Vuistregels bij het opvolgen van de groei en de pubertaire

advertisement
VLAAMSE WETENSCHAPPELIJKE VERENIGING VOOR JEUGDGEZONDHEIDSZORG VZW
Vuistregels bij het opvolgen van de groei en de pubertaire ontwikkeling
1.
Doel van het regelmatig wegen en meten is het opsporen van kinderen die
a. te klein zijn
b. te groot zijn
c. abnormaal snel groeien
d. abnormaal traag groeien
e. een te vroege puberteit hebben
f. een laattijdige puberteit hebben
….ten gevolge van tot nog toe onbekende pathologie die
behandeling vereist, of omdat het een weerslag heeft op de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ouders en kinderen zijn bijzonder geïnteresseerd in de gestalte en het groeipatroon!
2.
Werk nauwkeurig! Enkele millimeters kunnen het verschil maken tussen verwijzen of niet-verwijzen!
a.
Materiaal: Weegschaal:
* elektronisch badkamermodel Seca 841 Bellisima of Seca 840 Bella, tot 100 gram nk.
Meetlat:
* vast muurmodel: TB I Hyssna 4205, tot op 1 mm nk.
* verplaatsbaar: Microtoise rollint of monteerbare Harpenden, tot op 1 mm nk.
b.
Controleer op noodzakelijke voorwaarden voor een correcte meting:
* een vlakke, harde vloer, zowel voor meten als wegen.
* loodrechte, verticale montage van de meetlat, de microtoise geleider of de stukken van een
monteerbare meetlat (plaats de monteerbare meetlat tegen een muur), op een correcte hoogte.
* de hoogte-aanwijzer moet een hoek van 90° maken met de wandplaat, de aanwijzer mag niet
kantelen (deel 2, II.A)
* gebruik de correcte techniek (zie instructiekaarten ‘gestalte en gewicht’ of deel 2, II.B)
c.
Hanteer een correcte techniek bij het plotten (deel 2, II.B)
d.
Controleer alle gegevens wanneer het geplotte afwijkt van wat er wordt ‘verwacht’: herbereken
de chronologische leeftijd (ook van de vroegere metingen), herhaal de meting, plot opnieuw (zie
‘Kwaliteitscontrole’ deel 2, II.C)
3.
De groei en de pubertaire ontwikkeling laten zich moeilijk voorspellen. Hanteer de beslisbomen daarom
steeds met gezond verstand en interpreteer de groeigegevens steeds met de gegevens van het klinisch
onderzoek.
4.
Bij kinderen die te klein zijn en/of een afbuigend groeipatroon hebben, is de kans op onderliggende
pathologie groter dan bij kinderen met een grot e gestalte en/of groeiversnelling.
5.
Bij een kind met een kleine gestalte (in onderste aandachtszone) en een groeiversnelling, zal de
beslisboom ‘te klein’ primeren op de beslisboom ‘groeiversnelling…’ .
De groeiversnelling zal zeer waarschijnlijk een inhaalmanoeuvre zijn en is dus gewenst.
6.
Een kind met een grote gestalte (in de hoogste aandachtszone) en een groeivertraging zal aandacht
vragen omdat het afbuigen van de groei steeds méér risico inhoudt op pathologie dan groeiversnellen. In dit
geval zal de beslisboom ‘groeivertraging….’ primeren op de beslisboom ‘te groot’.
7.
Groei is een dynamisch proces. De gemeten gestalte op een bepaald tijdstip is de resultante van een
groeipatroon (versnellingen en vertragingen) tijdens de periode van het gehele voorbije interval, doorgaans 2
jaar.
8.
De pubertaire ontwikkeling beïnvloedt het groeipatroon. Om het groeipatroon correct te interpreteren is de
kennis van de pubertaire score quasi onontbeerlijk. Controleer daarom de pubertaire ontwikkeling, wanneer
de omstandigheden het toelaten, ook tijdens het gerichte consult.
VWVJ - Standaard Groei en Pubertaire Ontwikkeling (Groeipakket) - 2005
Download