Geschiedenis: 31 mei 07 Belangrijk voor het examen! Je hebt drie uur voor het examen Het zijn vier grote vragen, er zijn 2 blz per vraag voorzien Gebruik volzinnen! Het stramien van de vragen: * van het algemene naar het bijzondere bvb. Wereldpolitiek – toegepast op één land * Algemeen – Europa - België * evolutievragen bvb. Wat waren de stappen in de evolutie van … * oorzaken: waarom gebeurt iets? * synthese: wat zijn de meest opvallende kenmerken van … bvb. Koude oorlog, federalisering, kolonisatie, … Er zullen iets meer vragen uit het handboek komen. Bekijk bij de vragen welke selectie er in zit: Wordt er gevraagd naar een bepaalde periode, land, … Bekijk eerst waar in het boek/reader je informatie kan vinden maak een schema op je kladblad, schrijf uit op je examenblad. bvb. Kongo: hierover vind je informatie in verschillende delen van het boek, maar ook in de reader! HANDBOEK Dekolonisatie Na WO II vertoont het koloniaal systeem barsten. Er werd veel te snel gekolonialiseerd. Op +/- 35 jaar tijd hebben Engeland en Frankrijk +/- de halve wereld gekoloniseerd, er was een jacht op kolonies. Een wedloop op Afrika en Azië. GB had al kolonies voor de 2de industriële revolutie. Er ontstond een democratisch onevenwicht: een minderheid blanken heerst over een gebied waar miljoenen kleurlingen wonen. De kracht, vuurwapens, strategie, bestuursvorm, … maken dat de blanken een overwicht hebben. Dit is een zeer onevenwichtig systeem. Elke vorm van onderdrukking roept een reactie op. De kleurlingen reageren (opstanden, gemor). Zij willen niet afhankelijk zijn van een blanke minderheid. Er ontstaat een nationalistische reflex, men wil bevrijding, het recht op een eigen staat. Nationalisme heeft leiding nodig: intellectuelen + burgerij (die heeft het meest te lijden, vgl met de Franse revolutie). De ideeën komen meestal van buitenaf. Frankrijk stuurt de beste studenten uit de kolonies naar Franse en Britse universiteiten. Zij leren daar de ideeën van de Franse revolutie kennen alsook het Marxisme/Lenin. Frankrijk: Liberté, égalité, fraternité Lenin: wil de wereldrevolutie: “onderdrukte volkeren, bevrijd u van uw ketenen”. Bepaalde onafhankelijkheidsstrijders hebben dus linkse ideeën. Zij willen niet terug naar het oude systeem, maar dromen van een moderne staat. Chronologie De blanken leiden grote verliezen in WO II, De Japanners rukken op De Britten moeten hun kolonies opgeven. Conclusie: de blanken zijn niet onoverwinnelijk, er is een breuk in de overtuiging dat de blanken alles kunnen. Psychologisch gezien speelt WO II dus een belangrijke rol: het imago van de blanken is aangetast. Ook de Koude Oorlog is een rechtstreekse factor in de dekolonisatie. Zowel de Russen als de Amerikanen moedigen de dekolonisatie aan. Niet uit ideologie, maar zij willen de gedekoloniseerde landen in hun invloedssfeer krijgen. Zuid-Afrika blijft het langst een blanke overheersing kennen, dit is een gevolg van de bescherming die zij van Amerika krijgen. Na de Koude Oorlog valt die bescherming weg en wordt ook Zuid-Afrika gedemocratiseerd. Er ontstaat een Derde Wereld: 1ste Wereld: de Westerse Wereld 2de Wereld: de Communistische Wereld 3de Wereld: willen niet aansluiten bij het Westerse of Communistische blok, zij wensen een onafhankelijke koers te varen (p 65) De dekolonisatie gebeurt met verschillende snelheden, in verschillende gebieden: Azië Noord-Afrika Zwart Afrika 1ste golf: 1947 – 1948: Indië, Indonesië, Ceylon, Birma (De Britse en Franse kolonies) 2de golf: 1960: de Zwart-Afrikaanse kolonies proberen onafhankelijk te worden 3de golf: einde van de Koude Oorlog, de bescherming valt weg Stramien De Britse dekolonisatie De Britten gaan pragmatisch te werk, zij willen geen oorlog voeren voor een zaak die niet gewonnen kan worden. In de jaren ’20 –’30 is er het besef van een golf van burgerlijke ongehoorzaamheid (Gandi) Vb. Indië Indië had een veel oudere cultuur dan de Britten, toch leggen deze hun cultuur op. Er zijn acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, de blanke minderheid kan niets doen tegen deze massale acties. Na WO II wordt Indië onafhankelijk. De Britten proberen dit ordelijk te regelen, een deel van het bestuur blijft functioneren. Het Engels blijft de bestuurstaal in Indië. De Britten proberen de volken te vriend te houden: Oprichting van de Commonwealth (het Britse gemenebest – p 67) met voorkeurtarieven, + zij erkennen de Britse koningin als staatshoofd. De Britten geven voorrang aan de handel! De Franse dekolonisatie De Fransen zijn principieel, zij spreken over overzeese departementen. Hoewel zij Liberté, égalité, fraternité verkondigen, houden zij vast aan de oude koloniale structuren. Zij geven hun kolonies niet zomaar op: oorlog tegen Vietnam (p 68) en Algerije (p 71). De Gaulle bekijkt het meer praktisch, hij ziet in dat Algerije een hopeloze zaak is. De Fransen hopen dat ze toch nog grondstoffen uit hun kolonies kunnen krijgen. De Belgische dekolonisatie De Belgische dekolonisatie verschilt van die van de Britten en de Fransen. (p 73). België had wel een goed lager onderwijs uitgebouwd in zijn kolonies, maar had geen elites opgeleid. Met Middelbaar onderwijs is men pas later gestart, met universitair onderwijs nog later. Bij de onafhankelijkheid zijn er dus weinig universitair opgeleiden. (Reader) Koning Boudewijn heeft van zijn Kongoreis in ’59 de indruk overgehouden dat hij populair is in Kongo. Hij denkt dat bij de onafhankelijkheid er een soort unie tussen Kongo en België zal ontstaan en dat hij het staatshoofd kan blijven. Kort na de onafhankelijkheid is er muiterij in het leger, de provincie Katanga probeert zich af te scheuren. De Belgen proberen Mobutu (1965) te steunen, zij proberen Kongo nog steeds als een wingewest te zien. De kolonisatoren geven wel onafhankelijkheid maar de ex-kolonies blijven goedkope grondstofleveranciers. Uit de dekolonisatie ontstaat de 3de wereld (p 79), de nieuwe landen die niet bij het Westerse, noch bij het communistische blok willen behoren. Een belangrijk punt is de conferentie van Bandung (p 83), de gedekoloniseerde landen willen ook economische onafhankelijkheid. Zij willen industriële en economische ontwikkeling, hun grondstoffen niet meer uitvoeren maar zelf verwerken, zij willen volwaardige partners worden. Het drama van de 3de wereld is dat zij wel de grondstoffen en voldoende arbeidskrachten hebben, maar het ontbreekt hun aan kapitaal. Er zijn investeringen nodig. Waar de Europese en Amerikaanse industriële revoluties gefinancierd werden, gebeurt dit niet in Afrika. Westerse landen en de Wereldbank zijn niet geneigd in deze landen te investeren. Leningen en investeringen houden ook rente in. Doordat men de leningen niet kan afbetalen moet men bijkomende leningen aangaan = rentesneeuwbal. De rentelast is verpletterend, het is vaak meer dan de helft van de nationale inkomsten. Een aantal landen raken niet het stramien van de kolonisatie, zij blijven goedkope grondstofleveranciers. Velen zijn afhankelijk van een monocultuur (landbouwproducten) en het zijn grondstofproducerende landen: de prijzen zijn afhankelijk van de wereldmarkt. Als er veel aanbod is, stort de prijs in mekaar, en 3de wereldlanden hebben vaak enkel die grondstoffen die afhankelijk zijn van de prijzen. De 3de wereld is zeer heterogeen, er is geen bundeling van krachten. Er zitten ook olieproducerende landen tussen, zij vormen een verbond (OPEC) en bepalen eenzijdig de prijs, zij laten dit niet van de wereldmarkt afhangen en verhogen de prijzen. Buiten de OPEC zijn er geen verbonden, de wereldmarkt blijft de prijs bepalen en de overige landen blijven het statuut van leverancier behouden. Een kenmerk van de overgang van ontwikkelingsland naar Westerse wereld := industrialisatie! Hiervoor is een industriële revolutie nodig. Sommige OPEC landen kennen nog steeds geen industriële revolutie. Vb. Saoudi-Arabië: een rijk land maar het is autocratisch en de bevolking is nog steeds niet geschoold. De organisatie van Niet Gebonden landen (p 84) Vijf voorwaarden tot toetreding: 1. politieke onafhankelijkheid gericht op vreedzame coëxistentie 2. niet deelnemen aan multi-laterale bondgenootschappen 3. geen bilateraal verdrag sluiten met een grote mogendheid 4. geen buitenlandse militaire bases op hun grondgebied 5. de verplichting bevrijdingsbewegingen te steunen Wanneer de landen niet neutraal blijven, worden ze betrokken in de Koude Oorlog. Door een neutraal statuut aan te nemen hopen zij ook langs twee kanten steun te krijgen: van Amerika en de Sovjet-Unie. De nieuwe landen zijn vaak meer geneigd naar het Marxisme, zij zijn het slachtoffer van het kapitalisme en zoeken een niet-kapitalistisch systeem. De inkomenskloof tussen Noord en Zuid is veel breder geworden. (80% leeft in het Zuidelijk halfrond, 20% in het Noordelijk). Gedurende jaren is de ontwikkelingshulp niet voldoende om de rente af te betalen. Het stelsel van ontwikkelingshulp is niet in staat het Zuidelijk halfrond uit het moeras te halen. Reden: de landen komen niet tot industrialisering: export van goedkope grondstoffen, import van duurdere afgewerkte producten. Er zijn structurele veranderingen nodig: voorstel van de nieuwe Britse premier: Marshall hulp voor de 3de wereld, toename van de welvaart voor iedereen. Kenmerken van ontwikkelingslanden: (p80) geen industrialisatie laaggeschoold, weinig onderwijs boek p 80: sociale en economische vooruitgang wordt afgeremd door een hoge graad van analfabetisme, een sterke bevolkingstoename, verouderde landbouwmethodes en een zeer ongelijke verdeling van het nationaal inkomen. Het Midden-Oosten In de 19de eeuw wordt het Ottomaanse rijk verslagen. De overwinnaars verdelen het MiddenOosten. De Britten krijgen Palestina. 1917: De Britse premier wil steun van Amerika in de oorlog en probeert die via de machtige Joodse lobby in Amerika te verkrijgen door te verklaren dat hij van Palestina een nieuwe, Joodse staat wil maken. Zij laten Joodse vluchtelingen toe op het Palestijns grondgebied. In de loop van de jaren ’30 stellen zij een contingent op. De Joodse vluchtelingen beginnen delen van Palestina op te kopen. Er ontstaat spanning tussen de oorspronkelijke bevolking en de inwijkelingen. De Holocaust gaf de hele wereld een schuldgevoel tov de Joden. (p 75) De Britten zijn nog steeds baas over Palestina en zetten de deuren open voor de Joden. De toestand wordt explosief, en de Britten geven Palestina aan de UNO. Die stellen een verdeling van Palestina voor, met 50% voor de Joodse bevolking. Die gaan niet akkoord met deze regeling. Er ontstaat een vrijheidsstrijd. Met de steun van de Britten beginnen de Joden in ’48 een oorlog. Uitzondering op de dekolonisatie is in 1948 het oprichten van een nieuwe kolonie: Israel. De oorlog heeft een strategisch plan: er zijn interessante en niet zo interessante gebieden. De Palestijnen worden verjaagd uit de interessante gebieden. De oorlog drijft meer dan een half miljoen Palestijnen naar naburige landen en naar vluchtelingenkampen. De Joden behalen de overwinning met steun van GB. Zij vestigen een staat waarbij zij hopen dat de Joden uit de wereld er naar toe zullen komen. Uiteindelijk zullen 2 miljoen Joden zich in Arabisch gebied vestigen. De Joden vinden dat Israel te klein is en beginnen verschillende oorlogen. Oa voor het meer van Galilea in Syria en zij palmen de westelijke jordaanoever in van Jordanië. Israel daagt voortdurende de buurlanden uit en krijgt hiervoor in eerste instantie steun van het Westen en Amerika. Naarmate de oorlogen vorderen, verliezen zij een deel van de Westerse steun (Europa). Reden van de blijvende steun van Amerika: In Amerika is er een grote Joodse lobby die financieel sterk staat. De Amerikaanse Joden steunen Israel. Deze lobby heeft ook politieke invloed. Evangelische Christenen in Amerika (vormen een grote groep) houden sterk vast aan het Oude Testament en geloven ook in het uitverkoren Joodse volk. Zij steunen Israel. Palestijnse opstand (p 169) In buitenlandse Palestijnse vluchtelingenkampen ontstaat een tweede generatie (kinderen van vluchtelingen). Er ontstaat een politieke vleugel en een militaire organisatie. De gematigde Palestijnen: willen een Palestijnse staat binnen Israel. Fanatieke Palestijnen: willen de Joden weg. 2 totaal verschillende strekkingen die tegenover elkaar staan. Er zijn verschillende aanslagen, oa. Op de Israelische sporters tijdens de Olympische Spelen. 2de helft van de jaren ‘70 Palestijnen binnen Israel worden als tweedrangsburgers behandeld. Zij komen in opstand – Intifada (1978). Israel probeert op een brutale manier de opstanden te onderdrukken. Vooral in Europa wordt de Intifada gevolgd op tv, men ziet hoe brutaal het Israelisch leger optreedt tov de Palestijnse jongeren. Die vragen nochtans enkel gelijke rechten. De Palestijnse vluchtelingen in Zuid-Libanon (p 171) voeren ’s nachts aanvallen uit op Israelische dorpen. Hierop verklaart Israel de oorlog aan Libanon. De PLO is daar gevestigd, die wordt verdreven (Arafat). Ze ontketenen een burgeroorlog tussen Christenen, Joden en Arabieren. Die laatste krijgen de steun van Syrie. Naarmate de Sovjet Unie in elkaar stort komen Russische Joden naar Israel. Ook Afrikaanse Joden migreren naar Israel. De Joodse bevolking neemt er toe. Het politieke leven in Israel wordt bepaald door onverdraagzame partijen (LIKOED). Sharon voert een anti-Arabische politiek. Hij verstoort in Jeruzalem met veel vertoon het vrijdaggebed van de Moslims op de Tempelberg (= een belangrijke plaats voor zowel Joden, Christenen als Moslims). Dit is pure provocatie. Wanneer hier reactie op komt, laat hij het leger ingrijpen. Dit is de uitlokking van de tweede Intifada. De Palestijnen voeren een guerilla-oorlog. Er is een polarisatie. 1993: Conferentie in Oslo: Land for Peace (p 171) Arafat en Rabin (Israel) zijn daar, doel is erkenning van Israel. De Palestijnen erkennen het bestaansrecht van Israel in ruil voor land. De Gazastrook wordt Palestijns grondgebied, een Palestijnse regering wordt in het vooruitzicht gesteld. 2 jaar later wordt Rabin vermoord door een Joodse extremist. De bevolking gaat precies akkoord met deze aanslag want de LIKOED partij behaalt bij de verkiezingen een grote overwinning. De hoop van Oslo wordt hiermee de grond ingeboord. De Palestijnse bevrijdingsstrijd krijgt enkel steun van enkele arme Arabische landen. De rijke olielanden willen Amerika (groot afzetgebied voor olie) bevriend houden en kiezen daardoor niet de kant van de Palestijnen. De Arabische wereld is verdeeld. 9/11 werpt een smet op heel de Islam. Alle Arabische moslims worden als terroristen bekeken. De Palestijnen komen nog meer in een verdomhoekje terecht. Door de dood van Arafat en de comateuze toestand van Sharon komen er nieuwe leiders. En met hen de hoop op een compromis. Die hoop wordt niet bewaarheid. Het Israelisch leger is niet opgewassen tegen de guerillatechnieken van de Palestijnen (vgl Vietnam). De golfoorlogen 1ste golfoorlog Amerika en het Westen staan aan de kant van Saddam Hoessein van Irak tegen het fundamentalistische Iran. Hierdoor verliezen zij een vroegere bondgenoot en olieleverancier. Irak heeft het plan Iran aan te vallen en krijgt hiervoor leningen van de Arabische staten. Saddam wil een Arabische beweging en Iran is het vroegere Perzie, vijand van de Arabieren). Het Westen levert wapens aan Irak, wat goed is voor de Westerse oorlogsindustrie. Hierdoor heeft Irak een groot, goedbewapend leger. Ondanks dit kan Saddam geen overwinning behalen. De UNO organiseert uiteindelijk een wapenstilstand. Na de oorlog heeft Sa ddam veel wapens en het sterkste leger na Israel, maar ook veel schulden. 2de golfoorlog (UNO oorlog) Irak wil afzijn van zijn schulden en heeft een oogje op de oliebronnen van Koeweit. Hij valt Koeweit binnen in 1990. Saddam verwacht wel kommentaar van de UNO maar geen echte acties. Amerika en de Arabische staten keuren de aanval af. Er komt een coalitie die Saddam wil verplichten zicht terug te trekken uit Koeweit. De Fransen willen onderhandelen, maar de onderhandelingen mislukken. Er komt oorlog. Dit is de eerste oorlog met precisieraketten. Na twee dagen precisiebombardementen waarna de strijdkrachten oprukken. Zij zijn geland in Saoudi Arabie, wat een doorn in het oog is van de fundamentalisten. Koeweit wordt bevrijd. Saddam heeft wel zijn eliteleger teruggetrokken, in Koeweit zijn enkel gewone soldaten. De Amerikanen gebruiken granaten versterkt met uranium die het voordeel hebben dat ze overal doorheen gaan. Het nadeel is de nucleaire vervuiling (golfsyndroom Amerikaanse soldaten). Het UNO leger behaalt de overwinning. Dick Cheney, de raadgever van president Bush sr, raadt aan niet door te stoten naar Bagdad, hoewel de weg openligt. De UNO opdracht was enkel Koeweit bevrijden, en daarbij, wat zou met doen na de verovering van Bagdad? Bush sr roept de Koerden en de Sjiieten wel op in opstand te komen tegen Saddam en belooft hulp die er uiteindelijk niet komt. Saddam vermoordt uiteindelijk tienduizenden Koerden en Sjiieten. Na de overwinning blijft Amerika Irak in het vizier houden. Bush sr spreekt van de As van het Kwaad (zoals ook George W Bush later zal doen). Men creeert een voor-oorlogsklimaat. De UNO heeft verschillende comités, één ervan controleert de bewapening. Saddam Hoessein speelt een kat- en muisspel met de UNO controleurs, waardoor de indruk ontstaat dat hij massavernietigingswapens heeft. Scharniermoment 9/11 3de golfoorlog (Amerikaanse oorlog) Amerika wordt aangevallen op zijn eigen terrein. Bush zoekt na 9/11 vijanden, het is moeilijk internationale terroristen te bestrijden. Osama Bin Laden en Al Quaeda hebben onderdak gevonden in Afghanistan. Hier heersen de Taliban, het is een theocratie. Bush vraagt de uitlevering van Osama Bin Laden aan Afghanistan, en wanneer dit niet gebeurt volgt een aanval op Afghanistan. Dit gebeurt zonder de steun van de UNO, dit is een Amerikaanse oorlog. Amerika verdrijft de Taliban (hoewel achteraf blijkt dat er toch nog veel overblijven). Kort na 9/11 komen er conservatieve denktanks die vinden dat je de bron van het kwaad moet aanpakken. Irak is de bron van alle kwaad, het heeft (volgens Amerika) massavernietigingswapens en geeft steun aan terroristen. Hoewel de onderzoekscommissie van de UNO geen massavernietigingswapens vindt in Irak en ook een senaatscommissie achteraf tot de bevinding komt dat 1. Irak geen steun geeft aan terroristen en 2. er geen massavernietigingswapens zijn, vallen de Amerikanen in het voorjaar aan (voor de woestijnstormen beginnen). Het is een preventieve oorlog (dit gaat in tegen het internationaal recht), zij willen de terroristen uitschakelen voor er nieuwe aanslagen komen. Zij krijgen geen steun van de UNO. Bush wil een grote internationale macht hebben en zoekt bondgenoten buiten de UNO. Hij koopt de steun van sommige Arabische staten. Er is eerst een luchtaanval en dan een aanval over land. De Amerikanen noemen het een bevrijdingsoorlog. Maar hun verborgen agenda is dat zij van Irak een voorbeeld willen maken voor het Midden Oosten, zij hopen op een domino effect. Deze oorlog loopt uit op een debacle. De structuur van het land wordt onderuitgehaald. De gevechtseenheden weten niet wat ze op bestuurlijk niveau. Er ontstaat chaos. Men wil democratie opleggen en benoemt een Amerikaans ambassadeur. De Amerikanen worden bezetters, er ontstaat een vijandige houding tov de Amerikanen. De Iraki die meewerken met de Amerikanen worden door de bevolking als collaborateurs gezien. Men krijgt de situatie niet onder controle, er worden meer troepen gestuurd, dit vraagt veel geld. Uiteindelijk moet er een politieke oplossing komen. De Amerikanen begrijpen niet wat de bevolking tegen hen heeft, waarom ze hen niet graag zien komen, dat men een eigen bestuur wil (vgl met Vietnam). Irak kent een stammencultuur en is verdeeld, en een democratie kan niet opgelegd worden. De 3de golfoorlog duurt voort. Probleem van het Midden Oosten is zowel Irak als Israel. Israel wordt gesteund door Amerika, ondanks alle geweldplegingen, dit is voedsel voor de haat van alle fundamentalisten. Zolang Amerika dit doet komt er geen oplossing in het Midden Oosten. Dekolonisatie Afrika Door de Belgische kolonie Kongo heeft ons land een verbondenheid met de Afrikaanse geschiedenis. Afrika wordt het verloren continent genoemd, een continent zonder toekomst. Hoe komt dit? Het heeft de problemen van de 3de wereld + zijn grenzen houden geen rekening met de verschillende volkeren. Afrika is verdeeld door de Fransen en de Britten, maar na de dekolonisatie werden deze grenzen behouden. Daarom zijn er zoveel burgeroorlogen na de Koude Oorlog. Tijdens de Koude Oorlog is er een bepaald evenwicht. Zuid-Afrika Tijdens de koude oorlog: het apartheidsregime van Zuid-Afrika wordt veroordeeld door de Westerse wereld, maar had grondstoffen en wordt owv de invloedssfeer van Amerika met rust gelaten. Na de koude oorlog stort het apartheidsregime ineen. Multi-etnische staten zijn meer vatbaar voor conflicten vb de Hutu’s en de Tutsi’s. Opstanden worden soms ook beïnvloed van buitenaf. Zo geeft Rusland bvb kapitaal aan de rebellen die grondstoffen in ruil geven. Zo worden conflicten in stand gehouden. Zwart Afrika heeft een achterstand: monoculturen, economisch, onderwijs, uitvoer van grondstoffen, gezondheidszorg (AIDS),… Een aantal Afrikaanse landen zijn de armste ter wereld: zij hebben geen grondstoffen en enkel landbouwproducten die niet concurentieel zijn met de gesubsidieerde Westerse producten (zie ook de Europese geschiedenis). Mensen die niets te verliezen hebben, zijn makkelijker te overhalen tot revolutie. Gordon Brown, voorstel G7: kwijtschelding van de schulden van de 17 armste landen. In principe is men hiermee akkoord, maar het geld moet dan van elders komen, en er is nog geen uitvoering van. Ander voorstel: Marshall plan voor Afrika: maar ook hier moet men geld voor vrijmaken. Kwijtschelding van de schulden is één punt, maar er moeten ook investeringen komen. Latijns Amerika Is geen koloniaal gebied, maar de Amerikanen beschouwen het als hun achtertuin. De Britten hebben de plaats van de Spanjaarden ingenomen, het is geen kolonie maar zij hebben wel invloed. De Amerikanen hebben de Britse invloedssfeer verdreven. CUBA 1959 Castro werpt de dictatuur omver en wil liberale maatregelen nemen. Hij is geen communist, wel een liberaal. Hij stelt dat als er iets moet veranderen, er iets aan het grootgrondbezit gedaan moet worden. Hij stelt een maximum van 400 hectaren voorop. De American Fruit Company wil dit niet en benoemd hem als communist. Castro zoekt steun bij Amerika, krijgt dit niet, integendeel er komt een boycot tegen suikerriet. Castro zoekt zijn heil bij de Sovjet-Unie. Na de rakettenkwestie stelt Kennedy een alliantie voor de vooruitgang voor. Het idee hierachter is dat je om revoluties te voorkomen ervoor moet zorgen dat de mensen een zekere welvaart kennen. Oa door de invloed van grote bedrijven is hier niet veel van gekomen.