Categorie obstetrie

advertisement
Algemene opmerking aan de kandidaten:
Hoewel het de makers van deze toets bekend is dat vele gynaecologen en gynaecologen-inopleiding vrouw zijn, is er voor gekozen om in de vragen de gynaecologen mannelijk te laten zijn
en hen met “hij” of “hem” aan te duiden. Mede omdat de patiënten van het vrouwelijk geslacht
zijn hopen we hierdoor verwarring te voorkomen.
DOMEIN OBSTETRISCHE PERINATOLOGIE
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
1
De stichting Perinatale Registratie Nederland komt jaarlijks met een rapport met daarin
de kerncijfers over moeders en pasgeborenen die opgenomen zijn in de LVR 1 en 2. In
2005 zijn hierin 94% van alle vrouwen die bevallen zijn opgenomen (n= 174.681). De
onderstaande vragen gaan over 2005
Het landelijke sectiopercentage lag het dichtst bij:
a
10%
b
15%
c
20%
d
25%
Vraagnr:
Vraag:
2
De perinatale sterfte (tot en met 28 dagen ) per 1000 geboortes in de groep 37.0 tot
42.0 weken AD bedroeg
a
1.5
b
3.5
c
6
d
11
Vraagnr:
Stam:
3
In het derde trimester meldt een zwangere tijdens routine antenatale controle dat zij
vreselijke last heeft van jeuk aan handpalmen en voetzolen.
Wat is het meest aangewezen beleid?
a
geruststelling en geen aanvullende maatregelen
b
galzure zoutenbepaling
c
corticosteroid crème voorschrijven
d
antihistaminicum voorschrijven
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
4
Een 36-jarige vrouw wordt na een ongestoorde zwangerschap durante partu
overgedragen door de 1e lijns verloskundige vanwege meconiumhoudend vruchtwater.
Ze bevalt vlot van een gezonde zoon. Een etmaal na de bevalling voelt ze zich moe en
misselijk en moet ze braken. Ze is iets suf maar goed aanspreekbaar en heeft geen pijn.
Ze verliest vaginaal bloed. Haar bloeddruk is 120-75 mmHg haar huid en sclerae geel.
De temperatuur 37,2 C. De uterus is goed gecontraheerd en bij echoscopie blijkt het
cavum uteri leeg.
Bij laboratoriumonderzoek worden o.a. de volgende uitslagen verkregen: Hb 6,3
mmol/l, trombocyten 136 10^9/l, leucocyten 34,1 10^9/l, APTT 60 sec, PT 26,5 sec,
INR 2.5, natrium 122 mmo/l, kalium 6.1 mmol/l, ureum 11.9 mmol/l, kreatinine 323
umol/l, bilirubine totaal 233 umol/l, bilirubine geconjugeerd 167 umol/l, alkalische
fosfatase 309 U/l, gamma GT 74 IU/l, ASAT 113 U/l, ALAT 121 U/l, LD 875 U/l,
uraat 0.62 mmol/l, glucose 3,7 mmol/l.
Wat is op basis van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
a
Hepatitis
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
1
b
c
d
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Cholecystitis
Acute gele leveratrofie
HELLP syndroom
5
Een 35-jarige vrouw komt bij 8 weken amenorroe bij de huisarts. Mevrouw is bekend
met chronische hypertensie waarvoor ze behandeld wordt met een ace-remmer. Ze
heeft geen verdere cardiovasculaire risicofactoren of nierfunctiestoornissen, behoudens
een geringe albuminurie. Haar bloeddruk is 130/85 mmHg. Echoscopisch wordt een
intacte zwangerschap van 8 weken gezien.
Welk behandeladvies t.a.v. de hypertensie is nu het meest aangewezen?
a
vervangen medicatie
b
continueren medicatie
c
staken antihypertensieve medicatie
d
afbreken graviditeit wegens hoog risico aangeboren afwijkingen
Vraagnr:
Vraag:
6
Als bij een zwangere vrouw met verhoogde bloeddruk ook proteïnurie wordt
vastgesteld, betekent dit dat, in tegenstelling tot een negatieve eiwittest in de urine, dat:
a
de kans op moederlijke complicaties verhoogd is
b
de kans op foetale groeivertraging verhoogd is
c
de kans op zowel a als b verhoogd is
Vraagnr:
Vraag:
7
Een diamniotische, dichoriale monozygote tweeling is:
a
een monozygote tweeling waarbij de bevruchte eicel zich gesplitst heeft
na de 10e dag na de bevruchting
b
een dizygote tweeling die later versmolten is en aldus monozygoot
geworden is
c
een contradictio in terminis en bestaat in feite niet
d
een monozygote tweeling waarbij de bevruchte eicel zich splitst voor
de 4-5e dag van de embryogenese
Vraagnr:
Vraag:
8
Een laag MCV wijst op:
a
foliumzuurtekort
b
ferriprieve anemie
c
dehydratie
d
vitamine B12 tekort
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
2
Vraagnr:
Vraag:
9
Welke van de onderstaande factoren is GEEN risicofactor voor het ontstaan van een
placenta preavia:
a.
Geassisteerde voortplantingstechnieken
b.
Leeftijd
c.
Meerlingzwangerschap
d.
Sectio caesarea in de voorgeschiedenis
Vraagnr:
Stam:
10
Primaire preventie van D-immunisatie is mogelijk door intramusculaire toediening van
humaan anti-D-immunoglobuline (anti-D) aan D-negatieve vrouwen na expositie aan
D-positieve erytrocyten. De gegeven hoeveelheid anti-D moet voldoende zijn.
Hoeveel ml positief volbloed wordt er geneutraliseerd door 1000 IE anti-D?
a
5 ml
b
10 ml
c
15 ml
d
20 ml
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
11
De incidentie van stuitligging a terme is:
a
3-4%
b
7-8%
c
12-13%
d
16-17%
Vraagnr:
Stam:
12
Maternale - en perinatale sterfte zijn belangrijke parameters van kwaliteit van
verloskundige zorg van een land. Er zijn grote verschillen tussen rijke en arme landen.
Wat is de maternale sterfte in West-Europa en Noord Amerika in de laatste 10 jaar:
a
3 per 100.000 bevallingen
b
5 per 100.000 bevallingen
c
10 per 100.000 bevallingen
d
20 per 100.000 bevallingen
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
13
Wat is de belangrijkste oorzaak van maternale sterfte in Nederland,
a
gevolgen van hypertensieve aandoeningen
b
vruchtwaterembolie
c
sepsis
d
hemorrhagie
Vraagnr:
Vraag:
14
De grootste kans op verticale transmissie (van moeder naar kind) van HIV-1 infectie
vindt plaats:
a
in utero
b
tijdens de partus
c
via de borstvoeding
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
3
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
15
Een huisarts belt je op omdat een van zijn patiënten acht weken zwanger blijkt te zijn.
Zij heeft een heterozygote factor V leiden mutatie. Haar voorgeschiedenis is blanco,
het is toevallig ontdekt, omdat haar zus een trombosebeen in het kraambed kreeg.
Wat is nu volgens de huidige NVOG-richtlijn het meest aangewezen beleid ten aanzien
van antistolling
a
alleen gedurende de zwangerschap aangewezen
b
alleen gedurende het kraambed
c
gedurende zwangerschap en kraambed
d
antistolling is niet geïndiceerd
Vraagnr:
Vraag:
16
Het herhaald toedienen van corticosteroïden bij dreigende vroeggeboorte leidt in
vergelijking met eenmalige toediening NIET
a
tot minder neonatale longproblemen
b
tot een afname van het geboortegewicht
c
tot een kleinere schedelomtrek
d
tot meer infecties van de moeder
Vraagnr:
Vraag:
17
Wat is bij nulliparae die nooit incontinent zijn geweest voor urine het effect van
bekkenbodemtraining tijdens de zwangerschap op urine-incontinentie tijdens het derde
trimester en 6 maanden post partum
a
reductie in 3e trimester, reductie 6 maanden post partum
b
geen reductie in 3e trimester, reductie 6 maanden post partum
c
reductie in 3e trimester, geen reductie 6 maanden post partum
d
geen reductie in 3e trimester, geen reductie 6 maanden post partum
Vraagnr:
Vraag:
18
Uit studies naar het routinematig gebruik van een partogram is gevonden dat bij
vrouwen die spontaan in partu raken in de a terme periode het gebruik van een
partogram:
a
een significante reductie geeft van de kans op een secundaire sectio
caesarea.
b
een significante reductie geeft van de kans op een vaginale
kunstverlossing
c
een significante reductie geeft van zowel de kans op een secundaire
sectio caesarea als de kans op een vaginale kunstverlossing.
d
geen significante reductie geeft van de kans op een secundaire sectio
caesarea en geen significante reductie van de kans op een vaginale
kunstverlossing.
Vraagnr:
Vraag:
19
Welke van volgende acties hoort NIET huis in de behandeling van een
schouderdystocie:
a
Het aansporen van patiënte om maximaal te persen
b
Het maximaal flecteren en abduceren van de heupen van patiënte
c
Het geven van zijwaartse gerichte suprapubische impressie
d
Het patiënte in knie-elleboog houding brengen
Vraagnr:
Stam:
20
Een G1P0, a terme, wordt tijdens de partus door de verloskundige overgedragen als
goed in partu, vliezen gebroken, 5 cm ontsluiting, caput H2, Aav, in verband met het
verzoek om pijnstilling.
Welk van onderstaande pijnbehandelingen is het veiligst:
Vraag:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
4
a
b
c
d
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
PCA met remifentanil
Pethidine intramusculair
Epidurale analgesie
N2O (entonox)
21
Er wordt besloten besluit een vacuümextractie te verrichten in verband met een niet
vorderende uitdrijving waarbij de stand van het caput achterhoofd achter is. Er wordt
een episiotomie geplaatst voordat het perineum opbolt.
Wat is de correcte hoek ten opzichte van de commissura posterior waaronder de
episiotomie onder deze omstandigheden geplaatst dient te worden?
a
15-30°
b
45-60°
c
75-90°
22
Bij het hechten van de huid van het perineum zijn vele factoren van invloed op
pijnklachten postpartum. Een factor is de snelheid waarmee het hechtmateriaal wordt
geresorbeerd.
Welk van onderstaande hechtmaterialen is het snelst volledig geresorbeerd:
a
Monocryl® (polyglecaprone 25)
b
Vicryl rapide® (polyglactin 910)
c
Prolene ® (polpypropelene)
d
PDS® (polidioxanone)
23
Neonatale infectie met de groep B streptococ kan een zeer ernstig verlopend
ziektebeeld zijn. In Nederland is ervoor gekozen secundaire preventie toe te passen aan
de hand van risicofactoren.
Welk van onderstaande factoren is GEEN erkende risicofactor:
a
Bewezen dragerschap van moeder in vorige zwangerschap
b
Maternale koorts tijdens de baring
c
Gebroken vliezen bij een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken
d
Langdurig (>18 uur) gebroken vliezen
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
24
Veel maternale ziekten zijn geassocieerd met foetale groeibeperking.
Welke hoort hier NIET bij:
a
Chronische anaemie
b
Chronisch obstructieve longziekte
c
Chronische hypertensie
d
Systemische lupus erythematosus
Vraagnr:
Stam:
25
Roken tijdens de zwangerschap is geassocieerd met een verhoogd risico op
complicaties.
Welke hoort hier niet bij:
a
Abruptio placentae
b
Foetale groeibeperking
c
Pre-eclampsie
d
Perinatale sterfte
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
26
Een aantal infectieziekten zijn meldingsplichtig.
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
5
Vraag:
Voor welk van onderstaande infecties waarmee de gynaecoloog te maken kan krijgen
is dat het geval:
a
Lues
b
Chlamydia trachomatis
c
Neonatale groep B streptokokken sepsis
d
Maternale groep A streptokokken sepsis
Vraagnr:
Stam:
27
Een 25-jarige G1P0, zwangerschapsduur 14 weken bezoekt het spreekuur van de
gynaecoloog om de uitslag van haar eerste trimesterscreening te bespreken. Het risico
op trisomie 21 bedraagt 1:350.
Wat is nu het meest aangewezen advies:
a
Aangezien zij voor haar leeftijdsgroep een verhoogd risico heeft komt
zij in aanmerking voor een vruchtwaterpunctie
b
Zij heeft geen verhoogd risico, aanvullende diagnostiek is niet
geïndiceerd
c
Aangezien zij voor haar leeftijdsgroep een verhoogd risico heeft komt
zij in aanmerking voor geavanceerd geluidsonderzoek (type II echo)
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
28
Een 28 jarige G2P1, zwangerschapsduur 18 weken bezoekt het spreekuur van de
gynaecoloog. Haar zoontje heeft exanthema subitum (infectie met het Parvo B19
virus). Twee weken later blijkt zij een seroconversie door te maken.
Wat is nu het meest aangewezen advies
a
Een vruchtwater punctie laten verrichten voor een PCR op het
vruchtwater
b
Een type II echo laten verrichten in een perinatologisch centrum
c
De zwangerschap te termineren
d
Wekelijks echoscopisch onderzoek naar tekenen van foetale
decompensatie
29
Een G1P0, zwangerschapsduur 38+5 weken, is naar u verwezen ivm een
zwangerschapshypertensie. Uitgangsbloeddruk was 120/60 mmHg. De laatste 2
metingen in uw kliniek laten een bloeddruk zien van 130/90 mmHg. Er is een spoor
eiwit aanwezig in de urine, zij heeft geen klachten en het lab is ongestoord. Zij voelt
goede kindsbewegingen en de foetale groei lijkt conform de zwangerschapsduur.
Wat is nu het meest aangewezen beleid om maternale complicaties te voorkomen
a
Het inleiden van de baring
b
Klinische opname ter maternale bewaking
c
1x per week poliklinische controle bloeddruk plus urine
d
2x per week poliklinische controle bloeddruk plus urine
Vraagnr:
Vraag:
30
Welke antistof is NIET relevant voor het stellen van het antifosfolipidensyndroom:
a
ANA (Anti-nucleaire antistoffen)
b
LAC (Lupus anti-coagulans)
c
ACA (Anti-cardiolipine)
Vraagnr:
Vraag:
31
Welke van de onderstaande bevindingen is GEEN indicatie voor placentalokalisatie in
het derde trimester?
a
Vaginaal bloedverlies in het derde trimester
b
Niet indalend voorliggend deel à terme
c
Stuigligging à terme
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
6
d
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Laag doorlopende placenta op 20 weken echo
32
Zwangeren met insuline-afhankelijke diabetes mellitus hebben een verhoogd risico op
congenitale afwijkingen.
Welke hoort hier niet bij?
a
Hartafwijkingen
b
Neurale buisdefecten
c
Afwijkingen aan de urinewegen
d
Buikwanddefecten
Vraagnr:
Vraag:
33
Zwangeren bij wie zwangerschapsdiabetes is vastgesteld hebben GEEN verhoogd
risico op:
a
Neonatale morbiditeit
b
Intrauteriene vruchtdood
c
Macrosomie
d
Asfyxie
Vraagnr:
Vraag:
34
Welke van de onderstaande radiologische onderzoeken die uitgevoerd kunnen worden
in het kader van de diagnostiek naar een longembolie kent de hoogste stralenbelasting:
a
Ventilatiescan
b
Perfusiescan
c
Spiraal CT-thorax
d
Pulmonalis angiografie
Vraagnr:
Vraag:
35
Van welke van de volgende trombofiliefactoren is de uitslag tijdens
zwangerschap/kraambed het MINST betrouwbaar:
a
Factor V leiden-mutatie
b
Factor II-mutatie
c
Proteine S-deficiëntie
Vraagnr:
Stam:
36
Diverse factoren zijn verantwoordelijk voor de toegenomen kans op gastro-oesofageale
refluxklachten tijdens de zwangerschap.
Welke van de onderstaande hoort hier NIET bij?
a
Verhoogde aciditeit van de maaginhoud
b
Verminderde tonus onderste oesofagus sfincter
c
Verminderde darmperistaltiek
d
Verhoogde intra-abdominale druk
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
37
Welk van de volgende middelen is het eerst aangewezen bij gastro-oesofageale
refluxklachten in de zwangerschap:
a
antacidum
b
mucosaprotectivum
c
H2-receptorblokker
d
protonpompremmer
Vraagnr:
Vraag:
38
Welk van onderstaande maatregelen is als eerste geïndiceerd bij het optreden van een
inversio uteri?
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
7
a
b
c
d
Toedienen tocolytica
Toedienen uterotonica
Uterus proberen te reponeren
Placenta proberen te verwijderen
Vraagnr:
Vraag:
39
Studies naar het actief leiden van het nageboortetijdperk toonden een significante
verlaging van :
a
het aantal nacurettages ivm een placentarest
b
het aantal manuele placentaverwijderingen
c
de totale hoeveelheid bloedverlies
Vraagnr:
Vraag:
40
Welk van de volgende uterotonica geeft GEEN tonische contractie?
a
sulproston
b
misoprostol
c
oxytocine
d
methergine
Vraagnr:
Vraag:
41
Het aantal pasgeborenen met een congenitale afwijking ligt het dichtst bij de:
a
1%
b
5%
c
10%
d
20%
Vraagnr:
Stam:
42
Mevrouw Aalders, primigravida, amenorroe 38+5 wordt ingeleid ivm een preeclampsie. Bij het eerste vaginaal toucher doet u de volgende bevindingen:
P:
centraal, week, half verstreken
O:
3
V:
staan
I:
H2
A:
caput
S:
ntb
De Bishopscore bedraagt in dit geval:
a
1
b
3
c
5
d
7
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
43
Een Cochrane review over het gebruik van prostaglandines voor de inleiding van de
baring geeft aan dat Prostin tabletten een lichte voorkeur verdienen boven Propess,
Prepidil en Prostin gel
Op basis waarvan is deze voorkeur bepaald?
a
Prostin tabletten zijn het effectiefst
b
Prostin tabletten worden het best verdragen
c
Prostin tabletten zijn het veiligst
d
Prostin tabletten zijn het goedkoopst
44
Een patiënte bezoekt het spreekuur voor een pre-conceptioneel advies. Zij is G1P1 en is
de vorige keer bevallen bij een amenorroe van 29 weken, tot op heden zonder
aanwijsbare oorzaak.
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
8
Vraag:
Welk van volgende adviezen is bewezen zinvol:
a
Bedrust
b
Coïtus-verbod
c
Behandelen asymptomatische bacturie
d
Behandelen van een bacteriële vaginose
Vraagnr:
Vraag:
45
Welke van de volgende tocolytica is het meest geïndiceerd bij een zwangere met een
cardiaal belastte voorgeschiedenis?
a
Oxytocine-antagonist
b
Ca-antagonist
c
Nitroglycerine
d
Beta-sympathicomimeticum
Vraagnr:
Vraag:
46
Welk van de volgende antistoffen heeft de kleinste kans om een ernstige foetale
anaemie te veroorzaken?
a
Anti-Le
b
Anti-K
c
Anti-E
d
Anti-c
Vraagnr:
Stam:
vraag
47
Zie figuur 1
Het stukje CTG tracing laat een patroon zien dat het best
past bij:
a
‘Regular mouthing’ van de foetus
b
Ritmisch patroon van acceleraties.
c
Foetale anemie
d
Foetale ‘suckling’
Vraagnr:
Vraag:
48
Er is sprake van een polyhydramnion bij een maximale echoscopisch gemeten
vruchtwaterpocket van:
a. >4cm
b. >6cm
c. >8 cm
d. >10 cm
Vraagnr:
Stam:
49
Zie figuur 2
Er wordt bij gravida 2 para 1 komt bij een amenorrhoeduur van 19 weken een
structurele echo gedaan. De eerste zwangerschap was ongecompliceerd verlopen. Bij
echoscopisch onderzoek wordt het volgende beeld gezien.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a.
exencefalie
b.
holoprosencefalie
c.
hydrocefalus
d.
anencefalie
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
50
Een 38-jarige Gravida 1, Para 0, is 40 weken zwanger. Ze
heeft weeën om de
drie minuten en is 2 uur aan het persen. De grootte van het kind is geschat op 3800
gram. Het caput is ingedaald tot Hodge 2. Microbloedonderzoek toont een pH van
7,30. Er is een matig caput succedaneum.
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
9
Vraag:
Wat is op dit moment het meest aangewezen beleid?
a
oxytocinestimulatie
b
vacuümextractie
c
fundusexpressie met episiotomie
d
tangverlossing
e
sectio caesarea
Vraagnr:
Stam:
51
Patiënte C wordt verwezen naar het spreekuur. Zij is G1P0, amenorroe 11 weken. In de
voorgeschiedenis heeft zij een strumectomie in verband met M. Graves. Zij gebruikt
thyrax, 125 microgram per dag.
Wat is nu het meest aangewezen met betrekking tot de bepaling van
schildklierantistoffen?
a
Aangezien patiënte nu hypothyreood is is antistof bepaling niet nodig
b
bepalen anti-TPO’s
c
bepalen TSI’s
d
bepalen anti-Tg
Vraag:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
10
DOMEIN ALGEMENE GYNAECOLOGIE
Vraagnr:
Stam:
52
Er zijn condities die de seksuele organen van de vrouw direct aantasten, met als
gevolg een gestoorde lubricatie, ondanks adequate stimulatie.
Vraag: Voor welk van onderstaande condities geldt dit?
a
Diabetes mellitus
b
Uterusextirpatie
c
Postmenopauze
d
Reumatoïde artritis
Vraagnr:
Vraag:
53
Welke van de volgende veranderingen past niét bij ouder worden:
a.
het duurt langer om een erectie te krijgen
b.
het kost meer moeite om de ejaculatie uit te stellen
c.
het ejaculaatvolume neemt af
d.
de rigiditeit van de erectie vermindert
Vraagnr:
Vraag:
54
Gerandomiseerd onderzoek bij patiënten met het vulvair vestibulitis syndroom heeft
uitgewezen dat:
a.
bekkenbodemfysiotherapie tot het beste resultaat leidt
b.
cognitieve gedragstherapie tot het beste resultaat leidt
c.
vestibulectomie (een operatie) tot het beste resultaat leidt
d.
er geen significant verschil tussen deze therapieën bestaat
Vraagnr:
Stam:
55
Bij sommige seksuele problemen blijkt de interactie tussen beide partners en/of hun
seksuele logistiek (mede)oorzaak te zijn.
Vraag:
Welke van de onderstaande is het belangrijkst bij ejaculatio precox?
a.
het afzien van masturbatie binnen de vaste relatie waardoor bij seksuele
omgang de
spanning snel oploopt
b.
het dragen van opwindende lingerie
c.
de behoefte van man/vrouw om het vrouwelijk orgasme te bewerkstelligen
door coïtus
d.
neerbuigend gedrag van de vrouw
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
56
Een bepaald percentage van de patiënten die gezien worden op de poli gynaecologie
heeft thuis te maken met huiselijk geweld.
Het percentage vrouwen dat hiermee te maken heeft ligt het dichtst bij:
a
2%
b
5%
c
10%
d
15%
57
Imiquimod is een immuunmodulerende stof. Verwerkt in een crème (Aldara ®) wordt
het binnen de gynaecologie met name toegepast (lokale applicatie) bij vulvaire
afwijkingen.
Welke van onderstaande afwijkingen hoort daar niet bij?
a
Condylomata accuminata
b
VIN-laesies
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
11
c
Lichen sclerosis
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
58
Hydrocolpos komt perinataal voor bij meisjes met cloaca.
Wat geldt ten aanzien van het aantal externe openingen dat de sinus urogenitale bij
deze meisjes heeft gevormd?
a
Er is geen opening zichtbaar
b
Er is steeds slechts 1 opening zichtbaar.
c
Er zijn twee of meer openingen zichtbaar.
Vraagnr:
Vraag:
59
De beschadiging van welke zenuwstructuur veroorzaakt postoperatieve
mictieproblematiek na gynaecologische operaties?
a
Nervus pudendus
b
Nervus vesicalis
c
Plexus hypogastricus inferior
d
Plexus hypogastricus superior
Vraagnr:
Vraag:
60
Het gemiddeld aantal jaren dat na de thelarche de menarche optreedt ligt het dichtst bij:
a
1 jaar
b
2 jaar
c
4 jaar
Vraagnr:
Vraag:
61
Wat is de embryologische oorsprong van het trigonum van de blaas?
a
Buizen van Muller
b
Buizen van Wolff
c
Entoderm
Vraagnr:
Vraag:
62
Wat is met het oog op thermische schade het MINST veilige materiaal voor
laparoscopische trocarts?
a
Kunststof
b
Metaal
c
Combinatie van kunststof en metaal
Vraagnr:
Stam:
63
Bij het stadiëren van een prolaps wordt punt Aa op de vagina voorwand en punt Ap op
de vagina achterwand gedefinieerd als een punt op een bepaald aantal centimeters
proximaal van het hymen.
Hoeveel centimeters is dat?
a
4 cm
b
3 cm
c
2 cm
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
64
Bij de introductie van de hulp trocarts in de laterale onderbuik loopt een bepaalde
arterie juist lateraal van het ligamentum umbilicale mediale de grootste kans om
beschadigd te worden.
Welke arterie is dit?
a
Arteria hypogastrica superficialis
b
Arteria hypogastrica superior
c
Arteria hypogastrica inferior
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
12
Vraagnr:
Vraag:
65
Wat is de meest aangewezen primaire behandeling van een vrouw met endometriose
zonder kinderwens ?
a
Pijnstilling
b
Orale anticonceptie
c
GnRH agonisten
d
Laparoscopische coagulatie
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
66
Pessaria zijn effectief voor de behandeling van prolaps.
In welk compartiment is deze effectiviteit het geringste?
a
voorste compartiment
b
middelste compartiment
c
achterste compartiment
Vraagnr:
Vraag:
67
Welk getal benadert het risico op erosie van synthetisch mesh materiaal bij vaginale
prolaps chirurgie in de meeste studies het beste?
a
1%
b
5%
c
15 %
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
68
De aetiologie van vaginale prolaps is multifactorieel.
Wat geldt ten aanzien van het familiair voorkomen van prolaps?
a
Risico op prolaps heeft WEL een erfelijke component
b
Risico op prolaps heeft GEEN erfelijke component
Vraagnr:
Vraag:
69
Wat geldt ten aanzien van de oplosbaarheid van Mersilene 2-0 hechtmateriaal.
a
het is niet oplosbaar
b
het lost op na circa 6 weken
c
het lost op na circa 3 maanden
Vraagnr:
Vraag:
70
Wat is de invloed van sympathische stimulatie op de urethra?
a
contractie
b
relaxatie
c
geen invloed
Vraagnr:
71
Aan welk ligament vindt bij een Burchplastiek de fixatie plaats?
a
Ligament van Cooper (retropubisch)
b
Ligamentum sacro-uterinum
c
Ligamentum sacro-spinale
d
Ligamentum rotundum
72
Welk distensiemedium wordt gebruikt bij monopolaire coagulatie bij hysteroscopie ?
a
aqua destilata
b
Ringer’s lactaat
c
Sorbitol
d
Fysiologisch zout
Vraagnr:
Vraag:
Vraagnr:
73
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
13
Vraag:
Het risico op cyclische bloedingen na subtotale hysterectomie (=supravaginaal) ligt het
dichtst bij:
a
0%
b
5%
c
15%
d
25%
Vraagnr:
Vraag:
74
Ultrascision of de Harmonic scalpel maakt gebruik van
a
Monopolaire stroom
b
Bipolaire stroom
c
Hoogfrequent geluid
d
Infrarode straling
Vraagnr:
Vraag:
75
De meeste weefselschade aan omliggend weefsel is te verwachten bij gebruik van:
a
monopolaire coagulatie
b
bipolaire coagulatie
c
hoogfrequent geluid
d
infrarode straling
Vraagnr:
Vraag:
76
Op welke druk wordt de intra-abdominale druk tijdens het verrichten van een
laparoscopische ingreep ingesteld?
a
5-10 mmHg
b
11-15 mmHg
c
16-20 mmHg
d
21-25 mmHg
Vraagnr:
Vraag:
77
Van waar naar waar loopt de arteria ovarica?
a
van uterus naar ovarium
b
van bekkenzijwand naar ovarium
c
van tuba naar ovarium
Vraagnr:
Vraag:
78
Wat is een andere naam voor het ligamentum infundibulo pelvicum?
a
lig. suspensorium ovarii
b
lig ovarium proprium
c
mesovarium
79
Via welke route verlaat bij voorwandverzakking het synthetisch mesh materiaal van de
gebruikelijke kits het bekken?
a
cavum retzii
b
foramen obturatorius
c
foramen ischiadicus minus
d
foramen ischiadicus majus
Vraagnr:
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
80
Wat is het effect van preoperatieve therapie met GnRH-agonisten op het postoperatief
terugkeren van pijn bij endometriosepatiënten?
a
Preoperatieve GnRH agonisten zijn bewezen effectief
b
Preoperatieve GnRH agonisten zijn bewezen niet effectief
c
Er onvoldoende bewijs voor preoperatieve GnRH agonisten
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
14
Vraagnr:
Vraag:
81
Is plaatsing van een levonorgestrelhoudend IUD bewezen effectief als behandeling van
endometriose-gerelateerde pijn?
a
Ja
b
Nee
c
Er is onvoldoende bewijs
Vraagnr:
Stam:
82
Bij een vrouw van 31 jaar worden de adnexa verwijderd in het kader van ernstige
endometriose.
Wat is dan het geadviseerde beleid ten aanzien van hormonale substitutie therapie
(HST).
a
HST kan de endometriose reactiveren en wordt afgeraden.
b
HST geeft gezondheidswinst (bijv. t.a.v. osteoporose) en wordt
aangeraden.
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
83
Wat geldt ten aanzien van obesitas en gewichtsreductie in relatie tot urine
incontinentie?
a
Obesitas is geen risicofactor en gewichtreductie is dus niet effectief
b
Obesitas is een risicofactor, maar gewichtreductie is niet effectief
c
Obesitas is een risicofactor en gewichtreductie is effectief
Vraagnr:
Vraag:
84
Wat is het succespercentage van een voorwandplastiek bij urine-incontinentie?
a
circa 10%
b
circa 50%
c
circa 90%
Vraagnr:
Stam:
85
Een patiënte komt op het spreekuur van de gynaecoloog en heeft medicijnen gekregen
van haar huisarts. Zij weet niet hoe de medicijnen heten en waartegen de medicijnen
zijn. Zij meldt echter de volgende bijwerkingen droge mond, visusstoornissen en
obstipatie.
Welke medicijnen zijn het meest waarschijnlijk?
a
oestrogenen
b
anticholinergica
c
progestagenen
d
aromataseremmers
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
86
Wat is bij menorragie, intermenstrueel bloedverlies en weeënachtige dysmenorroe de
meest waarschijnlijke oorzaak?
a
subsereuze myomen
b
submuceuze myomen
c
intramurale myomen
Vraagnr:
Vraag:
87
Welke van de onderstaande behandelingen is bij een uterus myomatosus het MINST
geïndiceerd?
a
een uterusextirpatie
b
oestrogeensubstitutie
c
GnRH analogen
d
Een myoomenucleatie
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
15
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
88
Een 45-jarige rokende obese vrouw met een voorgeschiedenis van myomen wordt naar
de gynaecoloog verwezen door haar huisarts in verband met vaginaal bloedverlies. Zij
meldt dat in de afgelopen 6 maanden haar menstruaties onregelmatiger zijn geworden,
met intermenstrueel bloedverlies. Daarbij heeft ze af en toe opvliegers. Haar huisarts
liet een abdominale echo maken, waarbij myomen werden gezien, die niet waren
veranderd t.o.v. twee jaar daarvoor.
Wat is de meest aangewezen volgende stap in het management van deze patiënte?
a
endometriumbiopsie
b
hysterectomie
c
combinatie OAC
d
myomectomie
89
Een 27-jarige obese nulligravida heeft al lange tijd onregelmatig vaginaal bloedverlies.
In de afgelopen 3 jaar kwamen haar menses om de 4-7 weken,. Onlangs werd diabetes
bij haar vastgesteld, voor het overige is zij gezond. Bij onderzoek valt pathologische
gezichtsbeharing op en ook beharing in de onderbuik regio.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor haar bloedverlies?
a
anovulatie
b
persisterend corpus luteum
c
cervixpoliep
d
hyperprolactinemie
90
Een 22-jarige vrouw gravida 1, para 1 bezoekt de gynaecoloog met onregelmatig licht
vaginaal bloedverlies in aansluiting aan haar vaginale baring 9 maanden geleden. Ze
heeft nog geen menstruatie en ze geeft geen borstvoeding. Ze gebruikt depo-provera
iedere 3 maanden als contraceptie. Verder heeft ze geen klachten. Het verdere
lichamelijk onderzoek levert geen bijzonderheden op.
Wat is van de onderstaande opties de meest aangewezen volgende stap in het beleid?
a
endometriumbiopsie
b
extra gestagenen geven
c
expectatief beleid gedurende 3 maanden
Vraagnr:
Vraag:
91
De kans op een endometriumcarcinoom bij een 48-jarige pre-menopauzale vrouw met
onregelmatig bloedverlies:
a
is< 1 %
b
ligt tussen 3-7 %
c
ligt tussen 8-15 %
d
ligt tussen 16-20 %
Vraagnr:
Stam:
92
Een postmenopauzale patiënte bezoekt de polikliniek gynaecologie met bloedverlies.
Bij het verrichte echo onderzoek wordt een verdikt endometrium gezien.
De kans dat het een benigne poliep betreft:
a.
is kleiner dan 10 %
b.
ligt tussen 10 en 25 %
c.
ligt tussen de 35 en 45 %
d.
is meer dan 55 %
Vraag:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
16
Vraagnr:
Vraag:
93
Menorrhagisch bloedverlies wordt in de NVOG richtlijn menorrhagie gedefinieerd als:
a
Meer dan 80 ml bloedverlies per menstruatie
b
Meer dan 80 ml bloedverlies per dag
c
Meer dan 120 ml bloedverlies per dag
d
Meer dan 120 ml bloedverlies per menstruatie
Vraagnr:
Stam:
94
De medicamenteuze therapie voor menorrhagisch bloedverlies zonder intracavitaire
afwijking kan o.a. bestaan uit:
a
NSAID
b
Tranexaminezuur
c
Progestagenen 2e cyclushelft
d
Levonorgestrelhoudend IUD
In volgorde van toenemende effectiviteit is de correcte rangschikking;
a. c, b, d, a
b. a, c, b, d
c. c, a, b, d
d. b, a, d, c
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
95
Figuur 3
Welk type myoom is hier getekend?
a
type 0
b
type 1
c
type 2
Vraagnr:
Vraag:
96
Welke vaginale infectie komt het meeste voor bij diabetes:
a Trichomonas
b Gardnerella
c Bacteriële vaginose
d Candida
Vraagnr:
Vraag:
97
Een Gardnerella-infectie wordt gekenmerkt door:
a
Een pH < 4,5
b
Protozoa met flagellen
c
Sleutelcellen
d
Hyfen
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
98
Figuur 4
Welk van bovenstaande mesjes is een mesje 11?
a
mesje A
b
mesje B
c
mesje C
d
mesje D
Vraagnr:
Stam:
99
Een 35-jarige patiënte bezoekt het spreekuur in verband met vage diffuse buikpijn.
Anamnese en gynaecologisch onderzoek leveren geen afwijkingen op. Anticonceptie
wordt geregeld middels condooms. De arts besluit nog een transvaginale echoscopie te
verrichten ter beoordeling van de genitalia interna. In het rechter ovarium bevindt zich
een simpele cyste van 6 cm.
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
17
Vraag:
Wat is het meest aangewezen beleid?
a.
Patiënte uitleg geven en gedurende drie maanden een orale
anticonceptiepil voorschrijven; daarna herhalen echo.
b.
Patiënte uitleg geven en afspreken de echo over drie maanden te
herhalen.
c.
Het CA-125 bepalen; en indien dit hoger is dan 35 IU/l een cystectomie
adviseren
d.
Een transvaginale cystepunctie afspreken
Vraagnr:
Stam:
100
Een 30-jarige patiënte wordt opgenomen met klachten van een acute buik. De arts
denkt aan een torsie van het adnex. Bij spoedlaparoscopie is het adnex blauw verkleurd
en drie maal om de as gedraaid. De arts detordeert het adnex. Aansluitend wordt de
ovariële functie vervolgd.
De kans dat bij haar in dat adnex folliculaire activiteit kan worden waargenomen
bedraagt:
a
25%
b
50%
c
75%
d
90%
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
101
Bij een 34-jarige vrouw wordt een niet-vitale zwangerschap vastgesteld bij een termijn
van 7 weken. Er wordt in overleg met haar besloten nog even af te wachten of er
alsnog een spontane abortus zal optreden. Twee weken later is dit nog niet gebeurd en
komt ze terug. Ze wil wel geholpen worden, maar ze wil geen curettage. Er wordt
besloten haar met misoprostol te behandelen.
De kans dat zij alsnog nagecuretteerd zal moeten worden ligt het dichtst bij:
a
1%
b
5%
c
20%
d
40%
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
18
DOMEIN ONCOLOGIE
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
102
Een 53-jarige vrouw wordt gediagnosticeerd met een snel groeiende uterus
myomatosus. Er wordt een abdominale uterusextirpatie met beiderzijds adnexextirpatie verricht. Tijdens de ingreep worden in de buik en retroperitoneaal in het
bekken geen andere afwijkingen gevonden dan de uterus myomatosus. De patholoog
geeft aan dat het hier gaat om een puur homoloog leiomyosarcoom met hoge
celdichtheid, uitgebreide necrose en zeer hoge mitose-index (>20 per 10 high power
fields). Alle resectievlakken zijn tumorvrij.
Van welke van de onderstaande therapieën is bij onderzoek een significant effect op de
overlevingskans voor deze aandoening gevonden?
a
radiotherapie
b
chemotherapie
c
hormoontherapie
d
geen van deze opties
103
Voor de verschillende gynaecologische maligniteiten wordt per jaar vastgesteld
hoeveel vrouwen er in Nederland aan overlijden. Rangschik de volgende
gynaecologische tumoren in volgorde van afnemende jaarlijkse absolute sterfte.
1
cervixcarcinoom
2
ovariumcarcinoom
3
endometriumcarcinoom
a.
b.
c.
d.
3-2-1
2-1-3
3-2-1
2-3-1
Vraagnr:
Vraag:
104
Bij welke van onderstaande genetische aandoeningen is het “lifetime” risico op
ovariumcarcinoom het grootst?
a. BRCA1 genmutatie
b. BRCA2 genmutatie
c. Lynch syndroom
Vraagnr:
Stam:
105
Opname van vaccinatie tegen Humaan papillomavirus in het
Rijksvaccinatieprogramma wordt niet door iedereen gesteund. Tegenstanders voeren
diverse argumenten aan op basis waarvan de beslissing tot opname in het
Rijksvaccinatieprogramma voorbarig zou zijn.
Welke van onderstaande argumenten hoort daar NIET bij:
a. De veiligheid van de vaccins is nog onvoldoende aangetoond
b. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de kans op herhaalvaccinaties
c. Het vermeende bewijs van effectiviteit berust alleen op population-based
retrospectieve data
d. De kosten-effectiviteitsverhouding ligt boven de drempelwaarde van 20.000 Euro
106
De richtlijn bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker is recent gewijzigd. Bij een
patiënte wordt een tweede uitstrijk afgenomen na een initiële “PAP II”. De uitslag
luidt: “PAP IIIA1 – HPV negatief”.
Wat is nu het meest aanwezen advies:
a
Herhalen na 6 maanden
b
Herhalen na 12 maanden
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
19
c
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Verwijzing naar de gynaecoloog
107
Bij de meerderheid van de vrouwen met een klinisch FIGO I stadium bestaat de
chirurgische behandeling uit een abdominale uterusextirpatie met adnexa
gecombineerd met het verkrijgen van spoelvocht uit het abdomen voor cytologie. Op
grond van een combinatie van gegevens wordt bepaald of een patiënte in aanmerking
komt adjuvante radiotherapie ter preventie van o.a. het lokale (vaginale) recidief.
Welke van onderstaande gegevens hoort daar NIET bij:
a. Leeftijd
b. Differentiatiegraad
c. Myometriuminvasie
d. Tumorgrootte
Vraagnr:
Vraag:
108
De recent gepubliceerde 3-jaars resultaten van de PORTEC II studie hebben
aangetoond dat voor de lokale (vaginale) controle:
a
kan worden volstaan met alleen uitwendige radiotherapie
b
kan worden volstaan met alleen inwendige radiotherapie
(brachytherapie)
c
de combinatie uitwendige en inwendige radiotherapie essentieel is
Vraagnr:
Stam:
109
Bij een patiënte, bij wie de diagnose endometriumcarcinoom is gesteld, wordt een
laparotomie verricht. Na openen van het peritoneum wordt spoelvocht verzameld voor
cytologisch onderzoek. Bij verdere inspectie en palpatie worden geen afwijkingen
herkend. Aansluitend wordt een uterusextirpatie verricht met medenemen van de
adnexa.
Bij histologisch onderzoek worden geen tumorlokalisaties buiten het corpus uteri
herkend. Cytologisch onderzoek van het spoelvocht toont maligne cellen passend bij
het endometriumcarcinoom.
Wat is het FIGO stadium van dit endometriumcarcinoom?
a
FIGO I
b
FIGO II
c
FIGO III
d
FIGO IV
Vraag:
Vraagnr;
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
110
Bij een patiënte met een klinisch vroeg-stadium ovariumcarcinoom dient een complete
chirurgische stadiëring plaats te vinden. Wanneer bij deze stadiëring (occulte)
metastasen worden ontdekt, wordt het vermeende FIGO I stadium gewijzigd in een
FIGO III stadium.
Welke van onderstaande tumorlokalisaties hoort daar niet bij:
a
peritoneum paracolische groeve
b
blaasperitoneum
c
omentum
d
diafragmakoepel
111
Om te kunnen spreken van een familiair voorkomend mamma- en/of
ovariumcarcinoom dient aan een aantal criteria te worden voldaan. Alleen al het
optreden van een ovariumcarcinoom op jonge leeftijd is voldoende om patiënte te
informeren over de mogelijkheid tot verder onderzoek door middel van verwijzing naar
een polikliniek klinische genetica / familiaire tumoren.
De gehanteerde leeftijdsgrens hierbij is:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
20
a
b
c
30 jaar
40 jaar
50 jaar
Vraagnr:
Vraag:
112
Hoe groot is de kans dat een complete molazwangerschap na behandeling
(vacuümcurettage) toch persisteert?
a
< 20%
b
20%-50%
c
> 50%
Vraagnr:
Stam:
113
Een 82-jarige vrouw heeft al jaren last van jeuk en branderigheid aan de vulva. Van de
huisarts kreeg zij hiervoor meerder zalven die weinig hielpen. Recent kreeg zij
pijnklachten aan de rechter schaamlip en voelde zelf een zwelling. In verband met
bovenstaande klachten consulteerde zij de huisarts. Deze zag een tumor van 2 x 1 cm
op het rechter labium majus terwijl de rest van de vulva wit atrofisch was met veel
krabeffecten. De huisarts stuurde patiënte door naar de gynaecoloog. Een biopt van de
tumor liet een plaveiselcelcarcinoom zien met een invasiediepte van 8 mm.
Welke van onderstaande behandelingen is het meest geïndiceerd?
a
Chirurgie
b
Chemotherapie
c
Radiotherapie
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
114
Cytogenetisch onderzoek van een complete mola hydatidosa heeft uitgewezen dat:
a
De chromosomen volledig van de vader afkomstig zijn
b
De chromosomen volledig van de moeder afkomstig zijn
c
Er sprake is van een triploïd karyogram
Vraagnr:
Vraag:
115
Het percentage CIN 1 laesies dat spontaan weer in regressie gaat ligt het dichtst bij:
a
10%
b
40%
c
70%
Vraagnr:
Stam:
116
Voor de diagnose persisterend trofoblast kunnen theoretische de volgende bevindingen
gebruikt worden.
1
serum hCG toont bij drie opeenvolgende wekelijkse metingen een stijging of
plateauvorming
2
in ieder geval één meting ligt boven de 95ste percentiel van de Nijmeegse hCGverdwijningscurve
3
histologische bevestiging
Welke van bovengenoemde punten zijn obligaat voor het stellen van de diagnose?
a
1 en 2
b
2 en 3
c
1 en 3
d
1, 2, en 3
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
117
Figuur 5
Figuur 5 toont een laparoscopische opname van het bekken.
Welke structuur betreft pijl nummer 2:
a
Ureter
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
21
b
c
d
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Nervus obturatorius
Arteria uterina
Ligamentum umbilicale
118
Een 55-jarige vrouw wordt naar het gynaecologie-spreekuur verwezen n.a.v. een
afwijkende cervixuitstrijk: Pap 3B (K4 O1 P3 A6 C1-B1). Klachten heeft zij niet.
Wat is nu het meest aangewezen eerste onderzoek?
a
colposcopie met gerichte biopten
b
endometriumsampling
c
endocervicale curettage
119
Bij een 14-jarige jonge vrouw wordt een kiemceltumor vastgesteld.
Welke van de onderstaande is het minst geschikt als tumormarker?
a
alfa foetoproteïne
b
serum hCG
c
LDH
d
inhibine
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
22
DOMEIN VEF
Vraagnr:
Vraag:
120
Welk hormonaal profiel past het beste bij een patiënte met een PCOS?
a
LH laagFSH laag
E2 laag
b
LH hoog
FSH hoog
E2 hoog
c
LH normaal FSH normaal E2 normaal
d
LH laagFSH hoog
E2 laag
Vraagnr:
Vraag:
121
Geef het aantal chromosomen en het aantal chromatiden aanwezig bij de mens na
voltooiing van de eerste meïotische deling (aantal chromosomen, aantal chromatiden)
a
46,46
b
23,46
c
23,23
d
46,92
Vraagnr:
Vraag:
122
Welke van de volgende ziektes wordt autosomaal recessief overgeërfd?
a
dystrofie van Duchenne
b
cystic fibrosis
c
hemofilie
d
syndroom van Marfan
Vraagnr:
Vraag:
123
Bij welk ziektebeeld komt GEEN hirsutisme voor?
a
Polycysteus ovarium syndroom
b
5-alfa-reductase deficiëntie
c
Goed gedifferentieerd Sertoli-Leydig celtumor van het
ovarium
d
Androgeen ongevoeligheidssyndroom
Vraagnr:
124
Vraag: Het uitblijven van menstruatie bij zwangerschap is terug te voeren op:
a
de embryoblast
b
het GnRH
c
het oestradiol
d
de trofoblast
Vraagnr:
Vraag:
125
Welke van de volgende medicijnen geeft geen vermindering van vasomotore
symptomen bij postmenopauzale vrouwen?
a.
Combinatie preparaat oestrogenen en progesteron
b.
Raloxifene
c.
SSRI’s
d.
Tibolon
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
23
Vraagnr:
Vraag:
126
Gecombineerde HRT vermindert NIET de kans op:
a.
endometriumhyperplasie
b.
colorectale tumoren
c.
veneuze trombo-embolieën
Vraagnr:
Vraag:
127
In het geval van een habituele abortus levert behandeling van de volgende
aandoeningen een significante reductie van het verlies van de zwangerschap:
a
Behandeling met fraxiparine bij een patiënte met een proteïne-S
deficientie
b
Behandeling met aspirine en fraxiparine bij een patiënte met het
antifosfolipiden syndroom
c
Endoscopische resectie van het septum bij een uterus subseptus
d
Suppressie met GnRH-analogen bij een patiënte met verhoogde LH-waarden
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
128
Een vrouw van 31 jaar wil zwanger te worden en staakt anticonceptie.
Haar kans om NIET spontaan binnen 12 maanden zwanger te raken ligt het dichtst bij:
a
10%
b
20%
c
30%
d
40%
Vraagnr:
Stam:
129
Vanaf een bepaalde leeftijd kan bij vrouwen met twee of meer miskramen afgezien
worden van karyotypering.
Die leeftijd is:
a.
36 jaar
b.
39 jaar
c.
42 jaar
Vraag:
Vraagnr;
Stam:
130
Een 29-jarige vrouw gravida 0 bezoekt het spreekuur in verband met een secundaire
amenorroe sinds 8 maanden. Zij heeft een partner, anticonceptie met condooms.
Voorheen had zij een regelmatige cyclus zonder dysmenorroe. Zij staat niet bloot aan
extreme stress en haar BMI is vrij constant [BMI 24]. Bij vaginale echoscopie wordt
een normale uterus gezien, endometrium 6 mm. Rechter ovarium normaal met een
AFC van 6. Links een iets vergroot ovarium met een AFC van 4; er is links ook sprake
van een kleine ovariële cyste met een diameter van 3 cm, wisselend echodens en
echogeen. FSH laag, E2 normaal.
Vraag: Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
a
POF
b
PCO
c
Granulosaceltumor
d
Syndroom van Swyer
Vraagnr:
Stam:
131
Mw. Yzermans, 21 jaar, is naar het spreekuur verwezen in
verband met
onregelmatige menstruaties. Anamnestisch
had zij haar menarche op 16
jarige leeftijd. Sinds haar menarche menstrueert ze twee á drie keer per jaar.
Bij lichamelijk onderzoek worden geen gynaecologische afwijkingen
gevonden, Tanner classificatie: M4, P4. Het echografisch onderzoek laat
normale genitalia interna zien. Laboratorium: FSH 6,0 IU/l; LH 7,2 IU/l;
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
24
Vraag:
Prolactine 0,4 IU/L. De meest waarschijnlijke diagnose is een cyclusstoornis
volgens de WHO classificatie.
Welke categorie is dit
a
categorie I
b
categorie II
c
categorie III
Vraagnr:
Vraag:
132
Tijdens de menstruele cyclus:
a
vindt de ovulatie plaats 4 dagen na het begin van de LH-piek
b
vindt de ovulatie plaats 14 dagen voor het begin van de menstruatie
c
vindt de ovulatie plaats als de progesteronconcentratie maximaal is
d
ontstaat de ovulatie als een reflexrespons op een orgasme
Vraagnr:
Vraag:
133
LH stimuleert de
a
Sertoli cellen tot testosteronproductie
b
granulosacel tot mitose
c
Leydigcel tot oestradiolproductie
d
granulosacel tot progesteronproductie
Vraagnr:
Stam:
134
Bij een patiënt met kinderwens wordt bij herhaling een azoöspermie gevonden. Bij
onderzoek worden normale testes gepalpeerd.
Welke bevinding past hierbij het beste?
a
lage gonadotrofinen
b
afwezigheid van vasa deferentia
c
laag testosteronconecntratie
d
afwezigheid van schaamhaar
Vraag:
Vraagnr:
Vraag:
135
Welke vorm van geassisteerde voortplanting geeft in Nederland de grootste kans op
meerlingzwangerschappen?
a
IVF
b
ICSI
c
IUI i.c.m. ovulatie-inductie met FSH
d
Ovulatieinductie middels clomifeencitraat
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
25
DOMEIN: MAATSCHAPPELIJKE FACTOREN
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
136
Nederland behoort tot de landen met de hoogste perinatale sterfte in Europa. Dit blijkt
uit EURO-PERISTAT-II, een groot Europees vergelijkend onderzoek van
gezondheidsuitkomsten van moeders en baby’s in 25 EU-landen en Noorwegen.
De perinatale sterfte in Nederland in 2004 lag het dichtst bij?
a
5 per 1000
b
10 per 1000
c
15 per 1000
d
20 per 1000
137
Stel: in een studie naar de bruikbaarheid van echoscopie bij het detecteren van ernstige
foetale afwijkingen vindt men bij foetussen zonder afwijkingen in 56 % van de
gevallen een negatieve echo.
Dit percentage is de:
a
Prevalentie
b
Sensitiviteit
c
Negatief voorspellende waarde
d
Specificiteit
138
Wat gebeurt er met een 95% betrouwbaarheidsinterval als het aantal proefpersonen in
de studie verhoogd wordt?
Het betrouwbaarheidsinterval:
a
wordt breder
b
wordt smaller
c
blijft even breed
Vraagnr:
Vraag:
139
Zwangerschapsafbreking is in Nederland mogelijk:
a
Op sociale indicatie tot 12 weken amenorroe
b
Op sociale indicatie tot 20 weken amenorroe
c
Op medische indicatie tot 24 weken amenorroe
d
Op medische indicatie tot 28 weken amenorroe
Vraagnr:
Vraag:
140.
De begraafplicht geldt in het volgende geval:
a
Een vrucht die na 20 weken amenorroe geboren is en tekenen van leven
heeft vertoond
b
Een vrucht die bij 22 weken amenorroe dood is geboren
c
Een vrucht die bij 24 weken amenorroe dood is geboren
Vraagnr:
Vraag:
141
Voor DBC’s geldt NIET:
a
Voor het B-segment van de ziekenhuiszorg is sprake van marktwerking en
vrije prijsvorming.
b
In het B-segment geldt de mogelijkheid voor vrije prijsvorming alleen voor het
kostendeel van het ziekenhuis. Het honorariumdeel voor de gynaecoloog blijft
onveranderd vast.
c
Voor de DBC´s in segment A gelden vaste tarieven.
d
De zorg in een ziekenhuis voor de zwangerschap en baring vallen binnen
het A-segment.
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
26
Vraagnr:
Vraag:
142
De staatssecretaris voor volksgezondheid heet:
a
Klink
b
Bussemaker
c
De Goeij
d
Van Uhm
Vraagnr:
Vraag:
143
De grootste doodsoorzaak van moedersterfte in de derde wereld is:
a
Verbloeding
b
Sepsis
c
Eclampsie
d
Vastgelopen bevalling
Vraagnr:
Vraag:
144
Een gedragscode die vastlegt dat patiënten die zich melden bij een SEH of een
verlosafdeling, geen voorkeur kunnen uitspreken voor een vrouwelijke of een
mannelijke gynaecoloog bestaat in:
a Nederland
b België
Vraagnr:
Stam:
145
Volgens onderzoek van de OESO staat het gemiddelde Nederlandse inkomen van een
vrijgevestigde medische specialist in Europa op een bepaalde plaats in de ranglijst.
Dit is op plaats:
a
1
b
3
c
5
d
10
Vraag:
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
146
AIOS worden nu betaald uit het opleidingsfonds.
De minimale bijdrage voor cursussen en congressen is voor de Nederlandse AIOS:
a
wettelijke bepaald op 750 Euro
b
wettelijke bepaald op 1000 Euro
c
wettelijke bepaald op 1500 Euro
d
niet wettelijk geregeld
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
27
Vraagnr:
Stam:
Vraag:
147
Het Europees parlement heeft zich gebogen over de werktijdenregeling voor AIOS.
Eind december 2008 besloot het:
a
Dat niet gewerkte uren in diensttijd niet meetellen voor de 48 uur.
b
Oprekken van 48 tot 58 uur mogelijk te maken.
c
De maximale werktijd, inclusief niet gewerkte uren in diensttijd blijft 48
uur.
d
Een ‘normale’ 40-urige werkweek te onderzoeken.
Vraagnr:
Stam:
148
In het kader van taakherschikking is het belangrijk te weten wie er geneesmiddelen
mogen voorschrijven zonder tussenkomst van een Algemene Maatregel van Bestuur.
a
alleen artsen
b
alleen artsen en tandartsen
c
artsen, tandartsen en verloskundigen
d
artsen, tandartsen,verloskundigen, verpleegkundigen
Vraagnr:
Vraag:
149
De druk op een snelle invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier komt vooral
van:
a
ministerie van VWS
b
Inspectie volksgezondheid
c
KNMG
d
de werkvloer
Vraagnr:
Stam:
150
Het IFMS (individueel functioneren medische specialist) houdt specialisten een spiegel
voor.
Die spiegel wordt voorgehouden door:
a
GAIA
b
Lid van de lokale raad van bestuur
c
Lid van de maatschap
d
Lid van de lokale medische staf
Vraag:
Elfde Nederlandse Voortgangstoets Gynaecologie en Obstetrie
28
Download