Hoofdstuk 8 Vrij verkeer van werknemers Artikel 39, lid 1, garandeert het vrije werknemersverkeer: • Het verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap is vrij. Artikel 39, lid 2, maakt duidelijk wat dit betekent: • Dit houdt in dat werknemers uit lidstaat A niet op grond van nationaliteit mogen worden gediscrimineerd in lidstaat B. (2/19) Het verbod van discriminatie van werknemers omvat: I. Discriminatie als gevolg van maatregelen met onderscheid. Voorbeeld: Nederlandse maatregel die mensen uit Portugal verbiedt in de bouw te werken. II. Discriminatie als gevolg van maatregelen zonder onderscheid. Voorbeeld: Nederlandse verbod van loodgieterwerkzaamheden zonder Nederlands vakdiploma. Dit is discriminerend omdat mensen uit andere lidstaten veel moeilijker aan deze eis kunnen voldoen (3/19) Wie moeten het vrije werknemersverkeer te respecteren? • Lidstaten • Particuliere organisaties en verenigingen • Particuliere werkgevers (4/19) Lidstaten: De Nederlandse wet mag niet het vrij werknemersverkeer onmogelijk maken door Portugezen te verbieden in Nederland in de bouw te werken. Particuliere organisaties en verenigingen: Het is verboden dat een voetbalvereniging door middel van transferregels het vrije werknemersverkeer bemoeilijkt. Particuliere werkgevers: Het is verboden dat een particuliere werkgever het vrije werknemersverkeer bemoeilijkt door één type diploma te eisen om een bepaalde vaardigheid te bewijzen. (5/19) Het vrije werknemersverkeer geldt voor: • Werknemers = mensen die in een arbeidsverhouding staan tot een ander. Hoofdkenmerken van een arbeidsverhouding: • Iemand die gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd, • voor een ander, en onder diens gezag, prestaties levert, en • als tegenprestatie een vergoeding ontvangt. Werknemer zijn dus: • Stagiaires • Parttimers (6/19) Het vrije werknemersverkeer is alleen van toepassing voor werknemers die: • werkzaamheden verrichten die reëel en daadwerkelijk zijn. Niet reëel en daadwerkelijk zijn: • Werkzaamheden van slechts één dag per week. • Werkzaamheden van mensen die (bijvoorbeeld wegens een verslaving) niet in staat zijn onder normale omstandigheden arbeid te verrichten. (7/19) Welke rechten kunnen worden ontleend aan het vrije werknemersverkeer? Artikel 39, lid 3: Een werknemer uit lidstaat A, die in lidstaat B wil werken, mag: • Ingaan op een feitelijk aanbod tot tewerkstelling binnen de gehele EU; • Zich vrij verplaatsen binnen de gehele EU; • In lidstaat B verblijven om daar een bepaalde functie uit te oefenen; • Op het grondgebied van lidstaat B verblijf houden, na er een functie te hebben vervuld. (8/19) Op grond van Europese verordeningen en richtlijnen, heeft een werknemer uit lidstaat A de volgende rechten, als hij werkzaam is in lidstaat B: • Het recht om echtgenoot en kinderen onder de 21 jaar (ongeacht hun nationaliteit) naar lidstaat B te laten komen. Deze gezinsleden hebben bovendien het recht om in lidstaat B een dienstverband aan te gaan; • Het recht om ouders (ongeacht hun nationaliteit), waarvoor de werknemer financieel verantwoordelijk is, naar lidstaat B te laten komen; (9/19) Bovendien heeft een werknemer uit lidstaat A de volgende rechten, als hij werkzaam is in lidstaat B: • Het recht op dezelfde sociale en fiscale voordelen als alle andere werknemers in lidstaat B. Dit recht geldt ook voor de meegekomen familieleden van de werknemer; • Het recht dat de in lidstaat A opgebouwde rechten voor de sociale verzekering worden samengeteld met de rechten opgebouwd in lidstaat B. Dit recht geldt ook voor de meegekomen familieleden van de werknemer; • Het recht om een sociale uitkering (die ook in lidstaat A is opgebouwd) in lidstaat B aan te vragen. (10/19) Uitzonderingen op het vrije werknemersverkeer: • De uitzondering van artikel 39, lid 4. • Uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen in het Verdrag (artikel 39, lid 3). • Uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen binnen de rule of reason. (11/19) De uitzondering van artikel 39, lid 4: Dit is een uitzondering op het vrij werknemersverkeer voor werkzaamheden in overheidsdienst. Deze uitzondering is beperkt tot: • het deelnemen aan de uitoefening van het openbaar gezag (bijvoorbeeld politieke functies). • het verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de algemene belangen van de staat (bijvoorbeeld taken tot bescherming van de binnenlandse veiligheid). (12/19) Voorwaarden voor uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen in het Verdrag (artikel 39, lid 3): A. De maatregel is gericht is op een doelstelling vermeld in het Verdrag (in dit geval artikel 39, lid 3). B. De maatregel leidt niet tot willekeurige discriminatie. I. Er gaan geen economische motieven achter het gestelde doel schuil. II. Er bestaat geen (volledige) harmonisatie inzake het gestelde doel. III. De maatregel is geschikt voor het gestelde doel. IV. De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken. (13/19) Voorwaarde A De maatregel is gericht is op een doelstelling vermeld in het Verdrag (in dit geval artikel 39, lid 3): Deze doelstellingen zijn: • Openbare orde • Openbare veiligheid • Volksgezondheid (14/19) Voorwaarde B De maatregel leidt niet tot willekeurige discriminatie: • Een werkneemster bij een bar in België, de Française Adoui, is daar tevens actief als prostituee. Volgens België is het gedrag van Adoui in strijd met de openbare orde. Daarom wil België mevrouw Adoui het land uitzetten. • België onderneemt geen enkele actie tegen prostituees van Belgische afkomst. Hun activiteiten zijn blijkbaar niet schadelijk met de openbare orde. Dit verschil in behandeling is een vorm van willekeurige discriminatie. (15/19) Voorwaarden voor uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen binnen de rule of reason: A. De maatregel is gericht is op een doelstelling voortvloeiend uit een dwingende reden van algemeen belang. I. Er gaan geen economische motieven achter het gestelde doel schuil. II. Er bestaat geen (volledige) harmonisatie inzake het gestelde doel. III. De maatregel is geschikt voor het gestelde doel. IV. De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken. (16/19) Voorwaarde A De maatregel is gericht is op een doelstelling voortvloeiend uit een dwingende reden van algemeen belang: Zulke doelstellingen zijn bijvoorbeeld: • Behoorlijk bestuur van universiteiten • Coherentie van fiscale systemen • Handhaving financiële evenwicht tussen sportclubs • Opleiding van jonge spelers • Enzovoort. (17/19) Voorwaarde III De maatregel is geschikt voor het gestelde doel: Zijn de transferregels van voetbalverenigingen geschikt voor het gestelde doel? • Eerste doel van de transferregels is om het financiële evenwicht tussen de sportclubs te handhaven. • De transferregels zijn niet geschikt voor dit doel. Zij leiden in de praktijk namelijk tot een extra bevoordeling van de rijke voetbalclubs. (18/19) Voorwaarde IV De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken: Voldoen de transferregels van voetbalverenigingen aan de eis dat geen minder belemmerend alternatief voor handen is? • Tweede doel van de transferregels is ondersteuning van talenten en de opleiding van jonge spelers. • Stel de transferregels zijn geschikt voor dit doel, dan is in ieder geval niet voldaan aan de eis dat het minst belemmerende alternatief moet zijn gekozen. Ook zonder transferregels kan het benodigde geld worden verzameld om dit doel te bereiken. (19/19)