Hoofdstuk 2 - Taalpunt NL

advertisement
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
Differentiatiemateriaal
Hoofdstuk 2
Fictie: personages
Opdracht 1
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Bij de vijand thuis
Marisa, een Joods meisje uit Polen, is vijftien jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. De
Duitse soldaten nemen Polen in en Marisa’s familie wordt de straat op gejaagd.
Marisa, haar broertje en zusje en haar vriend Sjemoeëel slaan samen op de vlucht. Als haar
broertje en zusje zich bij de Partisanen aansluiten, zoeken Marisa en Sjemoeëel een andere
uitweg. Ze proberen allebei werk te vinden in Duitsland.
Marisa heeft blond haar en blauwe ogen. Daardoor slaagt ze erin om met een niet-Joods,
Pools paspoort werk te vinden in Duitsland. Ze komt als 'Pools dienstmeisje' terecht in het
gezin van een hoge nazi-officier. Voor de kinderen in dit gezin is Jodenhaat iets heel
normaals. Marisa wordt in het gezin niet slecht behandeld. Ze wil niet van deze mensen
gaan houden, maar toch gaat ze sympathie voor hen voelen.
Charlotte, de dochter van de nazi-officier, heeft een vriend, Georg, die bij een antiHitlergroep hoort. Marisa vertelt dat aan Charlottes vader, omdat ze ziet aankomen dat deze
vriendschap problemen met zich meebrengen zal voor Charlotte. Charlottes vader zorgt
ervoor dat Georg ver van huis een baan krijgt.
1 Drie dagen later kwam Charlotte thuis van school, rende naar haar kamer en barstte zo
luid in huilen uit dat we het beneden konden horen. Frau Reymann keek me aan en
gebaarde dat ik naar haar toe moest gaan. Ik wilde niet. Haar pijn was het directe gevolg van
wat ik in gang had gezet en ik twijfelde niet aan de oorzaak van haar verdriet. Maar ik moest
5 de rol blijven spelen van een bezorgd Pools dienstmeisje. Ik klopte op haar deur.
‘Ga weg!’
‘Charlotte, ik ben het.’
Ze opende de deur voor me, en gooide zich toen weer op haar wit met roze bedsprei. ‘Georg
gaat weg,’ hikte ze.
10 ‘O nee,’ wist ik eruit te krijgen.
‘Helemaal naar Stuttgart,’ snikte ze. ‘Hij heeft er een heel goede baan aangeboden gekregen
in een fabriek.’
‘Nou,’ zei ik. ‘Hij komt toch weer terug?’
‘Nee,’ huilde ze, ‘hij komt niet terug. Omdat hij volgend jaar wordt opgeroepen om te gaan
15 vechten. Ik zal hem nooit meer zien!’
Toen zag ik ineens Sjemoeëel voor me. Hij was lang en zijn grote, blauwe ogen staarden me
aan. Het beeld raakte me met zo’n kracht dat de tranen in mijn ogen sprongen. Charlotte zag
het. ‘O, Maria,’ zei ze en gooide haar armen om me heen. ‘Wat ben je toch een lieve
vriendin!’ Ik klopte op haar rug en probeerde me niet terug te trekken, maar het was niet
20 makkelijk. Ik haatte haar. De nazi’s hadden mijn Sjemoeëel meegenomen. Maar ik was
tegelijkertijd op haar gesteld; ik kon het niet ontkennen. Maar ik wilde haar niet aardig
vinden, dus maakte ik mezelf koud vanbinnen. Ik zou niet toestaan dat ze zich beetje bij
beetje naar binnen wriemelde. Ik zou net doen alsof ik haar vriendin was, maar nooit meer
dan dat.
Uit: Carol Matas, Bij de vijand thuis. Kampen, 2001.
1
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
1a
1b
1c
2a
2b
3
4
5
6
7
8
Wie is de hoofdpersoon?
Waarom?
Is Maria als verhaalpersonage een type? Waarom wel of niet?
Waarom krijgt Maria tranen in haar ogen?
Charlotte denkt dat Maria om een andere reden verdrietig is. Waarom huilt Maria,
volgens Charlotte?
Hoe is de relatie tussen Charlotte en Maria, vanuit Charlotte gezien?
Hoe is de relatie tussen Charlotte en Maria, vanuit Maria gezien?
Welk perspectief is in dit fragment gebruikt?
Leg uit dat jij als lezer door het gebruik van dit perspectief Maria beter kent dan dat
Charlotte haar kent.
Vind je het verhaal realistisch geschreven? Waarom wel of niet?
Verklaar de titel van het boek.
Op een van de laatste pagina's van het boek troost Maria Charlotte:
Voorzichtig sloeg ik mijn armen om haar heen. Het voelde bijna alsof ik een landmijn
omhelsde. Ze liet haar hoofd op mijn schouder vallen en snikte: 'Jij helpt me toch wel, Maria?
Alsjeblieft? Ik kan zo niet verder.'
Ik streelde haar haar en probeerde haar te troosten. En het grote blok ijs in mijn hart begon
te smelten. Het maakte me bang.
'We zijn allemaal bang,' zei ik. Ik dacht dat ik de hele thora vergeten was, maar plotseling
herinnerde ik me vanuit het niets een regel uit Ezechiël: 'Ik zal uw hart van steen wegnemen
…en geef u een hart van vlees en bloed.'
En toen herinnerde ik me iets wat papa vaak tegen me zei, als ik op school problemen had
met Polen die Joden haatten: 'Het is beter dat ik het goede in mijn vijand zie, dan dat ik het
kwade in hem zie.'
Dankuwel, papa, zei ik in mezelf. Dank u.
En tegen Charlotte zei ik: 'Maak je geen zorgen. We verzinnen wel wat. Je bent niet langer
alleen.'
Uit: Carol Matas, Bij de vijand thuis. Kampen, Callenbach, 2001.
9
10
11
Marisa heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Welk verschil zie je tussen de twee
fragmenten van het boek, als je let op Marisa's houding tegenover Charlotte?
Wat lees je in deze tekst over de normen en waarden van Marisa's vader?
Schrijf een briefje aan Marisa. Schrijf erin wat je van haar veranderde houding
tegenover Charlotte vindt.
Opdracht 2
Lees het gedicht en beantwoord de vragen.
Joods kind
Zij wacht hem elke avond aan de trein
Het meisje met d'on-arisch zwarte haren.
Met ogen, die verstrakken in een staren
of vader gauw de tunnel door zal zijn.
Forensen schuif'len langs de binnendeur
en schieten van de trap in daag'lijks jachten.
Het donkre kind kan enkel staan en wachten
vlak bij het hokje van de conducteur.
Dan zwaait een mannenarm een verre groet,
2
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
Op 't klein gezicht bloeit plotseling herkennen.
Ze moet op slag hard naar haar vader rennen.
Hij bukt zich laag en zoent haar smalle toet.
Nu gaan ze samen door de late dag,
De man gebogen en van zorg gebeten,
Het ratelstemmetje wil erg graag weten
Waarom ze nog niet naar het zwembad mag .
O Heer, ik heb vandaag één bede maar:
Elk Joods gezin wordt haast vaneengereten,
Laat de Gestapo deze twee vergeten,
Laat die in Jezus' naam toch bij elkaar.
Henk Fedder
uit: Geuzenliedboek 1940-1945.
1
1a
1b
1c
1d
2
3
4
5a
5b
Wat betekenen de woorden:
on-arisch
forensen
jachten
Gestapo
Met welke woorden geeft de dichter aan dat de man veel zorgen heeft?
Er wordt in het gedicht een ding genoemd dat het meisje moeilijk vindt. Wat vindt ze
moeilijk?
De dichter leeft mee met de moeilijke situatie van deze Joden. In welke strofe geeft
hij zijn eigen reactie weer?
Wat valt je op aan de laatste strofe?
Waarom zou de dichter de laatste strofe op deze manier geschreven hebben?
Opdracht 3
Lees het gedicht en beantwoord de vragen.
De dieren
1 De landman gaat, nu de avond is gevallen,
en de arbeid slaapt, voor 't laatst zijn hoeve rond,
hij keurt het werk der knechts in schuur en stallen,
en als zijn schaduw volgt hem trouw de hond.
5 Hij toeft bij 't vee en luistert hoe het ademt;
rond schoft en horen hangt een warme damp,
die met een geur van zomer hem bewademt,
en in een nimbus nevelt om de lamp.
Dan loopt hij tastend langs de ruif der paarden,
10 verwelkomd door een dreunend hoefgeklop;
hij spreekt hen aan en streelt een ruig behaarden,
een speels hem toegestoken manenkop.
En als hij eindlijk, rustig na 't volbrachte,
de handen boven 't vlammend houtvuur heft,
15 vervult hem nog de ontroerende gedachte
3
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
aan wat rondom hem leeft en 't niet beseft.
Hij peinst en leest in 't boek met koopren sloten
het hoofdstuk uit, dat Noachs tocht beschrijft,
hoe de arke met haar simple reisgenoten
20 lang op den oeverlozen zondvloed drijft.
Gans in het wonderbaar verhaal verloren,
terwijl hij mijmrend in den haardgloed staart,
lijkt het hem of, door God daartoe verkoren,
hij met zijn dieren over 't water vaart.
Uit: Aart van der Leeuw, Opvluchten, 1922.
1
2
3
4
5
6
.7
Geef in eigen woorden de eerste strofe weer.
Wat betekent: 'hij toeft bij 't vee'? (r.5)?
Wat betekent 'rond schoft en horen' (r.6)?
Leg regel 8 in eigen woorden uit.
Wat wordt bedoeld met 't boek met koopren sloten?
In de laatste strofe lees je dat de landman zich met Noach identificeert. Hoe komt
dat?
De dichter, Aart van der Leeuw, heeft dit gedicht zo geschreven dat de manier
waarop het gelezen wordt, past bij de inhoud van het gedicht.
Op welke manier moet dit gedicht gelezen worden volgens jou?
A Vrij snel
B Rustig, bedachtzaam
C Normaal, niet langzaam of snel
Beeldspraak
Opdracht 4
Zoek en benoem de beeldspraak. Kies uit: vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia.
Voorbeeld: 1 zwevende: metafoor
1
Er zijn heel wat zwevende kiezers die nog niet weten op welke politieke partij ze
zullen stemmen.
2
3
4
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
.
4
5
6
7
Bezoek het binnenland van Spanje eens per kurkentrekker.
De minister van Defensie dekte de misstanden toe.
8
9
Uit een krantenbericht over iemand die een lintje krijgt:
5
Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2
Fictie: personages
Onder deze krantenkop stond het volgende stukje tekst:
KLOETINGE - De aimabele (= vriendelijke) terriër wordt hij ook wel genoemd. Iemand die mensen
samenbrengt, recht op zijn doel afgaat en zich niet snel laat ontmoedigen.
Opdracht 5
Zoek in een boek, gedicht, krant of tijdschrift vijf voorbeelden van beeldspraak. Schrijf ze
over of knip ze uit.
Schrijf erbij om welke vorm van beeldspraak het gaat: vergelijking, metafoor, personificatie of
metonymia.
6
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo
Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden
Opdracht 6
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Oudste, middelste, jongste: wat zegt je plek in het gezin?
1 Zit jij op het vwo en je broer op het vmbo? Grote kans dat jij ouder bent dan je broer.
Waarschijnlijk heeft hij meer vrienden dan jij en is hij degene die zaterdags zonder
mopperen de auto wast. En je zusje, dat tussen jou en je broer in zit, heeft haar kamer
een poosje geleden gepimpt. De felle kleuren op haar muren doen gewoon zeer aan je
ogen…
2 De oudste van een gezin is meestal de slimste, de middelste is een rebel en de jongste is
het aardigst. Tenminste, dat blijkt uit sommige onderzoeken. Maar de wetenschappers zijn
het lang niet altijd met elkaar eens. Stapels boeken en artikelen zijn geschreven over wat
voor impact (1) je plek in het gezin heeft op je IQ, je gezondheid of zelfs je liefdesleven. Het
leeuwendeel (2) van het psychologisch onderzoek is echter gedaan naar de invloed daarvan
op je persoonlijkheid.
3 Wetenschapshistoricus Frank Sulloway deed het meest uitgebreid onderzoek naar het
verband tussen je plek in het gezin en je persoonlijkheid. Hij bestudeerde onder andere de
resultaten van bijna tweehonderd psychologische onderzoeken waarin de relatie tussen de
geboortevolgorde en persoonlijkheidsdimensies werd onderzocht. Zijn resultaten publiceerde
hij in het zowel bejubelde als verguisde (3) boek Born to rebel.
Gevecht om aandacht
4 Sulloways theorie komt ongeveer hierop neer.
Ieder kind wil maximale aandacht van zijn ouders
én hij wil zijn eigen plek in het gezin veroveren.
Hiervoor moet hij zich zo veel mogelijk van zijn
broers en zussen onderscheiden. Dat gebeurt als
volgt: oudste kinderen willen vooral hun
bevoorrechte positie als eerste (sterkste, slimste)
behouden. Zij identificeren zich sterk met (4) hun
ouders, zijn ambitieus (5), hebben respect voor
autoriteit en ontwikkelen traditionele normen en
waarden. Enige kinderen ontwikkelen zich
grotendeels overeenkomstig.
5 Jongere kinderen daarentegen worden geboren om te rebelleren, aldus Sulloway. Ze
kunnen niet met hun oudere broer of zus concurreren op traditionele vlakken, dus moeten ze
nieuwe manieren verzinnen om de aandacht van hun ouders te krijgen. Een van de
consequenties hiervan is, dat deze ‘latergeborenen’ meer geneigd zijn om vernieuwende
ideeën in politiek en wetenschap aan te hangen.
6 Sulloway maakte alleen onderscheid tussen eerst- en latergeborenen. In recenter Belgisch
onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven, werd ook specifiek (6) de persoonlijkheid
van middelste kinderen onder de loep genomen. Volgens de Belgen zijn juist zij, en niet de
jongsten, de rebellen van de familie. Kennelijk moeten zij nog het meeste doen om op te
vallen tussen de oudste en de benjamin. Op grond van dit fenomeen (7) worden middelste
kinderen ook wel ‘sandwichkinderen’ genoemd.
Omstreden theorie
7
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo
7 Hoewel Sulloways theorie herkenbaar is, is deze omstreden, zegt pedagoog Peter
Hoffenaar van de Universiteit van Amsterdam. Volgens onderzoekers uit het ene kamp heeft
je plek in het gezin wel degelijk invloed op je persoonlijkheid, terwijl andere onderzoekers dit
gegeven sterk relativeren (8) of zelfs van tafel vegen. Rich Harris denkt bijvoorbeeld dat er
wel verschillen zijn tussen eerst- en latergeborenen, maar dat die verschillen zich alleen
manifesteren (9) binnen de context van het gezin, en niet in contacten met collega’s of
vrienden.
8 Pedagoog Hoffenaar benadrukt dat persoonlijkheid niet alleen bepaald wordt door het
aantal broers en zussen of je plek in het gezin, maar door een combinatie van verschillende
factoren, waaronder ook genen, opvoeding en contact met leeftijdgenoten. En hoewel
Sulloways model ervan uitgaat dat kinderen zich zo veel mogelijk van elkaar proberen te
onderscheiden, kunnen broers en zussen volgens Hoffenaar ook juist méér op elkaar gaan
lijken. ‘Denk bijvoorbeeld aan een criminele tiener die een rolmodel wordt voor zijn jongere
broer.’
9 Niet alleen qua persoonlijkheid zouden oudste en jongere kinderen
verschillen. Oudsten doen het gemiddeld genomen wat beter op school,
verdienen meer en scoren hoger op intelligentietests. Zij zijn dus de
bollebozen van de familie, laat psychologisch onderzoek over het
algemeen zien.
10 De verklaring? Volgens psycholoog Robert Zajonc hebben oudsten een hoger IQ, doordat
zij in een meer volwassen omgeving opgroeien. Ook zouden ze als ‘leraar’ fungeren voor
hun broertjes en zusjes. Daarnaast stelt een andere verklaring dat tijd en middelen van
ouders beperkt zijn, en daarvan krijgen oudste kinderen vaak het meeste toebedeeld.
Onderzoekers van Cornell University ontdekten recentelijk (10) inderdaad dat in een gezin
het eerste kind twintig tot dertig minuten per dag meer aandacht krijgt van zijn ouders dan
het tweede.
11 Hierover is het laatste woord nog niet gezegd. Sommige onderzoekers hebben
vastgesteld, dat er weinig tot geen IQ-verschillen zijn tussen oudsten en jongsten binnen
hetzelfde gezin. Die verschillen kunnen alleen worden aangetoond wanneer kinderen uit
verschillende gezinnen met elkaar worden vergeleken. Andere onderzoekers vonden
recentelijk wel weer sterke effecten van geboortevolgorde op intelligentie, ongeacht welke
onderzoeksmethode ze gebruikten. Zou de oudste dan toch altijd de slimste zijn? Albert
Einstein en Sigmund Freud waren ook de oudste thuis. Ben je niet de oudste? Geen
probleem: je bevindt je in het gezelschap van onder meer John Kennedy en Bill Gates.
Naar: M. Zevenhuizen in: Psychologie Magazine, 26e jaargang, mei 2007.
1
2
3
4a
4b
5a
5b
Wat is het onderwerp van deze tekst?
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Je plaats in het gezin heeft invloed op je intelligentie.
B
Je plaats in het gezin heeft invloed op je persoonlijkheid.
C
Je plaats in het gezin heeft invloed op je sociale leven.
D
Je plaats in het gezin heeft invloed op de relatie met de andere gezinsleden.
Op welke manier is de inleiding van deze tekst gemaakt?
Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
Met welk signaalwoord wordt dit verband aangegeven?
Vul aan: in alinea 4 gaat het over eerstgeborenen, in alinea 5 over … en in alinea 6
over …
Volgens het woordenboek is een sandwich: ‘twee sneetjes brood met beleg ertussen’.
Leg in eigen woorden uit waarom middelste kinderen ‘sandwichkinderen’ worden
genoemd.
8
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo
6
7
8
8a
8b
9
9a
9b
10
11
11a
11b
Waarvan wordt in de laatste zin van alinea 7 een voorbeeld gegeven?
A
De herkenbaarheid van Sulloways theorie.
B
De verschillende opvattingen van onderzoekers over de invloed van de plek in
het gezin op de persoonlijkheid.
C
De verschillende opvattingen van onderzoekers over de invloed van de plek in
het gezin op de intelligentie.
D
De verschillen tussen eerder- en latergeborenen binnen en buiten het gezin.
In alinea 8 benadrukt Hoffenaar dat ook je opvoeding een grote invloed heeft op je
persoonlijkheid. In welke alinea lees je meer over opvoeding?
A
alinea 9
B
alinea 10
C
alinea 11
In alinea 9 staat een conclusie.
Met welk signaalwoord wordt deze conclusie aangegeven?
Noteer de conclusie uit alinea 9 in je eigen woorden.
In alinea 10 worden verklaringen gegeven voor het feit dat oudste kinderen vaak de
‘bollebozen’ van het gezin zijn.
Hoeveel verklaringen worden in alinea 10 opgesomd?
Noteer twee signaalwoorden van opsomming uit alinea 10.
Waarnaar verwijst het vetgedrukte woord ‘Die’ in alinea 11?
A
‘IQ-verschillen’
B
‘IQ-verschillen tussen oudsten en jongsten’
C
‘IQ-verschillen tussen oudsten en jongsten binnen hetzelfde gezin’
Het belangrijkste doel van deze tekst is het geven van informatie aan de lezers.
In de eerste en de laatste alinea vind je ook amuserende elementen.
Geef in je eigen woorden weer wat het doel is van amuserende elementen in de
inleiding van een tekst.
Geef in je eigen woorden weer wat het doel is van amuserende elementen in het slot
van een tekst.
Woorden
Opdracht 7
A
In de tekst zijn tien woorden onderstreept. Hieronder vind je de betekenissen van die
woorden. Combineer elke betekenis met het juiste woord uit de tekst.
eerzuchtig – de betrekkelijkheid van iets aantonen – onlangs, kortgeleden –
verschijnsel – zich herkennen in, zich vereenzelvigen met – grootste deel –
waarover met afkeuring gesproken wordt – in het bijzonder – invloed –
naar voren komen, blijken
B
Leer de woorden met hun betekenis.
9
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo
Taal over taal: etymologie
Waar komen onze woorden vandaan?
Heb je je dat wel eens afgevraagd? Iedereen weet dat taal verandert, en dat is misschien wel
het meest duidelijk zichtbaar in de woordenschat. Woorden kunnen er anders uit gaan zien, of
ze krijgen een andere betekenis. De wetenschap die zich met de geschiedenis van woorden
bezighoudt heet etymologie.
Taalfamilies
Talen vormen families. Het zal je niet verbazen dat het Nederlands en het Engels familie van
elkaar zijn, terwijl het Turks dat niet is. De familie waartoe het Nederlands behoort heet de
‘Germaanse taalfamilie’.
Alle Germaanse talen zijn afkomstig van dezelfde taal, het Germaans. Iedere taal heeft zich
op z’n eigen manier ontwikkeld. Hierdoor zijn de talen steeds verder uit elkaar gegroeid, maar
je ziet nog steeds dat ze dezelfde wortels hebben.
Opdracht 8
1a
Zoek op hoe deze woorden eruitzien in het Fries, Duits en Frans. Zet de woorden in
een tabel.
Tip: www.woordenboek.eu
Nederlands
Ster
Vijf
Boom
Spreken
1b
Fries
Frans
Duits
Welke taal in de tabel is geen Germaanse taal?
Woorden veranderen dus van vorm. Een modern klinkend woord als ‘graffiti’ is terug te
leiden tot een oud Grieks woord, ‘gráphein’. Die ontwikkeling is niet in één keer
gebeurd, maar heeft door de eeuwen heen een aantal stappen doorlopen.
Opdracht 9
2a
Zet de ontwikkelingsstappen van het woord ‘graffiti’ in de goede volgorde, met het
oudste woord bovenaan.
graffiti
Engels: zonder toestemming op muren (e.d.) aangebrachte opschriften en
tekeningen
graffito
Italiaans: tekening of tekst die met een stift ingegrift is
gráphein
Grieks: schrijven
graphium
Latijn: stift om op wassen tafels te schrijven
10
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo
2b
Doe hetzelfde voor het woord ‘idool’.
idōlum
Latijn: schim, spook, afgod(sbeeld)
idole
Frans: afgodsbeeld
idool
Nederlands: hartstochtelijk vereerde of beminde figuur
eídōlon
Grieks: schim, beeld, afgodsbeeld
2c
(alleen voor vwo) Doe hetzelfde voor het woord ‘hertog’.
hertog
Nederlands: landsheer
hertoge
Middelnederlands: hooggeplaatst persoon, landsheer
hertoch
Middelnederduits: landsheer
heretoga
Oud-engels: landsheer
*harja-tuhan
Protogermaans: legerleider
Ontstaan uit: *harja- leger en *tugan- trekken
Bij de woorden ‘graffiti’ en ‘idool’ zie je twee dingen gebeuren: de vorm van het woord
verandert steeds een beetje en de betekenis van het woord verandert ook. De meeste
woorden die ‘inheems’ zijn (dus niet zijn overgenomen uit een andere taal, zoals ‘toilet’ uit
het Frans of ‘cijfer’ uit het Arabisch) zijn gevormd door samenstelling (‘land’ + ‘huis’ wordt
‘landhuis’) en afleiding (‘gevaarlijk’ is afgeleid van ‘gevaar’). In sommige woorden vind je
samenstelling én afleiding terug: ‘boekbespreking’ is een samenstelling van ‘boek’ en
‘bespreken’, en ‘bespreking’ is afgeleid van ‘bespreken’.
De Statenvertaling is geschreven in 1618/1619. Sinds die tijd zijn veel woorden van vorm
en/of betekenis veranderd.
11
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo
Opdracht 10
Het woord ‘onnozel’ betekent tegenwoordig ‘dom’. In Hebreeën 7:26 staat:
‘Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden
van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden.’ (Het gaat hier over de Heere Jezus
als Hogepriester.)
Vergelijk ook dit oude kerstlied:
O kerstnacht, schoner dan de dagen,
hoe kan Herodes ‘t licht verdragen
dat in uw duisternisse blinkt
en wordt gevierd en aangebeden?
Zijn hoogmoed luistert naar geen rede,
hoe schel die in zijn oren klinkt.
Hij poogt d’Onnozele te vernielen
door ‘t moorden van onnooz’le zielen,
en wekt een stad- en landgeschrei
in Bethlehem en op de akker,
en maakt de geest van Rachel wakker,
die waren gaat door beemd en wei.
3a
Wat betekent het woord ‘onnozel’ hier?
A onwetend
B hoogverheven
C onschuldig
D uitverkoren
3b
Wat is er sinds de zeventiende eeuw met het woord ‘onnozel’ gebeurd?
A betekenisverandering
B vormverandering
C betekenis- en vormverandering
D geen van beide
Opdracht 11
Als je tegenwoordig ‘stout’ bent, dan ben je ‘ondeugend’.
Het ‘Boek der Wijsheid’ is één van de Apocriefe Bijbelboeken. In hoofdstuk 11:18 staat:
‘Want het ontbrak Uw almachtige hand niet, die de wereld uit een stof, die geen gedaante
had, geschapen heeft, over hen te zenden een menigte van beren, of stoute leeuwen.’
4a
Heeft het woord ‘stout’ hier een
positieve of een negatieve
betekenis?
4b
Wat betekende ‘stout’ in de
zeventiende eeuw?
A sterk
B woest
C gemeen
D dapper
12
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo
Opdracht 12
Hieronder zie je Psalm 8 uit de Statenvertaling zoals die er in 1618 uitzag.
Psalm 8
1 Een psalm van David, voor den
opperzangmeester, op den gitthith.
2 O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is
uw naam op de gansche aarde;
Gij, die uwe majesteit gesteld hebt
boven de hemelen.
3 Uit den mond der kinderkens en der
zuigelingen hebt Gij sterkte
gegrondvest, om uwer tegenpartijen wil,
om den vijand en wraakgierige te doen
ophouden.
4 Als ik uwen hemel aanzie, het werk
uwer vingeren, de maan en de sterren,
die Gij bereidt hebt:
5 Wat is de mensch, dat Gij zijner
gedenkt; en de zoon des menschen, dat
Gij hem bezoekt?
5a
5b
5c
5d
5e
5f
6 En hebt hem een weinig minder
gemaakt dan de engelen, en hebt hem
met eer en heerlijkheid gekroond?
7 Gij doet hem heerschen over de werken
uwer handen; Gij hebt alles onder zijne
voeten gezet:
8 Schapen en ossen, alle die, ook mede
de dieren des velds,
9 Het gevogelte des hemels; en de
visschen der zee; hetgeen de paden der
zeeën doorwandelt.
10 O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is
uw naam op de gansche aarde!
Uit: Bijbel in Statenvertaling, met
kanttekeningen, uitgave Jacob en Pieter
Keur.
Noteer uit vers 3 alle woorden die anders van vorm zijn dan tegenwoordig.
Onderstreep in je antwoord alle woorden met naamvalsvormen (bijvoorbeeld: ‘der’).
Noteer de woorden ‘kinderkens’ en ‘tegenpartijen’ in de huidige spelling.
Welk woord uit vers 3 gebruiken wij nu niet meer? Noteer wat dit woord betekent.
Welke twee letters uit o.a. vers 2 en 5 komen in de moderne spelling niet meer voor?
Probeer de woorden uit vers 9 ‘hetgeen de paden der zeeën doorwandelt’ in je eigen
woorden weer te geven.
Opdracht 13
Een bekend woord in de Bijbel is ‘barmhartig’. Denk aan de barmhartige Samaritaan, aan
teksten waarin de Heere een barmhartig God wordt genoemd, en aan oproepen om
barmhartig te zijn tegenover je naaste.
‘Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven;
en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten.’ (Deut. 4:31)
Het woord ‘barmhartig’ is ontstaan door samenstelling en afleiding.
6a
Uit welke twee woorden is het samengesteld?
6b
In welk van de twee woorden heeft afleiding plaatsgevonden?
6c
Het woord ‘barm’ is te herleiden tot een Latijns woord. Dit woord (‘misereri’) betekent
‘medelijden hebben’. Leg aan de hand van deze informatie uit wat het woord
‘barmhartig’ betekent.
Opdracht 14
13
Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo
In Kolossensen 3 worden we opgeroepen naast barmhartig ook lankmoedig te zijn:
‘Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen
der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid.'
(Kol. 3:12)
7a
7b
7c
7d
Welke twee woorden vind je terug in dit woord?
(alleen voor vwo) Beschrijf hoe hier samenstelling en afleiding heeft plaatsgevonden.
Welke vormverandering heeft het eerste woord ondergaan?
Het tweede woord, ‘moed’, is van betekenis veranderd. Nu betekent het ‘dapperheid’.
In de tijd van de Statenvertaling betekende het ook ‘gemoed’ (innerlijk).
Leg uit waarom het woord ‘lankmoedigheid’ ‘verdraagzaamheid’ betekent.
Opdracht 15
(alleen voor vwo)
Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven,
Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
Die van 't verderf uw leven wil verschonen,
Met goedheid en barmhartigheên u kronen;
Die in den nood uw redder is geweest.
(Psalm 103:2)
Het woord ‘schoon’ betekende vroeger ‘fraai’ (nu trouwens nog steeds in het Vlaams). In een
etymologisch woordenboek staat bij het woord ‘verschonen’ het volgende:
Verschonen [van schoon goed voorzien, excuseren, mooier maken] verscho(o)nen
[opsieren, bevoordelen, met consideratie behandelen] 1248; als ‘excuseren’ ca. 1560 van
schoon [fraai].
8
Leg in je eigen woorden uit hoe de betekenis van dit woord zich heeft ontwikkeld.
14
Taalpunt NL deel 3 HVdiff – H1 – Spreekwoorden en uitdrukkingen – havo/vwo
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Opdracht 16
A
Vul in de uitdrukkingen de juiste lichaamsdelen in.
Kies uit: been – bloed – hand – haren – mond – nek –
rug – vingers – voeten – voetje
B
Leer de uitdrukkingen met hun betekenissen.
1
2
3
4
Een wit …… bij iemand halen
De …… aan de ploeg slaan
Zich in de …… snijden
Iemand naar de …… praten
5
Iemand tegen de …… instrijken
6
Iemand op het verkeerde …… zetten
7
8
9
10
Iemand met de …… aankijken
Iemand iets voor de …… werpen
Dat zet kwaad ……
Met zijn …… tegen de muur staan
Bij iemand in de gunst komen
Aan het werk gaan, aanpakken
Zichzelf in moeilijkheden brengen
Zeggen wat iemand graag wil horen,
vleien
Zeggen wat de ander onaangenaam
vindt
Iemand onjuiste informatie of een slecht
advies geven
Niets met iemand te maken willen hebben
Iemand iets verwijten
Dat veroorzaakt verbittering
Geen andere mogelijkheid hebben, niet
meer terug kunnen
15
Download