Preek over Psalm 84

advertisement
als votum zingen we Psalmen voor Nu 121 waarna we de groet van onze
hemelse vader mogen ontvangen.
ik wil u vragen te gaan staan.
genade en vrede van hem die is en die was en die komt, en van de zeven
geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de
eerstgeborene van de doden en heerser over de koningen van de aarde.
(Amen)
laten we zingen Psalm 27:3,4
vanmorgen mogen we luisteren naar Gods wet.
deze regels gaf hij aan Israel toen ze door de woestijn trokken naar het Land
dat hij gegeven heeft aan onze voor ouders Abraham, Izak en Jacob.
laten we aansluitend zingen Opw 624
Gebed
Schriftlezing: Psalm 84
Psalmen voor Nu 84 (in wisselzang: 1,3,5 allen ;2 vrouwen + kinderen ; 5
mannen)
Preek over Psalm 84
Geliefde broers en zussen in Jezus Christus, broertjes en zusjes,
gasten
[DIA 1] En? Waar gaat jouw reis naartoe komende zomer?
Heb jij al een keus gemaakt voor je vakantiebestemming?
Dit is zo’n beetje de tijd van het jaar dat de meeste mensen daarover
nadenken en beslissen, zeker als je een mooi plekje wil boeken.
Dan moet je er vroeg bij zijn.
Je kunt het natuurlijk ook open laten en pas op het laatste moment beslissen.
Dan ga je ‘op de bonnefooi’ zoals we dat noemen.
Bonnefooi: dat is een verbastering van de Franse uitdrukking ‘à la bonne foi’,
op goed geluk of op goed vertrouwen, op goed geloof.
Eigenlijk is die manier van op reis gaan, op de bonnefooi, een
mooi beeld voor het christelijk geloof, dat we ook in de bijbel
terugvinden.
Kijk maar naar Abraham.
God roept hem op om op reis te gaan en alles achter te laten in Ur.
Vliegtuigen kende hij niet en zulke koffers ook niet,
maar het vraagteken was er wel,
in zijn hart, want hij wist niet waar het land lag dat God hem
zou wijzen.
Toch gaat hij op weg, omdat Hij blijkbaar op God vertrouwde, à la bonne foi.
Datzelfde bonnefooi-geloof zie je bij de vissers tegen wie Jezus zei: [DIA 2] Kom,
volg mij,
ik zal van jullie tot vissers van mensen maken (Markus 1:17).
Ze lieten meteen hun netten uit hun handen vallen en gingen met hem
mee.
Voor ons lijkt het nogal bizar dat een mens dat doet,
maar blijkbaar hadden ze meteen genoeg vertrouwen in de
Heer Jezus om zich gewonnen te geven en met hem mee te
gaan, ook al was de rest één groot vraagteken voor hen.
Dat laat al meteen iets heel belangrijk zien, namelijk dat op weg
gaan met God, met Jezus, geen georganiseerde reis is met een
vast programma en tijdplanning en een hoop voorinformatie,
waarbij je precies weet waar je aan toe bent.
Nee, de reis van het geloof is veel beter te vergelijken met een trektocht. Die is
veel meer open.
Je weet ongeveer welke kant je op wilt,
naar Zuid-Limburg bijvoorbeeld, maar niet langs wegen je gaat en
wat je precieze eindbestemming zal zijn en hoe die eruit ziet.
Wat dat betreft is de nieuwtestamentische kerk eigenlijk een
verzameling trekkers achter Jezus aan met als gids de bijbel en
de heilige Geest.
Daar moeten we het mee doen.
Uiteindelijk komt het daarom altijd weer neer op de vraag, die Abraham en
de vissers ook moesten beantwoorden: vertrouw je de Heer?
Durf je met hem op weg te gaan?
Ons gemeenteproject ‘Ga met God’ is bedoeld om elkaar te
stimuleren die vraag met ‘ja’ te beantwoorden.
Ja, doe het, Ga met God!
Vaya con dios!
Omdat je hem namelijk volledig kunt vertrouwen.
Dat is namelijk de boodschap van onze gids, de bijbel en de Heilige Geest.
Want in de bijbel zijn de ervaringen te lezen van de mensen die de trektocht
hebben aangedurfd.
Je kunt daarin lezen hoe het met Abraham en met die vissers
gegaan is,
hoe het goed gekomen is,
en dat hun trektocht ondanks alle tegenslag zeer de moeite waard was.
En die ervaringen kunnen ons moed geven om zelf ook op weg te
gaan.
Je hoeft de trektocht namelijk niet alleen te maken.
Je bent samen onderweg,
als broeders en zusters,
nu hier in deze gemeente,
maar ook in die grote karavaan met mensen uit alle
landen en tijdperken.
Vanmorgen gaan we kijken naar de ervaring van trekkers uit
het oude Israël.
We gaan luisteren naar hun boodschap die in een lied verwerkt is, in Psalm 84,
een pelgrimslied van de Korachieten.
Israëlitische pelgrims gingen jaarlijks uit het hele land op weg
naar één centrale plek,
de tempel van Jeruzalem,
bijvoorbeeld op de grote Verzoendag.
En je proeft al meteen in de eerste
verzen het enthousiasme en verlangen naar de tempel: [DIA 3]
Hoe lieflijk is uw woning, HEER van de hemelse machten.
Van verlangen smacht mijn ziel naar de voorhoven van de HEER.
Het moet voor de pelgrims dan ook een heerlijk moment zijn
geweest als ze na een lange klim naar boven de tempel zagen opdoemen,
dat prachtige imposante en tegelijk lieflijke gebouw.
Pelgrims konden niet wachten om de voorhoven, het tempelplein, te betreden.
Tegelijk merken we ook meteen dat het hun niet ging om sightseeing,
om een toeristisch uitstapje naar een indrukwekkend gebouw.
Nee, het ging hen om de bewoner van de tempel,
de Heer van de hemelse machten,
want de tempel was de plek waar de God van Israël bij zijn volk wilde wonen en
waar zijn glorie ooit zichtbaar op was neergedaald.
Het brandende verlangen naar de tempel,
Gods huis,
is dus een beeld voor het verlangen naar God zelf. Hij is het echte reisdoel. Dat
hoor je in die woorden: [DIA 4]
Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende God.
Psalm 84 is een lied waarin ons jaarthema ‘hart voor de Heer’
hartstochtelijk klinkt.
Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende God.
Dat is een tekst die zo uit een opwekkingslied zou kunnen
komen,
heel persoonlijk,
met veel gevoel,
intiem,
vanuit het gelovige ik gesproken,
maar je vindt dit dus ook in de psalmen.
Sterker nog, daar vindt je het allereerst,
want zo’n uiting van geloof is ten diepste waar God op uit is: dat jij en ik en wij
samen aan hem verknocht raken,
dat Hij alles voor ons is,
dat we van hem genieten.
Ook in Psalm 16 beluister je dat.
[DIA 5] Ik zeg tot de HEER: ‘U bent
mijn Heer, mijn geluk, niemand gaat u te boven.’
Zouden dit ook jouw woorden kunnen zijn?
En dan bedoel ik niet of je ze meezingt als we deze psalm zingen,
maar of dit ook jouw woorden zijn wanneer je bidt in je eentje.
Zeg jij het dan ook tegen hem: “Heer, U bent mijn alles. Ik kan niet
zonder U.
Heer, Ik houd van U.”
Ja, want echt, dit is de taal van het hart, van de liefde.
In deze psalm spreekt iemand die ontdekt heeft dat God voor hem op nummer
1 staat.
God heeft zijn hart gestolen.
Met huid en haar voelt hij zich aan hemverbonden.
En dat is gelukkig niet de taal van de eenling.
De Korachieten zeggen het als één man, maar wel samen.
En eigenlijk spreken ze dan van dezelfde liefde voor God die ook
de Heer Jezus bedoelt als Hij zegt: [DIA 6]
Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw
verstand enmet heel uw kracht. (Marcus 12:30)
Het is dus de liefde voor God, hart voor de Heer, die de
pelgrims onderweg aan het zingen bracht.
Liefde voor de Heer was de motor die hen in beweging bracht vanuit hun
vertrekpunt waar ze dan ook woonden, vlakbij Jeruzalem in
Jericho of ver weg in Dan.
Het sterke verlangen om ergens te zijn geeft richting aan je trektocht.
Trekken is namelijk niet doelloos.
Het is niet hetzelfde als zomaar wat rondzwerven.
Nee, een trektocht heeft een doel.
Ook de trektocht van het geloof, en dat doel is God zelf.
Als een magneet trok Hij de pelgrims van toen en nu aan.
Dat voorkomt ook dat je gemakkelijk de weg verliest en de juiste prioriteiten
stelt.
Dat zie je ook in deze psalm, met name in vers: [DIA 7] 11
Beter één dag in uw voorhoven dan duizend dagen daarbuiten, beter op de
drempel van Gods huis dan wonen in de tenten der goddelozen.
De keuzes die je onderweg in je leven kunt maken, de afslagen
die je kunt nemen, zijn vele, maar ze zijn niet allemaal geschikt
om tot je bestemming te komen.
De psalmdichters zeggen:
ik kies nog liever voor één dagje een staanplaats bij de deur van
Gods huis, dan een luxe kampeervakantie van een maand bij
hen die God niet dienen.
Want liefde voor God wordt veroorzaakt door liefde van God.
En Gods liefde is dankzij het offer van Jezus Christus pas echte liefde; liefde die
het volhoudt, echte trouw, zelfs door de dood heen; het is echte
liefde omdat die onvoorwaardelijk is; liefde die ons niet
afrekent op onze zonden, echte genade dus.
En die vindt je alleen bij de Vader van Jezus Christus, en niet bij mensen,
zeker niet bij de goddelozen, zij die God niet willen kennen, laat
staan bij de afgoden van deze wereld.
Wat of wie is de magneet die jou aantrekt?
Wat of wie brengt jou in beweging?
Is dat God of iets anders?
Je hebt als mens namelijk altijd iets of iemand lief. Je hart richt zich altijd
ergens op.
Daar besteed je aandacht aan, daar geef je je geld aan uit,
daar breng je offers voor, daar stop je je energie in.
En de vraag is: is het jouw aandacht, geld, tijd en energie waard?
Maakt het je echt gelukkig?
[DIA 8] De Korachieten kenden het echte geluk.
Al kregen ze er ook nooit genoeg van.
In vers 4 en 5 wijzen ze met een zekere jaloezie op hen die het voorrecht
hebben om kind aan huis te zijn bij de Heer.
Dat moet het volmaakte geluk zijn.
Dat geldt zelfs voor de mussen en de zwaluwen die in de tempel hun
nestjes bouwen. En al helemaal voor de priesters en levieten
die er nota bene mogen wonen en iedere dag hun werk doen in
de tempeldienst, de aanbidding van God. [DIA 9] En in vers 6
en 13 wordt dit echt geluk uitgebreid naar iedereen die bij de
God van Israël zijn toevlucht zoeken.
Wij allemaal mogen bij God ons geluk vinden.
Echt thuis ben je bij pas hem.
En dan staat er in vers 6 een nogal aparte uitdrukking: [DIA 10]
met in hun hart de wegen naar u.
Zo staat het er ook letterlijk in het Hebreeuws.
Maar wat het precies betekent?
De BGT vertaalt het met [DIA 11]: want bij u vinden ze kracht.
En dat lijkt mij een goede vertaling want het sluit heel goed aan bij het
vervolg (vers 7 en 8).
Daar vertellen de oude pelgrims ons namelijk over een wonderlijke
reiservaring, waardoor ze hun pelgrimstocht volhielden.
Want een pelgrimstocht, zei ik al,
was geen toeristisch uitje.
Men was vaak lang onderweg en er waren genoeg hobbels op de weg.
Letterlijk en figuurlijk.
Kuilen en bulten en stenen en natuurlijk de brandende zon en de hitte
overdag en ’s nachts de bijtende kou, adders en schorpioenen,
hongerige leeuwen.
En aan het eind nog een flinke stijle klim,
want Jeruzalem ligt op heuvels.
Maar wat lezen we?
: bij u vinden ze kracht.
[DIA 12] Trekken zij door een dal van dorheid, het verandert voor hen in een
oase; rijke zegen daalt als regen neer.
Steeds krachtiger gaan zij voort om in Sion voor God te verschijnen.
Het lijkt de wereld op zijn kop: een lastig parcours verandert in
een oase!
De vermoeidheid neemt niet toe, maar af!
Je krijgt juist energie!
Wonderlijk!
Ja, maar ook waar!
Want wie zich in zijn leven op God richt, merkt dat Hij onderweg kracht geeft.
God is niet alleen ons reisdoel, Hij is ook de krachtbron
waardoor we het volhouden.
En omdat Hij zelf een onuitputtelijke bron van energie is, zullen we niet moe
worden,
beter gezegd: hem niet moe worden.
Natuurlijk kan er onderweg heel wat gebeuren,
er zijn genoeg hobbels in het leven,
zoals ziekte, verdriet, teleurstelling,
vaak ook gevolg van ons eigen zondige ego en van ego’s die botsen.
Onze uiterlijke mens, zoals Paulus het noemt, zal verzwakken.
Maar onze innerlijke mens zal in kracht toenemen omdat je God zelf nooit
moe wordt.
Als je aan hem je tijd, je geld, je energie en
aandacht geeft en hem daardoor steeds beter leert kennen,
krijg je alleen maar meer zin om hem te ontmoeten, verdiept je
liefde voor hem zich en voor zijn werk in deze wereld, bovenal
je medemens.
Naarmate je steeds afhankelijker wordt van hem,
zul je steeds meer groeien in kracht.
En op de dag dat je voor hem mag verschijnen in al zijn glorie,
ben jij helemaal af,
krachtiger en jonger en mooier dan je ooit geweest bent.
God als krachtbron en als beschermer, als toevlucht mogen we
altijd aanspreken.
Ook dat doen de Korachieten:
[DIA 13] God, ons schild, zie naar ons om, sla goedgunstig het oog op uw
gezalfde.
Die gezalfde is Gods Zoon, Christus, de messias, de middelaar,
onze voorspraak bij de Vader en vanwege hem zal God de
Vader ons niets weigeren wat we echt nodig hebben.
Trouwens, gezalfden, dat zijn wij christenen ook, uit genade,
samen met Christus, gezalfd met dezelfde Heilige Geest.
En daarom zal de Heer altijd luisteren naar ons gebed.
Want Hij trekt met ons mee.
Dat heeft Jezus aan zijn kerk beloofd:
[DIA 14] Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze
wereld.’ (Matteus 28:20)
Terecht prijzen de Korachieten de HEER daarom vanwege zijn
beschermende en gulle goedheid, bij wie je altijd mag schuilen
en die geeft waar we oprecht om vragen:
[DIA 15] Want God, de HEER, is een zon en een schild.
Genade en glorie schenkt de HEER, zijn weldaden weigert hij niet aan wie
onbevangen op weg gaan.
Interessant die laatste woorden: [DIA 16] aan wie onbevangen op
weg gaan.
In andere vertalingen staat: wie in oprechtheid zijn weg gaat.
Maar hoe dan ook: oprechtheid en onbevangenheid hebben alles met elkaar te
maken.
Je kunt alleen maar oprecht
zijn voor de HEER als je ook onbevangen wilt zijn, d.w.z.
nieuwsgierig open staat voor wat Hij je wilt geven en laten
meemaken op de trektocht door dit leven.
Het was de onbevangenheid die Abraham en de vissers ook hadden.
Wij bepalen niet de route, die hoeven we ook niet te weten.
DE HEER gaat over de route.
Dat is altijd weer een kwestie van
samen met de andere trekkers vol goed vertrouwen, op de
bonnefooi, op weg gaan.
En als we dat doen, dan komen we
vast en zeker thuis.
Amen
laten we zingen Opw 429
Dankgebed
Gz 163
Collecte
Opw 710
Zegen
Download