Hoofdstuk 10

advertisement
Hfst 10: executieve functies
- WAT?







moeilijk: eenduidige, omvattende def
eerder: conceptueel kader voor – plannen (v acties, naar een doel toe)
- initieren
- bijsturen
- beeindigen
specifiek/ geheugen, taal, alg IQ etc kunnen intact zijn
frontale lob, vooral prefontaal
figuur pg 370
moeilijkheden in ecexutieve f kunnen voorkomen ONAFH vh normale
functioneren in andere domeinen vd intell verwerking
schade aan executiev f kan voorkomen na een gesloten hoofdletsel (difus
axonale schade)
I. Defect van executieve functies en doelgericht gedrag
1. Deficits in initiatie, controle en beeindiging v gedrag
- psychologische inerie (Luria):
 voorzetten van een bestaande toestand
 schade aan prefrontale lob
 patienten met executieve dysfuncties hebben problemen met het stoppen
- perseveratie:
 herhalen van een bep gedrag
 patienten met executieve dysfuncties hebben probl met het beeindigen
HOE TESTEN?
- vloeiendheidstests (fluency tests)
* verbaal: - bv zoveel mogelijke voc beginnen met een n
- pers met executieve dysfuncties: gaven er 90 in 1 minuut
- links letsel (frontaal) vnl hier probl mee
* non verbaal: - bv zoveel mogelijke tekeningen met 4 lijnen (zie slide 3-6)
- pers met executieve dysfuncties: eerst een tijdje over
denken en dan langzaam aan de taak beginnnen, maken
slechts heel kleine variaties in hun tekeningen
- rechts letsel (frontaal) vnl hier probl mee
-
Wisconsin Card Sorting test (WCST)
* test waarmee pat met psychol inertie probl mee hebben
* 4 kaarten op tafel, elke kaart v andere te onderscheiden obv 3 attributies (mn aantal items, vorm, kleur).
* pp moet kaarten sorteren bij de kaarten die al op de tafel liggen
* geen sorteringscriteria (wel feedback krijgen mn goed of fout)
1
* na ongeveer 10 kaarten verandert de groepsleider de criteria (bv nu nr
kleur sorteren ipv naar vorm)
* resultaten:
- neuro intacte pp: gedrag aanpassen, hebben het vlug door dat het
criterium verandert is
- pat met executieve dysf: passen gedrag niet aan, gaan door met h
sorteren vd kaarten volgens verkeerde
criteria ondanks de neg feedback
omdat pat met moeilijkh om zich over psych inertsue te zetten niet goed
hun acties kunnen controleren of reguleren, w hun gedrag vaak getriggerd
door een bep object in de omgeving
SYNDROOM VAN OMGEVINGSAFHANKELIJKHEID
* er is nl verhoogde afh v omgevingfactoren
* komt ook voor na frontale lob schade
zo lijkt het dat die patienten zich meer impulsief gedragen
- bv in computerzaal w er gezegd dat niemand aan het toetsenbord
mag komen, zij doen het constant
- bv iemand die d afwas ziet staan, zal deze onmid beginnen te doen
deze bevindingen suggereren dat executieve dysfuncties verstoren
* de mogelijkheid tot het controleren v acties
* de vertaling van inertie in actie
2. verstoring van abstract denken
- pat met executieve dysf: vaak probl met het verwerken v materiaal volgens abstracte
manier
- WCST:
 kan ook deficieten in abstract en conceptueel denken onthullen
 indiv met probl in abstracties: moeilijkh bij het ontdekken v sorteringsregel
 indiv met enkel perseveratieve tendenties: regel kan ontdekt w maar de
wisseling zorgt voor problemen
 moelijkh in conceptualisatie -> taak (een aanpassing van WCST)
indiv met frontale lob schade hebben hier probl mee
probl met abstract conceptueel leren (zie fig pg 375)
2
3. verstoring van cognitieve estimatie
- gekende info gebruiken om een redelijk verantwoorde inschatting te maken
bv hoeveel mensen kunnen in een autobus? (de kennis van een bus is intact maar de
gekende logische beredenering van 2 maal zoveel rijen niet meer)
= cognitieve schatting
- ook inschatting van eigen vaardigheden/mogelijkheden is deficient
- ze zijn ook slechts in het schatten hoe hun emoties hun dagelijkse bezigheden zullen
beinvloeden
- conclusie: de mogelijkheid om te schatten , evalueren of om redelijke gokken te maken
is niet geheel verdwenen maar is wel gecompromeerd in een aantal gebieden
4. Beperkte cogn flexibiliteit/ abnormale reacties op nieuwigheden
- situatie vanuit versch hoeken bekijken en variatie in gedragingen (dit is heel belangrijk
wanneer een pers moet dealen met een nieuwe situatie)
- frontale lob betrokken bij verwerken v nieuwe info:
 ERP: P300 over frontale lob (als een nieuw geluid gehoord w is een P300 te
Merken over de frontale lob)
- heeft bijdrage in vloeiendheidstaken:
 2 versies
1) met gekende regel: bv dieren opsommen
2) met nieuwe regel: bv dieren opsommen met de letter p
3) resultaat: meeste problemen met 2
reden: 2) is nieuwer in de praktijk w we bijna nooit geconfronteerd
met het feit dat we in ons geheugen naar voc moeten zoeken
die met een dezelfde (bv de p) beginnen
dus de frontale lob heeft ook e bijdrage in vloeidendheidstaken
- reversal learning (reversief leren)
 omdraaien van een respons die ervoor geleerd is
 bv conditie 1 : Lhand: drukken bij geel licht Rhand: drukken bij bluaw licht
 conditie 2 : omgekeerd (dus Lhand drukken bij blauw licht)
 na frontale lob schade: toch nog normaal reversief leren mogelijk wanneer de
stimulus-respons paren relatief abitrair zijn (bv Rhand: blauw licht)
 wel probl wanneer bv joystick naar L bewegen als respons op een
rechtsgaand bewegend doel en R bewegen gen als respons op een
linksgaand bewegend doel
- veschil ts reactieve flexibiliteit en spontane flexibiliteit
 reactieve: als een indiv reageert op info op een versch manier dan hij ervoor
deed (cfr WCST taak)
3

spontane: als een verscheidenheid van ideeen gegenereerd w wanneer de
omgeving relatief weinig structuur voorziet om de respons te leiden
bv een krant gebruiken op zoveel mogelijke atypische manieren
(bv om vuur aan te steken, een pakje te maken)
dit w gemeten door gebruik te maken van de Alternatieve Uses test
 pat met frontale schade presteren slecht mbt deze 2 soorten
5. Problemen bij doelgerichte gedragingen
- plannen naar een gedrag toe
- dit vereist verschillende aspecten
 doel onthouden
 flexibiliteit
 onderscheid wat reeds gedaan, wat nog te doen
 evaluatie (van acties die het beste zullen helpen om tot doel te komen)
 in volgorde plaatsen van handelingen
5.1. In volgorde plaatsen
a) extraheren/detecteren van volgorde
- dissociatie:
 herkenningstaak: temporale lob, geen problemen
 recentheidstaak: frontale lob (L verbaal, R niet verbaal), wel problemen
 zie figuur pg 381
b) genereren van volgorde: (figuur pg 383)
- zelf ordenen is ook gestoord (bij pat met schade aan frontale lob)
- andere neuraal substraat dan bij volgorde dedecteren
- pp moet onthouden welke hij reeds aangeduid heeft en welke niet
c) strategie gebruik: (om zo tot een bepaald doel te komen)
- vgl van geordende reeksen
- test: Tower of London taak
* pp moeten bep doelconfiguratie creeren in zo weinig mogelijke
stappen (pp mag telkens maar 1 bal versteken)
* 3 priemen v versh hoogte en 3 gekleurde balletjes met gaten zodat ze op de priemen kunnen geplaast w
* pp met frontale lob schade (vnl LH) zijn zowel inefficient (meer
bewegingen) als ineffectief (engageren in gedragingen die niet
leiden tot het doel) bij het uitvoeren van deze taak
* computerversie van Tower taak: bij neurol intacte pp
- de L frontale gebeiden vertonen grotere activatie als de
pp zelf actief hun bewegingen moesten plannen dan wanneer ze enkel passief moesten volgen
4
-
SPECT studie: - exp taak: zelf oplossen
- controle taak: computer stuurt opl (gelijke sensorimotorische
aspecten als exp taak)
- resultaat: superieur frontaal en links prefrontaal
graad van activatie voorspelt performantie
5.2. Flexibiliteit: veranderen van strategie
- soms moet men van zijn paf afwijken om een doel te bereiken
- cfr WCST
- onderscheid ts:
 intradimensionale verandering: pp reageren op andere zwarte figuur
 extradimensionale verandering: pp reageren op andere witte figuur
- schade aan frontale lob:
 probleem met extradimensionele
 geen probleem met intradimensionele
- figuur pg 385
5.3. Herkennen en gebruiken van taakrelevatne informatie
- advanced informatic parafdigma (figuur pg 389)
 taak of letter gewoon omgekeerd staan of in spiegelbeeld omgekeerd
 er was een precue gegeven voor de stimulus getoond w en als met de info uit
de precue gebruikt is de taak heel simple (dan geen mentale rotatie meer)
 de precue is altijd gewoon omgekeerd aangeboden
 als stimulus versch v vorm met de precue -> omgekeerd en in spiegelbeeld
gepresenteerde stimulus
 conditie zonder info/ conditie met info
 frontale lobschade: geen gebruik van cue (blijven mentaal roteren)
 neurol intacte pp : wel gebruik v cue
 pat met schade aan temp lob: wel gebruik van cue
5.4. Zelf monitoring/ zelf kritiek
- problemen bij indiv met frontale lob schade:
 om taak te blijven doen (monotoring van zichzelf)
 bij bepalen of doel bereikt is (monotoring van hun performantie)
- een gebrek aan motivatie kan hiervoor een oorzaak zijn, maar is onwaarschijnlijk
- wel opgelet: het kan een aandachtsprobleem zijn
- OPGELET! Bepaalde aspecten kunnen motivationeel van aard zijn
(o.w.v. betrokkenheid van frontale lobben in emotionel verwerking)
5
II. Theoretische interpretaties over de rol v frontale lob
functies in executief functioneren
1. Werkgeheugen
- voorwaarde: dorsolaterale prefrontale cortex is heel bealngrijk voor het WG
- werkgeheugen: gedeelte v geheugen dat info online houdt voor het gebruik in het uitvoeren van een taak
- delayed respons paradigma (zie figuur pg 393)
 exp met apen
 illustreert het belang vd dorsolaterale prefontale gebieden bij het WGµ
 apen zitten in kooi, pl stopt eten in 1 vd 2 holletjes terwijl aap kijkt en
bedekt de 2 holletjes dan
 als aap direct het eten mag gaan zoeken (de aap met het dorsolaterale
prefrontale schade kan dit ook)
 als scherm voor aap gezet w meer dan 1 sec dan kan de aap met de
dorsolaterale prefrontale schade de taak niet meer uitvoeren
- band DLPFC aangetoond door:
 letselstudies
 single cell metingen
 functionele imaging
-problemen bij:
 in het geheugen houden van doel
 beoordelen van temporele relaties ts items (volgorde)
- gedrag meer gestuurd door onmid aanwezige stimuli (verhoogde afh v omgevingsfactoren; perseveratie)
2. Gecontroleerde versus geautomatiseerde processen
- onderliggende assumptie: er zijn 2 manieren om het gedrag te controleren
- frontale lob schade: verstoord vnl de meer gecontroleerde processen
- automatisch
snel
zonder inspanning
posterieure gebieden
gecontroleerd
traag
met inspanning
anterieure gebieden
- Stuss en Benson: frontale lobben zijn vooral belangrijk voor h reguleren v gedrag in
 niet-routine situaties
 situaties wanneer gedrag voorzichtig moet w uitgevoerd
- controle van gedrag komt voor op een hierarchische manier
 laagste niveau: - sesorisch info en basisinfo
- w verwerkt dr post gebieden
- automatische manier
- snel, onbewust, zonder inspanning
6

volgende niveau: - executieve of super-sorische functies vd frontale lob
- gebruik van lager niv sens info w aangepast zodat gedrag
kan leiden tot een doel
- inspanning, traag, bewust

hoogste niveau: - zelf-reflectie en metacognitie
- onder controle van prefrontale cortex
3. schema- of scripttheorieen
- onderzoeken hoe pers verhalen of gebeurtenissen in hun leven representeren
-> zulke kennis is georganiseerd in een script, schema
- frontale lobben laten complex gedrag toe omdat het geheugen verzameld voor scripts
- schade frontale gebieden leidt tot verlies van:
 deze scripts
 executieve functies
- Managerial Knowledge Units (MKU)
 zijn herinneringen die opgeslagen zitten in de prefrontale cortex
 bevatten info over hoe simpele taken uitvoeren, gebruiken of managen (bv
betalen van een rekening)
 hierarchisch georganiseerd
 beschadiging: frontale lobschade
- problemen met doelgericht gedrag
- problemen met nieuwigheden
- problemen met initieren en stoppen van gedrag (mn MKU
specifieren in begin en eindcondities in vele gedragingen)
4. Rol van doellijst
- lijst maken van taakdoelen en vereisten die pers wil bereiken
- als in machine leren zal dan elke mogelijke actie geevalueerd w om te determineren
hoe goed het tot het doel zal leiden
- volgens deze theorie zal frontale schade de mogelijkheid wegnemen om een doellijst
te vormen
7
Download