Taaljournaal spelling Week 17 persoonsvormen Klas 5 Tegenwoordige Tijd De persoonsvorm is het deel in een zin dat ons iets vertelt over wat er gebeurt in de zin, dit is altijd een werkwoord! Bij het vervoegen van een werkwoord gaan we altijd uit van de stam. De stam bepalen we door middel van het hele werkwoord te nemen en daar het laatste gedeelte (-en) er van af te halen. Dus als volgt: Fietsen – Fiets Braken – Braak Lopen – Loop Schoppen – Schop De stam is tevens de ik-vorm. Alle vervoegingen zijn afhankelijk van de stam. Hieronder staan de vervoegingen van de tegenwoordige tijd van het werkwoord fietsen. De stam van het werkwoord fietsen is fiets. Nu kunnen we het werkwoord gaan vervoegen: Ik stam fiets Jij stam + t fietst Hij/zij stam + t fietst Wij stam + en fietsen Jullie stam + en fietsen Zij stam + en fietsen Let op: wanneer jij als onderwerp achter de persoonsvorm staat, dan vervalt de t: Roep jij eens heel hard Fiets jij maar zo hard mogelijk naar school! Huiswerk: Vervoeg de volgende werkwoorden maar eens: Lopen, Worden, Bakken, Braden Op de volgende bladzijde gaan we de persoonsvormen in de verleden tijd bepalen. Taaljournaal spelling Week 17 persoonsvormen Klas 5 Verleden Tijd In de Nederlandse taal onderscheiden we twee soorten werkwoorden: de sterke en de zwakke werkwoorden. Sterke werkwoorden zijn die werkwoorden die veranderen van klank in de verleden tijd, ze zijn niet regelmatig: Lopen – Liep – Gelopen Varen – Voer – Gevaren Worden – Werd- Geworden Zwakke werkwoorden zijn die werkworden die in de verleden tijd hetzelfde blijven, ze zijn regelmatig. Fietsen –fietste-gefietst Schoppen – Schopte – Geschopt Verbranden – Verbrandde- Verbrand De zwakke werkwoorden gaan we nu bespreken. In de zwakke verleden tijd kennen we twee uitgangen, ook wel twee groepen genoemd: de de-groep en de te-groep. Om te kijken of een werkwoord naar de -te-groep of naar de -de-groep moet gaan, bepalen we eerst de regel van `t kofschip. Wanneer we de stam bepaald hebben gaan we naar de laatste letter van de stam kijken We hanteren het volgende stappenplan: Stap 1: Wat is het hele werkwoord? Stap 2: Bepaal de stam Stap 3: Wat is de laatste letter van de stam? Stap 4: Staat deze letter in het kofschip? Ja: TE-groep Nee: DE-groep Uitzonderingen: v-f en z/s-woorden gaan naar de DE-groep Verhuizen – Verhuis Draven - Draaf Stap 5: we hanteren het volgende schema bij het vervoegen van de werkwoorden in de zwakke verleden tijd: Te-groep Voorbeeld DE-groep Voorbeeld Ik stam + te fietste stam + de verhuisde Jij stam + te fietste stam + de verhuisde Hij/zij stam + te fietste stam + de verhuisde Wij stam + ten fietsten stam + den verhuisden Jullie stam + ten fietsten stam + den verhuisden Zij stam + ten fietsten stam + den verhuisden Huiswerk: vervoeg de volgende werkwoorden: schoppen, branden