Broeders en zusters, jongens en meisjes, Preek Immanuëlkerk 25-1-2015 … en uw naam wordt een lied in mijn mond. Als je dat meemaakt is er iets groots aan de hand. Dat je weet van de Heer, onze Heer Jezus, wiens naam betekent: de Eeuwige zal ons redden. En van de Eeuwige, wiens naam betekent: Ïk ben er voor jou, en Ik zal er zijn, altijd weer. Dat je daarvan wilt zingen. Als die naam een lied in mijn mond wordt, dan is die naam geen verre klank meer, niet een boodschap voor vroegere generaties waar ik zelf geen boodschap aan heb – maar dan is die naam iets voor mij, iets vàn mij geworden, een licht in mijn ogen, een stuwing in mijn bloed, mijn harteklop. Dan is er heel wat gebeurd. Dan is het geloofsverhaal van vorige geslachten mijn geloofsverhaal geworden, dat ik weer doorvertel aan het volgende geslacht – gewoon omdat ik het niet laten kan, omdat ik er vol van ben. De naam die ik uitspreek met liefde: God helpt, God redt, ik heb het gemerkt, en daarom weet ik: Hij zal er zijn. Om lyrisch van te worden, een naam om van te zingen. Als Die mij roept, dan kom ik. Waar Die mij stuurt, daar ga ik. Zo zal zijn woord vlees worden, ook in mij. Zijn levenskracht, zijn kracht van eeuwig leven stroomt door mijn bloed. Zijn adem, zijn Geest bezielt mij. Zijn lichaam wordt mijn levensbrood, dat zullen we straks mogen proeven in het Avondmaal. Het begint bij iedereen als een nog onbekend verhaal dat je hoort; zoals de bijbel vertelt van de jonge Samuel: hij kende de Eeuwige nog niet. Dan wordt dat onbekende verhaal steeds meer je eigen verhaal – alleen zo kun je het aan je kinderen uitleggen. Maar voor je zover bent, voor het zó van jou geworden is, voor je hart er zo vol van is dat je mond ervan overstroomt, heb je wel een hele ontwikkeling achter de rug. Bij de meesten is dat een rustig proces, gaandeweg ermee vertrouwd raken, een vuurtje dat langzaam hoger gaat branden. Bij sommigen gaat het onstuimiger, met heftige stroomversnellingen en watervallen. En bij haast iedereen is het een haperend proces, met ook terugval, met aanvechting en twijfel. Wat je als kind zo rotsvast geloofde, gaat er later weer zo anders uitzien. Vertrouwde beelden lijken opeens vreemd: heb ik dàt nu altijd geloofd? Zoiets is onvermijdelijk, want van God kun je geen beelden maken, roepen de Tien Geboden al, daar doe je Hem altijd tekort mee. Ja, maar hoe zouden we anders kunnen geloven? Natuurlijk stel je je er iets bij voor, en altijd is dat een menselijke voorstelling, een kinderdroom of een doordachte constructie, als een verre echo van de werkelijkheid. Die werkelijkheid, hoe God echt is, hoe Jezus als nieuwe mens bij God is – dat gaat ons voorstellingsvermogen te boven. Dus zullen de beelden en de mensenwoorden over God waar wij ons mee behelpen, iedere keer weer aan correctie toe zijn, aanvulling nodig hebben. In zo’n periode laat je het oude beeld los – het was te kinderlijk, te simpel; of juist te volwassen, te verstandelijk, te ingewikkeld, tegenstrijdig soms ook – je laat het los, maar je hebt je nog niet meteen een nieuw beeld eigen gemaakt. Dan zit je een poos in een niemandsland en denk je dat je God kwijt bent. Dat is niet zo, je bent alleen een bepaald mensenidee over God kwijt, niet God zelf. Toch voelt het alsof je niets meer over hebt. Troost je dan, je bent in goed gezelschap. Alle gelovigen, ook de groten uit in de kerkgeschiedenis waar we iets van weten, hebben zo’n periode doorgemaakt. Eigenlijk zie je dat al in de bijbel. Petrus en Andreas, Jakobus en Johannes. Wil je nog grotere voorbeelden? Zonder meer gaan ze met Jezus mee. Alle schepen verbranden ze achter zich, zo radicaal als jonge mensen kunnen zijn. Maar dat betekent helemaal niet dat ze er zijn. Petrus die later meer oog heeft voor de tegenkrachten dan voor de kracht van Jezus en dan meteen wegzinkt in de golven. Petrus die door Jezus voor satan wordt uitgemaakt, omdat hij een heel verkeerd beeld heeft van wie Jezus is. Petrus de grote leider van de vroege kerk, en die toch door Paulus gecorrigeerd moet worden omdat zijn blik beperkt is tot Israël en hij de mensen van daarbuiten eigenlijk niet wil toelaten – ten slotte wordt hij gecorrigeerd door God zelf, in een droom. Paulus en Jakobus, die in hun brieven pal tegenover elkaar lijken te staan, zo verschillend schilderen ze het christelijke leven. Maar ze schrijven dan ook voor verschillende situaties, en in elke situatie moet je weer andere dingen benadrukken. Dat mag, want hoe het echt is in Gods ogen, dat weet je maar ten dele. Juist met al die verschillen weerspiegelen wij op aarde de kleurrijke waarheid van de hemel, als facetten van een diamant die het licht breken in ontelbaar veel kleurschakeringen. Zo is de kerk van de Heer op aarde. Deze zondag sluit de week van gebed af voor de eenheid van alle christenen, elk jaar in januari. Dat begon in Engeland in 1908. Men vierde op 18 januari de gedenkdag van Petrus’ leiderschap te Rome, en op 25 januari de gedenkdag van Paulus’ bekering. Toen zei ene Paul Watson: als Petrus de peetvader is van de rooms-katholieken en Paulus van de protestanten, kunnen we dan de week tussen 18 en 25 januari niet instellen als week van gebed voor de eenheid van christenen? Bidden dat de tradities van Petrus en Paulus elkaar zullen ontmoeten en verrijken. Zo is dat begonnen, en tot op vandaag organiseert men ook in ons land deze gebedsweek. Ook hier in De Bilt, we hebben het vorige week als drie gemeenschappen in de Michaëlkerk gevierd. Oecumenische samenwerking kun je overal zien, met de wind mee of tegen de wind in. Ons nieuwe liedboek bevat muziekmateriaal uit heel de wereldkerk. Ons Dienstboek putte al uit dienstboeken wereldwijd. Jongeren komen in Taizé en ontmoeten jongeren uit heel Europa en zelfs van daarbuiten, christenen onder elkaar, die amper nog iets weten van de verschillen. Hoe klein is onze wereld geworden en hoe betrekkelijk alle strijdpunten uit het verleden … . Eén kerk van Christus, één Heer, één geloof, één doop. We heten iedereen welkom bij de Heer die ons aller Heer is. Ook wie nog aan het begin van het leven staat. Ook wie de Heer nog niet kent, zoals Samuel de Eeuwige nog niet kende. Totdat hij merkte dat hij aangesproken werd, persoonlijk aangesproken: Samuel, Samuel! Of zoals de Engel van de Eeuwige de volwassen Abraham riep toen die op het punt stond zijn zoon te offeren: Abraham, Abraham! Dit is je zoon, je enige, jouw toekomst. Doe hem niets. Je mag hem afstaan. Je mag hem aan Mij teruggeven. Alleen niet op de heidense manier door hem te doden, maar door hem juist te laten leven voor Mij, tot zegen van alle mensen. En net zoals Mozes wordt aangesproken bij de brandende braamstruik: Mozes, Mozes! Jij moet mensen die slaaf zijn bevrijden, zodat ze als vrije mensen Mij kunnen dienen, en het leven op aarde goed zal zijn, een land vol melk en honing. Aangesproken worden, bij je naam genoemd worden - dan gaat het over je bestemming in dit leven, over wie je ten diepste bent: bemind door God en mensen; om die liefde te laten groeien in je bestaan en uit te stralen naar anderen toe, op de manier die bij jou past, met alle mogelijkheden die jouw Schepper die heeft gegeven. Gezegend ben je om tot een zegen te zijn. Abraham werd geroepen, en Mozes, en Samuel – geloofsgetuigen met grote namen – om heilzame mensen te zijn. Hun diverse levenstaken komen samen in de levensopdracht van Hem, die ons heil is in eeuwigheid. Die de Naam kreeg boven alle namen: Jezus Christus onze Heer. Hij die de weg ging van de liefde, op leven en dood. Hij roept ons Hem te volgen op zijn weg, en Hij bewees dat dit een weg ten leven is. Hoeveel dood wij soms ook meemaken, er is een weg daar dwars doorheen, door Hem voor ons gebaand. Op die weg mogen wij gaan, al onze dagen; op die weg onze kinderen voorgaan, wat ze er ook mee doen. Dat ze ons meemaken, zingend, lovend en dankend. Wie God looft en dankt, stijgt boven zichzelf uit. Die voelt dat er meer is tussen hemel en aarde dan de gewone dingen. Met dat ‘meer’ heb je contact als je met heel de kerk in hemel en op aarde, met allen die ons zijn voorgegaan, de Bron van ons leven toezingt. Daarvoor zijn we hier samen, ook nu. In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.