want een veelvoud
van dat aantal dieren vindt de dood in de
testlaboratoria
van
de
Nederlandse
diergeneesmiddelenindustrie. Muizen worden
het vaakst gebruikt. Daarna komen ratten,
cavia's en konijnen, plus een kleiner aantal
honden, kippen of varkens wanneer het vaccin
speciaal voor dat dier is bedoeld. Via een
rekenkundige analyse van oude testrapporten
bewezen RIVM-onderzoekers tien jaar geleden al
dat de betrouwbaarheid van de test niet minder
wordt wanneer het aantal beesten per
controlegroep werd verminderd van twintig naar
twaalf. En dát aantal kan, zo werd onlangs
vastgesteld, weer worden teruggeschroefd naar
acht wanneer van de beesten alleen het bloed
wordt afgenomen en geanalyseerd, in plaats van
af te wachten of de dieren zelf ziek worden.
`Probleem is dat de betrouwbaarheid van de
methode nog moet worden bewezen', zegt de
hoogleraar. De instanties die moeten besluiten
over de toelating van nieuwe methodes, zijn in
aanleg conservatief. Het RIVM heeft te maken
met de Europese Farmacopee, een instituut van
de Raad van Europa. Zielige muizen zijn op dit
niveau het argument niet, weet hij. En dat werd
afgelopen week beaamd door veel buitenlandse
onderzoekers in Utrecht. Dat het aantal
proefdieren kan worden teruggedrongen, is
weliswaar meegenomen, maar belangrijker is
dat de tests met analyseapparaten en
reageerbuizen betrouwbaarder, goedkoper en
beter te reproduceren zijn. `Dat is ook de reden
waarom veel ontwikkelingslanden in de
techniek geïnteresseerd zijn. Vele hebben een
eigen
vaccinproductie
waar
enorme
dierenlaboratoria aan zijn verbonden. Ik ben
geweest in instituten in Vietnam en Indonesië,
met elk een half miljoen proefdieren. Het gaat
daar niet zozeer om de reductie van het
proefdiergebruik, maar om de reductie van
kosten, plus het feit dat dierproeven onder
tropische
omstandigheden
vaak
moeilijk
uitvoerbaar zijn.'
In Nederland speelt het ethisch aspect een
grotere rol, maar helemaal tevreden is
Hendriksen niet. Bij zijn inauguratie als
bijzonder
hoogleraar
Alternatieven
voor
Dierproeven aan het Wetenschappelijk Centrum
Dier en Maatschappij (WCDM) in Utrecht
bepleitte
hij
vorig
jaar
een
strengere
verantwoording van proefdiergebruik door
wetenschappers. De helft van de Nederlandse
proefdieren wordt gebruikt op universiteiten,
voor allerlei promotieonderzoek. `Iedereen zou
in zijn of haar proefschrift moeten uitleggen
waarom hij dieren heeft gebruikt en waarom
dat niet anders kon. Onderzoekers staan nog
steeds niet voldoende stil bij de mogelijke
alternatieven.'
In 1978 werden in Nederland anderhalf miljoen
proefdieren gebruikt. Na een sterke daling in de
jaren tachtig stabiliseerde dat op ongeveer
zevenhonderdduizend. Maar de laatste twee
jaar loopt het weer op, met name door de
toename van het gebruik van genetisch
veranderde
muizen.
De
actieclubs
en
organisaties die tegen proefdieren zijn, vindt hij,
zouden zich nadrukkelijker met die alledaagse
werkelijkheid moeten bezighouden.
`Zij moeten scoren bij hun achterban en richten
zich op de meest aaibare dieren, omdat die het
zieligst zouden zijn. Maar daar ligt het grootste
probleem niet. Nog los van het argument dat die
pakweg zeshonderd apen meestal niet aan de
proef overlijden, en ook niet bij de echt
vervelende experimenten zijn betrokken. Meer
dan 60 procent van de proefdieren bestaat uit
muizen en ratten. Soms lijkt geen hond daarin
geïnteresseerd.'
Jeroen
Trommelen
ANW-vraag: Het gebruik van dieren om vaccins te testen lijkt vrij onomstreden. Het gaat toch om onze gezondheid, niet waar? Is
het alternatief dat in dit artikel geschetst wordt een redelijk alternatief?
De zwarte dood
NRC, 16 november 2001
ook mogelijk wanneer met speeksel bevuilde
goederen aangeraakt werden. Longpest kende
in nagenoeg alle gevallen een fatale afloop.
In Europa en de Verenigde Staten wordt
gevreesd voor een terroristische aanslag
met het zeer besmettelijke pokkenvirus,
maar hoe gevaarlijk is die andere, zeer
dodelijke ziekte, ook wel de zwarte dood
genoemd? In onderstaand artikel wordt een
beeld gegeven van de impact die de ziekte
op de samenleving had.
Hoewel Europa al in 1347 kennis maakte met
de pestbacil, duurde het tot 1894 voordat deze
door de Fransman Yersin herkend en
beschreven werd. De pestbacil veroorzaakte
een
uiterst
besmettelijke
infectieziekte,
waaraan twee hoofdvormen onderscheiden
kunnen worden: de longpest en de builenpest.
De longpest wordt direct van mens op mens
door hoesten overgebracht. Besmetting was
ANW in het NIEUWS, nummer 4
Bij de tweede vorm, de builenpest, komt de
besmetting tot stand door een vlooienbeet. Op
de plaats van de beet vormt zich een puistje,
dat snel uitgroeit tot een zwarte zweer. Op de
tweede of derde dag worden de lymfeklieren
-meestal in de lies, maar soms ook in de oksel
2
of nek - groter en neigden tot etteren. Na acht
tot tien dagen kan de pest vanzelf verdwijnen,
wat in 20 tot 40 procent van de gevallen
gebeurt. Maar meestal sterft de pestlijder
binnen enkele dagen een pijnlijke dood.
Dankzij nauwkeurige verhandelingen is veel
bekend over de pestepidemieën die de
Nederlandse gewesten teisterden. Zo schreef de
Nijmeegse
geneesheer
IJsbrand
van
Diemerbroek
naar
aanleiding
van
de
pestepidemie van 1635-1636 een traktaat
waarin 120 patiënten worden beschreven. In
`casus 107' beschreef hij het tragische lot van
Frangois Lankfort, `een sterk man' die bij het
ontwaken een grote benauwdheid in de
hartstreek voelde. Lankfort herkende dit als
een pestsymptoom en nam terstond een goede
dronk alsemwijn om de pest uit te zweten.
Toen de benauwdheid na drie à vier uur zweten
was verdwenen, kwam een gezwel in de
linkerlies
op
-opnieuw
een
duidelijk
pestsymptoom. Lankfórt probeerde dit te doen
rijpen door een met raapolie bestreken
St. Bonifatius College, Utrecht
redekoolblad op het gezwel te leggen. Toen de
tweede dag geen verbetering optrad, liet
Lankfort een chirurgijn komen. Deze paste een
aderlating toe. Kort daarop begon de zieke te
beven en viel hij flauw. De koorts steeg, hij
braakte, had dorst en hoofdpijn, en het gezwel
verdween-opnieuw een klassiek symptoom van
de pest. De derde dag werd geneesheer Van
Diemerbroek erbij gehaald. Deze constateerde
hoge koorts, voelde een zwakke pols en zag dat
de tong van de patiënt zwart was. De
geneesheer stelde vast dat het te laat was en
voorspelde dat Lankfort spoedig zou sterven,
wat na enkele uren ook gebeurde.
De epidemie van 1635-1636 was een van de
ergste.
De stad Nijmegen,
waar
Van
Diemerbroek werkzaam was, zat op dat
moment
door
een
samenloop
van
omstandigheden boordevol mensen. Naast de
6.000 inwoners waren er ruim 7.000 soldaten
in de stad, waarbij nog eens 3.000
soldatenvrouwen en -kinderen kwamen. De
16.000 opeengepakte mensen waren een
gemakkelijke prooi voor de pest toen deze, in
het kielzog van de soldaten, de stad
binnenkwam. Van 31 juli 1635 tot 1 augustus
1636 werden in Nijmegen ten minste 6.009
mensen begraven, `behalve die door verzuim
der kosters zijn vergeeten'. Van Diemerbroek
schreef dat de pest tussen eind april en eind
oktober 1636 op haar hoogtepunt was en pas
in februari 1637 door een onverwachte
koudegolf werd gestuit.
Deze massale sterfte aan de pest is overigens
wel uitzonderlijk. In het merendeel van de
pestjaren in het tijdvak 1450-1668 wordt onder
107 jaren voor één of meer plaatsen pest
vermeld - maakte de pest anderhalf à
tweemaal zoveel slachtoffers als de normale
sterfte. Bij een ernstige uitbraak trad een
vervier- tot verzesvoudiging van de sterfte op.
Daar de autoriteiten zich bewust waren van
het grote risico dat de pest vormde, troffen zij
allerlei maatregelen. Al in de oudste
voorschriften werd gesproken van het isoleren
van personen en huizen. De bewegingsvrijheid
van pestlijders werd sterk aan banden gelegd.
Als zij op straat kwamen, moesten zij aan een
witte lap of stok herkenbaar zijn. Bezoek aan
openbare gelegenheden, zoals kerken, kroegen
en markten, werd beperkt of geheel verboden.
Ook huisgenoten van zieken trof dit lot.
Algemeen was het voorschrift om huizen
waarin iemand aan de pest was overleden te
markeren. Aanvankelijk gebeurde dit door een
bos stro aan de deur te hangen. Later werd het
stro vervangen door het aanbrengen van een
`P' op het deurkozijn.
A1 snel ontdekten de magistraten dat met het
opnemen van de zieken in speciaal daartoe
ingerichte `pesthuizen' de verspreiding van de
pest beter een halt werd toegeroepen dan door
isolering in hun eigen woning. De patient ging
niet naar het pesthuis om te worden behandeld
- hij werd beschouwd als een gevaar voor de
samenleving, dat slechts door opsluiting kon
worden bezworen.
Angst en onwetendheid gingen tijdens een
pestuitbraak hand in hand, ook bij de
geneeskundigen. Ijsbrand van Diemerbroek
toont in zijn beschreven casussen één ding
onomstotelijk aan: de patiënt verwacht een
behandeling en de medicus is bereid aan die
wens te voldoen. In dat licht dienen de rituelen
gezien te worden die tweemaal daags tijdens
het bezoek werden, herhaald: de koorts meten,
de pols voelen, de tong bekijken, de kleur', van
het lichaam inspecteren, naar'' gezwellen
tasten, de urine bezien,' de uitwerpselen
onderzoeken, de patiënt ondervragen, dan een
diagnose stellen, vervolgens ten minste één,
maar vaker verscheidene recepten in vaste of
vloeibare vorm uitschrijven, een leefregel
stellen, de zieke bezweren zich daaraan te
houden en de omstanders op het hart drukken
daarop toe te zien. Geheel in de geest van
Hippocrates
verricht
de
medicus
deze
handelingen, ook al weet hij dat ze geen enkele
zin meer hebben.
ANW-vraag: Is de pestbacil nu echt uitgestorven? Wat staat ons te wachten als de pest opnieuw uitbreekt, of valt het allemaal
wel mee?
Korthals: onderzoek
naar DNA-test voor alle
tbs'ers
Volkskrant, 16 november 2001
Minister Korthals van justitie heeft twee
hoogleraren met wetgeving als specialisme
opdracht gegeven uit te zoeken of het mogelijk
is DNA op te eisen van zedendelinquenten en
tbs'ers die op dit moment hun straf uitzitten. Ze
zullen half december verslag aan hem
uitbrengen. Binnenkort behandelt de Tweede
Kamer een wet van Korthals die het Openbaar
Ministerie het recht geeft DNA op te slaan van
zedendelinquenten die een straf van langer dan
vier jaar hebben gekregen. De beschikbaarheid
van het DNA zou opsporing van nieuwe
zedendelicten vergemakkelijken.
De aanhouding deze week in Groningen, van de
voormalig tbs-patiënt Willem van E., die bekende drie prostituees te hebben vermoord,
heeft de kwestie weer hoog op de agenda van de
Kamer geplaatst.
De wet zou mogelijk 1 januari 2002 in werking
kunnen treden, aldus een woordvoerder van het
ministerie van justitie. De Tweede Kamer zou
graag zien dat de wet met terugwerkende kracht
gaat gelden, zodat ook zedendelinquenten die
nu al vastzitten, er onder vallen. Daartegen zijn
door wetgevingsexperts zwaarwegende bezwaren ingebracht. Korthals heeft daarom de
twee hoogleraren gevraagd de kwestie te onderzoeken.
ANW-vraag: Hoe zou jij het vinden als je DNA zou moeten afstaan terwijl je niet eens verdacht wordt van een misdrijf? Is dat
erger dan een vingerafdruk? Hebben tbs-ers minder recht op privacy?
Gezondheidsmiddelen
moeten aan regels
voldoen
Volkskrant, 24 november 2001
De Europese Commissie wil paal en perk stellen
aan de wildgroei in preparaten en middeltjes die
pretenderen de gezondheid te bevorderen. In
Nederland moeten vanaf 2002 homeopathische
geneesmiddelen zijn geregistreerd na een
beoordeling op veiligheid. Later volgen Europese
regels voor vitamines, mineralen en kruiden
extracten.
De gemiddelde drogist en apotheek staat
tegenwoordig vol met allerlei middeltjes. Een
grote groep bestaat uit voedingssupplementen.
Daarin is van een bepaalde stof een hoge dosis
in een tablet samengebald. Voorbeelden zijn
vitaminetabletten
of
supplementen
met
mineralen. De orthomoleculaire geneeskunde
baseert zich op het gebruik van dit soort
preparaten.
Daarnaast is er een groot scala aan
plantaardige
producten.
De
kruidengeneeskunde
(fytotherapie)
maakt
gebruik van alles wat groeit en bloeit om de
mens te genezen. De grondstoffen worden veelal
onverdund gebruikt.
Deze middelen, meestal geen geneesmiddelen
maar gezondheidsmiddelen, vallen onder het
Kruidenbesluit van de Warenwet, dat eerder dit
jaar al is herzien en aangescherpt. De middelen
zijn populair omdat sommige mensen een
afkeer hebben van traditionele medicijnen. Een
bekend
fytotherapeutisch
middel
is
St-Janskruid, tegen depressie.
De kruidenpreparaten moeten niet worden
verward met homeopathische middelen. Die zijn
weliswaar ook meestal plantaardig, maar dat
hoeft niet. Homeopathie is gebaseerd op de
filosofie dat een stof die de ziekte veroorzaakt,
in een sterk verdunde oplossing de klachten
wegneemt. Ook in de antroposofie wordt
veelvuldig
gebruik
gemaakt
van
homeopathische middelen.
Homeopathische
middelen
hebben
een
bijzondere bereidingswijze. Er wordt eerst een
oertinctuur
gemaakt
van
een
bepaalde
grondstof (kroonblaadjes van een bloem, het
blad, de wortel) die daarna op een bepaalde
manier wordt geschud en vervolgens verdund.
Voor de verdunning wordt de D-factor gebruikt.
Een middel met de verdunning D 3 is duizend
keer (tien tot de derde macht) verdund. D 5 is
honderdduizend keer verdund (tien tot de vijfde
macht).
ANW-vraag: Gezondheidsmiddelen moeten voldoen aan de eis ‘baat het niet dan schaadt het niet’. Zou je als consument niet meer
verwachten?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
3
St. Bonifatius College, Utrecht
De slag om de
homeopathie
Volkskrant, 24 november 2001
Veel homeopathische middelen kunnen niet
voldoen aan de nieuwe registratieeisen per 1
januari.
Sommige
verdwijnen,
andere
ondergaan een metamorfose en keren met een
nieuw etiket terug in het schap. De verwachte
verbanning van veel smeersels, vloeistoffen en
pillen met de opdruk homeopathisch is niet ver
meer weg. Deze week oordeelde de rechter dat
minister Borst van Volksgezondheid de
registratieperiode voor deze (genees)middelen
niet hoeft te verlengen. Wie per 1 januari geen
registratie heeft, moet zijn product uit de winkel
halen.
Dat is de strekking van de uitspraak in kort
geding dat was aangespannen door de Bond
van Farmabedrijven in Nederland. De registratie
van de middelen is in Europees verband
verplicht gesteld om de patiënt duidelijkheid te
geven dat het product veilig is. In afwijking van
de
`gewone'
geneesmiddelen
staat
de
werkzaamheid niet centraal. Die is in het geval
van homeopathie moeilijk aan te tonen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee
soorten middelen. De eerste groep wordt door
een arts voorgeschreven. Het zijn veelal
eenvoudige preparaten waarbij een extract,
meestal plantaardig, fors is verdund. Van deze
groep,
bestaande
uit
ruim
drieduizend
middelen, is ongeveer de helft geregistreerd.
Voor deze medicijnen is een recept nodig.
Daarnaast
zijn
er
de
vrijverkrijgbare
homeopathische middelen. Deze staan in de
schappen
van
de
drogist
en
de
natuurgeneeswinkel. Op het etiket staat
vermeld
waarvoor
ze
werkzaam
zijn.
Voorbeelden zijn Nisyleen voor griep en
verkoudheid of Spiroflor voor soepele spieren en
gewrichten.
Deze
groep
bestaat
uit
tienduizend
zelfzorgmedicijnen. Hierbij zijn de problemen
het grootst. Er zijn er pas twee geregistreerd en
er liggen enige honderden dossiers bij het
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG). Het college wil er nog zoveel mogelijk
daarvan voor de jaarwisseling afhandelen.
De registratieproblemen verhullen dat er een
harde strijd woedt om de heerschappij over het
homeopathisch
schap
bij
drogist
en
natuurwinkel. Aan de ene kant staat de
organisatie
Nehoma,
waar
tien
grote
homeopathische bedrijven, zoals VSM en
Biohorma, bij zijn aangesloten, die 80 procent
van de markt bedienen. Ze halen een jaarlijkse
omzetvan 121 miljoen gulden. Deze bedrijven
hebben er bij de overheid op gehamerd een
registratie van homeopathische middelen in te
voeren.
ANW-vraag: Kennelijk kunnen de meeste producten al niet voldoen aan de eis ‘baat het niet dan schaadt het niet’. Is dat niet
vreemd, als die producten al heel lang in de handel zijn?
Vitamines op de
zwarte lijst
Volkskrant, 24 november 2001
Vanaf volgend jaar komen vitaminepillen en
andere supplementen onder vuur te liggen. In
Europees verband wordt het gebruik aan
banden gelegd. Prof. dr. Aalt Bast vindt het
`een hele vooruitgang'. De hoogleraar in de
toxicologie aan de Universiteit van Maastricht
ziet de Europese supplementenwet, waar het
Europarlement aan werkt, wel zitten. De wet
reguleert het gebruik van vitamines en
minereten in supplementen en voeding. Er
komt een lijst, die fabrikanten vertelt welke
mineralen en vitamines ze mogen gebruiken, en
in welke hoeveelheden ze die mogen toevoegen
aan pillen, drankjes en poeders.
Bast kwam anderhalf jaar geleden in het
nieuws
toen
hij
waarschuwde
voor
supplementen
die
megadoseringen
antioxidanten bevatten, bijvoobeeld viatmine C, E
en quercetine. De supplementenindustrie
beweert dat die het lichaam beschermen tegen
agressieve moleculen, maar wetenschappers als
Bast vrezen dat het middel erger is dan de
kwaal. Anti-oxidanten kunnen veranderen in
net zulke agressieve stoffen als die waartegen ze
ons moeten beschermen.
`Elke stof is giftig', zegt Bast. `Als de dosering
maar hoog genoeg is. Dat is een toxicologische
grondregel. Daarom vind ik zo'n regulering een
wijs besluit.' Toch heeft de komst van de
richtlijn weinig met de bezorgdheid om de
gezondheid van consumenten te maken, vertelt
Europarlementariër Alexander de Roo, lid van
de eurofractie van de Groenen. `Ierland,
Engeland en Nederland hebben nu nog een
bijzonder liberale wetgeving als het gaat om
supplementen. Duitsland en de Zuid-Europese
landen niet. De wet is bedoeld om die situatie
gelijkte schakelen.'
In
Duitsland
mogen
sportzaken
en
supermarkten bijvoorbeeld geen vitaminepillen
verkopen die meer dan 180 milligram vitamine
C bevatten, terwijl in Nederland pillen met
eengram van de vitamine gewoon in de
supermarkt liggen. De Roo is eveneens warm
voorstander van de wet, maar om andere
redenen
dan
Bast.
„Als
consumenten
supplementen willen gebruiken, dan moeten ze
dat gewoon kunnen. In veel landen zijn
supplementen alleen bij de apotheek te koop.
Dat vinden wij betuttelend.'
In het voorjaar van 2001 kwamen de ministers
met een eerste lijst en een wetsvoorstel
waarover de parlementariërs zich hebben
uitgesproken. Begin november werd bekend dat
de raad alle kritiek heeft verwerkt tot nieuwe
voorstellen, met een wat ruimer lijst van
toegestane stoffen. Naar verwacht zal het
parlement die februari volgend jaar bespreken.
Juni 2002 treedt de wet waarschijnlijk in
werking. De `vitaminerichtlijn', zoals die in de
Brusselse wandelgangen heet, is waarschijnlijk
een modelwet. Als het lukt om de vitamines te
reguleren, zijn daarna de aminozuren en de
fytochemicaliën aan de beurt.
De vitaminerichtlijn zal grote gevolgen hebben
voorde Nederlandse supplementenbranche. Als
de eerste versie van de supplementenwet was
aangenomen, dan was nu bijna de helft van de
in Nederland verkrijgbare vitaminepreparaten
verboden geweest. Niet alleen is een aantal
preparaten te hoog gedoseerd, ook de
inhoudsstoffen vormen een probleem. De
industrie gebruikt veel chemische varianten van
vitaminesen mineralen, die krachtiger zouden
moeten
werken
of
makkelijker
worden
opgenomen door het lichaam, maar die niet op
lijst staan. De Europese commissie die de lijst
heeft opgesteld, vindt dat niet vaststaat dat ze
veilig zijn.
Vooral in de productlijnen die zijn gericht op
sporters vallen de gaten. Bij de mineralen zijn
picolinaten, nicotinaten of orotaten afwezig.
Ook bijzondere varianten van vitamines zoals
dibencozide of HMG staan niet op de lijst.
Vanadiumen boriumverbindingen, dik vooral
door bodybuilders worden gebruikt, ontbreken
eveneens.
Volgens Theo de Rooy, voorzitter van de
belangenorganisatie
Natuur&
gezondheidsproducten Nederland, is er geen
geen reden tot paniek. `De eerste versie van de
wet die in Brussel is besproken was inderdaad
aan de strenge kant. Maar daar wordt door de
mensen van onze Europese koepelorganisatie
hard aan gewerkt.'
Niet alleen stoffen die volgens wetenschappers
veilig zijn, moeten worden toegelaten, zegt De
Rooy. `Ook alle stoffen die zich in de praktijk
als veilig hebben bewezen, horen een plaatsje te
krijgen', zegt de voorzitter, die ongeveer 80
procent
van
de
supplementenindustrie
vertegenwoordigt.
`Neem nou zo'n stof als chroompicolinaat. Die is
in Nederland al bijna tien jaar op de markt. A1
die tijd zijn er nooit incidenten gerapporteerd.'
Toch hebben Amerikaanse onderzoekers al
meerdere
keren
gepubliceerd
dat
chroompicolinaat zich ophoopt in de cellen en
daar het erfelijk materiaal beschadigt. De stof,
die vaak wordt gebruikt in supplementen en
sportdrankjes voor mensen die willen afvallen,
zou
daardoor
gezonde
cellen
kunnen
veranderen in kankercellen. Het is De Rooy
echter niet bekend. `Zijn daar onderzoeken
van?'
Als fabrikanten straks een nieuwe stof op de
lijst willen hebben, zullen ze onderzoeken
moeten overleggen die de veiligheid van de
nieuwe stof bewijzen. Een Europees comité van
voedingswetenschappers
zal
de
studies
beoordelen.
`Censuur. Pure censuur', oordeelt Ruud
Nieuwenhuis, directeur van de Stichting
Orthomoleculaire Educatie. `Wie kan er zo'n
onderzoek
betalen?
Dat
kost
tonnen.'
Nieuwenhuis ziet in de Europese wet de hand
van farmaceutische ondernemingen, die de
natuurvoedingsbranche onschadelijk willen
maken. `Vitamines kunnen soms werken als
medicijn. De farmacie beseft dat heel goed.
Daarom
willen
de
farmaceutische
ondernemingen
de
innovatie
uit
de
supplementen halen.'
De wet maakt het namelijk onmogelijk, meent
Nieuwenhuis, dat er nog nieuwe supplementen
op de markt komen. De branche bestaat
immers uit kleine bedrijven met weinig geld.
Om nieuwe middelen op de lijst te krijgen,
zullen' ze dure onderzoeken moeten overleggen
aan Brussel. Maar die zullen ze niet kunnen
betalen. Daarom is Nieuwenhuis op de website
van
zijn
stichting
een
elektronische
handtekeningenactie begonnen tegen de wet.
ANW-vraag: Eet jij wel eens producten waar bijvoorbeeld vitamines aan toegevoegd zijn? Vind je dat na het lezen van dit artikel
nog wel zo verstandig?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
4
St. Bonifatius College, Utrecht
Liefst voor de hype uit
Volkskrant, 24 november 2001
Voor de tweede keer op rij is hij de
internationaal meest geciteerde Nederlandse
natuurkundige. Hij won net de prestigieuze
Europhysics Prize 2001, en zijn lab hangt vol
omslagen van spraakmakende bladen als
Nature en Science over zijn werk. En toch,
grimast de jongensachtige veertiger, met de
haast die hem kenmerkt, en toch gaat ook in de
inmiddels wereldvermaarde groep van Cees
Dekker vaak alles hopeloos mis.'
Ideeën die niet kloppen, experimenten die niet
werken,
weerbarstige
materialen,
raadselachtige storingen, het kan allemaal
gebeuren. Sterker: het hoort erbij. En meestal
blijkt het zelfs wel ergens goed voor. Achteraf
gezien, dan tenminste.
Neem zijn vroege werk in Delft, waar hij midden
jaren negentig als onderzoeker begon. Na
Utrecht, zijn studie en promotie. Magnetische
systemen, toen een hot item. Na IBM, Yorktown
Heights, post-doc werk. Supergeleiders, weer
een hype verder. Hij begon, in Delft, aan
geleidende polymeren. Plastics dus, die toch
wat stroom geleiden. De vraag was of één zo'n
molecuul dan dus ook stroom geleidt. En hoe
precies. Rollen de elektronen er misschien
langs, vervormt dat dan niet het molecuul zodat
de geleiding weer verandert? Helemaal teniet
wordt gedaan, wellicht?
Alles hadden ze na maanden ploeteren voor
elkaar. Het molecuul was netjes neergelegd. Er
waren contacten op aangebracht. Het geheel
was onder de microscoop prachtig te zien. Maar
geleiden ho maar. Slechte halfgeleiders, meer
was het niet. Later hebben ze dat ook begrepen.
Althans, later dachten ze te weten dat
eendimensionale systemen nooit echt stroom
kunnen geleiden. Op zo'n moment kun je
kiezen. Verder zwoegen. Of iets heel anders
aanpakken.
En juist toen was daar Richard Smalley met
zijn
koolstof
nanobuisjes.
Prachtige
koolstofmoleculen van een nanometer doorsnee
en toch micrometers lang. Eerst. moest je die
moeizaam uit een zee van zwarte troep zien te
vissen. Nu maakt hij ze zelf en op hiaat; gewoon
in Delft, op een willekeurige achternamiddag.
Nanobuisjes zijn eendimensionaal en toch
handelbaar. En wat meer was: wel geleidend,
volgens de theorie althans. Ze konden zo de
Delftse machinerie in. Alles was er klaar voor.
De hardware, de infrastructuur, de mensen,
alles. Het werd exit geleidende polymeren.
En het begin van een lijst van. zeker., dertig
toonaangevende publicaties. Over geleiding in
nanobuisjes. Over metaalachtige geleiding. Tal
van springerige quantumeigenschappen. Over
transistoren van een molecuul groot. Over de
eerste schakelingen met moleculen, onlangs
nog in Science. Dertig. artikelen in vier jaar tijd.
Zoveel succes, dat kan haast niet aanhouden.
Eens zal de golf hem, zijn groep, inhalen. Geen
probleem.
Succes is geen doel. Voorop gaan in onverkend
gebied, daar gaat het om in de wetenschap. De
eerste zijn, dat is het ideaal. Natuurlijk. Maar
aan de cutting edge ben je zelden echt alleen.
Het is al meer dan prachtig als je een van de
groepen in de wereld bent die bepalen wat hot
is. Dat is, afgezien van die nieuwsgierigheid van
hem, zijn kick: erbij horen. One of the boys zijn.
Harvard evenren. MIT, Boston. En dat gewoon
aan de Mekelweg in Delft.
Inmiddels is zijn hit een ware hype geworden.
Iedereen wil wel wat met nanobuisjes. Er
dingen instoppen. Aanplakken. Iets van maken.
Elektronisch. Mechanisch zelfs. Smalley heeft
het al over nanobuiskabels. Waarlangs
satellieten in een baan om de aarde worden
gehesen. Ideetje van sciencefictionschrijver
Arthur C. Clarke. Dat zou kunnen, natuurlijk.
Zo sterk zijn ze, en zo licht. Maar toch echt niet
veel langer dan micrometers, voorlopig.
Dekkers groep, een heel gezelschap intussen,
trekt alweer verder. Doet nog wel wat in
nanobuisjes, maar werkt meer en meer aan
biomoleculen.
Aan
DNA
vooral,
dat
allerwonderlijkste molecuul. Met de bedoeling
er iets wezenlijks in te betekenen, uiteraard.'
De stap naar biomoleculen was eigenlijk een
logische. Als je aan moleculen meet, -ontmoet je
vanzelf ook moleculair biologen. En die blijken
dan opeens te debatteren over de vraag of DNA
stroom kan geleiden. Zodat buitenstaander
Dekker zich plotseling realiseert: ook al is het
mijn vak niet, hier kan ik de antwoorden geven.
Inmiddels is duidelijk: DNA is een waardeloze
geleider. Maar een fantastisch object om alle
tools of the trade op los te laten. Alleen al
vanwege de maakbaarheid. Bel vandaag een lab
met je bestelling, en overmorgen staat het op je
bureau: een flesje moleculen met exact de
basenvolgorde die je hebben wilde. Zo
maakbaar is het zelfs, in de natuurkunde maar
zelden.
Wetenschap, in elk geval zijn wetenschap, is
teamwerk. Een gezamenlijke inspanning van de
beste mensen die hij krijgen kan. Slimmere
jongens dan hijzelf,; bij ,voorkeur zelfs. Hij is er
steeds meer voor de hoofdlijnen, de strategie, de
intuitie voor wat wel moet en wat niet. Voor het
aanjagen. Voor de gretigheid. De structurele
verwondering.
Een rol overigens, die hem op het lijf
geschreven is. Vraag het zijn leermeesters in
Utrecht. Cees, zeggen die, wist steeds waar hij
moest zijn om te scoren. Niet uit geldingsdrang,
maar om maar vooral niets van de opwinding te
hoeven missen. Cees had een enorm tempo. En
altijd een schare goeie studenten om zich heen.
Alle voortekenen, achteraf gezien, voor een grote
carrière. En onder dat alles ook nog: Cees
Dekker als de nederige, gelovige mens. Die
voortdurend de vinger van God ziet in de
minuscule wonderen die hij bestudeert. Die
zoekt
naar
een
wereldbeeld
waarin
natuurwetenschap, het menselijke en de
maatschappij waarlijk samenhangen. Waarin
God
niet
per
definitie
uitgesloten
is,
integendeel. .
Zoals wat hem betreft niets per definitie waar
is. Of onwaar,. Vandaar die harde opmerkingen,
vorig jaar in zijn "oratie. Over de evolutietheorie
van Darwin. Dat daarvoor eigenlijk verbazend
weinig wetenschappelijke onderbouwing blijkt
te bestaan. Dat het wonder van de schepping in
feite alleen maar groter wordt als je kijkt vanuit
de moleculaire biologie. Het leven zit vol
fantastisch complexe mechaniekjes, die nooit
geleidelijk ontstaan kunnen zijn. Zelfs niet in de
eeuwigheid van. vier miljard jaar. Omdat de
onderdelen op zichzelf nutteloos zijn.
Let wel: een Cees Dekker is natuurlijk niet gek.
Maar de dogmatiek van de evolutionisten, die
zint hem niet. Als wetenschapper, alleen al, en
als gelovige daarbovenop. Het gemak waarmee
ze hun gelijk denken te halen, zonder diepe
argumenten. Ook zij mogen niet aan de
raadsels en de wonderen voorbij gaan.
Wetenschappers
past,
vindt
hij,
grote
bescheidenheid. Het is zoals fysicus Erwin
Schrödinger ooit noteerde. Wetenschap zet onze
ervaringen in een prachtig geordend perspectief.
Maar is ijzingwekkend stil over alles wat ons
hart echt raakt.
Denk daar maar eens over na.
Martijn van Calmthout
ANW-vraag: Wat maakt van een goede onderzoeker een top-onderzoeker? Hoe kom je in de eredivisie van het onderzoek?
Marssteen getuigt niet
van leven
Volkskrant, 24 november 2001
De theorie' dat de' beroemde Marsmeteoriet
ALH84001
fossiele
sporen
van
micro-organismen bevat' is onhoudbaar Die
conclusie trekken Peter Biuren Martha
McCartney van de Arizona State University.
In 1996 beweerden NASA-onderzoekers onder
leiding van David McKay dat de Marssteen
koolwaterstoffen, kristallen en nanofossielen
bevat, die alleen verklaarbaar zijn door aan te
nemen dat er lang geleden leven voorkwam op
de Rode Planeet. Sindsdien hebben andere
geologen alles op alles gezet om die claim
onderuit te halen.
De groep van McKay richt zich de laatste jaren
nog
uitsluitend
op
microscopische
magnetietkristallen in de meteoriet. Die zouden
qua vorm identiek zijn aan kristallen die op
aarde
alleen
door
bacteriën
worden
geproduceerd. Maar volgens Buseck en
McCartney is de microscooptechniek die de
NASA-groep gebruikte, niet nauwkeurig genoeg
om' zulke uitspraken te rechtvaardigen.
Daarvoor
is
een
driedimensionale
transmissie-elektronenmicroscoop nodig, zoals
die sinds kort in Arizona staat.
Samen met collega's uit Cambridge hebben
Buseck en McCartney hun nieuwe microscoop
gebruikt om aardse magnetietkristallen te
bestuderen die ook door de NASA-groep zijn
onderzocht. Volgens een artikel dat dinsdag
verscheen in de Proceedings of the National
Academy of Sciences hebben die kristallen
andere vormen dan de NASA-geologen beweren.
Die onnauwkeurigheid moet dan ook gelden
voor
de
magnetietkristallen
in
de
Marsmeteoriet, aldus de auteurs.
ANW-vraag: Welke onderzoekers moet je nu geloven? Waarom is leven op Mars zo belangrijk voor ons?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
5
St. Bonifatius College, Utrecht
Sterven in de Stad
Volkskrant, 24 november 2001
Leven in de grote steden is ongezond: Vooral m
de achterstandsbuurten lopen mensen een
grote kans jong te overlijden. door Jet
Bruinsma
Wonen in een grote stad is slecht voor de
gezondheid.
Vooral
de
bewoners
van
achterstandswijken - en daar zijn er veel van in
steden met meer dan honderdduizend inwoners
- zijn vaker ziek dan hun meer welgestelde
stadgenoten. Ze hebben vaker last van
psychiatrische stoornissen en ze sterven jonger.
Wie in een achterstandswijk woont, heeft 50
procent méér kans om voor zijn 65ste jaar te
overlijden dan mensen in rijkere buurten. De
sterfte in de grote steden - zo'n 25 in Nederland
- ligt II- procent hoger dan in de rest van
Nederland. In de vier grote steden, Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag en Utrecht, zijn de
problemen het grootst. Deze recente cijfers zijn
afkomstig uit het vorige week verschenen
rapport Gezondheid in de grote steden,
achterstanden en kansen van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne RIVM.
Toch is de boodschap niet nieuw. Het is al jaren
bekend dat mensen met een lage opleiding,
weinig inkomen en (mogelijk mede daardoor)
een slechte gezondheid oververtegenwoordigd
zijn in de grotestadswijken waar de huizen vaak
slecht zijn en waar, geen speelruimte is voor
kinderen.
Het
aantal
allochtonen,
alleenstaanden, werklozen en laagbetaalden ligt
er ver boven het landelijk gemiddelde.
Voorbeeld: in de vier grote steden is 37,6
procent van de bevolking allochtoon, in de 21
overige grote steden 16,7 procent en in de rest
van Nederland 10,3 procent. Vanaf de jaren
zeventig neemt de levensverwachting van
grotestadsbewoners af ten opzichte van de rest
van Nederland. Maar ook het wonen in zo'n
arme stadswijk op zichzelf is een ziekmakende
factor, schrijven de onderzoekers van het RIVM.
Een reeks van door de overheid ingestelde
SEGV-commissies
(sociaal-economische
gezondheidsverschillen) heeft de afgelopen jaren
duidelijk gemaakt dat de sociaal economische
status (SES) veelal bepalend is voor iemands
gezondheid. Daarom is er meer nodig dan een
goede
dokter
(of
een
minister
van
Volksgezondheid) om de kwalen te genezen.
Ook dat is geen splinternieuwe boodschap. de
aanleg van riolering en waterleiding, vanaf eind
negentiende eeuw, was belangrijker voor het
terugdringen van infectieziekten dan welke
medische therapie ook.
De
RIVM-onderzoekers
vinden
dat
de
gezondheidszorg nog te veel en te lang buiten
beeld blijft bij het grotestedenbeleid van het
huidige kabinet. De fundamenten voor nieuwe
Vinex-wijken en het stratenplan zijn vaak al
klaar vóór zorg en welzijnswerk bij de plannen
worden betrokken.
Dat is te laat, stelt het RIVM-rapport. Als dat
niet anders wordt; zullen de problemen alleen
maar verergeren, verwachten de onderzoekers.
Intussen kunnen de bewoners ook zelf hun
gezondheid ter hand nemen, door gezonder te
gaan leven en ongezond gedrag te vermijden.
Veel gemeenten en hulpverleners zijn actief
bezig met de empowermnent van hun misdeelde
bewoners door hen de kennis en de kansen te
bieden gezonder te leven. Maar de 890
projecten besteden elk jaar opnieuw veel tijd
aan het bij elkaar schrapen van geld uit allerlei
fondsen en subsidies, omdat structurele
financiering ontbreekt.
Daarnaast is maar weinig bekend over de
effecten. `Daardoor kunnen bemoedigende
resultaten geen vervolg krijgen', aldus het
rapport.
ANW-vraag: Woon jij ook in een ‘achterstandsbuurt’? Geldt daar voor elke bewoner een hogere sterftekans?
Amerikaans bedrijf
kloont menselijk
embryo
Volkskrant, 26 november 2001
Het Amerikaanse bedrijf Advanced Cell
Technology (ACT) in Massachusetts heeft een
belangrijke wetenschappelijke stap gezet op weg
naar therapeutisch klonen. Onderzoekers van
het bedrijf hebben als eersten prille gekloonde
embryo's
gevormd,
waaruit
zogeheten
stamcellen kunnen worden gewonnen voor
medische doeleinden. De bevindingen zijn
zondag gepubliceerd in het tijdschrift ]ournal of
Regenerative Medicine.
Stamcellen zijn de basisbouwstenen van het
lichaam. Daaruit kunnen gespecialiseerde
cellen en weefsels groeien. Onderzoekers
hebben al enkele jaren grote belangstelling voor
deze cellen omdat ze waarschijnlijk te
gebruiken zijn voor de kweek van nieuwe
organen.
Aan willekeurige stamcellen heb je echter niets.
Zo'n nieuw orgaan zou dan direct door het
lichaam worden afgestoten. Het onderzoek richt
zich daarom op het maken van lichaamseigen
stamcellen. Daarbij komt een kloontechniek te
pas. Ook het Amerikaanse bedrijf ACT gebruikt
die methode.
Uit de kern van een eicel van een vrouw
verwijderden de onderzoekers het erfelijk
materiaal. In die celkern is vervolgens het
genetische materiaal gezet uit een lichaamscel
van de patiënt met bijvoorbeeld een slechte,
nietvolledige werkende hartspier. Lukt die
ingreep, dan kan de eicel uitgroeien tot een
meercellig embryo.
Uit zo'n pril embryo zijn vervolgens de gewenste
stamcellen te winnen, in dit geval voor het
verbeteren van de hartspier. Zover lijkt het nog
niet te zijn. In het tijdschriftartikel meldt het
bedrijf slechts dat het gekloonde embryo's heeft
gemaakt. De volgende stap naar lichaamseigen
stamcellen lijkt nu slechts een kwestie van tijd.
ANW in het NIEUWS, nummer 4
Het bedrijf past dezelfde kloontechniek al enige
jaren experimenteel toe bij koeien en varkens.
ACT heeft vier jaar geleden huidcellen van
koeien gekloond.
Dertig klonen zijn de afgelopen vier jaar
nauwgezet gevolgd. Meer dan 80 procent van de
dieren blijkt geen enkele fysiologische of
genetische afwijkingen te vertonen, meldt het
bedrijf in een artikel in Science dat vrijdag
verschijnt.
maakten dat zij een zes jaar oud schaap
hadden gekloond. Dolly was haar naam en haar
`portret' en dat van haar draagmoeder gingen
als Hollywoodsterren de wereld over. Biologen
en genetische experts spraken toen al de
verwachting uit dat met Dolly de definitieve
stap naar het kopiëren van menselijke embryo's
was gezet. Het zou slechts een kwestie van tijd
zijn.
Angst voor politiek misbruik van
biologische techniek
Klonen mens vraagt
strengere regels
UN, 26 november 2001
Vierenhalf jaar nadat het gekloonde schaap
Dolly werd geboren is er nu het eerste
gekloonde
menselijke
embryo
gemaakt.
Wereldwijd maakt de politiek zich zorgen over
de gevaren van de nieuwe techniek.
Door Taco Slagter
Het klonen van mensen is sinds het gekloonde
schaap Dolly een zeer omstreden kwestie. In de
Verenigde Staten waar een Amerikaanse bedrijf
zegt erin geslaagd te zijn een menselijk embryo
te kopiëren, is al wetgeving in de maak om het
allemaal te verbieden. Behalve dat aan klonen
tal van ethische bezwaren kleven, bestaat er
grote angst voor politiek misbruik van de
biologische
techniek.
Gemankeerde
wetenschappers zouden ermee een kloon van
nazidictator Hitler of de terroristenleider Osama
Bin Laden kunnen maken. Maar dat zal niet
zo'n vaart lopen, menen deskundigen. Een
kloon kan door geheel andere psychologische
processen door te maken een totaal ander
gedrag vertonen dan de bron van de kopie.
Maar toch.
De kijk op de mensheid veranderde toen Britse
onderzoekers op 24 februari 1997 bekend
6
Directeur Michael West van het Amerikaanse
bedrijf Advanced Cell Technology hebben
met de reconstructie van menselijke cellen
de volgende stap naar het klonen van
mensen gezet.(Foto Reuters)
De
onderzoekers
hadden
najaren
van
experimenteren een onbevruchte eicel van haar
genetisch materiaal ontdaan en die lege eicel
laten fuseren met een cel uit de uier van het
zwangere volwassen dier. Die fusiecel groeide in
een broeistoof in het laboratorium uit tot een
beginnend embryo. Een jaar later meldden
wetenschappers uit Zuid-Korea dat het hen was
gelukt een menselijke cel te klonen. De
gekloonde cel groeide uit tot een viercellig
embryo. Het was de eerste bekende poging een
mens te kopiëren.
Ondertussen ging het bedrijf dat Dolly op de
wereld zette, verder met het uitproberen van het
klonen van andere diersoorten. Het lukte ze een
varken na te maken. En daarmee, zo pochten
de wetenschappelijke 'vaders' van het varken in
een persbericht, 'was een revolutie in de
transplantatiegeneeskunde
teweeggebracht'.
Hier werd bedoeld dat harten,nieren, longen en
levers van varkens met genetische manipulatie
St. Bonifatius College, Utrecht
geschikt te maken zijn voor donororganen voor
mensen.
Maar al gauw stapte de wetenschap van dit idee
af. Verborgen virussen in varkensgenen bleken
zich na transplantatie van varkenscellen in
muizen te vermenigvuldigen. Daardoor was een
reëel
gevaar
ontdekt
bij
zogeheten
xenotransplantatie. En dus richtten de biologen
en andere deskundigen hun pijlen weer op de
mogelijkheid menselijke embryo's te klonen.
Nu blijkt dat dit kan - en eerder dan verwacht zullen regeringen wereldwijd zich gaan buigen
over wetgeving. Naar het zich laat aanzien,
zullen zogenaamde kerntransplantaties met
dierlijke cellen voor medische doeleinden niet in
de weg worden gestaan (minister Borst van
volkgezondheid sprak zich hierover in 1998 al
positief uit). Maar als versoepeling van
wetgeving over het manipuleren van menselijke
cellen al zou worden overwogen, dan zullen
landen die mogelijkheid toch aan strenge
banden leggen.
Claim op embryo-kloon
wekt alom verbazing
Volkskrant, 27 november 2001
Klonen van menselijke embryo's om daarmee
behandeling van ernstige ziektes mogelijk te
maken. Het is nog toekomstmuziek, maar een
bedrijf uit de VS zegt de eerste stap te hebben
gezet. Deskundigen reageren laconiek op de
aankondiging. Nederlandse en buitenlandse
deskundigen op het gebied van het klonen
reageren verbaasd op de aankondiging van een
Amerikaans bedrijf dat het een menselijke
embryo heeft gekloond.
Volgens C. Mummery van het Hubrecht
Laboratorium in Utrecht is de aankondiging
voorbarig en heeft het experiment niets
bruikbaars opgeleverd. Vanuit wetenschappelijke kant bestaan bezwaren tegen de proeven
van
ACT.
Volgens
Mummery
zijn
de
onderzoekers er niet in geslaagd om uit de
gekloonde embryo's stamcellen te winnen. `Het
stopte toen er zes cellen waren. Je hebt hier
niets aan.' Het klonen van menselijke embryo's
staat in de belangstelling omdat het de deur
opent voor veelbelovende therapieën tegen
ziektes
zoals
suikerziekte.
De
nieuwe
behandelwijzen zijn gebaseerd op stamcellen.
Dat zijn de oercellen die ontstaan kort na de
bevruchting van een eicel. Na een dag of vijf
bestaat het embryo uit een grote hoeveelheid
cellen waaruit zich later alle organen zoals de
nieren, het hart en de longen vormen.
Over de hele wereld wordt met stamcellen
geëxperimenteerd. Doel is de deling van de
cellen onder controle te krijgen. Daardoor
ontstaat de mogelijkheid om uit stamcellen
bijvoorbeeld alvleeskliercellen te maken die
insuline produceren. Die cellen kunnen dan
aan een patiënt met suikerziekte worden
gegeven.
Maar volgens Mummery is dat nu net het
moeilijkste. `We kunnen de deling nog niet goed
sturen. Pas als de deling onder de knie is, komt
het klonen om de hoek kijken.' Klonen is
belangrijk. Nu bestaat nog de kans dat de
nieuwe cellen door het lichaam worden
afgestoten als ze bij een patiënt worden
ingespoten. Dit kan worden voorkomen door
stamcellen te winnen uit een eicel die, met de
kloontechniek, is voorzien van het genetische
materiaal van de patiënt.
`Maar zo ver is het nog niet', zegt Mummery.
`De Amerikaanse onderzoekers zijn voorbarig.'
Ze denkt dat de resultaten nu naar buiten
komen omdat er in de Verenigde Staten
binnenkort strenge wetgeving tegen het klonen
van
kracht
wordt.
`Dan
kunnen
de
onderzoekers de resultaten vast claimen. Ook
willen ze aandacht van patiëntengroepen omdat
ze fondsen willen werven voor verder
onderzoek.'
Mummery zegt niet dat het nieuws uit Amerika
onzin is. `De onderzoekers zijn erin geslaagd om
de gekloonde eicel tot deling aan te zetten. Of
dit de eerste keer is, weet ik niet. Er is een
claim van Koreaanse onderzoekers in een niet
erkend tijdschrift en ik heb een persbericht
gezien
dat
dezelfde
onderzoekers
deze
doorbraak twee jaar geleden al meldden aan
een persbureau.'
ANW-vraag: De eerste kloon van een mens! Of toch minder belangrijk? De wetenschappers spreken elkaar tegen. Wie heeft er
gelijk, en wie heeft er belang bij?
Sterrenkundigen
ontdekken dampkring
bij verre planeet
Volkskrant, 28 november 2001
Van onze medewerker Govert Schilling
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een
dampkring ontdekt bij een planeet op 150
lichtjaar afstand van de aarde. De ontdekking
werd gedaan met de Hubble Space Telescope.
`Dit is een nieuwe mijlpaal in het onderzoek
aan exoplaneten', aldus Alan Boss van het
Carnegie-instituut in Washington.
Sinds 1995 zijn er vele tientallen exoplaneten
(planeten bij andere sterren) ontdekt. De
meeste zijn veel groter en zwaarder dan de
aarde; ze lijken nog het meest op de
reuzenplaneet jupiter. Ook de planeet waarbij
nu een dampkring is gevonden, is zo'n reus.
Vanaf de aarde zien we de baan precies van
opzij, waardoor de planeet elke omloop een keer
voor de ster langsschuift. Tijdens zo'n overgang
lijkt de ster ruim 1,5 procent zwakker. Nu is
ontdekt dat het sterrenlicht ook een heel klein
beetje van kleur verandert. De oorzaak ligt in de
filterende werking van de dampkring van de
planeet. In de dampkring bevinden zich
mogelijk wolken, aldus teamleider David
Charbonneau van het California Institute of
Technology.
Sterrenkundigen hopen in de toekomst ook
dampkringen te vinden bij planeten die veel
meer op de aarde lijken. Als in zo'n dampkring
zuurstof en methaan voorkomen, wijst dat op
het bestaan van leven.
ANW-vraag: Hoe zijn de onderzoekers tot hun ontdekking gekomen? Een afstand van 150 lichtjaar is toch veel te ver om een
planeet te kunnen zien? En hoe kunnen ze dan de dampkring waarnemen?
Macho-muis in VS
voorloper
gemanipuleerde atleet
Volkskrant, 29 november 2001
Vergeet jaap Stam en javier Sotomayor en het
huis-, tuin- en keukenmiddel nandrolon. De
toekomst is aan de sportieve nazaten van muis
'Arnold
Schwarzenegger',
een
genetisch
gemanipuleerd diertje dat al drie jaar
onvermoeibaar zijn rondje, loopt in een
Amerikaans
laboratorium.
Er
is
volop
geëxperimenteerd met de genen van apen en
muizen. Nog even en de mens, en dus ook de
spotter, is aan de beurt.
Op zichzelf is er niets mis met het manipuleren
van genen, vindt Entine. `Chronisch zieken
hebben baat bij het toedienen van al dan niet
kunstmatige genen, die genezend werk kunnen
verrichten.' Aan de universiteit van Harvard is
volop geëxperimenteerd met muizen die genen
met groeihormonen kregen toegediend. De
knaagdiertjes, door de onderzoekers de `Arnold
Schwarzeneggermuizen' genoemd, beklimmen
laddertjes met driemaal hun eigen gewicht op
de rug.
Bovendien blijkt de `He-Manmuis' bijkans
onvermoeibaar. Hij blijft rondjes rennen. De
proeven kunnen resulteren in een doorbraak bij
kanker- en aids-onderzoek. Aan de universiteit
van Davis (Verenigde Staten) werden apen ook
met een Epo-achtig gen bewerkt. De beesten
veranderden volgens de wetenschappers in
`ware Epo-fabriekjes', met lichamen die twintig
tot dertig weken lang natuurlijk erythropoietine
produceerden.
Op zichzelf een prachtige uitvinding. Alleen al
in Duitsland leven 45 duizend dialyse-patiënten
die aan bloedarmoede lijden. Driemaal per week
moeten zij zich met synthetische Epo
injecteren. Met de komst van het genEpo
kunnen de nieren deze taak weer overnemen.
Mocht het lukken, dan zullen deze patiënten er
baat bij hebben. Niet lang daarna zal de
methode
in
de
sportwereld
worden
geïntroduceerd. Zo gaat het immers altijd met
medicijnen
die
voor
sporters
prestatieverhogende bijwerkingen bezitten.
Het grote `voordeel' van deze genetisch
toegediende Epo: het is in tegenstelling tot
synthetische Epo niet te traceren. Het lichaam
maakt de erythropoietine immers zelf aan. Er is
voorlopig trouwens ook een groot nadeel, in het
geval van de proefapen althans. Hun bloed werd
zo dik `als ketchup', met alle dodelijke gevaren
van dien.
Autoriteit op dit gebied is Bengt Saltin, een
Deense wetenschapper die voor het IOC
onderzoek doet naar genetische doping. Saltin
verwacht grote problemen voor het lichaam van
de sporter die experimenteert met `gen-doping'.
De spierkracht zal flink toenemen, maar de
pezen zullen die vrijkomende krachten niet
kunnen verwerken, zegt hij. Saltin zal zijn
gehoor
in
Londen
het
horrorscenario
voorspiegelen van een toekomstige olympische
sprint, waarbij een genetisch gemanipuleerde
atleet tot aan 85 meter ver vooruit zal lopen.
`Daarna zullen alle pezen in zijn lichaam
afscheuren en dat zal het einde van zijn carrière
zijn.'
ANW-vraag: EPO-doping uit onze eigen nieren. En dat is slechts een van de mogelijke toepassingen. Is het een ramp of een
zegen?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
7
St. Bonifatius College, Utrecht
Menselijke stamcellen
in muizen worden
hersencellen
Volkskrant, 1 december 2001
Twee onderzoeksgroepen hebben menselijke
stamcellen in muizen laten uitgroeien tot
hersencellen. De resultaten worden vandaag
gepubliceerd in Nature Biotechnology van
december.
`De studies zijn de eerste stappen om
menselijke stamcellen te gebruiken om defecten
in de hersenen te herstellen', schrijft L. Studer
die de verhalen in het tijdschrift van
commentaar
heeft
voorzien.
Maar
een
praktische toepassing is nog ver weg.
Stamcellen zijn de nog ongedifferentieerde
oercellen die vier tot vijf dagen na de
bevruchting van een eicel ontstaan. Daaruit
groeien cellen nodig om een organisme te laten
functioneren,
zoals
hart-,
zenuwen
hersencellen.
Onderzoekers
speuren
ijverig
naar
het
mechanisme achter deze specialisatie. Het doel
is hart-, zenuw- en spiercellen te maken die
kunnen worden ingezet om mensen te genezen.
De hersencellen kunnen dan worden gebruikt
om Parkinson en de ziekte van Huntington
(spasmen) te genezen.
alvleeskliercellen die insuline produceren.
Voordat stamcellen kunnen worden gebruikt in
mensen is er een lange weg te gaan. Een
probleem is de afstoting van de stamcellen. Dat
kan worden voorkomen door het genetisch
materiaal van de patiënt over te brengen in een
eicel waaruit de stamcellen gewonnen gaan
worden. Deze kloontechniek roept ethische
bezwaren op.
In hun experimenten hebben de onderzoekers
van de universiteit van Wisconsin in Madison,
van de universiteit van Bonn en van het
Hadassah-universiteitsziekenhuis in Jerusalem
en de Monash-universiteit in Melbourne
(Australië) menselijke embryonale stamcellen
met succes blootgesteld aan groeifactoren. De
stamcellen zijn vervolgens uitgegroeid tot een
voorloper van hersencellen. Die zijn daarna
getransplanteerd in de hersenen van net
geboren muizen en hebben zich vervolgens
ontwikkeld tot cellen die normaal in de
hersenen worden gevonden.
Ook voor andere ziektes zijn al resultaten met
stamcellen geboekt. Zo kunnen cellen worden
verleid uit te groeien tot hartcellen en
ANW-vraag: Eerst was er een mensenoor in een muis. Nu mensenhersencellen. Het
moet niet te gek worden. Is het niet tijd om dit soort onderzoek te verbieden? Of kan
het geen kwaad omdat toepassingen nog lang niet mogelijk zijn?
Klonen omzeilen
Volkskrant, 1 december 2001
door: Marc van den Broek
Opnieuw is er discussie over het klonen van
menselijke embryo’s nu dat in Amerika met
veel gevoel voor publiciteit is gedaan. Toch
is klonen niet de enige methode om
genezende stamcellen te winnen. Medische
toepassingen zijn hoe dan ook ver weg.
Menselijk pre-embryo
KLONEN blijft de gemoederen bezighouden.
Elke onderzoeksgroep die resultaten claimt met
klonen of aankondigt daarmee aan de slag te
gaan,
kan
rekenen
op
opgewonden
commentaren. Het verliep de afgelopen week
niet anders. Zondag maakten onderzoekers van
het Amerikaanse bedrijf
Advanced Cell
Technology bekend een menselijk embryo te
hebben gekloond. Bezorgde Amerikanen, het
Vaticaan, en religieus rechts stonden klaar met
hun afkeurende oordeel over het knutselen aan
het menselijke leven.
Het is dan ook niet meer dan logisch dat er
wordt gezocht naar andere manieren dan
klonen om de veelbelovende stamcellen te
gebruiken bij de genezing van ernstig zieke
mensen. De Amerikaanse onderzoekers doen
dat zelf ook.
In de publicatie waarin ze de resultaten van het
klonen presenteren, beschrijven ze ook
ANW in het NIEUWS, nummer 4
experimenten met eicellen die ze tot deling
hebben aangezet zonder dat er een zaadje aan
te pas kwam. Het gebruik van deze techniek
stuit op veel minder weerstand dan de weg via
het klonen.
De politiek heeft inmiddels een stokje gestoken
voor al te wilde kloneringsplannen. In veel
landen, waaronder Nederland, is het verboden
menselijke embryo's te klonen om daaruit
nieuw leven te laten ontstaan. De Amerikaanse
onderzoekers willen dit ook niet, benadrukken
ze in hun publicaties in Scientific American van
24 november en het e-mailblad The Journal of
Regenerative Medicine van 26 november. Ze
mikken op een minder omstreden vorm, het
therapeutisch klonen, het klonen om het
medische gebruik van stamcellen mogelijk te
maken.
Stamcellen zijn de oercellen van het leven. Ze
ontstaan na de bevruchting van een eicel. Na
een dag of vijf is er dan, simpel gezegd, een
klompje ongedifferentieerde cellen ontstaan.
Tijdens de ontwikkeling tot vatbaar leven,
veranderen die stamcellen in hart- en
zenuwcellen, in alle soorten cellen die nodig zijn
om een organisme zelfstandig te laten
functioneren. Kennelijk hebben de stamcellen
de mogelijkheid zich te specialiseren, mits ze op
de juiste manier worden geprikkeld.
Deze eigenschap fascineert onderzoekers al
jaren. Op talrijke instituten wordt gepoogd de
processen te ontrafelen die de specialisatie van
cellen aansturen. In Nederland wordt veel
onderzoek
gedaan
op
het
Hubrecht
Laboratorium voor Ontwikkelingsbiologie in
Utrecht. Daar kan onderzoeker dr. Christine
Mummery
uit
stamcellen
ontwikkelde
hartcellen laten zien. Het klompje beweegt.
`Maar we zijn er nog lang niet. De hoeveelheid
is niet genoeg om te gebruiken', zegt ze.
Stamcellen worden gewonnen uit embryo's die
overblijven na een reageerbuisbevruchting
(IVF). Meestal wordt bij IVF een groot aantal
eicellen bevrucht, waarvan er enige worden
teruggeplaatst in de vrouw. De andere worden
apart gezet voor een latere poging. Als de vrouw
snel een kind krijgt, zijn die embryo's over. Die
restembryo's
kunnen
tot
delen
worden
aangezet. Na een dag of vijf wordt dat gestopt
en oogsten de onderzoekers de stamcellen. Als
die zijn geïsoleerd, kunnen ze zich tot in het
oneindige doordelen. Nu circuleren er naar
schatting stamcellen van zestig IVF-embryo's, of
zestig cellijnen, zoals dat heet. In Nederland is
onderzoek gedaan met stamcellen uit Australië
8
St. Bonifatius College, Utrecht
die zijn gewonnen uit IVF-embryo's van een
kliniek uit Singapore.
Ook deze ontwikkeling heeft geleid tot
protesten. Uit religieuze kringen komen
bezwaren tegen het doden van de vijf dagen
oude embryo's. In de Verenigde Staten is een
debat gevoerd over het financieren van het
onderzoek met federaal geld. Het mag, maar
met bestaande cellijnen.
Stamcellen hebben mogelijk grote, ongekende
mogelijkheden. Het idee is om ze in een
reageerbuis te laten ontwikkelen tot hartcel, cel
van de alvleesklier, zenuwcel of vul maar in. Die
kunnen worden gebruikt om mensen met een
verzwakte hartspier, suikerziekte of een
dwarslaesie te helpen.
Een voorbeeld. Bij suikerziekte produceert de
alvleesklier geen of te weinig insuline. Door
nieuwe, gezonde alvleeskliercellen in te spuiten,
kan de suikerziekte worden genezen. Iets
soortgelijks is mogelijk voor een dwarslaesie
waarbij de zenuwbanen in de ruggenmerg zijn
doorgesneden. Mogelijk zijn die banen met
nieuwe zenuwcellen te repareren.
De ontwikkelingen met stamcellen gaan snel. In
Nature Genetics van december beschrijven twee
onderzoeksgroepen dat ze erin zijn geslaagd
stamcellen om te zetten in voorlopers van
hersencellen. De ene groep werkte met muizen-,
de andere met menselijke stamcellen. Ze
injecteerden die cellen in muizenhersens, waar
ze zich verder ontwikkelden tot hersencellen.
Deze toepassing is van belang voor patiënten
met de ziekte van Huntington (optreden van
spasmen).
Maar het gebruik van stamcellen in patiënten
ligt nog ver weg. Een probleem dat nog moet
worden opgelost, is afstoting. De in te spuiten
cellen zijn vreemd lichaamsmateriaal en zullen
worden afgestoten. Er zijn dan medicijnen
nodig om deze bijwerkingen te onderdrukken.
De kans op dit soort complicaties wordt een
stuk kleiner als er eigen lichaamscellen worden
gebruikt. En dan komt het therapeutisch
klonen om de hoek kijken. Er wordt dan
genetisch materiaal van de patiënt, bijvoorbeeld
uit een huidcel, geplaatst in een eicel. Die gaan
delen en na een paar dagen worden de
lichaamseigen stamcellen gewonnen, waaruit de
benodigde gespecialseerde lichaamseigen cellen
worden gemaakt en bij de patiënt ingespoten.
DE ONDERZOEKERS van het Advanced Cell
Technology waren weinig succesvol bij het
therapeutisch klonen. Ze brachten bij negentien
eicellen nieuw genetisch materiaal in, maar in
slechts drie gevallen ging de cel delen. Verder
dan zes cellen kwamen de eicellen niet en van
de ontwikkeling van stamcellen was geen
sprake.
Het therapeutisch klonen is één van de
mogelijkheden om het probleem van afstoting te
voorkomen. De Amerikaanse onderzoekers
hebben ook gekeken naar de methode om een
eicel te laten ontwikkelen tot embryo zonder dat
er een bevruchting aan te pas komt, de ethisch
minder belaste oplossing.
Een eicel bevat in een vroeg stadium nog een
dubbele set chromosomen en de onderzoekers
stelden zo'n cel bloot aan chemicaliën die haar
aanzetten tot deling. Ook dit lukte gedeeltelijk.
Ze experimenteerden met 22 eicellen, maar
slechts zes daarvan hadden zich na vijf dagen
gedeeld en niet één van die zes bevatte
stamcellen.
Het idee achter de laatste techniek is dat een
vrouw met hartklachten een eicel afstaat.
Daaruit worden dan stamcellen geoogst die
worden ontwikkeld tot hartcellen. Die kunnen
dan worden gebruikt om de vrouw te genezen.
Zulke cellen zullen minder morele dilemma's
oproepen dan stamcellen uit gekloonde
embryo's', schrijven de onderzoekers in
Scientific American.
Maar ook dit heeft zijn beperkingen, merken ze
op. Mannen en oudere vrouwen hebben geen
eicellen en kunnen niet op deze wijze worden
behandeld. Voor mannen zou dan het genetisch
materiaal uit een spermacel moeten worden
overgezet in een eicel van een donor, klonen
dus.
ER ZIJN MEER mogelijkheden om de ethische
discussie over klonen te omzeilen. Volwassenen
hebben zelf ook stamcellen, onder meer in het
beenmerg. Die zouden gewonnen kunnen
worden en daarmee zou kunnen worden
gewerkt. Het bezwaar hiervan is, zegt
Mummery, dat het aantal mogelijk niet genoeg
is. `Tegen de tijd dat we voldoende cellen
hebben om te gaan behandelen, is de patiënt
mogelijk al overleden.'
En dan is er het bloed uit de navelstreng. Ook
dat zit vol stamcellen die zonder ethische
bezwaren gewonnen kunnen worden. Er is een
bedrijf dat aanbiedt om dat bloed tegen betaling
op te slaan. Het kan dan na talloze jaren
worden gebruikt wanneer de baby die ooit via
die navelstreng werd gevoed, als volwassene een
ernstige ziekte heeft opgelopen.
Mummery heeft hier moeite mee. `Het is niet
zeker of de beloftes van de stamcellen worden
waargemaakt. Veelal worden de ouders met
emotionele argumenten onder druk gezet van
het aanbod gebruik te maken, terwijl het
helemaal niet zeker is of het bloed ooit kan
worden gebruikt.' Een commissie van de
Gezondheidsraad buigt zich over de ethische
vragen bij het gebruik van embryonale
stamcellen. De aanleiding is het tekort aan
orgaandonoren dat de laatste tijd steeds groter
wordt, zegt secretaris van de commissie dr.
Pieter Bolhuis. Stamcellen kunnen immers
sommige transplantaties overbodig maken.
Nederland heeft een embryowet die bij de Eerste
Kamer ligt. De wet maakt vijf jaar na het van
kracht worden het therapeutisch klonen
mogelijk, maar per therapie moet steeds een
apart besluit worden genomen. Bolhuis: `We
zijn niet klaar, maar de commissie neigt ernaar
dit toe te staan als er sprake is van
veelbelovende therapieën.' De commissie wil
voorjaar 2002 met haar advies komen. Het zal
de discussie over klonen niet stoppen, weet de
secretaris. Daarvoor is klonen te controversieel.
ANW-vraag: De onderzoekers ontmoeten veel weerstand in de samenleving. Daarom
zijn ze op zoek naar onderzoeksmethoden die minder omstreden zijn. Lijken ze daarin
te slagen?
ANW in het NIEUWS, nummer 4
9
St. Bonifatius College, Utrecht
De Nationale Wetenschapsquiz
2001 - achtste editie
Op zondag 24 december, kerstavond 2001, presenteert de VPRO-televisie voor de achtste maal de Nationale Wetenschapsquiz. Deze quiz wordt
georganiseerd door het NWO, Noorderlicht en Stichting Weten. Zoals alle jaren staat de quiz onder leiding van Wim T. Schippers. Ook u kunt meedoen
met de quiz.
Wint u, dan wacht u in 2002 een
ontdekkingsreis voor twee personen naar:
VISHAKHAPATNAM (1' PRIJS)
VISSENBJERGEN (2' PRIJS)
VISVLIET (3' PRIJS)
De beste schoolklas wint een schoolreisje in
2002 naar Visvliet.
DE UITSLAG wordt bekendgemaakt in de
televisie-uitzending van de Nationale
Wetenschapsquiz op 24 december 2001,
Nederland 3, 21.30-23.00 uur. Een uitgebreide
toelichting op de antwoorden is vanaf 25
december 2001 te vinden op de internetsites
van de VPRO. (www.vpro.nl), en van NWO
(www.nwo.nl/wetenschapsplein).
1 Je hebt twee identieke glazen, één met rode
en één met witte wijn. Je doet een lepeltje rode
bij de witte. Je roert en je doet dan één lepeltje
van de vermengde wijn in de rode. Welke wijn
heeft de hoogste graad van vermenging?
a) De 'rode' wijn.
b) De 'witte' wijn.
c) Beide dezelfde.
2 Aristoteles deed in zijn ‘Traktaat over de
Meteorologie' de aanbeveling vlees altijd goed
heet aan te braden, want dan zou het malser en
sappiger blijven. Had hij gelijk?
a) Ja. als je het vlees snel dichtschroeit, kan het
vocht er niet zo gemakkelijk uit.
b) Ja, maar dat geldt alleen voor jong
spiervlees.
c) Nee, het vlees behoudt meer vocht wanneer
het op matig vuur gebraden wordt.
3 Als je in een stille omgeving je vingers in je
oren steekt, hoor je een laag rommelend geluid.
Wat veroorzaakt dat geluid?
a) Het pompen van je hart.
b) De spieren in je armen en handen.
c) De druk op je oorzenuwen.
4 Kun je beter leren met muziek op de
achtergrond?
a) Ja, het geheugen functioneert beter met
achtergrondmuziek.
b) Nee, als het stil is neem je de leerstof beter
op.
c) Dat ligt aan het soort muziek. Klassieke
muziek stimuleert het geheugen, popmuziek
juist niet.
5 Wat is pijnlijker: geraakt te worden door een
harde nieuwe tennisbal of door een slappe
ouwe, die met dezelfde snelheid op je af komen?
a) De harde nieuwe.
b) De slappe ouwe.
c) Het is allebei even pijnlijk.
6 Twee voetgangers gaan van A naar B. De ene
wandelt, de andere zet er flink de pas in. Het
regent gestaag en de druppels vallen recht naar
beneden. Wie wordt het natst?
a) De trage.
b) De snelle.
c) Ze worden beiden even nat.
7 Je wilt een kabel strak om de maan spannen.
Helaas is de kabel één meter te kort. Je besluit
ANW in het NIEUWS, nummer 4
de hele kabel in een goot te leggen. Hoe diep
moet die goot zijn?
a) Circa 1 meter.
b) Circa 16 centimeter.
c) Circa 1 millimeter.
8 Je kunt je gemeen snijden aan de rand van
een vel papier. Hoe komt het dat zo'n wond
pijnlijker aanvoelt dan een diepe snijwond?
a) De pijnreceptoren worden extreem
geprikkeld.
b) Dat is het psychologische effect van een
schrikreactie.
c) Papier bevat enzymen die de zenuwen direct
aantasten.
9 Je rolt een biljartbal door een gekromde buis.
Hoe rolt de bal verder aan het einde van de
buis?
a) Hij vervolgt de kromming.
b) Hij vervolgt de kromming een stukje en rolt
dan recht verder.
c) Hij rolt recht verder.
10 Jantje zegt dat Pietje liegt. Pietje zegt dat
Klaasje liegt. Klaasje zegt dat Jantje en Pietje
allebei liegen. Wie liegt er eigenlijk?
a) Jantje liegt.
b) Pietje liegt.
c) Jantje en Pietje liegen allebei.
11 Het is helder, zonnig weer met hier en daar
een wolk. Drijven deze wolken?
a) Nee, ze drijven niet, maar vallen heel
langzaam doordat water zwaarder is dan lucht.
b) Ja, ze drijven doordat de soortelijke massa
van de wolken net iets kleiner is dan die van
lucht.
c) Nee, ze stijgen langzaam doordat ze sterk
uitzetten.
12
Wat verandert er aan het geluid dat
een kerkorgelpijp produceert, als er in
plaats van lucht pure kooldioxide in
geblazen wordt?
a} Het geluid wordt hoger.
b} Het geluid wordt lager.
c) Het geluid houdt dezelfde toonhoogte.
b) De uitspraken die de astrologie doet zijn niet
toetsbaar.
c) Astrologen verklaren onjuist gebleken
voorspellingen met hun bestaande theorie.
16 Je hebt twee vislijnen, een lange en een
korte. Welke zal bij een ruk van een grote vis
het gemakkelijkste breken?
a) De lange.
b) De korte.
c) Maakt niet uit.
17 In een teil water drijft een groot houtblok
met daarop vastgelijmd een baksteen. Je draait
het houtblok om, zodat de baksteen onder
water aan het blok hangt. Wat gebeurt er met
het waterpeil?
a) Het daalt.
b) Het stijgt.
c) Het blijft gelijk.
18 Wat is het evolutionaire voordeel van
smalle heupen bij de man?
a) Snel bochten kunnen nemen.
b) Efficiënt kunnen lopen.
c) Hoog kunnen springen.
19 Wat biedt de beste verklaring voor het feit
dat vliegtuigen kunnen vliegen?
a) De flogiston-theorie van Stahl.
b) De wetten van Newton.
c) Het lift-principe van Bernoulli.
20 Welke vijver is het meest geschikt om
dienst te doen als spiegel?
a) Een heldere vijver met een donkere bodem.
b) Een heldere vijver met een witte bodem.
c) Een troebele vijver.
Vul het onderstaande antwoordformulier in,
knip het uit, plak het op de achterzijde van een
13 Plassen vissen?
a) Ja, maar zoetwatervissen plassen veel
meer dan zoutwatervissen.
b) Ja, maar zoutwatervissen plassen veel
meer dan zoetwatervissen.
c) Nee, vissen plassen niet.
14 Twee hellingen zijn even hoog en in
een rechte lijn gemeten even lang. De ene
helling loopt recht naar beneden, de
andere is enigszins hol. Je laat op hetzelfde
moment van beide hellingen een knikker
rollen. Welke knikker is het eerst beneden?
a) De knikker op de rechte helling.
b) De knikker op de holle helling.
c) Ze komen tegelijk aan.
15 De astrologie wordt niet tot de wetenschap
gerekend. Welk van de volgende argumenten is
daarin doorslaggevend?
a) De astrologie maakt gebruik van onzichtbare
krachten.
10
briefkaart en verstuur die naar:
DE NATIONALE WETENSCHAPSQUIZ
POSTBUS 93563 2509 AN DEN HAAG
Uw briefkaart dient uiterlijk op WOENSDAG 12
DECEMBER 2001 ontvangen te zijn. Eén
inzending per persoon. Succes!
St. Bonifatius College, Utrecht
ANW in het NIEUWS, nummer 4
11
St. Bonifatius College, Utrecht
Download