Financieel risicogedrag van jongeren: visie van jongeren op financiële educatie Rapport Ilse Cornelis en Bérénice Storms Inhoudstafel 0. Introductie 6 1. Focusgroepen over financiële educatie 6 1.1. 6 Opzet en organisatie van de focusgroepen 1.2. Resultaten uit de focusgroepen 6 1.2.1. Spontane associaties van jongeren met financiële educatie en financiële opvoeding 6 1.2.2. Omgaan met geld - algemeen 7 1.2.3. Methodieken voor financiële educatie 25 1.2.4. Kenmerken van de diverse werkvormen 32 2. 4. Conclusies en aanbevelingen 37 2.1. Ouders 37 2.2. Waar kunnen jongeren terecht met vragen? 38 2.3. Wat ontbreekt er nog? 2.3.1. Vaardigheden 2.3.2. Motivatie 2.3.3. Inhoudelijk 38 38 39 39 2.4. Methoden 41 2.5. Tot slot 43 Bijlage 4.1. ׀2׀ 44 TOPICLIJST FOCUSGROEPEN 44 Samenvatting Dit rapport bundelt de bevindingen uit drie focusgroepgesprekken waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. Deze gesprekken volgen op een grootschalig kwantitatief onderzoek naar financieel risicogedrag van jongeren (Cornelis & Storms, 2014) en beogen een aantal aandachtspunten aan te reiken voor effectieve financiële educatie in de dagelijkse schoolpraktijk. Uit de gesprekken kwam allereerst naar voor dat jongeren de financiële opvoeding thuis als sterk bepalend zien voor hun financieel gedrag. Dit is conform de bevindingen van het survey-onderzoek. Er zit veel variatie in hoe ouders deze opvoeding invullen. Hoewel sommige ouders vanuit een beschermende of voorzichtige invulling geneigd zijn om het financieel gedrag van hun kinderen sterk bij te sturen, zien we tegelijk dat de jongeren waarbij een grotere mate van zelfstandigheid gevraagd wordt, dit vrij positief evalueren en hieruit vaak een aantal belangrijke lessen hebben getrokken. Zeker bij jongeren die hun ouders niet als goed voorbeeld zien om met geld om te gaan, leven er heel wat vragen over waar zij terecht kunnen met vragen en problemen over geld, met vragen over verzekeren, werk zoeken, sociale zekerheid en andere onderwerpen die opduiken wanneer men de eerste stappen in de richting van een zelfstandig volwassen leven zet. Wanneer het gaat over financiële educatie op school, rapporteren jongeren dat er op school en in de lessen vooral gewerkt wordt rond het aanbrengen van bepaalde kennis (leren over, lijsten met, …), eerder dan dat er wordt gewerkt rond het aanleren en aanscherpen van bepaalde vaardigheden. We merken doorheen de discussie dat er heel wat nood is aan het trainen en werken rond financiële vaardigheden, zoals het bijhouden van inkomsten en uitgaven, sparen en omgaan met verleidingen en reclame. Daarnaast stellen we vast dat bij een aantal jongeren de motivatie om te werken rond geldzaken niet zo groot is, en dat het vaak net die jongeren zijn die aangeven dat er wel wat schort op het vlak van hun vaardigheden om bijvoorbeeld te sparen of niet meer geld uit te geven dan er beschikbaar is. Voor een aantal jongeren zal in eerste instantie een zekere bewustwording nodig zijn. Wat betreft de specifieke inhoud van financiële educatie zien we dat jongeren vooral vragen hebben rond de kosten van het op eigen benen staan, alleen wonen, zelfstandig zijn en alles wat daarbij komt kijken. Er is duidelijk nood aan toegankelijk referentiemateriaal op basis waarvan zij een realistische inschatting kunnen maken van de gemiddelde en minimale kosten verbonden aan zelfstandigheid, alleen gaan wonen, op kot gaan en studeren. Daarnaast is er interesse in het aanreiken en aanscherpen van aantal vaardigheden die te maken hebben met budgetteren, sparen en rondkomen. Verder hebben jongeren ook wel wat vragen rond het pensioen, deels ingegeven door de recente media-aandacht hiervoor. Uit het survey-onderzoek bleek dat jongeren zichzelf een gunstig rapport geven voor de wijze waarop men dient om te gaan met reclame en verleidingen allerhande. Toch merken we in de gesprekken dat een aantal jongeren hierin hoegenaamd niet zo goed blijkt te zijn, en dat de overige jongeren het toch ook belangrijk vinden om rond dit onderwerp te werken. Het lijkt ons dan ook zeker nuttig om via financiële educatie in te zetten op thema’s zoals het versterken van een kritische houding ten aanzien van reclame en het leren omgaan met verleidingen, keuzes maken en weerstand leren bieden aan promoties, reclame, maar ook groepsdruk die geassocieerd is met het volgen van trends. Ten slotte gaven de jongeren ook aan dat inzicht in hoe het is om met geldproblemen of schulden te leven, volgens hen bijdraagt aan het maken van financieel verantwoorde keuzes. In de gesprekken werd ook gepeild naar geschikte werkvormen voor financiële educatie. Globaal ‘kiezen’ jongeren vooral voor zogenaamde alternatieve werkvormen. Leermethoden met een spel-element werden vaak gekozen. Doch, opvallend hierbij was dat vooral diegenen die nog geen ervaring hadden met het spelen van een digitaal game rond financiële educatie dit als potentieel leuk of nuttig zagen, terwijl diegenen die er wel al ervaring mee hadden daar toch heel wat kritiekpunten over formuleerden Voor de real-life spellen, echter gold net omgekeerde. Deze werden iets minder vaak als ‘leuk’ beoordeeld, maar diegenen die hiermee al ervaring gaven deze spellen een positieve evaluatie. Ze werden beoordeeld als realistisch en leerrijk. Interactiviteit is een kenmerk dat globaal regelmatig naar voor komt. Jongeren verkiezen om zelf dingen mogen doen, zelf dingen kunnen aansturen, inoefenen en dergelijke boven het klassieke meer docent-gestuurd onderwijs. Authenticiteit blijken jongeren hoog in het vaandel te dragen. Zij verkiezen ervaringsdeskundigen en gastsprekers uit het werkveld omdat zij geloofwaardiger, interessanter, boeiender een boodschap kunnen overbrengen, wat volgens hen meer impact heeft. Deze werkvorm wordt door hen in het algemeen als zeer positief geëvalueerd. Ook films, tv-programma’s en toneel, scoren volgens hen hoog op het vlak van authenticiteit en herkenbaarheid. Met betrekking tot de timing waarop ‘leren over geld’ best wordt aangereikt op school, was er weinig eensgezindheid. Wel bleek dat jongeren het occasioneel aanraken van een aantal topics als onvoldoende beoordelen om blijvend veel impact te hebben. Concluderend, uit dit onderzoek onthouden we volgende aandachtspunten voor een effectieve financiële educatie op school. Vooreerst is er bij jongeren een grote nood aan het werken rond motivatie en financiële vaardigheden. Deze nood moet volgens hen vooral worden geledigd via gekende, objectieve en betrouwbare informatiekanalen. Jongeren zijn vooral op zoek naar kennis en vaardigheden die ׀4׀ nodig zijn om op eigen benen te kunnen staan. Daarnaast is het zeker nuttig om verder in te zetten op een kritische houding ten aanzien van reclame en het leren omgaan met verleidingen en groepsdruk. 0. Introductie Dit rapport bundelt de bevindingen uit drie focusgroepgesprekken waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. Deze gesprekken volgen op een grootschalig kwantitatief onderzoek naar financieel risicogedrag van jongeren (Cornelis & Storms, 2014). Het onderzoek beoogt een aantal aandachtspunten aan te reiken voor effectieve financiële educatie thuis en in de dagelijkse schoolpraktijk. We bespreken in een eerste paragraaf de wijze waarop de focusgroepen werden opgezet. In een tweede paragraaf zoomen we in op de resultaten en bespreken zowel Paragraaf drie, ten slotte bevat de voornaamste conclusies uit deze gesprekken met jongeren uit de derde graad van het secundair onderwijs. 1. Focusgroepen over financiële educatie 1.1. Opzet en organisatie van de focusgroepen In de maanden mei en juni 2014 werden drie focusgroepen georganiseerd in Kontich en Geel, waarbij jongeren uit de derde graad secundair onderwijs aan het woord kwamen rond financiële educatie, opvoeding en preventie. In totaal betrof het 22 leerlingen uit het 5e en 6e jaar secundair onderwijs, uit diverse richtingen binnen het TSO. We vroegen hen in eerste instantie spontaan te vertellen over hun ervaringen met financiële educatie en opvoeding, omgaan met geld in het algemeen en de rol die hun ouders en het onderwijs hierin spelen. In een tweede gedeelte vroegen we de jongeren waarover ze graag extra kennis en vaardigheden zouden aangereikt krijgen via de school. Ten slotte bespraken we met hen de methoden die hiervoor best worden gebruikt. De topiclijst is achteraan toegevoegd. 1.2. Resultaten uit de focusgroepen 1.2.1. Spontane associaties van jongeren met financiële educatie en financiële opvoeding Jongeren associëren financiële educatie en opvoeding spontaan met vakken als wiskunde, economie, bedrijfsbeheer, financiële algebra, leren over btw, aandelen en dergelijke. “ik vind dat toch een belangrijk deel van wat je moet leren, leren met geld omgaan is toch belangrijker om te beheersen, belangrijker dan godsdienst of aardrijkskunde” Daarnaast wordt dit ook regelmatig gelinkt aan leren omgaan met geld, met sparen en doelbewust geld uitgeven. ׀6׀ De rol van de ouders komt hier herhaaldelijk naar voren. Zij kunnen de toegang tot geld beperken zodat men leert om niet meteen alles uit te geven. “ik denk dat dat vooral van thuis uit wordt meegeleerd en meegegeven“ Opvoeding associëren jongeren ook duidelijk meer met de thuissituatie, terwijl educatie als schoolser wordt aanzien en geassocieerd wordt met opleiding. “Educatie klinkt voor mij school-achtiger, terwijl opvoeding meer iets is dat je van thuis krijgt” “Volgens mij is educatie de uitleg erover en betekent opvoeding dat ze je er echt bij helpen.” 1.2.2. 1.2.2.1. Omgaan met geld - algemeen Rol van vrienden/klasgenoten Algemeen geven de jongeren aan dat er niet erg veel gepraat wordt met vrienden over geld. Wanneer het over geld gaat, gaat het meestal over het verdelen van een gemeenschappelijke rekening, over het feit dat ze blut zijn en soms worden er samen strategieën afgesproken om geld te besparen (bv. geld thuislaten, afspreken om ’s middags niet buiten te gaan eten). Indien ze van hun vrienden of klasgenoten weten dat ze zakgeld krijgen, zijn ze meestal niet op de hoogte van het verkregen bedrag, noch van wat ermee betaald moet worden. Ook wat de inkomsten uit een studentenjob betreft, weten ze vaak wel wie werkt en wie niet, maar van de precieze inkomsten zijn ze niet op de hoogte. Er wordt ook aangegeven dat dat eigenlijk niet hun zaken zijn en dat ze hierin niet zoveel interesse hebben (“dat wordt wel eens gezegd maar ge vergeet dat”) Los van het feit dat ze het inkomen van hun klasgenoten niet kennen, geven de meeste jongeren wel aan dat het duidelijk zichtbaar is wie het thuis financieel moeilijker of gemakkelijker heeft. Het dragen van dure merken, het bezitten van recente elektronica (smartphone, tablet, laptop) en een bepaalde attitude of spreekstijl worden het vaakst genoemd als indicator van een zeker mate van financieel comfort thuis. “Je ziet dat wel, qua attitude bij ons vooral, wie er meer en minder krijgt, qua kledingstijl qua merken, en waar ze ‘s middags gaan eten, en wie er ‘s middags buiten gaat eten. Alle, elke dag, je kan kiezen, je kan een broodje halen van € 1.50 ofwel ga je ‘s middags een diner doen van €15” “sommige lopen met alle merken rond, en andere meisjes is dat pak nu dat dat kleren van een normale winkel zijn. Niet dat dat erg is, maar je ziet het wel.” Enkele jongeren geven aan dat uiterlijke tekenen van welstand niet per se veel zeggen over hoe goed het thuis gaat op financieel vlak. Hoewel de meesten toch denken dat uiterlijkheden duidelijke aanwijzingen zijn van iemands financiële achtergrond, wordt tegelijk het ‘boven je stand leven’ als zeer negatief geëvalueerd. “Ge hebt ook mensen die dure dingen kopen die dat beter aan iets anders uitgeven, denk ik. Dat is vaak dat ge zo iemand ziet lopen met zoiets en dan zegt iemand anders “die heeft het helemaal niet breed thuis” en toch koopt die dat. Ik snap dat niet.” De meeste jongeren geven ook aan dat uiterlijke kenmerken van welgesteldheid goed is voor je reputatie op school- hoewel vaak aangegeven wordt dat het bij hen in de klas of vriendengroep iets minder het geval is, en dat het eerder bij een iets jongere generatie sterker meespeelt. “…nog steeds goed voor je reputatie” Sommigen geven ook expliciet onbegrip hierover aan of zeggen dit af te keuren. Deze kritische ingesteldheid werd o.a. bij iemand ingegeven door het meegaan met een trend om zo origineel mogelijk te zijn tijdens het volgen van een andere studierichting. “Bij ons in de vriendengroep is dat dan zo wel, en dan bijvoorbeeld, niemand heeft All-Stars aan, want dat is dan te goedkoop voor wat het is, die moeten allemaal een basketter hebben van dat merk en van dat merk, en dan denk ik van allez, stop. Dus dat zijn de nieuwe trends, en als je dan met all stars aankomt is dat van ah, ge hebt all stars aan, dat is niet meer in de mode. Maar allez, ik kan dat zelf ook niet vatten, zo’n mensen” 1.2.2.2. Rol van ouders Uit de gesprekken blijkt dat er veel variatie zit in hoe ouders de financiële opvoeding van hun kinderen invullen. Een aantal van de jongeren krijgt een vast bedrag zakgeld, waarmee sommigen heel wat eigen uitgaven moeten financieren. “Ik krijg toch al wat de vrijheid om wat geld uit te geven, maar toch ook , pak nu dat dat per maand is, dan moet je toch zien dat je toekomt over heel de maand” Enkele jongeren krijgen zakgeld maar moeten daar uiteindelijk weinig eigen uitgaven van bekostigen, zij geven aan dat het zakgeld gegeven wordt om “te leren sparen”. Andere jongeren worden uitdrukkelijk gestuurd in het sparen van zakgeld, ׀8׀ door slechts een deel ‘besteedbaar’ zakgeld zelf in handen te krijgen en een deel zakgeld dat meteen op een spaarrekening geplaatst wordt. Een aantal jongeren heeft duidelijk moeite om met het zakgeld of geld verdiend met werken rond te komen, zij gaan dan regelmatig geld ‘bijvragen’. Een aantal ouders geeft dit ook effectief zonder hieraan voorwaarden te koppelen. “Ik had laatst echt ruzie. Als ik mijn zakgeld krijg is dat echt twee dagen daarna al op of zo, en dan “ah, daar is iets” en dan wil ik dat kopen en dan is dat al op, en dan wil ik iets gaan kopen vraag ik geld aan mijn mama. Dan is dat van “is dat nu al op?” Dan krijg ik soms wel extra, als ik lief ben.” Bij een aantal andere gezinnen zagen we dat het duidelijk bijgehouden werd als ‘schuld’ die bedoeld was om op termijn terug te betalen, schulden die overigens soms aanzienlijk kunnen oplopen. “Bij mij is dat ook zo, ik sta echt al 500 euro in schuld bij ons ma.” Een aantal jongeren rapporteert geen duidelijke regeling voor zakgeld, maar vraagt geld wanneer ze iets wensen te doen, en vinden dit zelf ook een goede regeling. “Ik krijg geen zakgeld of zo, maar als ik zeg dat ik iets ga drinken krijg ik 15 euro mee of zo.” Sommige ouders hanteren ook de strategie dat als jongeren iets willen, ze ervoor moeten werken. “Bij mij is dat kort en bondig- als ik iets wil moet ik er zelf voor werken. Ze hebben dan ook hun eisen opgesteld over wat ze geven aan mij en mijn zus. Wij zullen nooit iets tekort komen he, maar ze willen dat we nooit zo’n snob-reputatie krijgen.” Bij diegene bij wie dit het geval was, werd dit niet noodzakelijk als negatief geëvalueerd. Er wordt duidelijk aangegeven dat je hieruit wel leert, o.a. hoeveel geld alles kost, zelfstandig worden door zelf verantwoordelijk te zijn voor inkomsten en uitgaven en hoe je je eigen inkomen moet doseren. Ook wordt door een aantal jongeren aangegeven dat de subjectieve kostprijs van dingen verandert door het werken, en dat ze daardoor omzichtiger met geld omspringen omdat het gelinkt is met de inspanning die ze hiervoor hebben moeten doen. “Soms heb ik het er wel moeilijk mee, maar uiteindelijk, ge leert daar wel uit, en als ik dan zo zie naar mensen die alles krijgen , dan denk ik, wat ga je later doen, altijd aankloppen bij de mama en de papa?” “Ik vind wel, gewoon al werken, als je in de winkel komt, en voordat je moest gaan werken dacht van, ach, dat kost maar 20 euro, maar als je nu in een winkel komt denk je , daar moet ik zolang voor werken, de kostprijs van dingen beseft ge pas als ge werkt.” “ik vind dat wel goed eigenlijk. Mijn nicht is enig kind en zo verwend en als die iets nodig heeft dan is het “”papa” en dan krijgt die dat. Nu gaat die op kot dus ik denk dat dat heel grappig gaat worden, dat dat een week gaat duren voor die haar geld erdoor is.” Een jongere gaf ook aan dat zij tijdelijk verantwoordelijk was voor de uitgaven voor het eten tijdens een verlofperiode, en dat zij zich hierdoor realiseerde wat bepaalde zaken eigenlijk kosten. Zoals al bleek uit het survey onderzoek, bekostigen jongeren meestal zelf de kost van de ‘leukere’ uitgaven, zoals uit eten gaan, uitgaan, een broodje kopen of ‘een leuk bloesje’, terwijl de meer noodzakelijke uitgaven meestal voor rekening van de ouders zijn. “Ook als ik iets wil van kleren of tijdens de middag iets gaan eten, dan moet dat wel van mijn eigen geld komen. Maar als ik bijvoorbeeld 2 of 3 jeansbroeken heb, en die zien er echt niet meer uit, en ik zeg, ‘mama, ik heb echt een nieuwe jeansbroek nodig’, dan krijg ik dat wel. Maar als ik zou zeggen, mama, ik wil dat jasje, terwijl ik er al zo 5 in de kast heb hangen, dan moet ik dat zelf betalen.” “Kleren kopen om echt te kopen is met de ouders, als ge zo eens iets gewoon koopt is dat met vrienden.” Ouders leggen sterk de nadruk op sparen– heel wat van de jongeren gaven aan dat hun ouders ofwel een vrij directieve manier hanteren om hen aan te zetten tot sparen (zoals hierboven aangegeven, een deel van het zakgeld op een spaarrekening zetten waar ze vaak niet zelf aankunnen), maar ook in de andere gezinnen wordt erg de nadruk gelegd op het belang van sparen, door tips mee te geven wanneer de jongere bv. zelf geld verdient door te werken of een geldbedrag cadeau krijgt voor speciale gelegenheden. Heel wat van de discussies met ouders over geld gaan dan ook over dit sparen (te beperkt sparen, geld van spaarrekening halen), naast geld uitgeven aan onnodige dingen, zakgeld opmaken en vervolgens tekort hebben en geld uitgeven aan te dure uitgaven. “Als ik voor Kerstmis of Nieuwjaar geld krijg zegt ons mama altijd “we zullen het op de bank zetten” want ik heb het nooit direct nodig.” “Dat heb ik ook soms wel. Maar op zich, het geld dat ik op mijn spaarboek heb is geld dat ik erop heb gezet. Maar als ik dan iets duurder wil kopen maak ik voor mijn eigen uit. Ok, ׀10 ׀ voor dat ga ik een beetje van mijn spaarboek pakken, en dan krijg ik direct commentaar, voor wat heb je geld van je spaarboek gepakt, nah nah, en dan denk ik, één, dat is mijn geld, en twee, ik heb dat zelf zo beslist en dat is niet dat dat geld er niet meer terug op gaat komen. En dan denk ik, weet je wat, zie jij naar uw eigen spaarboek en zie dat die van u onderhouden blijft dan zorg ik wel voor de mijne. Maar ik heb dikwijls met mijn mama zo het gevoel, jij moet niet meer zeggen wat ik moet doen. Maar ons mama begrijpt dat niet.” Dit laatste citaat illustreert ook dat de legitimiteit van de ouders op financieel vlak wel bepaald wordt door de mate waarin jongeren hun ouders zelf zien als een goed voorbeeld om met geld om te gaan. Ook hierin zien we, net als in het kwantitatief onderzoeksluik, dat zeker niet alle jongeren hun ouders als een lichtend voorbeeld beschouwen wanneer het gaat over omgaan met geld. De redenen om hun ouders als slecht of goed voorbeeld te zien zijn erg uiteenlopend. Als slechte voorbeeld vernoemen jongeren: weinig werkethiek, overmatig kopen, schulden hebben, niet bestand zijn tegen reclame of niet goed zijn met geld. Illustraties van goed met geld omgaan zijn: goed kunnen sparen en zoeken naar aanbiedingen. De mate waarin jongeren inkijk krijgen in de financiële situatie van hun ouders varieert zeer sterk. Een aantal jongeren weet duidelijk wanneer het thuis financieel goed gaat of wanneer er grote rekeningen moeten worden betaald. Zo merkt bijvoorbeeld de dochter van ouders met een eigen zaak duidelijk wanneer een aantal klanten betaald hebben. Andere jongeren daarentegen geven aan hierin geen enkel inzicht te hebben en het eigenlijk ook niet zo interessant te vinden. “Telefoonrekeningen schuift hij wel onder mijn neus, omdat hij dat zelf wel betaalt maar dan ook van, als je dat allemaal later moet betalen voor uw kinderen, zie dat maar eens.” 1.2.2.3. Wat willen jongeren weten en leren over omgaan met geld? Voor dit onderdeel kreeg elke deelnemer een pak kaartjes met diverse onderwerpen over financiële kennis, financiële vaardigheden en financiële moeilijkheden. Hieruit mochten ze er een drietal kiezen om te bespreken. De aangeboden onderwerpen waren: omgaan met verleidingen van reclame en marketing; op eigen benen staan; budgetteren; dagelijkse financiële administratie; lenen en krediet; sparen & beleggen; belastingen; verzekeren; pensioen; uitkeringen; inzicht in hoe het is om met schulden/financiële problemen te leven; hulpverleningskanalen en andere dingen. 1.2.2.4. Op eigen benen staan Dit was duidelijk hét onderwerp waarnaar de grootste interesse uitging. Het onderwerp wordt door hen zeer breed opgevat, zodat ook zaken zoals verzekeringen hieronder vallen. Jongeren zeggen dat het belangrijk is om zicht te krijgen hierop, ‘voor later’, om voldoende voorbereid te zijn en om te weten hoeveel geld ze moeten voorzien voor dagelijkse uitgaven en daarboven voor allerlei bijkomende kosten, zeker wanneer ze alleen willen gaan wonen (‘je wilt voornamelijk ook weg uit dat huis’). Jongeren geven aan onvoldoende zicht te hebben op uitgaven die meer te maken hebben met het volwassen leven (zoals bv. een auto en alle bijhorende kosten van verzekeringen, wegenbelasting, nummerplaat, tanken, … ). Ook uitgaven die te maken hebben met het kopen van een huis en de bijkomende kosten hiervan houden jongeren erg bezig. Daarnaast hebben ze heel wat vragen over de kosten in de meer directe toekomst, zoals de kost van verder studeren en kost van op kot gaan. “… om u voor te bereiden op later, als je alleen gaat wonen, hoeveel alles kost, hoeveel je aan alles moet uitgeven, alle, toch zo ene beetje zien hoeveel procentueel hoeveel dat je aan alles uitgeeft.” Hun huidige kennis en inzichten ter zake zijn vrij beperkt, ze zeggen zelf dat ze geen idee hebben hoeveel geld nodig is om alleen te wonen, om een auto te financieren, om op kot te gaan of om te leven. Ook uitgaven waarmee ze in principe wel al ervaring hebben kunnen opdoen, zoals het aankopen van voeding en het benodigde budget hiervoor blijven voor heel wat jongeren nog een grote onbekende. “Gewoon om een beetje inzicht te krijgen in wat alles nu juist kost om op je eigen benen te staan en of het handig is om te leren, ik denk dat dat samenhangt met budgetteren, dat je leert hoe je het moet regelen later of als je op kot gaat of zo. Nu nog niet want je zal nog wel een deel van thuis krijgen.” De discussie over de doeltreffendheid van het leefloon (817 euro per maand voor een alleenstaande) is hiervoor illustratief. Volgens heel wat scholieren is dit bedrag ruim genoeg om van te leven, volgens anderen werd dit als krap beschouwd, vooral gezien de hoge huurprijzen. Sommige jongeren gaven aan dat zij hierrond al eerder hebben gewerkt op school. Zij moesten dan bijvoorbeeld een studentenkot inrichten met een beperkt bedrag, anderen deden een oefening waarbij een gezinssituatie werd uitgewerkt. “we hebben dat ook wel eens moeten doen bij wiskunde, van dit ben jij en hoeveel verdien jij, en uw man wat verdient die of ben je alleen , en dan als je een huis wil kopen, hoeveel je kan leven wat is je budget enzovoort, dat vond ik wel interessant dat je dat zo eens ziet, wij hebben samen zoveel ׀12 ׀ en we mogen maar voor 1/3 daarvan lenen, dus dan mogen wij maar voor zoiets gaan lenen, dus dan is dat totaalbedrag ongeveer zoiets, we moesten dan ook op 25 jaar gaan lenen , dan kon je dat allemaal berekenen, hoeveel je dan nog kon uitgeven, alle ja, om dingen te betalen enzo.“ 1.2.2.5. Budgetteren /dagelijkse financiële administratie Een tweede onderwerp waarvoor de jongeren veel interesse toonden, betrof budgetteren. Budgetteren werd gezien als (proberen) rond te komen met wat je hebt aan inkomen, onder andere door het opvolgen van je uitgaven. Het wordt gezien als belangrijk naar de toekomst toe, om te weten hoeveel je (verhoudingsgewijs) aan alles uitgeeft. Regelmatig werd hierbij spontaan de link gelegd naar het vergelijken van prijzen, bijvoorbeeld door bij het kopen op internet verschillende sites te vergelijken op prijs en verzendingskosten, prijzen tussen verschillende landen te vergelijken, maar ook voor kleine dagdagelijkse uitgaven als het kopen van een broodje. “bij eten doe ik dat zelfs. Bij P* betaal je voor een broodje €3,50, bij R* €2,90 dus dan ga je daarheen.” Sommige jongeren gaven ook duidelijk aan dat zij moeite hebben met het beheren van hun budget, en vooral met het geld opzij zetten voor en rekening houden met toekomstige uitgaven. “Bij mij is het zo dat ik leef naar het geld dat ik heb. Moest ik nu 50 euro hebben dan kom ik toe met die 50 euro. Als ik 200 euro per week hebben is die op.” Heel wat van de deelnemers hebben al eens een poging ondernomen om hun uitgaven voor zichzelf bij te houden. Algemeen wordt het als erg moeilijk ervaren om dit rigoureus te doen en om dit vol te houden. Het ontbreekt hen vaak aan motivatie om hieraan langdurig aandacht te besteden. “Mama heeft ooit gezegd dat ik een budget moet opmaken. Dat heb ik een week volgehouden en daarna heb ik het opgegeven omdat ik de hele tijd vergeet alles op te schrijven.” Eén jongere gaf aan dat het wel lukte wanneer er een zekere verplichting aan vast zat (omdat zij op internaat zat en dit moest bijhouden om later te verrekenen), maar dat het wel behoorlijk wat aandacht vereiste. Daarnaast is het zeker ook zo dat de ‘volhouders’ aangaven hieruit veel te leren, onder meer over hoe gemakkelijk geld wordt uitgegeven zonder dat je erbij stilstaat. “Echt moeilijk, ik schat dat altijd zo fout in, vaak geef ik teveel uit aan iets anders en te weinig aan noodzakelijke dingen, je leert daar veel uit, ik vind dat echt, ik vind dat iedereen dat zou moeten doen” Zelfs indien dit enkel gebeurt voor een beperkte tijd of voor bepaalde uitgaven kan dit al zeer leerrijk zijn. Zo vertelde een jongere hoe het registreren van haar uitgaven voor belegde broodjes gedurende één maand ertoe leidde dat ze nu zelf haar boterhammen meebrengt naar school. Een andere deelnemer, die met een eigen budget moet zien te komen, gaf aan dat het bijhouden van inkomsten en uitgaven je leert om te plannen. Dit zorgt er volgens haar mee voor dat je genoeg geld opzij kan zetten voor noodzakelijk uitgaven en je pas daarna je geld aan andere dingen zal besteden. Diegenen die werken voeren veelal wel een beperkte administratie waarin hun inkomsten worden bijgehouden, meestal bestaat dit uit het bewaren van de papieren die door de werkgever worden aangeleverd, zodat ze zicht krijgen op hun jaarinkomsten. “Ik heb dat ooit zo eens een tijdje bijgehouden wat ik die maand uitgegeven heb en ik dacht “oh my god, ik heb echt zoveel uitgegeven”, alle ge hebt dat geld gewoon in uw portemonnee zitten en ge geeft dat uit en ge beseft eigenlijk zelfs echt niet hoeveel dat ge uitgeeft.” De noodzaak om hieraan op school aandacht aan te besteden wordt dan ook hoog ingeschat. “Budgetteren, ik vind dat je dat moet aanleren, dat is echt wel handig voor later en dan heb je een beetje van hoeveel alles kost als je dat dan allemaal zelf moet doen” Op de vraag hoe dit op school het best aangepakt zou worden werd het voorstel gedaan om op een of andere manier jongeren een week- of maandbudget te geven waarmee ze hun uitgaven moeten doen, en dan na deze periode voor elke leerling individueel te bekijken hoe dit is verlopen en hoe je dit kan bijsturen. Ook de rol van de ouders hierin werd door enkele jongeren benadrukt. “Dat zit in de opvoeding. Mijn ouders doen dat met de zaak, en die hebben dat doorgegeven aan ons, die geven ons een budget en dan zien wij aan wat we dat gaan uitgeven, en dan de extra’s van het werk bijkomen die zijn mooi meegenomen.” Enkele jongeren waren ook enthousiast over televisieprogramma’s die hierrond handelen, zoals ‘Voor hetzelfde geld’ (zie ook 1.2.3) en gaven aan dat het goed zou zijn om dit soort programma’s in schoolverband te bekijken. ׀14 ׀ 1.2.2.6. Sparen Zoals eerder aangegeven is sparen een onderwerp waarvan jongeren aangeven dat hun ouders hier veel nadruk op leggen, maar ook zelf vinden ze dit een belangrijk topic. Het hebben van een spaarrekening en regelmatig geld opzij zetten wordt door tenminste een deel van de jongeren als belangrijk aanzien omwille van verschillende redenen. Spaargeld biedt bescherming tegen latere problemen, tegenslagen of ongevallen en ook tegen armoede. Daarnaast vergroot sparen de kans om doelen, zoals het kopen van een eigen woning daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken. “Sparen ik vind dat wel belangrijk, ik ga nu ook werken en ik heb nu ook een extra spaarrekening voor dat geld. Als je dat geld hebt verdiend en je laat dat staan dan brengt dat ook nog iets op, alle niet veel, maar op lange termijn brengt wel iets op door niets te doen. Naar later toe is dat ook goed, als je bepaalde doelen hebt ofzo met uw geld, dan….” Niet alle jongeren die aan de gesprekken deelnamen, sparen in dezelfde mate. Een aantal onder hen spaart niet, een aantal zet zelf geld opzij, vooral geld dat ze verdienen met werken, sommigen sparen een deel van hun zakgeld, en zoals eerder aangegeven, wordt er voor sommige jongeren gespaard door de ouders, die bijvoorbeeld een deel van het ‘zakgeld’ op een spaarrekening plaatsen. Het geld dat gespaard wordt door anderen (ouders, grootouders) is grotendeels bedoeld voor ‘later’, zonder duidelijk doel. De eigen spaargelden daarentegen zijn meestal bestemd voor een heel specifiek doel, namelijk een auto, een reis of een ticket voor een festival. Sommige jongeren spraken ook de hoop uit dat er nog ergens een spaarrekening voor hen bestaat waarop iemand (ouders, grootouders) geld voor hen spaart zonder dat zij het weten. “Mijn geld komt op mijn spaarrekening, maar daar kan ik niet aan. Dan is het makkelijk om te sparen.” “Ik kan dat wel goed sparen. Toen ik nog lesgaf kreeg ik echt keiveel en dan zette ik dat op de bank. Pak dat ik elke keer 20 euro bijhield en de rest allemaal stortte dus. “ “… mijn grootouders en ouders die beleggen geld in mijn spaarrekening voor later, maar die spaarrekening ik nu zelf heb is voor iets specifiek.” “Soms denk ik dat wel, want mijn papa, die geeft mij niet veel, en dan denk ik soms wel, die zullen wel ergens een rekening hebben voor mij ofzo.” Een deel van de jongeren gaf aan dat zij zelf niets spaarden, bij verdere navraag zegden zij dat ze geen idee hebben hoe te sparen, en ook niet te begrijpen hoe anderen er wel in slagen om geld opzij te zetten. Anderen gaven aan het nut niet in te zien van geld opzij te leggen voor later. “Als ik ga werken tijdens de week vinden ze dat ik daarvan moet sparen omdat ik dat anders nooit ga kunnen, maar ik kan dat niet.” “ik heb dat zelf ook wel geprobeerd. Ik zou dat wel willen kunnen, denk dat ik wel zou kunnen sparen, maar mijn ouders zeggen dat ik een heel groot gat in mijn handen heb” “Alle, nu vind ik dat moeilijk, maar als ik in de vakantie ga werken ga ik dat wel sparen, alle, dat denk ik toch, ik weet het niet, ik weet niet zo goed hoe ik dat moet doen”. “Maar hoe kun je met vakantiewerk sparen? Je gaat feesten en je werkt en je gaat feesten van dat geld en zo.” “Ja, ik weet dat niet, ik snap dat niet dat ge nu al moet sparen. Ik zou ook niet weten waarvoor.” Jongeren geven expliciet aan dat sparen een onderwerp is waarrond ze willen bijleren, vooral over hoe sparen effectief in de praktijk kan worden gebracht, met name omdat zij hiermee toch wel moeilijkheden ondervinden. “Je moet leren hoe je moet sparen.” Een onderwerp, gerelateerd aan sparen dat ook vaak naar voor kwam, was het idee van pensioensparen. 1.2.2.7. Pensioen Er zijn bij jongeren heel wat vragen en onzekerheden rond het pensioen, veel daarvan focussen op pensioensparen omdat dit wel een thema is waarmee ze – eerder vaag- bekend zijn. Termen als 1e, 2e, 3e pijler van het pensioensysteem bleken voor iedereen volledig onbekend. Algemeen heerst het idee dat je niet sterk mag vertrouwen op de overheid als je later fatsoenlijk zal willen leven, en dat je zelf zal moeten zorgen voor je eigen pensioen. De meeste jongeren linken dit ‘zelf zorgen voor je pensioen’ direct aan pensioensparen. Bij een aantal jongeren is ook bekend dat je een bepaald belastingvoordeel kan halen uit pensioensparen. Dit wordt een aantal keren vermeld. “Pensioen, ik heb daar al keiveel over gehoord in de media en ik vind wel op school dat ze dat mogen aanhalen dat als je als jong persoon aan pensioensparen doet, dat je daar dan echt wel heel veel geld kan uithalen, en als je dan op pensioen zijt. Zeker met al die zever in de politiek daar rond, dat die pensioenen worden verlaagd, en die krijgt wel pensioen, en zoals mijn ouders die zijn zelfstandig en die moeten dan ׀16 ׀ werken voor hun pensioen dus die zullen dan niet bijgestaan worden, dan vind ik, pensioensparen, dat je dat als jonge mens echt wel mag starten. Als ik begin te werken, als ik vast werk heb ga ik sowieso direct een rekening openen om te beginnen pensioensparen.” “Ook omdat pensioen, dat wordt tegenwoordig altijd maar kleiner, dus later als je oud bent en niet meer moogt gaan werken of kunt gaan werken, dan moet je zien dat je fatsoenlijk kunt leven. Pensioensparen, als uw pensioen niet groot genoeg is of als je dat groot genoeg vindt, dat je daar zelf iets aan kan doen.” “Ik denk zelf wel dat je moet sparen om een goed pensioen te hebben, want als je gewoon wacht op wat je van je werk krijgt je niet veel zal hebben” Heel wat van de jongeren zien een pensioen ook als iets wat zij zelf verdienen, en vinden dat mensen die minder of niet werken bijgevolg minder aanspraak mogen maken op een pensioen. “Ik vind dat wel niet eerlijk, pensioen, sommigen die zo veel harder hebben gewerkt krijgen dan minder dan mensen die minder hebben gewerkt.” “Mensen die aan den dop zitten ook he, mensen die minder hebben moeten werken krijgen evenveel pensioen als mensen die, ik zeg maar, alle dagen hard gaan werken, of dat nu fysiek of mentaal is.” Enkele jongeren die inmiddels 18 jaar zijn, zeggen dat hun bank hen, toen ze 18 werden, uitgenodigd had voor een gesprek over rekeningen en dergelijke, en dat daar ook pensioensparen aan bod kwam. Op school komt dat soms wel aan bod, maar volgens hen te beperkt. “Toen ik 18 werd moest ik naar de bank om mijn rekeningen aan te passen enzo en toen begonnen die daar ook al over, over pensioensparen, dat ik zoiets had van, ik ben nog maar juist 18 geworden, ik ga eerst nog verder studeren.” “Maar banken geven dat graag mee, omdat die dan zeggen, als je dat hebt, en je doet dat, dan kun je dat van je belastingen aftrekken, en dan zijn er zeker wat jongeren die zeggen, ja ok, das goed. Alle, ik ken toch veel jongeren die dat doen, pensioensparen. Met jongeren bedoel ik dan de eerste generatie die werkt.” De meesten zijn het erover eens dat dit een onderwerp is waaraan op school meer aandacht moet worden besteed, al geven enkele jongeren wel aan dat, hoewel erg nuttig, ze het tegelijkertijd bijster interessant thema vinden, of dat ze daar nu toch nog niet echt mee bezig zijn. “Maar ik vind gewoon, pensioen, als jonge mens denk je daar niet aan, je staat daar niet bij stil. Als ze dat nu zouden vermelden dat je daar zoveel voordeel uit kunt halen als je dat begint te doen.” 1.2.2.8. Omgaan met verleidingen van marketing en reclame Een aantal van de jongeren gaf ook dat het thema ‘omgaan met verleidingen van reclame en marketing’ meer aandacht behoefde. “Omgaan met verleidingen vind ik dat ze dat toch zeker eens zouden mogen zeggen, want die vertellen echt veel leugens...” In de kwantitatieve studie zagen we dat jongeren van zichzelf vinden dat ze over het algemeen eigenlijk wel vaardig zijn in het omgaan met verleidingen. Ook hier stellen we vast dat dit een interessant onderwerp is voor jongeren, en dat tenminste een aantal onder hen zichzelf niet zo beïnvloedbaar acht. Jongeren hanteren soms ook een zeer enge invulling van ‘reclame en verleidingen’ en zien dit enkel als tvreclame, waarbij ze van zichzelf vinden dat ze er goed mee omgaan door deze weg te zappen. “Dat is hoe beïnvloedbaar ge zijt he, dat is voor iedereen anders.” “Ja, er wordt veel reclame gemaakt voor dingen, en die kosten veel geld, of ze kunnen die goedkoop voorstellen en dat kan zijn dat er nog bijkomende kosten bijkomen, en daar wordt veel geld aan uitgegeven, veel mensen worden verleid door dingen die op tv komen, daardoor gaan die gemakkelijker geld uitgeven.” Desalniettemin gaf een aantal jongeren toch ook wel toe hiervoor vatbaar te zijn, hoewel ze dit niet steeds als problematisch definieerden. Daarnaast bleek dat de leerlingen die dit onderwerp geselecteerd hadden, niet noodzakelijk diegenen waren die aangaven hiervoor vatbaar te zijn. “En omgaan met verleidingen, vind ik ook redelijk belangrijk dat je dat weet, want je ziet superveel van alles enzo, en je ziet reclame van iets, en je denkt daar heb ik nu zin in en dan ga ik dat kopen in de winkel en dat is nogal dom. Soms hebt je dan niet nodig ofzo.” “Ik heb dat wel dikwijls met van die aanbiedingen, als ik zo zie dat kost minder, twee voor de prijs van een, ik moet dat gaan halen, maar het hangt er ook vanaf met wat.” ׀18 ׀ “Kijk, dan kom je door de winkelstraat, waar ik elke keer door moet om de bus te kunnen nemen, en dan zie je daar iets mooi hangen en denk je van ‘oh, dat ga ik halen’ en dan ben ik in de winkel en doe ik 200 euro per maand op.” “Je hebt ook nog van die teleshop reclame die ’s nachts altijd op tv is ...en daar kan ik niet zo goed mee omgaan. Ik denk dan altijd dat dat inderdaad goed werkt en ook eens moet kopen, terwijl ik zoiets al eens heb gekocht en dat nooit werkt.” Marketing en reclame werden ook regelmatig gelinkt aan de heersende trends en de behoefte om bepaalde merkproducten te bezitten, wat volgens de deelnemers vooral voorkomt bij de iets jongere leeftijdsgroepen. “Bij mij is dat bij mijn zus, die is 14 en begint pubergedrag te krijgen, maar zij is echt zo van die hebben dat, ik wil dat ook; die hebben dat merk, ik wil dat merk ook. Die wil dan geen gewone jas van die winkel, maar dat moet van dat merk zijn en dan denk ik, calm down, je bent 14 jaar, ik had dat op mijn 14 ook niet. Dat is grof gezegd maar met mijn zus moet je niet in de H&M binnenstappen, want die moet dat niet hebben. Ik word daar soms wel kwaad om.” “Maar reclame dat speelt wel echt in hoor, want mijn broertje van 6 zit nu in de fase dat ieder reclame die op tv komt, ‘k wil dat hebben, ‘k wil dat hebben, en dan denk ik, ja, ik wil ook zoveel hebben, zeg. En dat blijft zo, elke keer, ik wil dat hebben, wanneer krijg ik dat?” Op onze vraag over hoe dit onderwerp (kan) worden aangepakt, gaven enkele van de deelnemers aan dat dit onderwerp op een of andere manier reeds wordt aangeraakt in een les, bv. wanneer het gaat over reclame in vakken als bedrijfsbeheer of gedrags- en cultuurwetenschappen. Zo bleek er wel enige kennis rond verkoopstrategieën als impulsaankopen aan de kassa stimuleren, winkelinrichting, verborgen boodschappen, product placement en nog een vrij levendige herinnering aan een vergelijkende waren-test. “We hebben dat wel bij bedrijfsbeheer gezien gehad, reclame, en ook al eerst kijken is het wel de waarheid wat ze zeggen en zo, want dan zeggen ze het is wetenschappelijk bewezen of 95 % van de mensen, maar dan is dat getest op 20 mensen.” “Ik probeer daar nu wel wat op te letten, want nu weet ik welke insiders er zijn en dan zie ik dat dit echt wel klopt.” “Ik heb dat bij TV ook altijd. We hebben ooit eens geleerd dat als ze bij bijvoorbeeld Familie op café een cola aan het drinken zijn dat ze dat ding van cola filmen, dat zoiets ook reclame is. Sinds ik dat heb geleerd let ik daar wel op”. Interviewer: “Ga je dan ook minder zin hebben om cola te drinken nu je dat weet?” “Nee, natuurlijk niet.” Tegelijk werd wel aangegeven dat er nog een verschil is tussen enerzijds leren hoe reclame aantrekt, en anderzijds leren hoe je hiermee moet om gaan, en dat dit laatste eigenlijk niet gebeurt. “Dat de leerkrachten uitleggen hoe dat echt is, reclame strategieën.” “Wij hebben wel geleerd hoe reclame aantrekt, maar niet echt hoe je daar mee omgaat.” Sommige menen ook dat betere weerbaarheid tegen reclame en verleidingen gerelateerd is aan het opleidingsniveau, maar dat is iets waar niet iedereen het mee eens is. “Het valt toch op hoeveel leerlingen van beroeps rondlopen en staan te roken aan het Kruidvat en snoepjes gaan kopen en deo en van alles kopen, gewoon voor die acties.” 1.2.2.9. Lenen en krediet en inzicht in hoe het is om met geldproblemen/schulden te leven; Enkele jongeren hadden het onderwerp ‘inzicht krijgen in hoe het is om met geldproblemen/schulden te leven’ geselecteerd. Een onder hen gaf aan dat haar keuze ingegeven was door de eigen ervaring van opgroeien in een gezin met schulden. “Schulden, omdat we daar zelf inzitten. Mijn mama is gescheiden, nieuwe vriend gekregen en dan terug uit elkaar gegaan, dus ja, dan wat problemen gehad, ze is ook leerkracht, als kinesist in een school dus die verdient niet zoveel, ze heeft ook drie kinderen, dus. En die is niet zo geweldig in geld uitgeven dus ja.” “ik denk dat ook, als je weet wat de problemen zijn of kunnen zijn dan kan je je situaties ook beter inschatten, dan ga je zelf ook beseffen, ik heb dat niet allemaal nodig, als je ziet van, allez.” Daarnaast gaven een aantal jongeren aan dat zij het vanuit preventief oogpunt nuttig vonden, omdat te ‘leren’ hoe mensen in schulden geraken en er ook weer uit geraken. Dit kan potentieel anderen hiervoor behoeden en het doet nadenken over het eigen financieel gedrag. “hoe geraakt ge erin, als ge erover kunt nadenken, van als ik zo doe of dat doe, en over normale mensen, die dan, dat er iets is gebeurd waardoor die in armoede terechtkomen of in zware schulden terechtkomen, hoe dat dan gebeurt, dat je een ׀20 ׀ beetje preventie hebt dat je erover kunt nadenken, als dat bij mij …” “Omdat ik dat wel, allee belangrijk niet echt, maar volgens mij is dat wel interessant om te weten, dat als ge dat dan weet gaat ge volgens mij veel beter met uw geld omgaan, dat je zo denkt van, kan ik dat nu kopen, maar dan gebeurt er misschien dat.” Het onderwerp ‘Lenen en krediet’ werd niet vaak geselecteerd, maar sluit hier wel bij aan. De vraag hoe zij schulden zien en hoe mensen in financiële moeilijkheden terecht komen wordt door hen immers regelmatig gelinkt aan lenen en kredieten. “Ik bedoel, als je alles op krediet gaat kopen is het vrij logisch dat je er in terechtkomt.” “Lenen, en dingen kopen die je niet kan betalen en kredietkaarten enzo, daar hebben we wel al eens over geleerd, dat je moet opletten met kredietkaarten enzo, maar ik weet niet meer welk vak dat dat was.” “lenen en krediet, zowat hetzelfde, dat ge wel goed beseft dat lenen veel geld kost, en dat niet zomaar moet gaan lenen als ge iets wilt, omdat je meestal dan wel veel moet bijleggen dan wat je gewoon betaalt.” Andere belangrijke schuldoorzaken en oorzaken van financiële moeilijkheden worden vooral gezien in verslavingsproblematieken, ‘niet goed zijn met geld’, fout gelopen investeringen en beleggingen en risico’s nemen. Slechts enkele jongeren leggen spontaan de link met onverwachte levensgebeurtenissen als ziekte of onvoorziene omstandigheden of opgroeien in een gezin waar men het al moeilijk heeft. “volgens mij kan dat altijd voorvallen. Sommige mensen zitten van de ene op de andere dag in de schulden. Dan sta je daar wel he, met je problemen.” “Of wanneer je opeens ziek wordt en de behandelingen veel kosten. Dat gebeurt ook wel eens.” In één groep werd aangegeven dat er op school weinig aandacht werd besteed aan dit onderwerp. In de twee andere groepen besteedde men hieraan op school meer aandacht, onder andere door het spel ‘PATS en co’ te laten spelen. “Nee, bij ons niet, maar ik had dat ook gepakt, juist om die reden, omdat wij daar nooit over praten, en omdat ik dat wel belangrijk vind dat je dat een beetje weet hoe dat dan is.” “Ja, ook omdat er volgens mij heel veel mensen in leven, in die situatie van schulden of geldproblemen zitten, er zullen wel heel wat mensen zijn die daarin leven, en ook op school en zo zien we dat eigenlijk niet, hoe je daar uit geraakt.” “ik denk dat wel dat dat helpt om zelf beter met geld om te gaan.” 1.2.2.10. Uitkeringen /Hulpverlening Deze topics werden niet vaak door de jongeren geselecteerd, maar kwamen gedeeltelijk naar voor bij de bespreking van andere onderwerpen (wat kost alles, schulden, …). Wanneer het ging over inzicht over hoe het is om met geldproblemen of schulden te leven, werd regelmatig opgemerkt dat er toch allerhande voorzieningen zijn die hiertegen enige bescherming bieden (zoals bepaalde verzekeringen tegen ziektekosten). “Alle, ik denk wel, dat als ge een beetje logisch nadenkt, dat je wel weet dat daar vanalles aan te pas komt , maar zijn er nog uitkeringen enzo.” “Misschien dat dat wel goed is in België, en dat is dat als ge hulp nodig hebt op dat vlak, bijvoorbeeld als ge voor lange tijd ziek zijt, dat je dan nog altijd wel een uitkering hebt, dat je er niet alleen voor staat” Tegelijk was het onderwerp ‘uitkeringen’ nogal beladen, omdat een aantal van de jongeren een nogal voorwaardelijke invulling hiervoor leek te prefereren (voorbehouden aan diegenen die al gewerkt hebben, niet voor buitenlanders, …). “Het is handig als je dat kan krijgen. Stel dat je je rug breekt en niet meer kan werken. Er zijn helaas ook veel mensen die daar misbruik van maken. Die krijgen het geld dat wij aan de belastingen betalen van het OCMW.” “Uitkeringen , ik vind dat wel belangrijk, er is een verschil tussen werklozen die er niks voor willen doen en mensen die wel willen werken maar geen werk kunnen vinden,, en zo’n mensen moeten toch ook wel kunnen leven, voor vandaag de dag fatsoenlijk te kunnen leven dan moet je toch fatsoenlijk loon hebben. Ziekte-uitkering, leefloon dat is ook wel belangrijk.” Wat de kennis inzake uitkeringen betrof, was een begrip als leefloon of wachtuitkering bijvoorbeeld niet echt bekend. “leefloon, is dat niet gewoon het loon dat je krijgt als je werkt?” ׀22 ׀ Ook qua hulpverleningskanalen waren de associaties vrij beperkt, vanuit hun eigen leefwereld zien zij het CLB als belangrijke plaats om aan te kloppen bij problemen. Algemeen komen dokter, CLB, OCMW, mutualiteit en VDAB ter sprake wanneer het gaat over hulpverlening.Toch is het voor heel wat jongeren niet heel erg duidelijk waar ze terecht kunnen met bepaalde problemen en zitten enkelen van hen met heel wat vragen terzake. “Soms vraag ik mij wel af, wie gaat mij daar allemaal bij helpen? Aan mijn mama moet ik dat niet vragen, want die weet daar zelf niet veel van.” “Moest ik nu een probleem hebben, zou ik dat gewoon eerst opzoeken op het internet waar ik daarnaar toe moet, ik zeg nu, maar als dat geldproblemen zijn en dat is dan het OCMW, dan zou ik daar gewoon naartoe gaan en gewoon vragen ’help mij’.” Een aantal van de jongeren gaf aan dat zij op één of andere manier geconfronteerd waren geweest met het onderwerp uitkeringen of hulpverlening tijdens hun schoolcarrière, anderen zegden daar geen ervaring mee te hebben. “… omdat we dat nog niet gezien hebben.” “Dat is bij ons bij economie wel aan bod gekomen, welke uitkeringen er allemaal zijn, kindergeld dat ge krijgt en werkloosheidsuitkeringen en ziekte en zo. “ “Een verschrikkelijke lange lijst…al die ondernemingen, het OCMW stond daar ook tussen.” “Ik heb dat een keer gestudeerd en dat was het.” Enkele jongeren gaven aan dat zij dit een nuttig onderwerp vonden om in de les te behandelen, al werd dit door sommigen wel meteen als ‘nuttig, maar niet interessant’ bestempeld. “Ja, gewoon hoe dat in zijn werk gaat, ik weet dat eigenlijk niet.’ “Dat je alles zo wel een beetje weet, niet te diepgaand, want je kan daar later wel zelf naartoe gaan als je het moeilijk hebt, maar dat je al zo een basis hebt van wat er kan gebeuren, wat de gevolgen zijn en hoe ze kunnen helpen.” 1.2.2.11. Verzekeren Het onderwerp ‘verzekeren’ kwam een aantal keer ter sprake en werd door elke deelnemers geselecteerd. Op de vraag hier wat meer rond te vertellen kwam vooral de kostprijs van een autoverzekering ter sprake. “Ik ben ervan geschrokken dat verzekeringen heel duur zijn. …. Daar val je echt door van je stoel. Ik denk dat als ik mijn droomauto zou kopen dat ik per jaar toch 1.500 euro aan vaste kosten zou kwijt zijn, en dan staat die auto nog op naam van ons mama.” Deze strategie om je wagen te verzekeren op naam van een oudere chauffeur is algemeen gekend (en een wijdverspreide tactiek). Bij doorvragen over soorten verzekeringen waarmee ze bekend zijn komen branden hospitalisatieverzekering en ziekteverzekering spontaan bij de deelnemers op. De noodzaak om je verzekeren tegen bepaalde tegenslagen wordt wel erkend, maar algemeen wordt dit toch als vrij duur ervaren. Tegelijk is dit een onderwerp waarmee niet iedereen evenveel bezig is, vooral diegenen die al iets zelfstandiger zijn en bv. een eigen auto bezitten of plannen alleen te gaan wonen geven aan dat zij hierrond nog vragen hebben. Dit is zeker het geval wanneer men thuis niet echt terecht kan hiermee, en ook andere bronnen worden niet onmiddellijk als betrouwbaar aanzien. “Ik vind dat dan zoiets, ik heb nu een auto, ik moet die binnenkort gaan verzekeren, en ik hoop echt ze mij daarmee gaan helpen want ik zou echt niet weten hoe dat ik dat moet doen. Ook later, als ge een huis hebt, en dan moet ge uw brandverzekering enzo hebben.” “Je hebt ook zo hospitalisatieverzekeringen, van de ene hoor ik die heeft dat via zijn werk, de andere moet dat dan zelf, en dan denk ik, wat moet ik nu later gaan doen. Dus ik vind verzekeren, dat is wel iets waar we over zouden moeten leren.” “En als je bij een verzekeraar zit dan wil die u ook dingen aansmeren omdat die daar een premie voor krijgt enzo.” 1.2.2.12. Belastingen Belastingen is een thema dat weinig wordt geselecteerd als interessant of nodig om hieraan meer aandacht te besteden. Bij navraag blijkt dat heel wat van deze jongeren belastingen vooral zien als ‘geld afgeven aan de overheid’, die ‘afrippers’ genoemd worden. Er is één deelnemer die wel expliciet aangeeft dat belastinggeld geen weggegooid geld is (in contrast met verzekeringspremie). “Ik snap gewoon niet dat je zoveel geld moet geven aan iets waar je niets aan hebt” . “Ik denk dat heel veel mensen niet inzien hoeveel belasting je eigenlijk op alles betaald, wat een beetje schandalig is, maar ja, daar kan je niet echt iets aan doen.” ׀24 ׀ “Bij belastingen heb ik het idee dat het geld nog nuttig gebruikt.” Het onderwerp ‘belastingen’ werd bij sommigen aangehaald in de lessen (bedrijfsbeheer, boekhouden, sociaaleconomische initiaties, …), zij het dat het daar soms gaat over vrij specifieke onderwerpen (BTW en prijsbeheer, bruto-netto berekeningen). De meeste jongeren zijn ook (vaag) bekend met het idee dat pensioensparen op een of andere manier ‘voordeel’ heeft voor je belastingen. Een aantal van de deelnemers was ouder dan 18 en had al een belastingbrief ontvangen. Het is zeker niet voor iedereen duidelijk wat ze hiermee moeten aanvangen. Sommigen weten dat als je minder dan 50 dagen hebt gewerkt, je hiermee niets moet doen, maar anderen zijn hier minder goed van op de hoogte. “Nu ook ik heb dit jaar mijn belastingbrief gekregen, ik zou begot niet weten wat ik daarmee moet doen, dat zit nog altijd ergens in een schuif ergens.” “Ik heb er eens één aangekregen en ik wist niet of ik daar nu iets mee moest doen. Ik heb dat dan aan mijn ouders gevraagd. Eerst zeiden ze van niet en dus heb ik die brief weggegooid, maar nu zeggen ze opeens van wel. Het zag er ook niet heel makkelijk uit.” Op de vraag of het nuttig zou zijn om bijvoorbeeld het invullen van zo’n belastingbrief toe te lichten op school tijdens enkele lesuren wordt bevestigend geantwoord. 1.2.3. Methodieken voor financiële educatie Naast de inhouden die jongeren interessant en nuttig zouden vinden op vlak v an financiële educatie, vroegen we hen ook wat volgens hen geschikte of ongeschikte manieren waren om te ‘leren’ over deze onderwerpen, of met welke leermethoden ze ervaring hadden wanneer het ging over deze onderwerpen. Uit een reeks kaartjes mochten zij twee a drie werkvormen kiezen om te bespreken. Deze werkvormen waren games en inleefgames, spellen, lespakket, stripverhaal, uitstap, film, toneel, groepsgesprek en ervaringsdeskundige. We overlopen eerst kort de verschillende werkvormen die ter sprake kwamen, en komen dan terug op een aantal elementen van de verschillende werkvormen die uit de gesprekken bleken. 1.2.3.1. Games en inleefgames (digitaal) Deze werden het vaakst door de jongeren geselecteerd, zij het om uiteenlopende redenen. Een aantal van de jongeren had namelijk ervaring met een bepaald game (‘Pats en Co’) en was daar niet onverdeeld tevreden over en wou dit graag overbrengen. Voor diegenen die er niet mee bekend waren klonk het op het eerste zicht vooral ‘leuk’. “Inleefgames weet ik eigenlijk niet wat het is maar het klinkt wel goed.” “Ik had dat spel gekozen omdat mij dat wel tof leek.” Er werden een aantal positieve en negatieve kenmerken van het spelen van dergelijke games aangehaald. “Dat is wel beter dan een les daarover, dat is een spelletje en anders moet je gewoon luisteren.’ Vooral door diegene die er al ervaring mee hadden worden er een aantal kritiekpunten geformuleerd. Ten eerste wordt het realiteitsgehalte van dergelijke games in vraag gesteld. “Het blijft een spelletje , als je in zo’n spel aanduidt: ik ga werken en dan krijg je geld, terwijl dat dat in het echt natuurlijk anders is, moet ge niet op een knoppeke drukken.” Ook het gebrek aan controle over bepaalde beslissingen tijdens het spel werd herhaaldelijk bekritiseerd, maar tegelijk werd door anderen aangegeven dat je in het echte leven ook niet steeds alles onder controle hebt, er je soms met tegenslagen geconfronteerd wordt die tot verdere financiële problemen leiden. “En die deed dan dingen, die wou dan een tattoo laten zetten en dat kost keiveel geld, maar die had geen geld. Dus eigenlijk wou ik dat niet , maar die deed dat toch.” “Maar daar waren dingen waaraan je niet kon doen, dan kwam je op je werk aan en dan zeiden ze , ‘ge zijt te laat , ge zijt ontslagen’, maar hoe konden wij dat nu weten”. “Maar dat kan in het echt ook gebeuren, willen ze daar dan mee bedoelen he.” “Ik vond dat wel realistisch, die werden dan ziek en moesten naar de dokter, dat is in het echt ook, ook dat die ziek werden en naar de dokter moesten.” Door een aantal jongeren werd het spel waarmee ze reeds ervaring hadden ook als bijzonder saai ervaren, te traag, teveel uitleg, te weinig interactief of interactief om irrelevante zaken (bv. het inkleuren van een tattoo). Enkele jongeren zegden ook dat ze dit spel hierdoor slechts met beperkte aandacht speelden, dat ze tegelijk muziek luisterden of bezig waren met Facebook. “Ik vond dat niet goed, je moest eigenlijk niets doen.” ׀26 ׀ “Je moest overal maar heen wandelen en dat ging kei traag.” “ Je kan dat beter niet op de computer doen want dan weet je toch dat ze voor 80% op Facebook zitten.” Daarnaast werden ook technische problemen en beperkingen als minpunt aangegeven. Het inleefgame waarmee men al ervaring had bleef blijkbaar regelmatig hangen en het geluid was van beperkte kwaliteit. “Games (pats en co)- ik vond dat wel leuk, zo een meisje en een jongen, dan moesten die werk gaan zoeken en een huis gaan zoeken en naar een sociale dienst voor dat die konden helpen en dan moesten die proberen om geld te hebben.” 1.2.3.2. Spellen Hierbij aansluitend werden ook spellen (niet-digitaal) door een aantal jongeren geselecteerd. Echt sterke argumenten om deze selectie te maken hadden ze niet, behalve diegene onder hen die al effectief ervaring hadden met een bepaald spel. De overige keuzes werden voor ingegeven door het feit dat het als minder saai dan les aanzien werd. “Spellen : ik ken dat niet, maar ik vind dat een interessantere manier dan les volgen.” “Geen ervaring mee, maar ik vind gezelschapsspelletjes niet zo leuk, ik doe dat echt niet graag.” Enkele onder hen hadden ervaring met een spel, georganiseerd door een hogeschool waarbij er in groepjes financiële beslissingen rond een onderneming moesten worden gemaakt. “Dat was een onderneming, jij moest inschatten, hoeveel je aan elk ding ging uitgeven en dan werd berekend of er winst of verlies was, dat was zo 3 rondes en op het einde van de dag kon je cinematickets winnen. Dat was in groepjes van vijf.” Een andere deelnemer had dan weer ervaring met een gezelschapsspel rond omgaan met geld. “Ik heb pas nog zo’n spel gespeeld. Ik geloof dat het zakgeld heette. Dat was kei moeilijk. Je moest dan zo’n kaartje nemen waar bijvoorbeeld opstond dat je een hamburger hebt gegeten, wat dan 3,25 euro of iets dergelijks kost. Dat moet je dan betalen aan de bank en dan moet je nog 75 cent terugkrijgen of zo. Voor een kind van 3 of 5 is dat toch moeilijk? Er stond op dat het geschikt was vanaf 3 jaar.” Wat vooral positief wordt gezien aan ‘real life’ spelletjes, in vergelijking met online games, is het groter realisme. “Als je dat spel van Pats & Co zou vergelijken met het echte leven dan denk ik dat het echte leven meer indruk maakt.” Tegelijk wordt er aangegeven dat het leerrijker is dan theoretische lessen hierrond. “Ik vond dat wel leuk, dat is een creatieve manier, maar ik heb er wel superveel van geleerd, alle, een budgetplaan was dan niet , maar een lijst met allemaal dingen die je bewust maken, en uiteindelijk heb ik er veel meer van geleerd dan allemaal cursussen van bedrijfseconomie enzo.” 1.2.3.3. Uitstap Ook uitstappen als methodiek wordt regelmatig gekozen, hoewel er geen duidelijk beeld of idee is van een geschikte bestemming voor een uitstap wanneer het gaat over ‘leren over geld’ (de bank, de overheid, ocmw en ‘arme mensen’ worden vermeld). Toch worden een aantal mogelijke voordelen gezien in deze werkvorm, al wordt er wel aangegeven dat het niet noodzakelijk boeiend of interessant hoeft te zijn, enkel en alleen omdat het geen les is. ‘ik heb ook uitstap gekozen omdat ik vind dat een leuke of creatieve manier om ipv theorie dat je dat ziet in praktijk” “Uitstap, dat kan saai worden of dat kan leuk worden. Geen vragenlijsten!” “Als je op uitstap gaat onthoud je dat beter dan dat iemand dat komt vertellen denk ik, want dan heb je dat echt gezien” “Om dat eens te zien. je ziet dat dan bij een uitstap en je krijgt er uitleg bij, dus volgens mij is de combinatie wel interessant.” Ervaring met een uitstap waarin gewerkt werd rond een financieel thema was eigenlijk nergens aanwezig. Één deelnemer had in het kader van een project voor het goede doel in een sociaal restaurant gewerkt. Hoewel dit erg in de smaak viel, was er toch ook enige gene omdat de hulp die geboden werd slechts een eenmalig karakter had. “ik vond dat heel ambetant want dat is dan maar voor 1 keer, als ge zoiets gaat doen dan stapt ge daar binnen en ik kom hier vrijwilligerswerk doen en dat is voor een project voor school , en dan is dat een keer en dat weer saluut” 1.2.3.4. Ervaringsdeskundige Een aantal jongeren had ‘ervaringsdeskundige’ als werkvorm geselecteerd. In tegenstelling tot een aantal van de voorgaande werkvormen was deze keuze niet zozeer ingegeven door het feit dat het ‘leuk’ zou zijn, maar vooral omdat dit ׀28 ׀ geloofwaardiger, interessanter, boeiender zou zijn en meer impact heeft volgens de leerlingen. Algemeen werd deze werkvorm als zeer positief geëvalueerd. “ervaringsdeskundige: het is beter om te horen van iemand die al dat meegemaakt heeft , dan is dat veel geloofwaardiger. Die leerkracht leest dat misschien voor uit de cursus, maar als er iemand voor u staat die dat al heeft meegemaakt dan zijt ge echt zo, van ja ok, “ “Als er zo iemand die dat heeft meegemaakt heeft zoiets komt vertellen. Dat doet toch iets.” “daar luistert ge beter naar…” “als dat iemand is die echt op een boeiende manier kan vertelleen is dat echt veel interessanter dan een leerkracht die voorbeeldjes komt vertellen die in een boek staan “ “je ouders kunnen wel zegen doe dat niet want dan gebeurt er dit of dat, maar als iemand die dat meegemaakt heeft dat komt vertellen is dat toch nog anders” “Een ervaringsdeskundige vind ik ook een goed idee omdat die zoiets het beste kunnen uitleggen. Hij weet hoe het is en kan mensen die denken dat zoiets toch nooit kan gebeuren op andere gedachten brengen, want het kan dus wel, die zullen daar wel het meeste van weten” Er was geen van de deelnemers die zelf ervaring had met ervaringsdeskundigen rond financiële thema’s, maar rond andere topics (drugverslaving, blindheid) hadden sommige jongeren wel al eens iemand in de klas gehad. Ook een voordracht van een hulpverlener of intermediair met betrekking tot een bepaalde problematiek werd door diegenen die er al ervaring mee hadden, als erg positief beoordeeld. Hier ging het dan bijvoorbeeld over vrijwilligers die in de gevangenis werkten, politie-inspecteur verantwoordelijk voor drugpreventie e.d. Rond deze onderwerp werd ook gesuggereerd dat er toch enige vorm va gedragsverandering zou gebeuren ten gevolgen van de getuigenissen van deze sprekers. 1.2.3.5. Film/toneel Hoewel film of toneel door sommige leerlingen vooral gewaard wordt vanwege het feit dat er dan ‘geen les’ is of ze zelfs niet op school aanwezig moeten zijn, geven een aantal andere jongeren toch aan dat zij dit een zinvolle manier vinden om over geld te leren. Ook tv-programma’s, die niet meteen als werkvorm opgenomen waren, worden spontaan vermeld. De redenen voor de grotere impact van film of televisie ligt volgens hen in een zekere mate van herkenbaarheid, het stilstaan bij de eigen situatie, het echte bijleren van bepaalde feitjes en de emotionele impact ervan. ‘als dat een interessante film is... Als je een film ziet van mensen die in de schulden zitten, dan ga je misschien wat bewuster zijn van , het kan gemakkelijk gebeuren. Er zijn ook redelijk wat televisieprogramma’s over enzo, en ik vind dat wel interessant dat ge dat zo kunt zien, dat zijn ook normale mensen meestal” “ik heb wel zo op Dr. Oz gezien van kinderen in Amerika die op school ontbijt kregen omdat die anders geen eten kregen, en op vrijdag kregen die pakketjes mee voor in het weekend om te etten, want anders hebben die geen eten want die kunnen dat niet betalen. Als je dat dan zo ziet denk je, amai, dan heb ik het wel goed”” “ik vind als ge dat in film ziet is dat meer hoe dat in het echte leven kan zijn, dat is meer pakkend” “Ik vind zo bij dat budgetteren, dat programma op één, ik vind dat interessant om te zien dat die verschillende manier en testen om te zien (voor hetzelfde geld) van wat is nu het goedkoopste, wat is het beste, is de kwaliteit dan nog even goed, dat vind ik wel interessant want soms is het van tiens, dat wist ik zelfs niet dat dat goedkoper was. Ik vind dat wel interessant, dat zou goed zijn om zo’n dingen op school te laten zien” Er wordt wel enkele malen vermeld dat ‘interessant zijn’ een belangrijk criterium is. “als dat een interessante film is, dat kan heel saai zijn, maar als dat een interessante film is en als die goed is gebracht kan dat zeker helpen” De authenticiteit van het onderwerp van de film is volgens sommigen een groot pluspunt, met een voorkeur voor documentaires en films gebaseerd op ‘waargebeurde feiten’, terwijl het volgens anderen vooral de herkenbaarheid van de situaties die van belang is. Nog anderen verkiezen een fictiefilm boven documentaires omdat de eerste meer gedetailleerd en diepgaander zouden zijn, en daardoor beter bijblijven. “Dat zijn van die documentaires, dat is nog erger dan een film omdat je weet dat dat echt is, omdat dat echt aan het gebeuren is” “ik heb dat eens in Koppen gezien en dat was van in Geel, dat was dan kei-dichtbij, dat was dan een gezin van in Geel in de ׀30 ׀ Nieuwsstraat, en dat was echt wel choquerend omdat dat zo dichtbij was” “ik zie liever een film, een film is meer in detail, dat ge dat dan meer onthoudt” Toneel werd relatief weinig gekozen als werkvorm, de meningen hierover waren ook nogal verdeeld. Sommigen zien het gebrek aan ‘echtheid’ als een nadeel, sommigen zien dat niet graag of vinden het vaak saai, anderen vinden net dat je je daar goed in kan inleven. Er is geen ervaring met toneel rond een onderwerp gerelateerd aan financiële educatie wel rond bv. diversiteit en rond het thema pesten. “ik vind sommige toneel echt gewoon leuk om naar te kijken, ik ben in het 2e zo eens naar een toneel gaan kijken over pesten, en ik kan me dat nog altijd zo herinneren. In dat toneel werd ge zelf gekozen, mocht ik naar voor komen en dan moest ik iemand uitschelden, en dan moest ik bedenken van wat ga ik zeggen, dus eigenlijk zijt gij de pester, maar daar worden mensen mee in betrokken en dan kwam je daar wel achter van wat ik hier juist heb gedaan is wel erg. Misschien dat ze ook zoiets kunnen doen met toneel over geld” “blijft dat beter bij denk je?” “voor mij toch wel, ik ben in zoiets ook veel meer geïnteresseerd dan in mijn rapport” 1.2.3.6. Groepsgesprek Door enkele jongeren werd groepsgesprek als werkvorm aangehaald, vooral om eens een beeld te krijgen over hoe anderen (klasgenoten) hierover denken en omdat je dankzij de ideeën van anderen ‘een beter beeld krijgt van de zaak’. Tegelijk wordt wel aangeraakt dat er over sommige zaken, zoals wanneer het over geld gaat, misschien toch wel een beetje een barrière bestaat, en dat er ook vanuit de leerkracht of begeleider die zo een groepsgesprek begeleidt de nodige sturing vereist is om te zorgen dat uiteenlopende meningen niet ontaarden in conflicten. “Groepsgesprek vind ik wel goed omdat je dan eens met mensen erover kan praten, en dan kan begrijpen sommige situaties voor anderen overkomen” “Je wilt waarschijnlijk niet alles zeggen, zeker niet als je heel veel problemen hebt thuis” “…niet goed want die van godsdienst zet altijd heel de klas tegen elkaar op, dan krijgen wij ambras”. 1.2.3.7. Lespakket Deze werkvorm verwijst naar meer ‘traditionele’ leermethoden en werd weinig gekozen, behalve door iemand die zichzelf al lachend ‘een saaie’ noemde om haar keuze te verantwoorden. Er werd wel meegeven dat er een goede balans moest zijn tussen theorie en zelf actief bezig zijn, en dat bijvoorbeeld de combinatie tussen een lespakket en uitstap ideaal lijkt. “ik vind dat bij ons wel goed, wij hebben lessen in gewone lokalen en les in computerlokalen, en als we les hebben in de computerlokalen dan wordt de cursus gelinkt met de computer en dan ben je sowieso actief bezig tijdens de lessen. Alle, ja ik weet niet, onze lessen zijn gewoon goed opgesteld, dat is niet enkel theorie en invullen, maar ook met voorbeelden uit echte artikelen, dus dat is zo realistisch enzo” “Het lessenpakket moet wel interactief zijn, ik weet niet, het was vooral de combinatie van uitstap en lespakket, zodat je die informatie meehebt, want de meeste luisteren daar dan echt wel naar, omdat ze weten dat dat nodig is” 1.2.3.8. Stripverhaal Deze methodiek werd door geen van de deelnemers uitgekozen, bij navraag bleken heel wat van de leerlingen ‘niet graag te lezen’. 1.2.4. 1.2.4.1. Kenmerken van de diverse werkvormen Interactiviteit Bij het bespreken van een aantal werkvormen kwam de interactiviteit /zelf actief aan de slag gaan als pluspunt naar voren. Iemand stelde de verhouding 60/40 (60% zelf bezig zijn, 40% theorie) voor als ideaal. Ook een aantal andere voorbeelden die positief geëvalueerd werden waren smaaktests, uitstappen, interactief toneel, zelf een film maken, en het beleggersspel. Bij het inleefgame waar een aantal van de jongeren ervaring mee hadden was het onder meer de interactiviteit en het feit dat er te weinig mogelijkheid was om eigen keuzes te maken die negatief beoordeeld werden. Interessant was ook dat de jongeren die al ervaring hadden met een serious game, dit globaal vrij negatief beoordeelden en aangaven dat een ‘echt’ spel volgens hen nuttiger was, ook al omdat je dan niet bezig kan zijn met andere zaken. “volgens mij gaat theorie niet veel helpen. De meesten luisteren wel, maar daar blijft het dan ook bij, terwijl bij praktijk iedereen ook zelf iets moet doen en dat ook bij blijft. Ik denk wel dat dat helpt” ׀32 ׀ 1.2.4.2. Realisme en authenticiteit Realisme en authenticiteit zijn ook twee aspecten die bij een aantal methodieken als plus- of minpunt naar voren komen. Bij een digitaal game wordt bijvoorbeeld het feit dat je een fictief spel speelt zonder echte consequenties als negatief ingeschat, en negatief afgezet tegenover alles wat je ‘echt’ kan doen. Het beleggersspel waarmee enkelen ervaring hadden was ook fictief, in die zin dat er fictieve bedragen belegd werden, maar er weer wel gewerkt met reële koersen en dit werd positief beoordeeld. De authenticiteit en realisme ligt ook voor een groot stuk aan de positieve associaties die heel wat jongeren hebben met bijvoorbeeld ervaringsdeskundige, film wanneer het waargebeurde verhalen betreft en de uitleg die je op een uitstap kan krijgen van mensen die hiermee aan de lijve geconfronteerd worden. 1.2.4.3. Boeiendheid ‘Het moet wel interessant zijn’ was een veelgehoorde kanttekening die bij verschillende werkvormen geplaats werd. Een ‘leerkracht die een hele uitleg doet’ wordt meestal minder positief gewaardeerd; tenzij “het boeiend is”. Zowel bij film als uitstap werd eerder al aangegeven dat dit verschillende kanten uit kon gaan. Bijkomende moeilijkheid is dat de invulling voor saaiheid voor iedereen verschillend is, gaande van dingen uitleggen op een saaie eentonige manier, veel uitleg, een saaie film of een documentaire. Zo was er bijvoorbeeld iemand die algemene economie interessant vond, een mening die niet door iedereen gedeeld werd. “ik vind economie wel interessant, want als ik nu zo naar het nieuws kijk of ik zie in de gazet dan kan ik dat echt bijna alles allemaal volgen, terwijl ik dat vorig jaar nog niet kon omdat we nog geen algemene economie hadden gehad, dus dat vind ik wel interessant, maar voor de rest weet ik eigenlijk niets.” 1.2.4.4. Competitie en spelelement Bij enkele werkvormen zit er ook een potentieel competitief of spelaspect aan, dit wordt, in zoverre het ter sprake komt, ook meestal positief geëvalueerd. Dit was onder meer het geval bij het spel georganiseerd door de hogeschool, waarbij het winnende team cinematickets kon winnen. Maar ook bij de serious games werd aangegeven dat het leuker is om een competitie-element in te bouwen. ”ik denk dat als je op een speelse manier dat die jongeren dat zelf laten doen dat ze beter gaan onthouden, ze doen dat dan ook liever” “het zou ook leuk zijn als je effectief zou kunnen winnen, dat je bijvoorbeeld uiteindelijk uit de armoede geraakt in plaats van er echt dieper in te zinken” 1.2.4.5. Herkenbaarheid Hoewel niet van primair belang, kwam de herkenbaarheid van bepaalde omstandigheden en situaties wel af en toe naar voor als element wat volgens de deelnemers mee de impact van bepaalde werkvormen zou beïnvloeden. Een film waarin een gezin in armoede uit de eigen regio wordt opgevoerd, verhalen van ‘normale’ mensen die financiële moeilijkheden ervaren hebben volgens de jongeren vaak meer effecten dan zaken waar ze zelf verder af staan. “het is zoals J zegt, die mensen in de Nieuwstraat, dat is echt dichtbij, dat is in de wereld waarin jij leeft, dat is anders” “ja, want dan komt dat over alsof dat met iedereen kan gebeuren” 1.2.4.6. Betrouwbaarheid/onafhankelijkheid van de aanbieder van informatie, materiaal of werkvormen. Tijdens de gesprekken kwam een aantal keer ter sprake dat jongeren niet altijd goed weten waar ze terecht kunnen voor ‘onafhankelijk’ advies over geld, verzekeringen en werk. Vooral jongeren die het idee hebben dat hun ouder(s) hierbij weinig kunnen helpen zitten hier toch met een aantal bezorgdheden. De oplossing die soms voorgesteld wordt is dan om het op te zoeken op internet. “als je bij een verzekeraar zit dan wil die u ook dingen aansmeren omdat die daar een premie voor krijgt enzo” “nu zit ik ook zo bij dingen, ze zeggen, aja, je moet u nu al gaan inschrijven bij de vdab enzo, omdat ik dan dan binnenkort vast werk nodig heb, ja ik wil dat dan wel gaan doen maar gaan die mensen mij dan echt helpen ene job te vinden? En wat gaat er achteraf gebeuren en wat moet ik daar allemaal voor in de plaats doen” Ook werd hen soms gevraagd naar de ‘onafhankelijkheid’ van de aanbieders van bepaald didactisch materiaal, en of ze bv. materialen ter beschikking gesteld door een bepaalde bank, minder betrouwbaar vinden. Jongeren blijken hierover dan weer weinig kritisch en liggen niet echt wakker van wie precies achter een bepaalde werkvorm/materiaal zit, sommigen evalueren dit zelfs net positief. “dat doet er niet toe” “ik zou het juist geloofwaardiger vinden. Die mensen zijn daar toch dagelijks mee bezig” “als dat gewoon reclame is anders, maar zij zien het ook niet graag gebeuren dat heel de wereld in armoede leeft. Daar ׀34 ׀ hebben ze graag rijke mensen die hun geld naar de bank brengen” “ik zou dat juist eerder geloven als er het logo van een bank opstaat” 1.2.4.7. Diepgang Bij een aantal onderwerpen die ter sprake kwamen werd aangegeven dat dit in de les wel eens aangeraakt was, maar dat het onderwerp niet erg in de diepte uitgewerkt was (of tenminste dat zij dit zo herinneren). “er wordt zo niet dieper op ingegaan” “Vorig jaar in ASO hebben we daar echt weel een tijd rond gewerkt, niet hoeveel of zo, maar welke echt, en uitzonderingen en zo allemaal, maar ik vind dat dat wel wat verder mag uitgewerkt worden. “ 1.2.4.8. Betrokkenheid van omgeving Een criterium dat ook regelmatig voorgesteld wordt om werkvormen te evalueren is het betrekken van de omgeving. Dit werd slechts bij één groep gepeild, de deelnemers hier gaven aan dat zij dit totaal onbelangrijk vonden en zelfs contraproductief. “dat vind ik stom. Ik zou dan zelfs niet eens bekijken wat mijn ouders daar hebben gezet. Dat gaat dan direct terug mijn rugzak in” 1.2.4.9. Timing Doorheen de discussie kwam een aantal keer aspecten van timing van ‘leren over geld’ aan bod. Allereerst viel op dat zelfs leerlingen uit dezelfde klas die hetzelfde traject volgen, het niet altijd eens zijn over of iets wel of niet aan bod kwam, een discrepantie die waarschijnlijk toe te schrijven is aan de herinnering die bij één van de leerlingen volledig vertekend is. Tegelijk wordt gesuggereerd dat het aanraken van een aantal onderwerpen vrij eenmalig gebeurt, wat niet echt bijdraagt tot een blijvende verankering in het geheugen. “ik heb dat ene keer gestudeerd en dat was het” Daarnaast was er enige discussie over het optimale ‘moment’ in de schoolloopbaan om aandacht te besteden aan leren over geld. Voor een aantal van de jongeren was het optimale moment het moment waarop jongeren zelf kunnen gaan werken en geld verdienen. “vanaf dat je 16 wordt omdat je dan kan gaan werken” “zo voor dat je gaat werken, zodat je ook al weet waarvoor dat je gaat werken” “vanaf het 3e middelbaar” “ge kunt dat best pas doen als je echt gaat werken” “ja, 18 is natuurlijk al te laat” “ik denk vanaf 16 ofzo, vanaf dat je vakantiewerk kan beginnen doen enzo” “een kind van het eerste middelbaar beseft dat nog niet” Een ander deel van de jongeren meent dat er al veel eerder gestart moet worden (of zelfs al gestart wordt) met leren over geld, en dat al dan niet later opnieuw opgenomen moet worden omdat de behoeften en bestedingspatronen van jongere en oudere jongeren nu eenmaal erg verschillend zijn. “ik zou dat in de lagere school meegeven, en in het middelbaar niet zoveel eigenlijk” “ik vind dat je daar vroeger mee moet beginnen” “maar in de lagere school leren ze daar al veel over, die weten daar al keiveel over” “ik zou daar in het eerste middelbaar mee beginnen, want dan, alle nog niet uitgaan, maar dan begin je toch wel al eens iets te kopen enzo” “en in het 5e middelbaar opnieuw, want dan heb je andere kosten denk ik. Alle, als ze mij in het 5e leerjaar een euro zouden geven, ik zou snel naar t snoepwinkeltje gaan en snoepen kopen.“ “maar wat ik wil zeggen, ge hebt andere dingen waaraan ge geld gaat uitgeven; ik denk, in t lager, zijn er maar weinig kinderen die krijgen 50 euro deze maand en daarmee moogt ge nu kleren gaan kopen , ik denk dat dat meer middelbaar, en dan nog, zeker, 4e 5e is. En 6e- jaars. Zeker als je zelf grotere kosten begint te krijgen dat ge zelf moet betalen.” Anderen geven dan tegelijk ook wel aan dat een aantal onderwerpen wel nuttig zijn, maar niet per se interessant om nu al veel aandacht aan te besteden. “het is wel interessant, maar of we dat echt gaan onthouden allemaal; om nu te zien naar later toe al, vind ik dat , ik kan ׀36 ׀ daar nu niks over zeggen. Ik studeer dat wel, maar het is niet dat ik nu al wakker lig van hoeveel dat ik later op mijn hypotheek heb, dat is nu nog niet aan de orde.” 1.2.4.10. Motivatie Doorheen de gesprekken bleek ook dat de motivatie om te leren rond geld en te werken rond geld bij een aantal leerlingen vrij laag tot onbestaand was. Sommigen gaven wel voor een aantal onderwerpen aan dat het vast wel nuttig zou zijn, maar dat het niet interessant gevonden zou worden wanneer daar aandacht aan besteed wordt, andere leerlingen hadden zelfs geen idee waarom ze daar ook maar iets rond zouden moeten weten of doen (niet toevallig vaak de leerlingen die ook meer ‘risicovol’ gedrag vertonen). Ook de inzet van meer moderne leermiddelen als serious games lijkt niet echt stimulerend te werken. Hoewel soms wel voorgesteld werd om bepaalde minder favoriete lessen te vervangen door iets waar meer praktisch gewerkt wordt rond geld, was men zeker niet bereid om hier bv. extra tijd voor vrij te maken of in de vrije tijd mee bezig te zijn. “we zijn al amper bezig met zo het financieel gebeuren op school, dus dit al zeker niet. dit is eigenlijk gewoon een onderwerp waar we op school niet echt mee bezig zijn. En uit uw eigen gaat ge niet zeggen, aja, ik ga dat doen” “op school zou ik dat wel doen maar thuis nooit” (over games rond omgaan met geld) 2. Conclusies en aanbevelingen Hieronder vatten de bevindingen uit deze –zeer beperkte- kwalitatieve studie nog eens kort samen en trachten we een aantal aanbevelingen te formuleren m.b.t. financiële educatie, opvoeding en preventie. 2.1. Ouders Heel wat van de jongeren zien financiële opvoeding thuis als sterk bepalend voor financieel gedrag. Dit is conform de bevindingen van het survey-onderzoek. Ouders promoten vooral een voorzichtigere aanpak in het omgaan en uitgeven van geld bij jongeren. Er zit nogal wat variatie in hoe precies de nadruk op bijvoorbeeld sparen ingevuld wordt. Sommige ouders zijn zodanig directief in het aansturen van de jongeren dat men kan verwachten dat het leereffect beperkt is- wanneer je jongeren dwingt te ‘sparen’ door zelf een deel geld opzij te zetten leert iemand natuurlijk niet om zelf rekening te houden met nodige uitgaven en geld dat opzij dient gezet te worden om toekomstige uitgaven te betalen. Tegelijk zien we ook dat, hoewel niet altijd aangenaam gevonden, de jongeren waarvan veel meer zelfstandigheid verwacht wordt in het besteden van hun eigen budget, zij de leereffecten hiervan wel positief waarderen. Hoewel sommige ouders dus vanuit een beschermende of voorzichtige invulling geneigd zijn om het spaargedrag van jongeren zelf sterk in handen te gaan nemen, is het zeker aan te bevelen dit op een bepaald moment toch in handen van de jongere zelf te geven. 2.2. Waar kunnen jongeren terecht met vragen? Zeker bij die jongeren die hun ouders niet als goed voorbeeld zien om met geld om te gaan zijn er heel wat vragen naar waar zij terecht kunnen/moeten wanneer ze vragen of problemen hebben met zaken die te maken hebben met geldproblemen, verzekeren, pensioen, werk zoeken en andere onderwerpen die opduiken wanneer men de eerste stappen in de richting van een zelfstandig volwassen leven zet. Er is wel enige bekendheid met diverse instanties waar men terecht zou kunnen, maar er zijn tegelijk nog heel wat vragen over de voorwaarden, betrouwbaarheid, verborgen agenda en dergelijke van deze verschillende kanalen. Als eerste ‘inspiratiebron’ wordt het internet genoemd, wat het belang benadrukt voor een door jongeren gekende portaalsite waarin deze onafhankelijke en betrouwbare informatie terug te vinden is, specifiek gericht op die onderwerpen waar jongeren en jong-volwassenen vragen over hebben. 2.3. Wat ontbreekt er nog? 2.3.1. Vaardigheden Wanneer het ging over ‘waarover’ jongeren willen leren m.b.t. omgaan met geld geven zij vaak nogal vrij kennisgerichte antwoorden. Weten hoeveel … , weten wat …, weten waar… en dergelijke. Op het vlak van hun eigen ervaring zijn ze ook eerder geneigd om te rapporteren dat er op school en in de lessen gewerkt is rond het aanbrengen van bepaalde kennis (leren over, lijsten met, …) dan dat er gewerkt wordt rond het aanscherpen van bepaalde vaardigheden. Of dit ook effectief het geval is kunnen we niet nagaan, we gaan enkel voort op wat door de jongeren zelf herinnerd en verteld wordt. Toch merken we doorheen de discussie dat er heel wat nood is aan het trainen en werken rond bepaalde vaardigheden, zoals bijvoorbeeld het volgehouden bijhouden van inkomsten en uitgaven, sparen en omgaan met verleidingen en reclame. Er wordt bij een aantal onderwerpen bijvoorbeeld wel opgemerkt dat er een verschil is tussen ‘het weten en het in de praktijk brengen’. Een eerste aanbeveling rond ‘werken rond omgaan met geld’ zou dus vooral zijn om de focus niet enkel te leggen op het aanleveren van kennis, maar de nadruk te ׀38 ׀ leggen op het aanleren en trainen van een aantal vaardigheden rond budgetteren, sparen, omgaan met reclame, trends en verleidingen en dergelijke. 2.3.2. Motivatie Daarnaast zagen we ook doorheen de gesprekken dat bij een aantal jongeren de motivatie om te werken rond geldzaken niet zo groot is, en dat het vaak ook net die jongeren zijn die aangeven dat er toch nog wel wat schort op het vlak van hun vaardigheden om bijvoorbeeld te sparen of niet meer geld uit te geven dan er beschikbaar is. Werken aan deze motivatie is niet zo voor de hand liggend, en bovendien iets wat waarschijnlijk ook wat meer ‘maatwerk’ vereist. Bij jongeren die volstrekt geen probleem zien in hun eigen gebrek aan financiële vaardigheden en geen enkel belang zien om aandacht te besteden aan ‘leren omgaan met geld’, zal in eerste instantie een zekere bewustwording nodig zijn. Bij deze jongeren kan een zekere mate van confrontatie nodig zijn om hen meer bewust te maken van hun eigen gedrag en van de mogelijke risico’s die hiermee gepaard gaan. Hen ‘verplichten’ tot het bijhouden van hun uitgaven, laten rondkomen met een beperkt budget en het confronteren met voorbeelden waarin vergelijkbare individuen met soortgelijk gedrag in moeilijkheden komen kan hier misschien aan bijdragen, en er hopelijk op termijn toe leiden dat zij tenminste doordrongen zijn van het belang om enige aandacht te besteden aan het verwerven van een aantal financiële basisvaardigheden. Jongeren die wel het nut inzien van leren over geld, maar verder weinig geïnteresseerd zijn of gemotiveerd om hierrond te werken. Bij deze groep kan het lonen om extra aandacht te besteden aan de switch te maken van iets dat ‘moet’ naar iets dat jongeren zelf leuk, interessant of nuttig vinden, door o.a. het sterk te laten aansluiten op hun eigen leefwereld en interesses, door een deel van de inhoud door henzelf te laten invullen, gestuurd door hun eigen vragen of problemen, door vooral interactieve werkvormen te gebruiken en zoveel mogelijk te linken aan realistische contexten (bv. budgetteren bij het organiseren van een klas/schoolevenement) en waar mogelijk het spelelement te benadrukken. 2.3.3. Inhoudelijk Jongeren hebben vooral vragen rond de kosten van het op eigen benen staan, alleen wonen, zelfstandig zijn en alles wat daarbij komt kijken. Opvallend weinig jongeren voelen zich zeker over het inschatten van nodige kosten om zelfstandig te leven en rond dit onderwerp rapporteren ze dan ook de grootste behoefte aan ‘kennis’. Bovendien is dit een onderwerp waar geen duidelijke informatiekanaal voor bestaat, hebben ze weinig zicht op de financiële keuken thuis en elders en komen hierbij een heel aantal verschillende topics kijken (autokosten, verzekeringen, inkomen, hypotheek, sparen, …) kijken. Er is duidelijk nood aan toegankelijk referentiemateriaal op basis waarvan zij een realistische inschatting kunnen maken van de gemiddelde en minimale kosten verbonden aan zelfstandigheid, alleen gaan wonen, op kot gaan en studeren. Daarnaast is er interesse in het leren rond en aanscherpen van aantal vaardigheden die te maken hebben met budgetteren, sparen en rondkomen. Een aantal van de jongeren gaf duidelijk aan dat zij hiermee moeilijkheden ervaren, niet altijd weten hoe dit te doen of het moeilijk vinden om dit blijvend vol te houden. Diegenen die aangeven wel een tijdje bezig geweest te zijn met bijvoorbeeld het bijhouden van hun uitgaven geven wel aan dat dit zeer confronterend was en duidelijk effecten had op hun gedrag. Bij de laag-gemotiveerde groep die financiële educatie in ruime zin weinig zinvol vindt kan een ‘verplichting’ tot het bijhouden van uitgaven mogelijk een belangrijke confrontatie vormen om hun initiële weerstand mee te doorbreken. Op het vlak van sparen is een aantal jongeren weliswaar overtuigd van het nut ervan en de voordelen die dit biedt op lange termijn. Tegelijk is het voor heel wat jongeren onduidelijk hoe dit in de praktijk effectief aan te pakken, en vooral hoe dit te combineren valt met de wens om tegelijk uit te gaan en leuke dingen te kopen. Een langdurige opdracht met individuele feedback waarbij men gedurende een periode met een bepaald budget moet zien rond te komen (eventueel fictief) wordt in één groep zelf voorgesteld als een manier om jongeren de vaardigheden van het vooruit plannen, rondkomen met een budget en sparen aan te leren. Daarnaast zijn er ook wel wat vragen rond het pensioen, deels ingegeven door de aandacht die hier in de media aan besteed wordt. Jongeren zijn vooral –vaagbekend met het gegeven van pensioensparen, en argwanend over de blijvende mogelijkheid om vanuit de overheid recht te hebben op een pensioen. Verder reikt hun kennis niet, maar ondanks dat dit onderwerp toch vrij ver van hen af staat geven ze toch elf aan dat ze dit nuttig vinden om. Omgaan met reclame en verleidingen allerhande is een vaardigheden waar jongeren als groep zichzelf vrij goed in vinden, bleek uit het survey-onderzoek. Jongeren geven zelf aan de hand van een aantal voorbeelden aan echt wel over een zekere kennis te beschikken rond een aantal gangbare reclame-strategieën, product placement, waarheid en leugens in reclame en dergelijk, en in zekere zin dus wel reclame-wijs te zijn. Toch zien we in de gesprekken dat een aantal van de jongeren hoegenaamd niet zo goed te zijn om niet toe te geven aan verleidingen, en dat de overige jongeren dit algemeen toch ook zien als een onderwerp dat belangrijk is om rond te werken. Hiermee moet de focus ons inziens dan echt wel vooral liggen op het versterken van een kritische houding ten aanzien van reclame en het leren omgaan met verleidingen, keuzes maken en weerstand leren bieden aan promoties, reclame, maar ook groepsdruk die geassocieerd is met het volgen van trends. Tenslotte gaven de jongeren zelf ook aan dat inzicht in hoe het is om met geldproblemen of schulden te leven volgens hen bijdraagt aan het zelf maken van ׀40 ׀ financieel meer verantwoorde keuzes. Een aantal van de jongeren zien geldproblemen en schulden vooral als iets wat vooral toe te schrijven valt aan iemands’ beperkte vaardigheden om met geld om te gaan, niet willen werken of risicovolle gedragingen zoals kopen op krediet, terwijl andere jongeren hierin ook wel de rol van bepaalde onvoorziene omstandigheden en tegenslagen erkennen. Inzicht in hoe ‘normale’ mensen met financiële moeilijkheden te maken krijgen, hoe ze hiermee omgaan en hoe je er weer uit raakt worden als nuttig en preventief aanzien. 2.4. Methoden Wat opviel bij de bespreking van de mogelijke verschillende werkvormen was eerst en vooral dat een aantal van de werkvormen die men besprak duidelijk op de ‘het is leuk want geen les’ dimensie laden, terwijl bij een aantal andere methode wel degelijk aangegeven wordt dat dit gezien wordt als een geschikte manier om iets bij te leren over geld waarbij een grotere impact verondersteld wordt, in vergelijking met een theoretische les. Globaal ‘kiezen’ jongeren vooral voor werkvormen waarbij in hun dagelijkse schoolpraktijk minder geconfronteerd worden, en heel vaak ook voor methoden waar ze eigenlijk-zeker op het vlak van financiële educatie-weinig ervaring mee hebben. Leermethoden met een spel-element werden vaak gekozen, hieronder vallen zowel serious games over omgaan met geld, digitale inleefgames rond armoede als reallife spellen als een budgetbeurs, beleggersspel, opzetten van een onderneming, …. Opvallend was dat vooral diegenen die nog geen ervaring hadden met het spelen van een dergelijk digitaal game dit als potentieel leuk of nuttig zagen, terwijl diegenen die er wel al ervaring mee hadden daar toch heel wat kritiekpunten over formuleerden, terwijl dit voor de real-life spellen net omgekeerd was- deze werden iets minder vaak gekozen met motivering dat het wel eens leuk zou zijn, maar diegenen die hiermee al ervaring hadden evalueerden dit wel positief, realistisch en leerrijk. Het lijkt er dus op dat men toch voorzichtig moet zijn met betrekking tot de wenselijkheid van het gebruik van digitale leermiddelen – misschien net omdat het meer aansluit bij de belevingswereld van jongeren zijn zij hierover bijzonder kritisch, bijvoorbeeld met betrekken tot het niveau van interactiviteit en controle dat men heeft in het spel en de realiteitswaarde ervan. Interactiviteit is een kenmerk dat globaal regelmatig naar voor komt, zelf dingen mogen doen, zelf dingen kunnen aansturen, inoefenen e.d. wordt geprefereerd boven het klassieke meer docentgestuurd onderwijs, dit wordt onder meer als voordeel vermeld bij real-life spellen en uitstappen. Impliciet komt het ook terug in de keuzen voor het groepsgesprek, waar volgens sommigen het toch nuttig is om de visie van je peers te horen over hoe zij met bepaalde dingen omgaan. Uitstappen, een vorm van betrekken van de buitenwereld, scoren voor heel wat jongeren ook duidelijk vooral op de ‘het is eens geen les’ dimensie. Tegelijk wordt er door sommigen toch ook aangegeven dat dingen beter bijblijven wanneer je ze gezien hebt, of dat een uitstap een ideale manier is om iets wat je eerder als theorie gezien hebt beter te begrijpen of te verwerken. Authenticiteit blijkt een hoog goed te zijn, afgaande op de gesprekken met de jongeren -Ervaringsdeskundigen (en gastsprekers uit het werkveld, een link die de leerlingen zelf legden) werden vooral gekozen omdat dit volgens de jongeren geloofwaardiger, interessanter, boeiender zou zijn en meer impact heeft en algemeen werd deze werkvorm als zeer positief geëvalueerd. De authenticiteit of echtheid van wat verteld wordt blijkt ook deels uit hoe men tegenover film, tvprogramma’s en toneel als methode staat – volgens sommigen zal de waarachtigheid van wat er verteld wordt een grotere impact hebben dan andere leermethoden. Daarnaast ziet men als redenen voor de grotere impact van film of televisie een zekere mate van herkenbaarheid, het stilstaan bij de eigen situatie, het echte bijleren van bepaalde feitjes en de emotionele impact ervan. De impact en het effect van verschillende werkvormen wordt regelmatig nog verschillend geëvalueerd naargelang de ‘interessantheid’ ervan, hoe dit precies ingevuld wordt is nogal variabel. Voor sommigen hangt dit sterk samen met interactiviteit of authenticiteit, voor andere de praktische toepasbaarheid, voor anderen lijkt dit vooral samen te gaan met beoordelingen van individuele leerkrachten. Helaas is dit dus nogal individueel bepaald, en hangt het voor een stuk samen met persoonlijke interessesferen waarin moeilijk in groep één optimale werkvorm aan gekoppeld kan worden. Tenslotte werd ook de timing om te ‘leren over geld’ aangeraakt. Uit sommige getuigenissen van de jongeren zelf (‘daar hebben we het ooit eens over gehad’, ‘dat werd wel eens gezien’) en de soms beperkte herinnering aan bepaalde onderwerpen die wel behandeld waren, blijkt dat het occasioneel aanraken van een aantal van deze topics onvoldoende lijkt te zijn om blijvend veel impact te hebben (althans volgens hun eigen ervaring). Er was ook bijvoorbeeld iemand die zei dat ze een tijdje in de klas een soort beleggersspel gespeeld hadden, maar omdat ze daar uiteindelijk in de klas weinig meer rond deden was dat stilgevallen. Daarnaast was er enige discussie over het optimale ‘moment’ in de schoolloopbaan om aandacht te besteden aan leren over geld. Voor een aantal van de jongeren was het optimale moment het moment waarop jongeren zelf kunnen gaan werken en geld verdienen, een ander deel van de jongeren meent dat er al veel eerder gestart moet worden (of zelfs al gestart wordt) met leren over geld, en dat al dan niet later opnieuw opgenomen moet worden omdat de behoeften en bestedingspatronen van jongere en oudere jongeren nu eenmaal erg verschillend zijn. Daarom zouden we toch pleiten voor zowel een verticale als horizontale inbedding in het schoolcurriculum, waarbij zowel doorheen de hele schoolloopbaan voldoende aandacht besteedt wordt aan het versterken of aanleren van een aantal competenties die op dat moment passend zijn en aansluiten bij de leefwereld van de jongeren, en voor een horizontaal traject waarin gedurende een lagere periode enkele onderwerpen rond ׀42 ׀ financiële educatie aangeraakt wordt en een aantal verschillende inzichten en vaardigheden getraind worden en er ook feedback mogelijk is op het eigen gedrag. 2.5. Tot slot We rapporteerden hier de bevindingen uit focusgroep-gesprekken die we hadden met jongeren uit de derde graad secundair onderwijs rond hun visie op financiële educatie, welke noden ze zelf ervaren en welke methodieken zijzelf geschikt vinden om hierrond te werken. Het betreft hier natuurlijk slechts een visie van een zeer beperkte groep leerlingen die aan het woord kwamen, en alle bevindingen moeten daarom ook met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Toch menen we dat we met dit onderzoek enige aandachtspunten voor de inbedding van financiële educatie in de dagelijkse schoolpraktijk kunnen aanreiken. Hierbij gaat het dan vooral over de nood aan het werken aan motivatie en vaardigheden en de behoefte aan gekende, objectieve en betrouwbare informatiekanalen, naast een aantal inhoudelijke zwaartepunten en (kenmerken van) werkvormen die volgens de jongeren zelf zullen leiden tot een grotere impact. 3. Bijlage 3.1. TOPICLIJST FOCUSGROEPEN Introductie - Voorstelling moderator en verslaggever en toelichting van doelstelling van het onderzoek - Het zal hier gaan over geld, en over omgaan met geld. - Mensen vinden het vaak moeilijk om over geld te praten, en al zeker niet met mensen die ze misschien niet zo goed kennen, dus ik zou voorstellen dat iedereen eerst zichzelf even kort voorstelt. Hoe heet je, hoe oud ben je, in welke klas zit je, ken je veel van de andere mensen hier aan tafel en wat wil je nog verder over jezelf vertellen? Voor de zesdejaars- wat hierna? Algemeen - Het gaat hier over financiële educatie-opvoeding in brede zin. Eerst en vooral- als ik financiële educatie of opvoeding zeg, wat verstaan jullie daaronder? - Praten jullie zelf veel met vrienden onderling over geld? Waarover gaat dat dan? - En met je ouders? Waarover gaan die gesprekken dan? Vind je dat je ouders het goede voorbeeld geven? - Op school- wat gebeurt er daar nu rond leren omgaan met geld? o Zit dit in één specifiek vak, of gespreid in verschillende vakken? o Hoe komt dit doorheen je schoolcarrière aan bod? o Wat denk je over wat er nu op school gedaan wordt rond leren omgaan met geld? o Wat vind je er goed en niet goed aan? o Wat zou je zelf anders willen ? Vind je dat je voldoende voorbereid wordt naar de toekomst? o Hoe ervaar je wat er nu gebeurt (voldoende, onvoldoende) o Welke manieren vindt je zelf goed? o Welke inhoud komt aan bod, en wat vind je daarvan? Inhoud Welke inhouden vind je belangrijk- Waarover wil je zeker ‘leren’? (kaartjes sorteren). Komt dat nu al aan bod, en in voldoende mate? - Budgetteren (uitleggen/voorbeelden), opstellen budgetplan - Omgaan met verleidingen van reclame en marketing - Op eigen benen staan (wonen, nutsvoorzieningen, voeden, kleden, ontspannen, verplaatsen, …) - Dagelijkse financiële administratie - Lenen en krediet - Sparen, beleggen, … - Belastingen - Verzekeren ׀44 ׀ - Pensioen Uitkeringen(wachtuitkering, werkloosheid, ziekte, invaliditeit, leefloon) Inzicht in hoe het is om met schulden/fin problemen te leven Hulpverleningskanalen (VDAB, mutualiteit, OCMW, JAC, CAW, ...) leren kennen waar je kan aankloppen met problemen andere dingen? Methoden Een aantal verschillende manieren om op school te werken rond leren omgaan met geld, welke zijn volgens jou geschikt, of welke ken je en wil je iets over vertellen, of welke lijken je nuttig? Welke dingen vind je echt belangrijk? - Stripverhaal - Lespakket - Toneel - Spellen - Film - Games - Inleefgames - Uitstap - Groepsgesprek - Ervaringsdeskundige Verdere vragen Als je denkt aan jongeren die iets ouder zijn dan jullie, pakweg 20-25, die in de schulden raken, hoe denk je dat die financiële problemen veroorzaakt worden? Afronding Zijn er nog zaken die je kwijt wil en die niet aan bod kwamen?