9/21/16 Programma Workshop Executieve Functies POVO / VO Drs. Dineke Verkaik 1. 2. 3. 4. 5. Wat zijn Executieve functies? Hoe krijgen we zicht op EF? Overgang van BO naar VO: wat verwachten we ? Metacognitie Werk in uitvoering aan verschillende functies 6. Vragen? [email protected] 14-9-2016 1. Wat zijn Executieve Functies? Prefrontale cortex Gedrag wordt aangestuurd door denkprocessen. Cruciaal voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het brein. Het speelt een rol bij: Hersenontwikkeling en rijping: Verschillende gebieden in ander tempo -het nemen van beslissingen -het maken van plannen - Sensorische en motorische basisfuncties (bij 4-8 jaar) - Spatiële oriëntatie, taal en aandacht Pariëtaal kwab (11-13 jaar) - Hogere orde gebieden: Frontaalkwab -sociale contacten -het beheersen van emoties. De voornaamste taak is het relativeren. (12-30 jaar) Grijze stof: Witte stof: communicatie Witte stof: •Axonen van de cellichamen welke verbindingen met andere hersendelen vormen. Bedekt met een laagje gliacellen welke opgebouwd zijn lipiden. Lipide geeft de witte stof de typische wittige kleur (geen dendrieten). Grijze stof: Cellichamen van de neuronen, de dendrieten en de korte axonen (buitenkant van de hersenen). Functie: communicatie tussen de neuronen van diverse hersendelen. Functie: verwerken van informatie. 1 9/21/16 Rijping ‘snoeien’ van de verbindingen 1. Toename Witte stof: Myelinisatie is een belangrijk aspect van de cerebrale rijping waarbij de neuronale axonen omhuld worden met een myelineschede van vetcellen zodat de signaaloverdracht veel sneller kan plaatsvinden. Use it or loose it: versterken de verbindingen die vaak gebruikt worden en verdwijnen de connecties die zelden worden gebruikt waardoor de hersenen steeds efficiënter kunnen werken. (Blakemore & Choudhury, 2006). 2. Afname Grijze stof: Vanaf de geboorte vormen zich steeds meer Neuronale verbindingen: ‘Gevoelige periode’ voor verschillende hersengebieden: best uitgerust om verbindingen te leggen. meer witte stof en minder grijze stof. Belonings- en controlegebieden Motiveren van gedrag In de basala ganglia zit de nucleus accumbens, het pleziercentrum, beïnvloed door dopamine. Invloed dopamine: neurotransmitter die betrokken is bij verschillende functies, zoals het ervaren van genot en blijdschap. Daarnaast is dopamine nodig om de hormonen adrenaline en noradrenaline aan te kunnen maken. 2. Hoe krijg je zicht op E.F. ? 3. Overgang BO naar VO Op de basisschool…..?? Wat verwachten we? Op het VO...... ?? Vaak als het NIET goed gaat! 2 9/21/16 4. metacognitie (1) Executieve functies en metacognitie (2) •Het vermogen om zelfstandig taken uit te voeren en problemen op te lossen op basis van beoordeling van eigen gedrag – Strategisch oplossen van een probleem • • • • • – Anticiperen op een toekomstige gebeurtenis Werkgeheugen Initiatief nemen Plannen en organiseren Ordelijkheid en netheid Gedragsevaluatie – Gedrag aanpassen aan een nieuwe situatie of het evalueren van feedback (Miller &Cohen, 2001; Zelazo, Muller, Frye & Marcovitch, 2003) Groeiproces duurt + 20 jaar ! • 4. Werkgeheugen – Informatie tijdelijk opslaan of bewerken – Varieert van enkele seconden tot enkele minuten – Opslagruimte is beperkt Ontwikkeling van executieve functies gaat samen met ontwikkeling van: - grotere geheugenopslag - betere taalvaardigheid - versnelde informatieverwerking Prestatieverbetering hangt samen met de groei van het centrale zenuwstelsel Toename myelinisatie van axonen -> snellere neurale transmissie -> snellere informatieverwerking • Ontwikkeling van werkgeheugen – Op 4-jarige leeftijd ongeveer 1/3 van de capaciteit van een volwassene – Sterke onderlinge verschillen – Verdubbeling capaciteit tussen 4de en 15e jaar – Laat in de adolescentie volwassen capaciteit – Rond vijfde jaar enorme sprong + onderscheid verbale en visuo - spatiële werkgeheugen (Hale, 1990; Kail, 1991) • Kenmerken bij een tekort – Activiteiten die meer dan 1 stap vergen zijn moeilijk – Moeite met onthouden van instructies – Moeite met het onthouden van alledaagse dingen als telefoonnummers, aanwijzingen – Vergeten wat je moest halen of doen – Moeite met cognitieve manipulatietaken – Problemen op gebied van doorzettingsvermogen 5. Inhibitie Beheersen van je impulsen: het vermogen om een overheersende reactie te onderdrukken of stoppen (Wöstmann et al., 2013). Belangrijkste fase voor ontwikkeling: kindertijd. 1.Je inhouden en wachten(verleidingen weerstaan) 2.Je gedrag stoppen (onderdrukken drang om door te gaan) 3.Je niet laten afleiden (wegfilteren van storende prikkels) 3 9/21/16 6. Flexibiliteit 7. Emotieregulatie Aanpassen aan een nieuwe situatie / nieuw plan Leren d.m.v. feedback over ons eigen gedrag. Emoties gaan gepaard met lichamelijke reacties Arousal Onderzoek Crone (2006) Basisschoolleeftijd: positieve feedback Vanaf 11 jaar: begin leren van negatieve feedback Vanaf 22 jaar: meer profiteren van negatieve feedback Twee manieren Modeling door ouders Taal: > autonomie < emotionele uitbarstingen 8. Gedragsevaluatie – Beoordelen van de uitkomst of het effect van bepaald gedrag 1. Herwaardering à toename denkstrategieën om andere betekenis aan situatie te geven. – Inzicht in wat eigen gedrag bij anderen teweeg brengt – In staat zichzelf te controleren 2. Onderdrukking à tegenhouden / verbergen van emoties Invloed puberteit: Grotere intensiteit in beleving van emoties Sneller verhoogde arousal Gevoeligheid voor sociale verwachtingen Uiten (taal, inhiberen) Kenmerken bij een tekort aan gedragsevaluatie 9. Initiatief nemen – Onnodige fouten maken – Werk afraffelen – uit zichzelf beginnen – met nieuwe ideeën kunnen komen – zelf antwoorden bedenken of alternatieve oplossingen verzinnen – Zich niet bewust van storend gedrag – Moeite met het interpreteren van reacties van anderen – Leert niet van feedback – Missen van belangrijke informatie • Kenmerken bij een tekort – Startproblemen (meestal niet het gevolg van tegendraads gedrag of onverschilligheid!) – Moeite met taken die een beroep doen op woordvloeiendheid 4 9/21/16 10. Plannen en organiseren – Een doel kunnen bepalen – Vooruit kunnen denken – Een stappenplan maken om het doel te bereiken – Alle stappen in de juiste volgorde uitvoeren • • Kenmerken bij een tekort – Moeite om op tijd te beginnen met (grote) opgaven – Moeite om de juiste voorbereidingen te treffen – Moeite met puzzelen / doolhofopdrachten – Moeite om informatie te structureren en hoofdlijnen te bepalen – Raken overweldigd door grote hoeveelheden informatie Ontwikkeling van plannen en organiseren = sterkst tijdens kindertijd en pubertijd – vanaf 4 jr; inzicht in kenmerken – 7-12 jr; redeneren met kenmerken, strategiegebruik – rond 12 jr; overgang van redeneren naar inzet van strategieen en beslissingsvaardigheden – Puberteit; planningsvaardigheden nemen sterk toe ( efficiënter, sneller, minder stappen nodig) 11. Ordelijkheid en netheid – Opruimen van spullen – Ordenen in het algemeen – Hoe netjes wordt huiswerk gedaan • Kenmerken bij een tekort – Slordig – Spullen rond laten slingeren – Rommelige bureaus / kamers – Moeite met spullen voor huiswerk organiseren literatuur • • • • Tien principes Bij het ontwikkelen van de executieve functie gelden de volgende principes: 1 Een vaardigheid aanleren is beter dan afwachten of het kind het vanzelf leert. 2 Houd rekening met het ontwikkelingsniveau van het kind. 3 Ga van buiten naar binnen. Begin dus met iets dat buiten het kind is, en trek je geleidelijk terug als de vaardigheid geïnternaliseerd is. 4 Bij het veranderen van externe factoren gaat het om de omgeving, de taak of de interactie. 5 Gebruik de intrinsieke motivatie van het kind om iets te leren beheersen. 6 Zorg dat taken passen bij het inspanningsvermogen van het kind. 7 Zorg voor aanmoediging. 8 Geef het kind precies genoeg steun om succes te behalen. 9 Steun net zo lang totdat het kind succes heeft. 10 Als je stopt met steun en beloningen, doe dat geleidelijk en niet abrupt. Behandeling Janneke Breedijk en Noks Nauta. Hoogbegaafde pubers. Onderweg naar hun toekomst. Pearson, Amsterdam. ISBN 9789026522543 Prijs: 17,50 euro Peg Dawson en Richard Guare. Slim maar… Hogrefe, Amsterdam. ISBN 9789079729104 Peg Dawson en Richard Guare. Executieve functies bij kinderen en adolescenten. Een praktische gids voor diagnostiek en behandeling. Amsterdam, Hogrefe. ISBN 9789079729197 Peg Dawson en Richard Guare. Het coachen van kinderen en adolescenten met zwakke executieve functies. Hogrefe, Amsterdam. 5 9/21/16 • Joyce Cooper-Kahn & Margaret Foster. Executieve functies versterken op school. Uitgeverij Hogrefe • Marthe van der Donk, Ariane Tjeenk-Kalff, Anne-Claire Hiemstra-Beernink. Beter bij de les. Trainershandleiding (basisschool 8-12 jaar) Albert Ponsioen en Esther ten Brink. Zelfregulatie (Trainershandleiding en werkboek). Lannoo campus, ISBN 9789401416627 Prijs 34,99 euro Diana Smidts & Mariëtte Huizinga. Gedrag in Uitvoering. Over Executieve functies bij kinderen en pubers. Uitgeverij Nieuwezijds. • • 6