God maakt het goed met jou.

advertisement
1
HEBR. 13,11-14 (Le: Lev. 16,20-28; Joh. 19,1-5 en 14-18)
[Haulerwijk, 13 april 2014; Hooghalen, Goede Vrijdag 2014]
Gemeente van de gekruisigde Heer,
[dia 1: emotie -> blij / verdriet]
Het was laatst een pittig gesprekje op catechisatie.
Over je emotie bij het Avondmaal.
De één kon blij zijn, want de zonden zijn vergeven.
De ander benadrukte meer het diepe lijden van Jezus.
Hoe kun je blij zijn als Jezus zo verschrikkelijk heeft geleden?
Aan dat afschuwelijke kruis van Golgotha?
Kun je blij zijn met het kruis?
Of moeten we vooral verdrietig zijn?
Om alles wat Jezus mee heeft moeten maken?
**
[dia 2: Grote Verzoendag]
God maakt het goed met jou!
Dat is Gods boodschap op de belangrijkste dag van het jaar in Israël.
Op Grote Verzoendag.
Het is dan feest.
Het volk komt massaal naar de tabernakel.
Het is druk.
En daarom is er niet eens zoveel te zien.
Toch is iedereen wat opgewonden.
In afwachting van wat gaat komen.
De Hogepriester trekt zijn kostbare kleren aan.
Hij draagt ze alleen op deze éne dag.
Eén keer per jaar.
Op Grote Verzoendag.
2
Er worden dieren geslacht voor het offer.
Op zich niet bijzonder, want dat gebeurde elke dag.
Maar nu gaat de Hogepriester, in zijn prachtige kleren, helemaal naar achteren.
Achter het gordijn, waar de ark van God staat.
Hij heeft het bloed van het offerdier bij zich.
Hij sprenkelt dat bloed op de ark.
Op het deksel van de ark.
Op het verzoendeksel.
Kijk, dat wisten de mensen buiten heel precies.
Al konden ze er niets van zien.
In hun hart maakten ze het mee: bloed op het verzoendeksel.
Er is vergeving en verzoening.
God maakt het goed met het volk.
Dat is verzoening: God maakt het goed met zondige mensen.
Dan komt de Hogepriester naar buiten.
Hij legt z’n beide handen op de kop van een levende bok.
Hij legt de zonden van heel het volk op dat dier.
Dat zegt de Hogepriester ook: hij vertelt wat er allemaal verkeerd is gegaan.
Hij belijdt de zonden van heel het volk.
En dan wordt die bok weggebracht: de woestijn in.
Daar wordt hij los gelaten.
Om nooit meer terug te komen.
De zonden zijn wég: écht wég.
God maakt het goed, want de zonde is weg.
3
[dia 3: vers 11]
Er is nog meer.
Want er zijn resten van de offerdieren.
Het bloed werd op het verzoendeksel gesprenkeld.
De huid, het skelet, het vlees: dat wordt buiten het legerkamp verbrand.
Heel bijzonder.
Want normaal wordt een deel van het vlees gegeten.
De dieren worden in hun geheel geofferd.
Op Grote Verzoendag worden die resten buiten het legerkamp verbrand.
Voel je aan wat er gebeurd?
Daar BUITEN … buiten het kamp … is de zonde.
Daar is brand en vuur.
Daar is het oordeel van God.
Daar is vernietiging en vloek.
Daar maakt God het niet goed met de mens.
Het is foute boel.
Maar BINNEN … binnen in het kamp … daar is God.
Daar is verzoening.
God maakt het goed met zijn volk.
De zonde breekt de band met God niet.
Het is feest.
Grote Verzoendag.
God maakt het goed.
En ik denk dat de Israëlieten van toen net zo verwonderd zijn als wij.
Als je dit bij jezelf binnen laten komen:
GÓD maakt het goed met mij!
God maakt het goed met jou!
4
De zonde is weg.
Je hebt er zelf helemaal niks voor gedaan.
Het is goed tussen God en jou.
**
[dia 4: daarom moest Jezus zijn leven geven op Golgotha]
God maakt het goed met jou.
Daarom moest Jezus zijn leven geven op Golgotha.
En dat terwijl het feest was in Jeruzalem.
Het Pesachfeest.
Talloze Joden bezoeken de tempel.
De offers gaan onafgebroken door.
Mensen brengen offers voor hun zonden.
Voor het gerechtsgebouw verzamelt zich een menigte.
Een arrestant wordt hardhandig voor de rechter gebracht.
Het is Jezus.
Gemarteld, bespot, geslagen.
‘Ik vind geen bewijs van schuld’, zegt rechter Pontius Pilatus.
Toch wordt de onschuldige gegeseld.
Toch wordt de onschuldige uitgeleverd.
Op maandag nog was Jezus juichend Jeruzalem binnen gehaald.
De mensen zwaaiden met palmtakken.
Ze riepen hard: ‘hosanna’.
En nu, op vrijdag: ‘wij moeten hem niet.
Aan het kruis met hem.
Stuur hem de poort maar uit.
Naar buiten met hem.
Weg met hem’.
5
[dia 5: zie hoe Jezus daar loopt]
En daar gaat Jezus.
Dodelijk vermoeid.
Met het kruis op zijn rug.
Strompelend, struikelend.
“Zie, hoe Jezus daar loopt”.
Over de weg, door de poort, de stad uit.
De heuvel Golgotha moeizaam opsjokkend.
Golgotha ligt niet toevallig buiten de stad.
Golgotha is BUITEN.
Het is de plek van oordeel en dood.
Het kruis is door God vervloekt.
Jezus draagt de boosheid van God op de plaats van het oordeel.
Golgotha is BUITEN de stad.
Daar is geen band met God.
Daar is oordeel.
Daar is de verstikkende verlatenheid wanneer God zijn handen aftrekt van zijn
Zoon.
Het wordt stikdonker.
BINNEN, in de stad, stroomt het bloed van de dieren.
Het is Pesachfeest.
Maar het grote offer … het echte offer wordt BUITEN gebracht.
Het Paaslam wordt geslacht op Golgotha.
Nooit zal een mens kunnen indenken wat Jezus meemaakte.
Nooit zul jij kunnen invoelen wat Jezus doormaakte.
Aan het kruis van Golgotha.
Grote Verzoendag wordt vervuld.
6
Niet een dier sterft.
Niet jij sterft voor jouw zonden.
Jezus sterft.
Verzoening is er alleen door Jezus’ bloed.
Door Jezus’ offer aan het kruis.
Jij hoeft er niets voor te doen.
God maakt het goed met jou.
Daarom moest Jezus op Golgotha zijn leven geven.
**
Jezus sterft.
Dood.
Over en uit.
Case closed.
De Joodse leiders hebben elkaar misschien wel gefeliciteerd.
Alleen nog even het graf goed regelen.
Dit kan toch niet de bedoeling zijn?
[dia 6: Joh. 3,16a]
Toch wel.
Want God maakt het goed met zondige mensen.
Direct na de zondeval zei hij dat al:
‘er is strijd … én overwinning.
Het kwaad wordt overwonnen’.
God laat jou niet in jouw zonde verdrinken.
Hij redt.
Hij is genadig.
Hij heeft jou lief.
“Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige zoon heeft gegeven”.
7
Het kruis van Jezus is door God gewild.
Uit genade en liefde voor jou.
Jezus is maar niet het slachtoffer van een Joods complot.
Hij wílde zijn leven geven.
God wil het goed maken met jou.
[dia 7: Hebr. 13,12]
Jezus gaf zijn bloed, zo staat in de tekst, “om het volk te heiligen”.
“Heiligen” vat hier samen waar het God en Jezus om ging.
Dat het goed is tussen God en jou.
Er is vergeving en verzoening.
De schuld is weg.
God maakt het goed.
En vervolgens ook: God maakt jou nieuw.
Hij heiligt jou.
Hij vernieuwt jouw leven.
God werkt met de Geest van Christus in jouw hart en leven, zodat jij jouw leven
aan Christus geeft.
Jij wijdt je leven aan Jezus.
God doet dus twee dingen:
=hij maakt het goed met jou;
=hij zorgt er voor dat jij leeft met hem.
Dit is heel belangrijk.
Want het komt denk ik elke dag terug in jouw leven.
Ik hoor het tenminste regelmatig van de jongeren op catechisatie.
En ik weet zeker dat wij allemaal dit herkennen.
Hoe oud je ook bent.
8
Dat is dit.
Je bidt om vergeving.
Je bidt concreet of God die éne zonde wil vergeven.
Die zonde die je zo dwars zit.
Je bidt om vergeving.
Je weet zeker: God vergeeft.
God maakt het goed.
En tegelijk knaagt in je hart de gedachte:
morgen … morgen doe ik het vast weer.
Weer die zonde.
Diezelfde zonde.
Je wilt het wel beter doen, anders.
Maar je weet al vooraf dat je toch weer de fout ingaat.
Wat voel je je machteloos.
Tegenover die hardnekkige zonden.
Bedenk dan dat God twee dingen doet:
=hij maakt het goed met jou;
=hij zorgt er voor dat jij leeft met hem.
Bidt dat God jou de kracht van de Geest geeft om die zonde niet te doen.
God wil je dat echt geven.
Christus gaf zijn leven óók om jou nieuw te maken.
Om jou te heiligen.
Want God is jouw redder.
Hij redt je van de dood.
Als jij, bij wijze van spreken, verdrinkt in het moeras van je eigen zonde.
Dan haalt God jou daar uit.
Vervolgens laat God jou niet met vieze kleren aan in de kou staan.
9
Hij vergeeft jou niet alleen de zonde.
Hij maakt je schoon.
Hij geeft je nieuwe kleren.
Hij geeft je door de redding heen een nieuw leven.
Zeker weten: want Christus gaf zijn leven aan het kruis.
Daarvoor ging hij naar BUITEN.
Naar Golgotha, de plaats van vloek en dood.
Om jou te heiligen.
God maakt het goed met jou.
Daarom moest Jezus zijn leven geven op Golgotha.
Zodat God jou een nieuw leven geeft.
**
[dia 8: Hebr. 13,14]
Het is jaren later na die vrijdag op Golgotha.
Zo ongeveer tegen het jaar 70.
Een groep mensen verlaat Jeruzalem.
Zij gaan de stad uit.
Ze waren liever gebleven.
Maar het kan echt niet meer.
De haat en de dreiging is te groot.
Er zijn al medechristenen gefolterd en gedood.
Jakobus, de broer van Jezus, bijvoorbeeld.
Hij was voorganger van de gemeente van Jeruzalem.
Ze trekken door de poort de stad uit.
Het moet wel.
Om Christus’ wil.
Het is om hun geloof in Jezus, de Gekruisigde, dat ze hun stad achter zich laten.
10
Ze ervaren tot diep in hun gevoel dat Jeruzalem niet hun blijvende stad is.
Ze zijn er niet meer welkom.
‘Gaan jullie de stad maar uit’.
Je bent niet welkom in Jeruzalem.
Zoals het jou kan overkomen dat je niet welkom bent.
Op je school, je werk, de buurt waarin je woont.
Misschien zelfs je familie.
Of wij als christenen in de samenleving.
‘Hou je christen-zijn maar voor jezelf.
Wij moeten dat niet.
Hou het bij je.
Val ons er niet mee lastig’.
Dat kan je zomaar overkomen.
Je voelt je afgewezen in wat voor jou zo belangrijk is.
En wat echt bij jou hoort: Jezus, jouw Redder.
Je merkt dan dat het leven op aarde niet volmaakt is.
Dat God naar buiten is gestuurd.
Afgedankt.
Buiten de deur gezet.
En dat doet pijn.
Je verlangt naar een aarde waar God erkent wordt.
Waar de naam van Jezus door iedereen wordt beleden.
Je kijkt uit naar de stad waar je welkom bent.
Welkom bij God … én welkom bij mensen.
God laat je verlangen naar het Nieuwe Jeruzalem.
[dia 9: Hebr. 12,22-24 (deels)]
Hoe kom je daar?
Welke route moet je volgen?
11
De weg naar de hemel begint bij het kruis van Golgotha.
Jezus heeft buiten de stadspoort geleden om daar voor jou dé opstapplaats te
maken naar de hemel.
De weg naar God ligt open dankzij Christus’ offer.
Iedere keer dat je de Bijbel leest …
Bidt …
Over Christus nadenkt -alleen of met anderen- …
Of samenkomt in de erediensten …
Zet God jou neer bij het kruis.
Om de weg naar de hemel te gaan.
Want dan ‘nader je tot het hemelse Jeruzalem,
dan sta je voor de stad van de levende God’.
{Dat staat in Hebr. 12}.
God maakt het goed met jou.
Daarom moest Jezus zijn leven geven op Golgotha.
Zodat God jou een nieuw leven geeft.
En op de weg zet naar het Nieuwe Jeruzalem.
Jezus moest de stad uit.
Het aardse Jeruzalem.
Naar de plek van oordeel en dood.
Zodat jij de stad in kan.
Het Nieuwe Jeruzalem.
De stad van eeuwig leven.
**
[dia 10: Hebr. 13,13]
Kom daarom in beweging.
Blijf niet passief, afwachtend.
12
Volg Jezus.
“Laten we dus het kamp verlaten”.
De woorden van de Bijbel krijgen hier een figuurlijke betekenis.
Waar Israël letterlijk in een tentenkamp leefde …
en de zondebok het kamp werd uitgejaagd …
en de resten van de offerdieren buiten het kamp werden verbrand.
Daar leef jij figuurlijk in ‘een kamp’.
Het is jouw leven dat met tentpinnen vastzit in de grond van de aarde.
Het is het aardse.
Je veiligheid en je vastheid in het aardse.
Je zekerheid.
Misschien is dat je gezondheid, je goede baan, je bezit, je geld.
Je image, je vriendschappen.
Het is dat wat je niet los kunt laten.
En waar je op vertrouwd.
Wat je -volgens jou- geluk brengt.
Maar ondertussen God op afstand zet.
Ga dat kamp uit.
Verlaat het.
Daarbinnen is geen verzoening met God.
Want alles valt onder het oordeel.
God verbrandt met eeuwig vuur wat nu zo geweldig lijkt.
God maakt het daarbuiten goed met jou.
In Jezus Christus.
Laat los wat je in het aardse zekerheid lijkt te geven.
Verlaat dat kamp.
Zoek je heil niet in de samenleving van vandaag,
al sta je als christen met beide benen in die maatschappij.
13
Ga naar Jezus Christus.
Hij is je geluk, je zekerheid, je vastheid.
Erken je zonden.
Ontvang op je gebed Gods vergeving en vernieuwing.
Want die afschuwelijke plek buiten de muren van Jeruzalem …
toen … Golgotha …
is de plek waar God zijn liefde op wonderlijke manier liet schitteren.
Zoek je heil bij Jezus Christus.
Ik zeg het maar eerlijk: daarmee loop je een risico.
Jij loopt het risico hetzelfde mee te maken als Jezus.
Als die eerste christelijke gemeente in Jeruzalem.
Dat je aan de kant wordt gezet.
‘Christen, ik moet jou niet.
Ga alsjeblieft weg.
Hou dat ouderwetse gedoe bij je.
Dat gelooft toch niemand meer’.
[dia 11: boodschap vd preek]
Ik geloof het wel.
Ik geloof in Jezus Christus, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is
gekruisigd, gestorven en begraven.
Ik geloof in Gods Zoon, die door de Vader is verlaten.
Op die plek van oordeel buiten de muren van Jeruzalem.
Zijn laatste halte in zijn diepe lijden.
Mijn eerste halte in het nieuwe leven.
Opstapplaats naar de hemel.
(*)
14
Kun je blij zijn met het kruis? Met Golgotha?
Of moeten we vooral verdrietig zijn?
Golgotha is een plek van oordeel en dood.
Zeker.
Laten we dat nooit mooier maken dan het was.
Het was vreselijk.
Toch zeg ik: wees blij.
Zoek je vastheid bij Jezus Christus, de gekruisigde.
Want God maakt het goed met jou.
Daarom moest Jezus zijn leven geven op Golgotha.
Zodat God jou een nieuw leven geeft.
En op de weg zet naar het Nieuwe Jeruzalem.
AMEN.
Download