Geef de Europese realiteit een plek in het onderwijscurriculum van het Voorgezet Onderwijs en Middelbaar Beroepsonderwijs! Discussiestuk Onderwijs over Europa en Europese politiek in het VO en het MBO Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Voorgezet Onderwijs Burgerschap in het onderwijs ............................................................................................................. 4 Onderbouw ............................................................................................................................................. 6 Bovenbouw VMBO.................................................................................................................................. 7 Maatschappijleer ................................................................................................................................. 7 Voorstel ............................................................................................................................................... 7 Economie ............................................................................................................................................. 7 Voorstel: .......................................................................................................................................... 7 Geschiedenis ....................................................................................................................................... 7 Voorstel: .......................................................................................................................................... 8 Bovenbouw HAVO .................................................................................................................................. 9 Maatschappijleer ................................................................................................................................. 9 Voorstel: .......................................................................................................................................... 9 Economie ............................................................................................................................................. 9 Voorstel: ........................................................................................................................................ 10 Geschiedenis ..................................................................................................................................... 10 Voorstel: ........................................................................................................................................ 10 Bovenbouw VWO.................................................................................................................................. 12 Maatschappijleer............................................................................................................................... 12 Voorstel: ........................................................................................................................................ 13 Economie .......................................................................................................................................... 13 Voorstel: ........................................................................................................................................ 13 Geschiedenis ..................................................................................................................................... 14 Voorstel: ........................................................................................................................................ 14 Europa in het curriculum van het MBO ................................................................................................ 16 Burgerschapsonderwijs .................................................................................................................... 16 Voorstel: ........................................................................................................................................ 17 Conclusie ............................................................................................................................................... 18 Bronvermelding: .................................................................................................................................... 19 2 Inleiding De wereld om ons heen globaliseert in rap tempo. Daarmee hebben internationale ontwikkelingen een steeds grotere invloed op ons. De meeste werkgevers ondernemen Europees en er zijn weinig producten uit onze supermarkt die volledig Nederlands zijn. Deze Europese realiteit is overal om ons heen. Wij jongeren willen de wereld om ons heen begrijpen. Begrijpen om te verklaren, om er gebruik van te maken en om er invloed op te hebben. Daarom vinden wij het schokkend dat in het Nederlandse onderwijs Europese besluitvorming amper wordt behandeld. Ruim een derde van de Nederlandse jongeren (36%) verklaart in een onderzoek van EenVandaag (2014) geen onderwijs over Europa te hebben gehad. Zonde, want wij zijn nieuwsgierig! Hetzelfde onderzoek toont dat de meerderheid van Nederlandse jongeren (54%) meer onderwijs over Europese politiek wil. Onze generatie heeft behoefte aan onderwijs om de wereld om ons heen te begrijpen, een behoefte waar nu onvoldoende in wordt voorzien. U kunt ons voorstel zien als een initiatief tegen onwetendheid. Wij zijn van mening dat de behoefte van leerlingen en studenten centraal moet staan. Wij hebben geen behoefte aan gekleurde informatie. Dat zou overigens toch niet werken: Meer kennis en aandacht voor Europa leidt niet tot meer steun voor de EU (Esch, 2014). Wij vertrouwen in onze kundige leraren die dit onderwijs kritisch, uitdagend kunnen geven en daarbij inhaken op de actualiteit. Dit document is een discussiestuk dat schetst hoe dat onderwijs eruit kan zien. Uiteengezet is wat behandeld moet worden om dit onderwijs op de behoeftes van onze generatie aan te sluiten. Wij horen graag uw suggesties om tot een definitief visiestuk te komen. Ons streven is om Nederland in Europa en Europa in de wereld op degelijke wijze behandeld te krijgen in het curriculum van het Nederlands onderwijs. Dat jongeren onderwijs over Europa willen, is voor ons voldoende argument om dit stuk te schrijven. Desalniettemin zijn er ook andere redenen om ons jongeren te steunen. Ten eerste betrekt onderwijs over Europese politiek jongeren bij de Europese democratie. Dit jaar stemde slechts 28% van de jongeren tot 30 jaar bij de Europese verkiezingen. Een zorgwekkende situatie. Bovendien kent Nederland het grootste verschil in de hele EU tussen het stemgedrag van jongeren en de rest van de bevolking (Bouza, 2014). Ten tweede is het een gemiste kans om leerlingen op school geen kennis te laten maken met de Europese en mondiale realiteit. Deze kennismaking met de realiteit zou onze concurrentiepositie in deze globaliserende wereld aanzienlijk vergroten omdat wij met Europa in het onderwijs op jonge leeftijd al bekend worden met het kijken over grenzen. Daarnaast zou de uitgebreidere behandeling van Europa de aansluiting bevorderen en doorstroom vergemakkelijken van voortgezet onderwijs naar beroepsonderwijs en universiteiten. Ten slotte is de wereld nu zo geïntegreerd, dat lessen over Den Haag niet meer volstaan. Brussel, Washington D.C. en Moskou hebben wellicht evenveel over ons land en onze politiek te zeggen als onze nationale overheid. Dat wij die realiteit niet behandelen in ons onderwijs zorgt ervoor dat het leeuwendeel van onze generatie een onvolledig beeld onderwezen krijgt en de ingewikkelde werkelijkheid moeilijk kan begrijpen. Actie is nodig, zo snel mogelijk. Europese en internationale betrekkingen dienen niet langer ontkend, maar erkend te worden in het vaste curriculum van het Nederlandse onderwijs. Wij rekenen op uw steun! Mede namens NJR en JOB, Sebastiaan Rood & Sjoukje van Oosterhout Jongerenvertegenwoordigers Europese zaken 3 Voorgezet Onderwijs Burgerschap in het onderwijs Het voortgezet onderwijs heeft vanaf 2006 de wettelijke taak om aandacht te schenken aan burgerschap. Het is aan de scholen zelf om hier invulling aan te geven. Het SLO heeft wel een kader opgesteld dat de scholen kan helpen vorm te geven aan het kerndoel. De Inspectie van het Onderwijs constateert dat de ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs de afgelopen jaren stagneert (2011). Vrijwel alle scholen bieden activiteiten rond burgerschap aan, maar er zijn weinig vorderingen in de richting van een geëxpliciteerd curriculum met concrete leerdoelen en een daarop afgestemd aanbod. Een derde van de scholen in het funderend onderwijs heeft nog geen expliciete visie op burgerschap of inzicht in de socialeen burgerschapcompetenties van hun leerlingen. In de Kamerbrief “Burgerschap in het onderwijs” zet Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker (2013) uiteen dat hij de komende periode zal bezien hoe deze kern van burgerschapsonderwijs het beste vastgelegd en uitgedragen kan worden. “Ik neem het advies van de Onderwijsraad om de kerndoelen die betrekking hebben op burgerschap aan te scherpen hierbij mee en wil daarbij ook kijken op welke manier kennis over mensenrechten, waaronder de kinderrechten, een plaats kan krijgen”. Dekker stelt dat burgerschap behoort tot de kerntaken van het onderwijs. Wij voegen daaraan toe dat idealiter burgerschap in de juiste (internationale) context moet worden geplaatst. Burgers zijn immers niet alleen maar Nederlands, maar ook Europees en wereldburger. Aandacht voor mensenrechten en kinderrechten is daarbij een stap in de goede richting, maar zonder kennis over Europese en internationale instituties is kennis over deze rechten slechts half werk. Daarmee sluiten wij aan bij het standpunt van het Nederlands expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling SLO (2006), dat aanbeveelt om Europees burgerschap op te nemen in de uitwerking van (nationaal) burgerschap. Europees burgerschap voegt namelijk een aantal dimensies aan nationaal burgerschap toe, bijvoorbeeld de Europese Unie als organisatorische en morele gemeenschap. Voor zover dit aansluit op de invulling van actief burgerschap en sociale integratie, kan dit worden geïntegreerd in de verdere uitwerkingen van burgerschapsonderwijs. Europees burgerschap kent echter ook andere aspecten, zoals kennis van de ontstaansgeschiedenis en de werking van de Unie, het belang van het onderwijs in moderne vreemde talen en het voorbereiden op een internationale arbeidsmarkt. Burgerschapsvorming is niet bedoeld om brave burgers voort te brengen, stelt ook het SLO (2014). Bij burgerschapsvorming staan volgens hen drie domeinen centraal: democratie - kennis over de democratische rechtsstaat en politieke besluitvorming; democratisch handelen en de maatschappelijke basiswaarden participatie - kennis over de basiswaarden en mogelijkheden voor inspraak en vaardigheden en houdingen die nodig zijn om op school en in de samenleving actief mee te kunnen doen identiteit - verkennen van de eigen identiteit en die van anderen; voor welke (levensbeschouwelijke) waarden sta ik en hoe maak ik die waar? Om invulling aan mensenrechten, kinderrechten en Europees burgerschap te geven vinden wij dat leerlingen ook moeten leren wie er over die rechten besluit en hoe zij daar zelf invloed op uit kunnen oefenen. Wij beogen dat iedere leerling ook kennismaakt met het Europese aspect van democratie, participatie en identiteit. 4 In het onderdeel ‘Voortgezet Onderwijs’ doen wij daar de volgende voorstellen toe: 1. 2. 3. Een toevoeging van een kerndoel aan het onderwijscurriculum. Het opnemen van bepaalde exameneisen in vakken uit het vast curriculum van de bovenbouw. Het opnemen van exameneisen voor de keuzevakken economie en geschiedenis van de bovenbouw. Onder de voorstellen voor bovenbouw VO en MBO doen wij suggesties hoeveel klokuren afdoende zouden zijn voor een goede behandeling. De keuzevakken economie en geschiedenis zijn opgenomen in onze visie omdat zij ten eerste als vak een grote bijdrage kunnen leveren aan Europees en mondiaal burgerschap, ten tweede omdat zij door een groot aantal leerlingen gevolgd worden en ten derde omdat leerlingen die deze vakken niet volgen in de bovenbouw wel voorbereid worden om het vak te kunnen volgen om een goede transitie van onder- naar bovenbouw te bevorderen. Wij verwachten dat docenten hen hierin voorbereiden. 5 Onderbouw Het onderwijscurriculum in de onderbouw moet voldoen aan kerndoelen. Deze kerndoelen bepalen wat leerlingen in de onderbouw moeten weten en kunnen. Bijvoorbeeld wat scholieren moeten weten over geschiedenis. En wat ze na de eerste twee of drie jaar moeten kunnen berekenen bij wiskunde. In totaal zijn er 58 kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs: Onder ‘Onderdeel E: mens en maatschappij: kerndoel 38’ van het besluit kerndoelen onderbouw VO (Rijksoverheid, 2010) is te lezen: “De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.” Wij wensen Nederland in Europa en Europa in de wereld op degelijke wijze behandeld te krijgen in het vaste curriculum van het Nederlands onderwijs. Omdat kerndoel 38 niet voldoet in een adequate behandeling van Europese en internationale instituties, stellen wij voor het volgende kerndoel aan toe te voegen: “De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. Daarbij oriënteren zij zich op relevante Europese en internationale vraagstukken, waaronder mensenrechten en kinderrechten. De leerling wordt actief wordt gestimuleerd een eigen mening te vormen.” 6 Bovenbouw VMBO Maatschappijleer Alle leerwegen in het VMBO zijn verplicht het vak Maatschappijleer1 te volgen. In de eindtermen van dit vak wordt de behandeling van Europese en internationale vraagstukken niet beschreven. Wel zijn er algemene eisen opgenomen over het macht en zeggenschap, zoals beschrijven welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek en het benoemen van kenmerken van een parlementaire democratie. Dat Europa in de bovenbouw van het VMBO niet ter sprake komt, vinden wij een kwalijke zaak. VMBOleerlingen moeten ook over Europese en internationale vraagstukken mee kunnen praten. Wel merken wij dat deze doelgroep behoefte heeft aan concrete voorbeelden om de relevantie van Europa te begrijpen. Hiertoe leent hun eigen omgeving zich, en anders doen zich in de actualiteit talloze voorbeelden aan. Ook het aanstippen van de uitwisselingsmogelijkheden binnen het Erasmus+-programma voor VMBO-ers is waardevol, zoals het doen van vrijwilligerswerk of het bezoeken van een andere school voor een periode in het buitenland. Voorstel In de eindtermen van het vak Maatschappijleer1 dienen daarbij de volgende eisen te worden meegenomen: - Onderscheid maken in verschillende niveaus van besluitvorming (lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal) en kan voorbeelden noemen van taken en problemen die op een bepaald niveau naar voren (kunnen) komen. - Een uitleg geven van de relatie van Nederland met de Europese Unie - Een eigen op de praktijk gestoelde mening formuleren over Europese en internationale vraagstukken. Wij denken dat vijf uren gewenst zijn in de bovenbouw van het VMBO voor bovenstaande toevoegingen. Economie In het huidige eindexamenprogramma is een domein over de mondiale economie opgenomen: Internationale ontwikkelingen: - 9. De kandidaat heeft inzicht in internationale economische betrekkingen zoals Nederland als open economie, de Europese Unie, ontwikkelingsproblematiek en kan dit inzicht toepassen in een gegeven casus. Voorstel: Eindterm 9 wijst correct aan dat de Nederlandse economie niet los van de internationale en Europese context kan worden gezien. Om de scholieren een beter beeld van de werkelijkheid te laten krijgen, stellen wij voor waar mogelijk het internationale en Europese perspectief toe te voegen. Zo kan het functioneren van de arbeidsmarkt niet los worden gezien van het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. Daarom stellen wij geen wijziging voor in de eindtermen, maar pleiten wij ervoor dat de Europese en internationale dimensie integraal wordt verwerkt in relevante domeinen. Wij denken dat de uitbreiding van het curriculum met de integrale aanpak circa 5 uur in beslag zal nemen. 7 Geschiedenis In het huidige eindexamenprogramma wordt alleen bij de theoretische leerweg aandacht besteed aan de relatie tussen Nederland en Europa: - 19. De kandidaat kan herkennen en beschrijven op welke wijze de Europese samenwerking zich na 1945 ontwikkeld heeft en welke invloed de Europese Unie heeft. Het is jammer dat alleen bij de theoretische leerweg aandacht wordt besteed aan de relatie tussen Nederland en Europa. Wij zouden graag zien dat bij alle leerwegen passende invulling wordt gegeven aan thema’s zoals Europese samenwerking en eenwording na 1945 evenals de impact die de EU heeft op Europese burgers. Voorstel: Daarom zouden wij graag het volgende aan de eindtermen van alle VMBO-leerwegen willen toevoegen: - De kandidaat kan herkennen en beschrijven hoe de Europese samenwerking zich na 1945 ontwikkeld heeft van de ECSC tot de EU en welke invloed de Europese Unie heeft. Wij denken dat het realiseren van bovenstaande eindtermen circa 5 uur in beslag zal nemen. 8 Bovenbouw HAVO Maatschappijleer Het vak maatschappijleer vormt een verplicht onderdeel van 120 uur. In de eindtermen staan de volgende exameneisen over Europese politiek vermeldt: - Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties: 8. De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger. - Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties 12. De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger. - Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties 16. De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit. Verder is het volgende over de praktijk van de parlementaire democratie vermeldt: - Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie 7. De kandidaat kan: - de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven; In de eindtermen mist de behandeling van de instellingen van de EU en de link met de actualiteit. Daarom stellen wij de volgende toevoegingen voor: Voorstel: Subdomein C2: 7. De kandidaat kan : - de fasen in het proces van de politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal, nationaal en Europees niveau beschrijven. - kennis nemen van de taken van het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad en de Raad van Ministers en is globaal op de hoogte van de taakomschrijving van het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank. - zich een mening vormen over actuele Europese en internationale vraagstukken. Wij denken dat de behandeling van bovenstaande eindtermen circa 10 uur in beslag zal nemen, Economie Wij vinden dat de Europese realiteit in de eindtermen hier ontbreekt. De Nederlandse economie kan immers niet meer zonder de Europese en mondiale markt functioneren. Door het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal is onbelemmerde handel mogelijk tussen alle 28 lidstaten. En dankzij de euro en de Europese Centrale Bank wordt de waarde van onze valuta gecontroleerd en op peil gehouden. Daarnaast zijn er talloze handelsakkoorden gesloten met derde landen en is er internationaal toezicht van de IMF. Wij zouden dan ook graag zien dat de scholieren kennismaken met het integrale functioneren van de Nederlandse economie in een Europese context en internationale context. 9 Voorstel: Daartoe stellen wij de volgende wijzigingen voor: Domein C: Internationale arbeidsverdeling 8. De kandidaat kan de oorzaken en gevolgen van internationale economische samenwerking en integratie en de problematiek inzake vrijhandel en protectie analyseren. Domein Q: Europese integratie 22. De kandidaat kan de besluitvorming binnen de Europese Unie en binnen de Economische en Monetaire Unie op hoofdlijnen beschrijven en kan verklaren welke gevolgen toenemende Europese integratie heeft voor de nationale economische en financiële politiek. 23. De kandidaat heeft inzicht in het functioneren van De Nederlandse Bank en Europese Centrale Bank en de relatie tussen beiden. 23. De kandidaat kan de mondiale economische crises van het afgelopen decennium verklaren en is op de hoogte van de relatie van de Europese Unie ten opzichte van derde landen zoals de BRIC, Verenigde Staten en Ontwikkelingslanden. 24. De kandidaat heeft inzicht (in de rol van Nederland en de EU) in actuele internationale vraagstukken (op het gebied van voedselbeleid, mensenrechten, vrede en veiligheid, duurzame ontwikkeling). Naar verwachting zal de behandeling van bovenstaande eindetermen 10 uur in beslag nemen. Geschiedenis In het huidige eindexamenprogramma wordt in tijdvak 10 aandacht besteed aan de EU. Voor dit tijdvak gelden de volgende kenmerkende aspecten: - de eenwording van Europa; - de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen; - de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen. Domein D: Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie 10. De kandidaat kan: - uitleggen onder invloed van welke factoren de rechtsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld en welke actoren erbij betrokken waren; - de ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste politieke stromingen en partijen weergeven sinds 1848. Voorstel: Wij zijn van mening dat de ambitie op dit gebied hoger mag liggen. Daartoe doen wij het volgende wijzigingsvoorstel om “de eenwording van Europa” te vervangen en om aan domein D een onderdeel toe te voegen: Voor tijdvak 10 gelden de volgende kenmerkende aspecten: - de eenwording van Europa en de ontwikkeling van de Europese Unie en de Raad van Europa Domein D: Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie 10 10. De kandidaat kan: - uitleggen onder invloed van welke factoren de rechtsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld en welke actoren erbij betrokken waren; - de ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste politieke stromingen en partijen weergeven sinds 1848 - uitleggen hoe deze stromingen zich verhouden tot Europese partijen en bewegingen. Wij verwachten dat de behandeling van bovenstaand eindtermen circa 10 uur in beslag zal nemen. 11 Bovenbouw VWO Maatschappijleer Het vak maatschappijleer vormt een verplicht onderdeel van 120 uur. In de eindtermen staan de volgende exameneisen over Europese politiek vermeld: - - - Subdomein C3: Internationale vergelijking en internationale organisaties 8. De kandidaat kan aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de politieke rechten van de Europese burger. Subdomein D4: Internationale vergelijking en internationale organisaties 12. De kandidaat kan: - een vergelijking maken tussen de Nederlandse verzorgingsstaat en die in een ander westers land; - aangeven welke gevolgen de vorming van de Europese Unie heeft voor de sociale rechten van de Europese burger. Subdomein E4: Internationale vergelijking en internationale organisaties 16. De kandidaat kan: - aangeven welke gevolgen de Europese integratie heeft voor de Nederlandse cultuur en identiteit; - een vergelijking maken tussen de Nederlandse maatschappij en een ander West-Europees land naar posities en kansen van migranten. Verder is het volgende over de praktijk van de parlementaire democratie vermeld: - Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie 7. De kandidaat kan: o de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en nationaal niveau beschrijven; Wat net als bij de HAVO in de eindtermen mist is de behandeling van de instellingen van de Europese Unie en de link met de actualiteit. Daarom stellen wij wederom voor om bij “Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie ‘Europees niveau’ toe te voegen bij de te beschrijven fasen in het proces van politieke besluitvorming. Daarbij wordt verondersteld dat de leerlingen ook kennis nemen van de taken van het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad en de Raad van Ministers. Mocht dit hier nog niet direct uit voortkomen, dan dient dit als aparte eindterm te worden toegevoegd. Verder vinden wij het belangrijk dat VWO’ers kennisnemen van de taken van de andere instellingen van de Europese Unie, te weten het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank. Bij de laatste dient ook de Economische en Monetaire Unie behandeld te worden. Verder dienen ook de Raad van Europa en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens behandeld te worden en dient uitgelegd te worden dat het Europees Hof van de Rechten van de Mens toeziet op de naleving van deze mensenrechten. Leerlingen dienen kennisgenomen te hebben van de verschillende rechten die in dit verdrag zijn opgenomen en hoe dit verdrag zich verhoudt tot onze grondwet. Ook menen wij dat VWO’ers een eigen standpunt moeten kunnen weergeven over actuele Europese en internationale vraagstukken en deze dienen te kunnen onderbouwen. 12 Voorstel: Subdomein C2: De praktijk van de parlementaire democratie 7. De kandidaat kan: de fasen in het proces van politieke besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal, nationaal en Europees niveau beschrijven; 8. de verschillende Europese instanties (Europees Parlement, Europese Commissie, Raad van ministers, Europese Raad) benoemen en hun kerntaken omschrijven. 9. de taken van de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beschrijven. 10. de globale inhoud van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en haar verhouding tot de Nederlandse grondwet omschrijven. 11. zich een mening vormen over actuele Europese en internationale vraagstukken aan de hand van een casus. Wij denken dat de behandeling van hierbovenstaande eindtermen circa 20 uur in beslag zal nemen. Economie In het eindexamenprogramma wordt nadruk gelegd op de Nederlandse economie en basis-economische beginselen zoals marktwerking en de arbeidsmarkt. Daarnaast is één domein gewijd aan internationale arbeidsverdeling en Europese integratie: Domein C: Internationale arbeidsverdeling 8. De kandidaat kan de oorzaken en gevolgen van internationale economische samenwerking en integratie en problematiek inzake vrijhandel en protectie analyseren. Domein Q: Europese integratie 22. De kandidaat kan de besluitvormingsprocessen binnen de Europese Unie en binnen de Economische en Monetaire Unie op hoofdlijnen beschrijven en analyseren welke gevolgen een toenemende Europese integratie heeft voor de nationale economische politiek. De Nederlandse economie kan niet meer zonder de Europese markt functioneren. Door het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal is er onbelemmerde handel mogelijk tussen alle 28 lidstaten. En dankzij de euro en de Europese Centrale Bank wordt de waarde van onze valuta gecontroleerd en op peil gehouden. Daarnaast zijn talloze handelsakkoorden gesloten met derde landen en is er internationaal toezicht van het IMF. In het huidige eindexamenprogramma komt dit onvoldoende aan de orde. Wij zouden dan ook graag zien dat de scholieren kennismaken met het integrale functioneren van de Nederlandse economie in Europese en internationale context. Voorstel: Domein C: Internationale arbeidsverdeling 8. De kandidaat kan de oorzaken en gevolgen van internationale economische samenwerking en integratie en de problematiek inzake vrijhandel en protectie analyseren. 9. De kandidaat kan de belangrijkste internationale organisaties noemen en is bekend met hun taken en verantwoordelijkheden. 13 Domein Q: Europese integratie 22. De kandidaat kan de besluitvorming binnen de Europese Unie en binnen de Economische en Monetaire Unie op hoofdlijnen beschrijven en analyseren welke gevolgen toenemende Europese integratie heeft voor de nationale economische politiek. 23. De kandidaat kan de mondiale economische crises van het afgelopen decennium verklaren en is op de hoogte van de relatie van de Europese Unie ten opzichte van derde landen zoals de BRIC-landen, de Verenigde Staten van Amerika en ontwikkelingslanden. 24. De kandidaat kan zich een mening vormen over actuele internationale vraagstukken zoals vrede en veiligheid, duurzame ontwikkeling mensenrechten en voedselbeleid. Om de behandeling van bovenstaande eindtermen te bewerkstelligen denken wij dat circa 20 uur nodig zal zijn. Geschiedenis Voor tijdvak 10 (1950-heden) gelden de volgende kenmerkende aspecten: - de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog; - de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld; - de eenwording van Europa; - de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen; - de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen. Domein D: Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie 10. De kandidaat kan: - verband leggen tussen het ontstaan van vrijheidsrechten en politieke rechten in bepaalde historische tijdvakken en kenmerkende aspecten van die tijdvakken; - belangrijke denkers noemen en hun opvattingen over de relatie tussen staat en onderdanen; - uitleggen onder invloed van welke factoren de rechtsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld en welke actoren erbij betrokken waren; - uitleggen onder invloed van welke factoren de parlementaire democratie zich in Nederland heeft ontwikkeld sinds 1795; - de ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste politieke stromingen en partijen weergeven sinds 1848. Voorstel: Wij stellen het volgende voor toe te voegen aan tijdvak 10: - De eenwording van Europa en de ontwikkeling van de Europese Unie en de Raad van Europa Verder zien wij graag toegevoegd aan domein D: Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie : 14 10. De kandidaat kan: - uitleggen onder invloed van welke factoren de rechtsstaat zich in Nederland heeft ontwikkeld en welke actoren erbij betrokken waren; - de ontstaansgeschiedenis van de belangrijkste politieke stromingen en partijen weergeven sinds 1848; - uitleggen hoe deze stromingen zich verhouden tot Europese partijen en bewegingen. Om bovenstaande eindtermen een gedegen behandeling te geven denken wij dat circa 20 uur nodig zal zijn. 15 Europa in het curriculum van het MBO Burgerschapsonderwijs In de politiek-juridische dimensie die MBO-instellingen aan bod moeten laten komen gedurende alle opleidingen staat het volgende vermeld (MBO-raad, 2011): “De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media.” In de praktijk hebben wij gemerkt dat de behandeling van de Europese Unie in deze dimensie een ondergeschoven kindje is. Nederlandse burgers zijn echter sinds het ontstaan van de Europese Unie ook Europese burgers. Om ook invulling te geven aan dit burgerschap willen wij dat studenten op basaal niveau kennis nemen van het functioneren van de Unie. Daarom dient Europees burgerschap een aparte vermelding binnen deze dimensie te krijgen of op en andere manier vermeld te worden in de politiek juridische dimensie, waardoor deze voldoende aandacht krijgt. Verder staan MBO-studenten in hun specialisme oog in oog met Europese en internationale regels. Het lijkt ons goed niet alleen studenten te vertellen wat de regels zijn, maar ook studenten te begeleiden in het reflecteren op die regels. Is het nou echt belangrijk dat Europa bepaalt hoe hoog een ladder mag zijn? Is het goed of slecht dat Europa olijfolie zonder etiket in restaurants verbiedt? Allemaal vraagstukken waarover MBO-studenten uitstekend in staat zijn zich een mening over te vormen. Daarnaast willen wij dat studenten op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheden binnen Europese projecten zoals ERASMUS+. Deze projecten bieden jongeren de kans actief deel te nemen aan de Europese samenleving door bijvoorbeeld Europees vrijwilligerswerk te doen, te studeren in het buitenland of met internationale ondernemers mee te lopen. Naast een soepele transitie naar de arbeidsmarkt zal er ook moetn worden gekeken naar de overgang van het MBO naar het HBO. Een gedegen behandeling van onderstaande eindtermen kunnen deze transitie zo soepel mogelijk laten verlopen. Om recht te doen aan de verschillende niveaus op het MBO zal er onderscheid moeten worden gemaakt tussen de verschillende niveaus . Daarom stellen wij in de volgende toevoegingen voor de algemene kwalificatie-eisen voor: 16 Voorstel: De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan alle lagen van politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Bij behandeling hiervan zien wij met name mogelijkheden op themas die actueel en persoonlijk relevant zijn, om meer op issues gerichte vormen van politieke participatie te bewerkstelligen, zoals Europese integratie, duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing. Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving, leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming en bij zijn handelen. De student is zich bewust van zijn Europees burgerschap, van de mogelijkheden dat dit Burgerschap biedt (zoals Erasmus+, European Voluntary System en open grenzen), en is het in het bezit van de relevante kennis om de kansen van het Burgerschap optimaal te benutten. Dit onderwijs kan het beste in een voor de student relevante en herkenbare context worden aangeboden. De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste (Europese) politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media.” Alvorens een soepele doorstroom van het MBO naar het HBO te bevorderen. Om de behandeling van bovenstaande toevoegingen aan de kwalificatie-eisen te realiseren, verwachten wij dat circa 5 uur nodig zal zijn. 17 Conclusie De onderwerpen ‘Europa’ en ‘Europese politiek’ zijn in het huidige VO- en MBO-onderwijs niet of onvoldoende verankerd in de onderwijsdoelstellingen die Nederland zichzelf stelt. Dit leidt ertoe dat 36% van de jongeren nooit les over Europese politiek heeft gekregen. Om een volledig beeld van de werkelijkheid te krijgen is het voor scholieren en MBO-studenten noodzakelijk om naast de bestaande nationale kaders te denken en onderwijs integraal in de juiste Europese en mondiale context te plaatsen. Daar hebben jongeren ook behoefte aan. De meerderheid van Nederlandse jongeren (54%) geeft aan meer onderwijs over Europese politiek te willen. Wij willen de wereld om ons heen begrijpen. Begrijpen om te verklaren, om er gebruik van te maken en om er invloed op te hebben. Daarom vinden wij het schokkend dat in het Nederlandse onderwijs Europese besluitvorming amper wordt behandeld. Onze generatie heeft behoefte aan onderwijs om de wereld om ons heen te begrijpen, een behoefte waar nu onvoldoende in wordt voorzien. U kunt ons voorstel zien als een initiatief tegen onwetendheid. Dit document is een discussiestuk dat schetst hoe dat onderwijs eruit kan zien. Uiteengezet is wat behandeld moet worden om dit onderwijs op de behoeftes van onze generatie aan te sluiten. Wij horen graag uw suggesties om tot een definitief visiestuk te komen. Ons streven is om Nederland in Europa en Europa in de wereld op degelijke wijze behandeld te krijgen in het curriculum van het Nederlands onderwijs. Daarom moeten wij snel handelen, want elk jaar dat het onderwijs niet voldoende is toegesneden op de behoeftes van jongeren is een verloren jaar. Europese en internationale betrekkingen dienen niet langer ontkend, maar erkend te worden in het vaste curriculum van het Nederlandse onderwijs. 18 Bronvermelding: Bouza, L. (2014). “Adressing youth absenteeism in European elections”. Geraadpleegd via http://www.youthforum.org/assets/2014/02/YFJLYV_StudyOnYouthAbsenteeism_WEB.pdf (26 oktober 2014). Dekker, S (2013). “Kamerbrief over burgerschap in het onderwijs”. Geraadpleegd via http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/12/16/kamerbrief-over-burgerschap-in-hetonderwijs/kamerbrief-over-burgerschap-in-het-onderwijs.pdf (26 oktober 2014). EenVandaag (2014). “Onderzoek: Europese!verkiezingen”. Geraadpleegd via http://www.eenvandaag.nl/uploads/doc/Rapport%20Europese%20verkiezingen.pdf (26 oktober 2014). Esch, F. van ( 2014). “Europa en de betrokken burger: een kwestie van gezond boerenverstand”. Geraadpleegd via ”http://www.sg.uu.nl/nieuwsblog/2014/07/10/europa-en-de-betrokkenburger-een-kwestie-van-gezond-boerenverstand (31 oktober 2014). Inspectie van het Onderwijs (2011). “De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2009/2010”. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. MBO-Raad (2011). “Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 20112012”. Geraadpleegd via http://www.mboraad.nl/media/uploads/kwalificatieeisen%20loopbaan%20en%20burgerschap%202011-2012.pdf (geraadpleegd op 26 oktober 2014). Rijksoverheid (2010). “Besluit kerndoelen onderbouw VO” Geraadpleegd via http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/besluiten/2010/09/17/kerndoelen-onderbouw-voortgezet-onderwijs/besluitkerndoelen-onderbouw-vo.pdf (31 oktober 2014). SLO (2014). “Burgerschap”. Geraadpleegd via http://www.slo.nl/primair/themas/burgerschap/ (27 oktober 2014). SLO (2006). “Een basis voor burgerschap”. Geraadpleegd via http://www.slo.nl/downloads/archief/Een_20basis_20voor_20burgerschap.pdf/download (27 oktober 2014). 19