Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages Differentiatiemateriaal Hoofdstuk 2 Fictie: personages Opdracht 1 Lees de tekst en beantwoord de vragen. Bij de vijand thuis Marisa, een Joods meisje uit Polen, is vijftien jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. De Duitse soldaten nemen Polen in en Marisa’s familie wordt de straat op gejaagd. Marisa, haar broertje en zusje en haar vriend Sjemoeëel slaan samen op de vlucht. Als haar broertje en zusje zich bij de Partisanen aansluiten, zoeken Marisa en Sjemoeëel een andere uitweg. Ze proberen allebei werk te vinden in Duitsland. Marisa heeft blond haar en blauwe ogen. Daardoor slaagt ze erin om met een niet-Joods, Pools paspoort werk te vinden in Duitsland. Ze komt als 'Pools dienstmeisje' terecht in het gezin van een hoge nazi-officier. Voor de kinderen in dit gezin is Jodenhaat iets heel normaals. Marisa wordt in het gezin niet slecht behandeld. Ze wil niet van deze mensen gaan houden, maar toch gaat ze sympathie voor hen voelen. Charlotte, de dochter van de nazi-officier, heeft een vriend, Georg, die bij een antiHitlergroep hoort. Marisa vertelt dat aan Charlottes vader, omdat ze ziet aankomen dat deze vriendschap problemen met zich meebrengen zal voor Charlotte. Charlottes vader zorgt ervoor dat Georg ver van huis een baan krijgt. 1 Drie dagen later kwam Charlotte thuis van school, rende naar haar kamer en barstte zo luid in huilen uit dat we het beneden konden horen. Frau Reymann keek me aan en gebaarde dat ik naar haar toe moest gaan. Ik wilde niet. Haar pijn was het directe gevolg van wat ik in gang had gezet en ik twijfelde niet aan de oorzaak van haar verdriet. Maar ik moest 5 de rol blijven spelen van een bezorgd Pools dienstmeisje. Ik klopte op haar deur. ‘Ga weg!’ ‘Charlotte, ik ben het.’ Ze opende de deur voor me, en gooide zich toen weer op haar wit met roze bedsprei. ‘Georg gaat weg,’ hikte ze. 10 ‘O nee,’ wist ik eruit te krijgen. ‘Helemaal naar Stuttgart,’ snikte ze. ‘Hij heeft er een heel goede baan aangeboden gekregen in een fabriek.’ ‘Nou,’ zei ik. ‘Hij komt toch weer terug?’ ‘Nee,’ huilde ze, ‘hij komt niet terug. Omdat hij volgend jaar wordt opgeroepen om te gaan 15 vechten. Ik zal hem nooit meer zien!’ Toen zag ik ineens Sjemoeëel voor me. Hij was lang en zijn grote, blauwe ogen staarden me aan. Het beeld raakte me met zo’n kracht dat de tranen in mijn ogen sprongen. Charlotte zag het. ‘O, Maria,’ zei ze en gooide haar armen om me heen. ‘Wat ben je toch een lieve vriendin!’ Ik klopte op haar rug en probeerde me niet terug te trekken, maar het was niet 20 makkelijk. Ik haatte haar. De nazi’s hadden mijn Sjemoeëel meegenomen. Maar ik was tegelijkertijd op haar gesteld; ik kon het niet ontkennen. Maar ik wilde haar niet aardig vinden, dus maakte ik mezelf koud vanbinnen. Ik zou niet toestaan dat ze zich beetje bij beetje naar binnen wriemelde. Ik zou net doen alsof ik haar vriendin was, maar nooit meer dan dat. Uit: Carol Matas, Bij de vijand thuis. Kampen, 2001. 1 Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages 1a 1b 1c 2a 2b 3 4 5 6 7 8 Wie is de hoofdpersoon? Waarom? Is Maria als verhaalpersonage een type? Waarom wel of niet? Waarom krijgt Maria tranen in haar ogen? Charlotte denkt dat Maria om een andere reden verdrietig is. Waarom huilt Maria, volgens Charlotte? Hoe is de relatie tussen Charlotte en Maria, vanuit Charlotte gezien? Hoe is de relatie tussen Charlotte en Maria, vanuit Maria gezien? Welk perspectief is in dit fragment gebruikt? Leg uit dat jij als lezer door het gebruik van dit perspectief Maria beter kent dan dat Charlotte haar kent. Vind je het verhaal realistisch geschreven? Waarom wel of niet? Verklaar de titel van het boek. Op een van de laatste pagina's van het boek troost Maria Charlotte: Voorzichtig sloeg ik mijn armen om haar heen. Het voelde bijna alsof ik een landmijn omhelsde. Ze liet haar hoofd op mijn schouder vallen en snikte: 'Jij helpt me toch wel, Maria? Alsjeblieft? Ik kan zo niet verder.' Ik streelde haar haar en probeerde haar te troosten. En het grote blok ijs in mijn hart begon te smelten. Het maakte me bang. 'We zijn allemaal bang,' zei ik. Ik dacht dat ik de hele thora vergeten was, maar plotseling herinnerde ik me vanuit het niets een regel uit Ezechiël: 'Ik zal uw hart van steen wegnemen …en geef u een hart van vlees en bloed.' En toen herinnerde ik me iets wat papa vaak tegen me zei, als ik op school problemen had met Polen die Joden haatten: 'Het is beter dat ik het goede in mijn vijand zie, dan dat ik het kwade in hem zie.' Dankuwel, papa, zei ik in mezelf. Dank u. En tegen Charlotte zei ik: 'Maak je geen zorgen. We verzinnen wel wat. Je bent niet langer alleen.' Uit: Carol Matas, Bij de vijand thuis. Kampen, Callenbach, 2001. 9 10 11 Marisa heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Welk verschil zie je tussen de twee fragmenten van het boek, als je let op Marisa's houding tegenover Charlotte? Wat lees je in deze tekst over de normen en waarden van Marisa's vader? Schrijf een briefje aan Marisa. Schrijf erin wat je van haar veranderde houding tegenover Charlotte vindt. Opdracht 2 Lees het gedicht en beantwoord de vragen. Joods kind Zij wacht hem elke avond aan de trein Het meisje met d'on-arisch zwarte haren. Met ogen, die verstrakken in een staren of vader gauw de tunnel door zal zijn. Forensen schuif'len langs de binnendeur en schieten van de trap in daag'lijks jachten. Het donkre kind kan enkel staan en wachten vlak bij het hokje van de conducteur. Dan zwaait een mannenarm een verre groet, 2 Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages Op 't klein gezicht bloeit plotseling herkennen. Ze moet op slag hard naar haar vader rennen. Hij bukt zich laag en zoent haar smalle toet. Nu gaan ze samen door de late dag, De man gebogen en van zorg gebeten, Het ratelstemmetje wil erg graag weten Waarom ze nog niet naar het zwembad mag . O Heer, ik heb vandaag één bede maar: Elk Joods gezin wordt haast vaneengereten, Laat de Gestapo deze twee vergeten, Laat die in Jezus' naam toch bij elkaar. Henk Fedder uit: Geuzenliedboek 1940-1945. 1 1a 1b 1c 1d 2 3 4 5a 5b Wat betekenen de woorden: on-arisch forensen jachten Gestapo Met welke woorden geeft de dichter aan dat de man veel zorgen heeft? Er wordt in het gedicht een ding genoemd dat het meisje moeilijk vindt. Wat vindt ze moeilijk? De dichter leeft mee met de moeilijke situatie van deze Joden. In welke strofe geeft hij zijn eigen reactie weer? Wat valt je op aan de laatste strofe? Waarom zou de dichter de laatste strofe op deze manier geschreven hebben? Opdracht 3 Lees het gedicht en beantwoord de vragen. De dieren 1 De landman gaat, nu de avond is gevallen, en de arbeid slaapt, voor 't laatst zijn hoeve rond, hij keurt het werk der knechts in schuur en stallen, en als zijn schaduw volgt hem trouw de hond. 5 Hij toeft bij 't vee en luistert hoe het ademt; rond schoft en horen hangt een warme damp, die met een geur van zomer hem bewademt, en in een nimbus nevelt om de lamp. Dan loopt hij tastend langs de ruif der paarden, 10 verwelkomd door een dreunend hoefgeklop; hij spreekt hen aan en streelt een ruig behaarden, een speels hem toegestoken manenkop. En als hij eindlijk, rustig na 't volbrachte, de handen boven 't vlammend houtvuur heft, 15 vervult hem nog de ontroerende gedachte 3 Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages aan wat rondom hem leeft en 't niet beseft. Hij peinst en leest in 't boek met koopren sloten het hoofdstuk uit, dat Noachs tocht beschrijft, hoe de arke met haar simple reisgenoten 20 lang op den oeverlozen zondvloed drijft. Gans in het wonderbaar verhaal verloren, terwijl hij mijmrend in den haardgloed staart, lijkt het hem of, door God daartoe verkoren, hij met zijn dieren over 't water vaart. Uit: Aart van der Leeuw, Opvluchten, 1922. 1 2 3 4 5 6 .7 Geef in eigen woorden de eerste strofe weer. Wat betekent: 'hij toeft bij 't vee'? (r.5)? Wat betekent 'rond schoft en horen' (r.6)? Leg regel 8 in eigen woorden uit. Wat wordt bedoeld met 't boek met koopren sloten? In de laatste strofe lees je dat de landman zich met Noach identificeert. Hoe komt dat? De dichter, Aart van der Leeuw, heeft dit gedicht zo geschreven dat de manier waarop het gelezen wordt, past bij de inhoud van het gedicht. Op welke manier moet dit gedicht gelezen worden volgens jou? A Vrij snel B Rustig, bedachtzaam C Normaal, niet langzaam of snel Beeldspraak Opdracht 4 Zoek en benoem de beeldspraak. Kies uit: vergelijking, metafoor, personificatie, metonymia. Voorbeeld: 1 zwevende: metafoor 1 Er zijn heel wat zwevende kiezers die nog niet weten op welke politieke partij ze zullen stemmen. 2 3 4 Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages . 4 5 6 7 Bezoek het binnenland van Spanje eens per kurkentrekker. De minister van Defensie dekte de misstanden toe. 8 9 Uit een krantenbericht over iemand die een lintje krijgt: 5 Differentiatiemateriaal havo/vwo TaalpuntNL, HV 3 eerste editie, hoofdstuk 2 Fictie: personages Onder deze krantenkop stond het volgende stukje tekst: KLOETINGE - De aimabele (= vriendelijke) terriër wordt hij ook wel genoemd. Iemand die mensen samenbrengt, recht op zijn doel afgaat en zich niet snel laat ontmoedigen. Opdracht 5 Zoek in een boek, gedicht, krant of tijdschrift vijf voorbeelden van beeldspraak. Schrijf ze over of knip ze uit. Schrijf erbij om welke vorm van beeldspraak het gaat: vergelijking, metafoor, personificatie of metonymia. 6 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden Opdracht 6 Lees de tekst en beantwoord de vragen. Oudste, middelste, jongste: wat zegt je plek in het gezin? 1 Zit jij op het vwo en je broer op het vmbo? Grote kans dat jij ouder bent dan je broer. Waarschijnlijk heeft hij meer vrienden dan jij en is hij degene die zaterdags zonder mopperen de auto wast. En je zusje, dat tussen jou en je broer in zit, heeft haar kamer een poosje geleden gepimpt. De felle kleuren op haar muren doen gewoon zeer aan je ogen… 2 De oudste van een gezin is meestal de slimste, de middelste is een rebel en de jongste is het aardigst. Tenminste, dat blijkt uit sommige onderzoeken. Maar de wetenschappers zijn het lang niet altijd met elkaar eens. Stapels boeken en artikelen zijn geschreven over wat voor impact (1) je plek in het gezin heeft op je IQ, je gezondheid of zelfs je liefdesleven. Het leeuwendeel (2) van het psychologisch onderzoek is echter gedaan naar de invloed daarvan op je persoonlijkheid. 3 Wetenschapshistoricus Frank Sulloway deed het meest uitgebreid onderzoek naar het verband tussen je plek in het gezin en je persoonlijkheid. Hij bestudeerde onder andere de resultaten van bijna tweehonderd psychologische onderzoeken waarin de relatie tussen de geboortevolgorde en persoonlijkheidsdimensies werd onderzocht. Zijn resultaten publiceerde hij in het zowel bejubelde als verguisde (3) boek Born to rebel. Gevecht om aandacht 4 Sulloways theorie komt ongeveer hierop neer. Ieder kind wil maximale aandacht van zijn ouders én hij wil zijn eigen plek in het gezin veroveren. Hiervoor moet hij zich zo veel mogelijk van zijn broers en zussen onderscheiden. Dat gebeurt als volgt: oudste kinderen willen vooral hun bevoorrechte positie als eerste (sterkste, slimste) behouden. Zij identificeren zich sterk met (4) hun ouders, zijn ambitieus (5), hebben respect voor autoriteit en ontwikkelen traditionele normen en waarden. Enige kinderen ontwikkelen zich grotendeels overeenkomstig. 5 Jongere kinderen daarentegen worden geboren om te rebelleren, aldus Sulloway. Ze kunnen niet met hun oudere broer of zus concurreren op traditionele vlakken, dus moeten ze nieuwe manieren verzinnen om de aandacht van hun ouders te krijgen. Een van de consequenties hiervan is, dat deze ‘latergeborenen’ meer geneigd zijn om vernieuwende ideeën in politiek en wetenschap aan te hangen. 6 Sulloway maakte alleen onderscheid tussen eerst- en latergeborenen. In recenter Belgisch onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven, werd ook specifiek (6) de persoonlijkheid van middelste kinderen onder de loep genomen. Volgens de Belgen zijn juist zij, en niet de jongsten, de rebellen van de familie. Kennelijk moeten zij nog het meeste doen om op te vallen tussen de oudste en de benjamin. Op grond van dit fenomeen (7) worden middelste kinderen ook wel ‘sandwichkinderen’ genoemd. Omstreden theorie 7 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo 7 Hoewel Sulloways theorie herkenbaar is, is deze omstreden, zegt pedagoog Peter Hoffenaar van de Universiteit van Amsterdam. Volgens onderzoekers uit het ene kamp heeft je plek in het gezin wel degelijk invloed op je persoonlijkheid, terwijl andere onderzoekers dit gegeven sterk relativeren (8) of zelfs van tafel vegen. Rich Harris denkt bijvoorbeeld dat er wel verschillen zijn tussen eerst- en latergeborenen, maar dat die verschillen zich alleen manifesteren (9) binnen de context van het gezin, en niet in contacten met collega’s of vrienden. 8 Pedagoog Hoffenaar benadrukt dat persoonlijkheid niet alleen bepaald wordt door het aantal broers en zussen of je plek in het gezin, maar door een combinatie van verschillende factoren, waaronder ook genen, opvoeding en contact met leeftijdgenoten. En hoewel Sulloways model ervan uitgaat dat kinderen zich zo veel mogelijk van elkaar proberen te onderscheiden, kunnen broers en zussen volgens Hoffenaar ook juist méér op elkaar gaan lijken. ‘Denk bijvoorbeeld aan een criminele tiener die een rolmodel wordt voor zijn jongere broer.’ 9 Niet alleen qua persoonlijkheid zouden oudste en jongere kinderen verschillen. Oudsten doen het gemiddeld genomen wat beter op school, verdienen meer en scoren hoger op intelligentietests. Zij zijn dus de bollebozen van de familie, laat psychologisch onderzoek over het algemeen zien. 10 De verklaring? Volgens psycholoog Robert Zajonc hebben oudsten een hoger IQ, doordat zij in een meer volwassen omgeving opgroeien. Ook zouden ze als ‘leraar’ fungeren voor hun broertjes en zusjes. Daarnaast stelt een andere verklaring dat tijd en middelen van ouders beperkt zijn, en daarvan krijgen oudste kinderen vaak het meeste toebedeeld. Onderzoekers van Cornell University ontdekten recentelijk (10) inderdaad dat in een gezin het eerste kind twintig tot dertig minuten per dag meer aandacht krijgt van zijn ouders dan het tweede. 11 Hierover is het laatste woord nog niet gezegd. Sommige onderzoekers hebben vastgesteld, dat er weinig tot geen IQ-verschillen zijn tussen oudsten en jongsten binnen hetzelfde gezin. Die verschillen kunnen alleen worden aangetoond wanneer kinderen uit verschillende gezinnen met elkaar worden vergeleken. Andere onderzoekers vonden recentelijk wel weer sterke effecten van geboortevolgorde op intelligentie, ongeacht welke onderzoeksmethode ze gebruikten. Zou de oudste dan toch altijd de slimste zijn? Albert Einstein en Sigmund Freud waren ook de oudste thuis. Ben je niet de oudste? Geen probleem: je bevindt je in het gezelschap van onder meer John Kennedy en Bill Gates. Naar: M. Zevenhuizen in: Psychologie Magazine, 26e jaargang, mei 2007. 1 2 3 4a 4b 5a 5b Wat is het onderwerp van deze tekst? Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? A Je plaats in het gezin heeft invloed op je intelligentie. B Je plaats in het gezin heeft invloed op je persoonlijkheid. C Je plaats in het gezin heeft invloed op je sociale leven. D Je plaats in het gezin heeft invloed op de relatie met de andere gezinsleden. Op welke manier is de inleiding van deze tekst gemaakt? Wat is het verband tussen alinea 4 en 5? Met welk signaalwoord wordt dit verband aangegeven? Vul aan: in alinea 4 gaat het over eerstgeborenen, in alinea 5 over … en in alinea 6 over … Volgens het woordenboek is een sandwich: ‘twee sneetjes brood met beleg ertussen’. Leg in eigen woorden uit waarom middelste kinderen ‘sandwichkinderen’ worden genoemd. 8 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Lezen – Tekstverbanden en signaalwoorden - vwo 6 7 8 8a 8b 9 9a 9b 10 11 11a 11b Waarvan wordt in de laatste zin van alinea 7 een voorbeeld gegeven? A De herkenbaarheid van Sulloways theorie. B De verschillende opvattingen van onderzoekers over de invloed van de plek in het gezin op de persoonlijkheid. C De verschillende opvattingen van onderzoekers over de invloed van de plek in het gezin op de intelligentie. D De verschillen tussen eerder- en latergeborenen binnen en buiten het gezin. In alinea 8 benadrukt Hoffenaar dat ook je opvoeding een grote invloed heeft op je persoonlijkheid. In welke alinea lees je meer over opvoeding? A alinea 9 B alinea 10 C alinea 11 In alinea 9 staat een conclusie. Met welk signaalwoord wordt deze conclusie aangegeven? Noteer de conclusie uit alinea 9 in je eigen woorden. In alinea 10 worden verklaringen gegeven voor het feit dat oudste kinderen vaak de ‘bollebozen’ van het gezin zijn. Hoeveel verklaringen worden in alinea 10 opgesomd? Noteer twee signaalwoorden van opsomming uit alinea 10. Waarnaar verwijst het vetgedrukte woord ‘Die’ in alinea 11? A ‘IQ-verschillen’ B ‘IQ-verschillen tussen oudsten en jongsten’ C ‘IQ-verschillen tussen oudsten en jongsten binnen hetzelfde gezin’ Het belangrijkste doel van deze tekst is het geven van informatie aan de lezers. In de eerste en de laatste alinea vind je ook amuserende elementen. Geef in je eigen woorden weer wat het doel is van amuserende elementen in de inleiding van een tekst. Geef in je eigen woorden weer wat het doel is van amuserende elementen in het slot van een tekst. Woorden Opdracht 7 A In de tekst zijn tien woorden onderstreept. Hieronder vind je de betekenissen van die woorden. Combineer elke betekenis met het juiste woord uit de tekst. eerzuchtig – de betrekkelijkheid van iets aantonen – onlangs, kortgeleden – verschijnsel – zich herkennen in, zich vereenzelvigen met – grootste deel – waarover met afkeuring gesproken wordt – in het bijzonder – invloed – naar voren komen, blijken B Leer de woorden met hun betekenis. 9 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo Taal over taal: etymologie Waar komen onze woorden vandaan? Heb je je dat wel eens afgevraagd? Iedereen weet dat taal verandert, en dat is misschien wel het meest duidelijk zichtbaar in de woordenschat. Woorden kunnen er anders uit gaan zien, of ze krijgen een andere betekenis. De wetenschap die zich met de geschiedenis van woorden bezighoudt heet etymologie. Taalfamilies Talen vormen families. Het zal je niet verbazen dat het Nederlands en het Engels familie van elkaar zijn, terwijl het Turks dat niet is. De familie waartoe het Nederlands behoort heet de ‘Germaanse taalfamilie’. Alle Germaanse talen zijn afkomstig van dezelfde taal, het Germaans. Iedere taal heeft zich op z’n eigen manier ontwikkeld. Hierdoor zijn de talen steeds verder uit elkaar gegroeid, maar je ziet nog steeds dat ze dezelfde wortels hebben. Opdracht 8 1a Zoek op hoe deze woorden eruitzien in het Fries, Duits en Frans. Zet de woorden in een tabel. Tip: www.woordenboek.eu Nederlands Ster Vijf Boom Spreken 1b Fries Frans Duits Welke taal in de tabel is geen Germaanse taal? Woorden veranderen dus van vorm. Een modern klinkend woord als ‘graffiti’ is terug te leiden tot een oud Grieks woord, ‘gráphein’. Die ontwikkeling is niet in één keer gebeurd, maar heeft door de eeuwen heen een aantal stappen doorlopen. Opdracht 9 2a Zet de ontwikkelingsstappen van het woord ‘graffiti’ in de goede volgorde, met het oudste woord bovenaan. graffiti Engels: zonder toestemming op muren (e.d.) aangebrachte opschriften en tekeningen graffito Italiaans: tekening of tekst die met een stift ingegrift is gráphein Grieks: schrijven graphium Latijn: stift om op wassen tafels te schrijven 10 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo 2b Doe hetzelfde voor het woord ‘idool’. idōlum Latijn: schim, spook, afgod(sbeeld) idole Frans: afgodsbeeld idool Nederlands: hartstochtelijk vereerde of beminde figuur eídōlon Grieks: schim, beeld, afgodsbeeld 2c (alleen voor vwo) Doe hetzelfde voor het woord ‘hertog’. hertog Nederlands: landsheer hertoge Middelnederlands: hooggeplaatst persoon, landsheer hertoch Middelnederduits: landsheer heretoga Oud-engels: landsheer *harja-tuhan Protogermaans: legerleider Ontstaan uit: *harja- leger en *tugan- trekken Bij de woorden ‘graffiti’ en ‘idool’ zie je twee dingen gebeuren: de vorm van het woord verandert steeds een beetje en de betekenis van het woord verandert ook. De meeste woorden die ‘inheems’ zijn (dus niet zijn overgenomen uit een andere taal, zoals ‘toilet’ uit het Frans of ‘cijfer’ uit het Arabisch) zijn gevormd door samenstelling (‘land’ + ‘huis’ wordt ‘landhuis’) en afleiding (‘gevaarlijk’ is afgeleid van ‘gevaar’). In sommige woorden vind je samenstelling én afleiding terug: ‘boekbespreking’ is een samenstelling van ‘boek’ en ‘bespreken’, en ‘bespreking’ is afgeleid van ‘bespreken’. De Statenvertaling is geschreven in 1618/1619. Sinds die tijd zijn veel woorden van vorm en/of betekenis veranderd. 11 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo Opdracht 10 Het woord ‘onnozel’ betekent tegenwoordig ‘dom’. In Hebreeën 7:26 staat: ‘Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden.’ (Het gaat hier over de Heere Jezus als Hogepriester.) Vergelijk ook dit oude kerstlied: O kerstnacht, schoner dan de dagen, hoe kan Herodes ‘t licht verdragen dat in uw duisternisse blinkt en wordt gevierd en aangebeden? Zijn hoogmoed luistert naar geen rede, hoe schel die in zijn oren klinkt. Hij poogt d’Onnozele te vernielen door ‘t moorden van onnooz’le zielen, en wekt een stad- en landgeschrei in Bethlehem en op de akker, en maakt de geest van Rachel wakker, die waren gaat door beemd en wei. 3a Wat betekent het woord ‘onnozel’ hier? A onwetend B hoogverheven C onschuldig D uitverkoren 3b Wat is er sinds de zeventiende eeuw met het woord ‘onnozel’ gebeurd? A betekenisverandering B vormverandering C betekenis- en vormverandering D geen van beide Opdracht 11 Als je tegenwoordig ‘stout’ bent, dan ben je ‘ondeugend’. Het ‘Boek der Wijsheid’ is één van de Apocriefe Bijbelboeken. In hoofdstuk 11:18 staat: ‘Want het ontbrak Uw almachtige hand niet, die de wereld uit een stof, die geen gedaante had, geschapen heeft, over hen te zenden een menigte van beren, of stoute leeuwen.’ 4a Heeft het woord ‘stout’ hier een positieve of een negatieve betekenis? 4b Wat betekende ‘stout’ in de zeventiende eeuw? A sterk B woest C gemeen D dapper 12 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo Opdracht 12 Hieronder zie je Psalm 8 uit de Statenvertaling zoals die er in 1618 uitzag. Psalm 8 1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op den gitthith. 2 O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is uw naam op de gansche aarde; Gij, die uwe majesteit gesteld hebt boven de hemelen. 3 Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. 4 Als ik uwen hemel aanzie, het werk uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereidt hebt: 5 Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt; en de zoon des menschen, dat Gij hem bezoekt? 5a 5b 5c 5d 5e 5f 6 En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? 7 Gij doet hem heerschen over de werken uwer handen; Gij hebt alles onder zijne voeten gezet: 8 Schapen en ossen, alle die, ook mede de dieren des velds, 9 Het gevogelte des hemels; en de visschen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt. 10 O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is uw naam op de gansche aarde! Uit: Bijbel in Statenvertaling, met kanttekeningen, uitgave Jacob en Pieter Keur. Noteer uit vers 3 alle woorden die anders van vorm zijn dan tegenwoordig. Onderstreep in je antwoord alle woorden met naamvalsvormen (bijvoorbeeld: ‘der’). Noteer de woorden ‘kinderkens’ en ‘tegenpartijen’ in de huidige spelling. Welk woord uit vers 3 gebruiken wij nu niet meer? Noteer wat dit woord betekent. Welke twee letters uit o.a. vers 2 en 5 komen in de moderne spelling niet meer voor? Probeer de woorden uit vers 9 ‘hetgeen de paden der zeeën doorwandelt’ in je eigen woorden weer te geven. Opdracht 13 Een bekend woord in de Bijbel is ‘barmhartig’. Denk aan de barmhartige Samaritaan, aan teksten waarin de Heere een barmhartig God wordt genoemd, en aan oproepen om barmhartig te zijn tegenover je naaste. ‘Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het verbond uwer vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten.’ (Deut. 4:31) Het woord ‘barmhartig’ is ontstaan door samenstelling en afleiding. 6a Uit welke twee woorden is het samengesteld? 6b In welk van de twee woorden heeft afleiding plaatsgevonden? 6c Het woord ‘barm’ is te herleiden tot een Latijns woord. Dit woord (‘misereri’) betekent ‘medelijden hebben’. Leg aan de hand van deze informatie uit wat het woord ‘barmhartig’ betekent. Opdracht 14 13 Taalpunt NL 3HVdiff – H2 – Taal over taal – Etymologie – havo/vwo In Kolossensen 3 worden we opgeroepen naast barmhartig ook lankmoedig te zijn: ‘Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid.' (Kol. 3:12) 7a 7b 7c 7d Welke twee woorden vind je terug in dit woord? (alleen voor vwo) Beschrijf hoe hier samenstelling en afleiding heeft plaatsgevonden. Welke vormverandering heeft het eerste woord ondergaan? Het tweede woord, ‘moed’, is van betekenis veranderd. Nu betekent het ‘dapperheid’. In de tijd van de Statenvertaling betekende het ook ‘gemoed’ (innerlijk). Leg uit waarom het woord ‘lankmoedigheid’ ‘verdraagzaamheid’ betekent. Opdracht 15 (alleen voor vwo) Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven, Hoeveel het zij, genadig wil vergeven, Uw krankheên kent en liefderijk geneest; Die van 't verderf uw leven wil verschonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen; Die in den nood uw redder is geweest. (Psalm 103:2) Het woord ‘schoon’ betekende vroeger ‘fraai’ (nu trouwens nog steeds in het Vlaams). In een etymologisch woordenboek staat bij het woord ‘verschonen’ het volgende: Verschonen [van schoon goed voorzien, excuseren, mooier maken] verscho(o)nen [opsieren, bevoordelen, met consideratie behandelen] 1248; als ‘excuseren’ ca. 1560 van schoon [fraai]. 8 Leg in je eigen woorden uit hoe de betekenis van dit woord zich heeft ontwikkeld. 14 Taalpunt NL deel 3 HVdiff – H1 – Spreekwoorden en uitdrukkingen – havo/vwo Spreekwoorden en uitdrukkingen Opdracht 16 A Vul in de uitdrukkingen de juiste lichaamsdelen in. Kies uit: been – bloed – hand – haren – mond – nek – rug – vingers – voeten – voetje B Leer de uitdrukkingen met hun betekenissen. 1 2 3 4 Een wit …… bij iemand halen De …… aan de ploeg slaan Zich in de …… snijden Iemand naar de …… praten 5 Iemand tegen de …… instrijken 6 Iemand op het verkeerde …… zetten 7 8 9 10 Iemand met de …… aankijken Iemand iets voor de …… werpen Dat zet kwaad …… Met zijn …… tegen de muur staan Bij iemand in de gunst komen Aan het werk gaan, aanpakken Zichzelf in moeilijkheden brengen Zeggen wat iemand graag wil horen, vleien Zeggen wat de ander onaangenaam vindt Iemand onjuiste informatie of een slecht advies geven Niets met iemand te maken willen hebben Iemand iets verwijten Dat veroorzaakt verbittering Geen andere mogelijkheid hebben, niet meer terug kunnen 15