bronnenboek 1.4 – 1.6 - Geuzencollege Laptop

advertisement
1.4 het grootboek
Om steeds na iedere verandering een nieuwe balans te maken zou wel heel veel
werk voor een boekhouder worden. Bij de supermarkten zouden de rijen tot aan een
dorp verder staan en na het kopen van een bosje bloemen bij de bloemist zou de
eigenaar de balans moeten aanpassen, want na die verkoop klopt de balans niet
meer natuurlijk.
Werken is niet erg, maar het moet wel nuttig zijn. We hebben tot nu toe na iedere
verandering binnen de voorbeelden die je hebt gezien de balans meteen laten
veranderen. Op deze manier kon je goed zien wat er eigenlijk binnen de balans
gebeurt als er een financieel feit plaats vindt.
Hebben we je nu iets geleerd wat je nu dan weer af moet leren? Nee, zeker niet. Dat
wat je tot nu toe hebt geleerd moet je ook in het nieuwe systeem zo doen alleen op
een iets andere manier die sneller werkt. Sneller betekent minder tijd, tijd is geld, en
minder geld in de boekhouding stoppen betekent dat je het ergens anders aan kunt
uitgeven, bijvoorbeeld aan nog leukere dingen.
Wat gaat er veranderen? Als je de oefeningen met de balans zelf hebt gedaan en
ook de voorbeelden goed hebt bekeken dan valt het je waarschijnlijk op dat na een
financieel feit er maar 2 of 3 balansposten veranderden. De rest van de
balansposten bleef gelijk, deze moest je in de nieuwe balans alleen maar
overschrijven. Dat gaat nu veranderen. In het nieuwe systeem ga je alleen die
balansposten veranderen waar iets mee gebeurt. Met de andere balansposten die
niet veranderen, doe je nu niets meer.
We gaan werken met het grootboek. Het grootboek is een verzameling van kaarten
met op iedere kaart een aantal onderdelen:
 De naam van de kaart (een balanspost, bijvoorbeeld hypotheek)
 Een kolom waar de datum van de verandering wordt opgeschreven
 Een kolom waar het bewijsstuk kan worden opgeschreven (omschrijving)
 Een kolom debet
 Een kolom credit
Zo’n kaart kan er als volgt uit zien:
datum
grootboekrekening: Hypotheek
omschrijving
debet
credit
Iedere balanspost krijgt zo’n kaart. Op die kaart (grootboekrekening) worden alleen
de veranderingen van die balanspost bijgehouden. Het voorbeeld wat je net hebt
gezien is de kaart van grootboekrekening hypotheek. Deze kaart zal niet zoveel
gebruikt worden per maand. Hoe vaak verandert je hypotheek? Bijna nooit. Een
hypotheek sluit je meestal af voor 20 of 30 jaar. Er zijn hypotheken waar je
maandelijks een stukje schuld aflost. Op het moment dat die aflossing plaatsvindt
gebruik je dus de kaart van de grootboekrekening hypotheek.
Voordat we de veranderingen laten zien in het nieuwe systeem moet iedere kaart
van iedere balanspost nog worden ingevuld met de gegevens van de balans. Dat
invullen van de gegevens van de balans in het ‘grootboek’ noemen we het openen
van het grootboek. Dat openen is nodig omdat aan het einde van een periode vanuit
het grootboek de nieuwe balans weer wordt gemaakt. Daar moeten natuurlijk ook de
gegevens van het begin bij. In een schema komt het misschien iets duidelijker over:
➀
beginbalans
➁
grootboek
➃
eindbalans
➂
alle financiële feiten
In het schema zie je dat zowel de beginbalans ➀ als ook de financiële feiten ➂ in
het grootboek ➁ (al die kaartjes van de balansposten) terechtkomen en dat vanuit
het grootboek weer een nieuwe balans wordt gemaakt, de eindbalans ➃.
Deze eindbalans zal weer de beginbalans worden voor de volgende periode.
1.5 openen van het grootboek vanuit de balans
Voordat je de financiële feiten in het grootboek kan gaan verwerken zal eerst de
beginsituatie van een periode in het grootboek moeten komen. Dit overboeken van
de balansposten vanuit de balans naar de verschillende grootboekkaarten noemen
we het openen van het grootboek.
We laten het openen zien aan de hand van de beginbalans van een scooterdealer in
Naaldwijk. De balans van deze zaak Motohome ziet er per 1 januari 2008 als volgt
uit:
DEBET
gebouw
inventaris
bestelauto
voorraad scooters
voorraad onderdelen
bank
kas
totaal
01-01-08 MOTOHOME
210.000 eigen vermogen
18.000 hypotheek Rabobank
19.000 lening Fortis bank
85.000
33.000
8.000
5.000
378.000 totaal
CREDIT
153.000
180.000
45.000
378.000
Je ziet dat Motohome op de balans 10 balansposten heeft
staan. Dat betekent dat het grootboek van Motohome ook
10 grootboekkaarten zal krijgen. Voor iedere balanspost een
kaart. Het openen gaat vrij eenvoudig. In de kolom datum
komt nu 1 januari te staan, in de kolom omschrijving staat
waar het getal vandaan komt: in dit geval: Van de balans. In de kolom debet of
credit vul je het bedrag in van de balans wat bij die balanspost staat en aan welke
kant deze op de balans staat.
Hier volgen de openingen van een aantal kaarten. Bovenaan de grootboekkaart zie
je staan om welke balansposten het gaat.
datum
01/01
datum
01/01
grootboekrekening: voorraad scooters
omschrijving
debet
Van de balans
85.000
grootboekrekening: inventaris
omschrijving
debet
Van de balans
credit
18.000
credit
datum
01/01
datum
01/01
datum
01/01
grootboekrekening: bestelauto
omschrijving
debet
Van de balans
grootboekrekening: eigen vermogen
omschrijving
debet
Van de balans
grootboekrekening: hypotheek Rabobank
omschrijving
debet
Van de balans
credit
19.000
credit
153.000
credit
180.000
We hebben nu drie rekeningen van bezit geopend (aan de debetkant) en twee
rekeningen van vermogen (aan de creditkant. Onthoud het volgende:
Als een balanspost aan de debetkant staat op de balans wordt deze ook
debet geopend op de grootboekrekening van die post
Als een balanspost aan de creditkant staat op de balans wordt deze ook
credit geopend op de grootboekrekening van die post
1.6 het boeken van financiële feiten in het grootboek
De rest van de grootboekrekeningen worden op dezelfde manier geopend. Nu staat
de balans in het grootboek en kunnen de financiële feiten er worden bijgeboekt. We
zullen dat met een aantal voorbeelden laten zien. Ook hier zit weer een systeem
achter dat lijkt op het systeem dat je al hebt toegepast bij de vorige financiële feiten.
Ieder financieel feit heeft een bewijsstuk die in een ordner wordt bewaard. Dit is
nodig omdat de belastingdienst altijd kan vragen naar deze bewijsstukken. De
bewijsstukken die we nu gaan laten zien zijn kasstukken en bankstukken.
De bewijsstukken worden altijd voorzien van een letter met een nummer erachter. Dit
is handig om ze goed geordend op te bergen en ze later weer makkelijk terug te
kunnen vinden. Zo kun je boekingsstuk k 23 tegenkomen. Dat betekent dat het een
kasstuk is (k) en dat dit bewijsstuk het 23e kasstuk is van een bepaalde periode. Een
bankafschrift wordt aangegeven met een b en een nummer, bijvoorbeeld b45.
Zoals je gezien hebt heeft elke grootboekrekening een debetkant en een creditkant.
Aan welke kant moet je nu een verandering boeken?
Dat doe je in een aantal ‘denk’ stappen:
1. je kijkt of de rekening op de balans debet of credit staat
2. je kijkt of door het financiële feit de grootboekrekening
meer of minder wordt.
Nu kies je 3 of 4
3. Mogelijkheid a: Als de grootboekrekening meer wordt
boek je het bedrag aan dezelfde kant als dat het op de
balans staat.
4. Mogelijkheid b: Als de grootboekrekening minder wordt
dan boek je het aan de andere kant dan het op de balans
staat.
Financieel feit 1:
Op 6 januari 2008 wordt een nieuwe computer met een grotere harddisk en
ingebouwde dvd brander gekocht en per bank betaald. Het boekingsstuk is een
bankstuk en krijgt code b3 mee. De computer kost € 1.200 en wordt direct geleverd.
Hoe ga je dit aanpakken?
Stap 1: Lees de opdracht goed door en haal de overbodige tekst weg.
(computer gekocht en per bank betaald op 06-01 via boekingsstuk b3)
Stap 2: Welke grootboekrekeningen veranderen door dit feit?
(De rekeningen bank en inventaris)
Stap 3: worden deze rekeningen debet of credit geboekt?
(de rekening inventaris wordt meer, staat debet op de balans, wordt dus aan de
debetkant geboekt, de rekening bank wordt minder, staat debet op de balans en
wordt dus aan de creditkant geboekt)
Op de volgende manier:
datum
01/01
06/01
datum
01/01
06/01
grootboekrekening: inventaris
omschrijving
debet
Van de balans
B3
grootboekrekening: bank
omschrijving
debet
Van de balans
B3
credit
18.000
1.200
credit
8.000
1.200
Als je op een bepaald moment wil weten hoeveel geld je inventaris waard is en
hoeveel geld er op je bank staat, dan doe je dat als volgt. Je telt de getallen aan de
debetkant op en haal de getallen aan de creditkant er vanaf.
In dit geval is de rekening inventaris dus 18.000 + 1.200 = 19.200 waard en de
rekening bank 8.000 – 1.200 = 6.800. Dit hoef je alleen maar te doen op het moment
dat je dat echt wil weten of dat je weer een nieuwe balans gaat maken.
Onthouden: Bij iedere boeking moet debet net zoveel veranderen als
credit. Het totaal van de debetkant en de creditkant
mag nooit uit balans raken
Je ziet dat je normaal alleen maar het bedrag van de verandering boekt, en niet
steeds het nieuwe totaalbedrag
hoeft uit te rekenen. De rest van de
grootboekrekeningen gebruik je niet, logisch, want daar is door dit financiële feit niets
mee gebeurd.
Financieel feit 2:
Op 12 januari, een echte winterdag, worden drie scooters ingekocht en per bank
betaald. De scooters kosten € 750 per stuk en komen in de showroom te staan. Van
dit financiële feit wordt boekingsstuk b4 gemaakt.
Aanpak:
Stap 1: Lees de opdracht goed door en haal de overbodige tekst weg.
(op 12/01 3 scooters gekocht en per bank betaald volgens boekingsstuk b4)
Stap 2: Welke grootboekrekeningen veranderen door dit feit?
(De rekeningen voorraad scooters en bank)
Stap 3: worden deze rekeningen debet of credit geboekt?
(de rekening voorraad scooters wordt meer, staat debet op de balans, wordt dus
aan de debetkant geboekt, de rekening bank wordt minder, staat debet op de
balans en wordt dus aan de creditkant geboekt)
De grootboekrekeningen worden dan als volgt bijgewerkt:
datum
01/01
12/01
datum
01/01
06/01
12/01
grootboekrekening: voorraad scooters
omschrijving
debet
Van de balans
B4
85.000
2.250
grootboekrekening: bank
omschrijving
debet
Van de balans
B3
B4
credit
credit
8.000
1.200
2.250
Financieel feit 3:
Op 13 januari wordt door de eigenaar van Motohome € 2.000 uit de kas gehaald en
op de bankrekening gestort. Van dit feit wordt boekingsstuk K 2 (kasstuk) gemaakt.
De eigenaar doet dit regelmatig omdat het voor criminelen te aantrekkelijk is om
eens in de zaak langs te komen als daar altijd veel geld in de kas zit.
Aanpak:
Stap 1: Lees de opdracht goed door en haal de overbodige tekst weg.
(op 13/01 € 2.000 uit de kas op de bankrekening gestort, boekingsstuk k2)
Stap 2: Welke grootboekrekeningen veranderen door dit feit?
(De rekeningen kas en bank)
Stap 3: worden deze rekeningen debet of credit geboekt?
(de rekening bank wordt meer, staat debet op de balans, wordt dus aan de
debetkant geboekt, de rekening kas wordt minder, staat debet op de balans en
wordt dus aan de creditkant geboekt)
datum
01/01
06/01
12/01
13/01
datum
01/01
13/01
grootboekrekening: bank
omschrijving
debet
Van de balans
B3
B4
K2
1.200
2.250
2.000
grootboekrekening: kas
omschrijving
debet
Van de balans
K2
credit
8.000
credit
5.000
2.000
Financieel feit 4:
Op 13 januari wordt door een koerier van TPG een pakket afgeleverd met daarin 4
sloten voor scooters die Motohome had besteld bij LIPS. De kettingen kosten per
stuk € 30 en moeten cash worden afgerekend. Van dit financiële feit wordt
boekingsstuk k 3 gemaakt.
Aanpak:
Stap 1: Lees de opdracht goed door en haal de overbodige tekst weg.
(op 13/01 voor € 120 scooterkettingen gekocht, per kas betaald, boekingsstuk k3)
Stap 2: Welke grootboekrekeningen veranderen door dit feit?
(De rekeningen kas en voorraad onderdelen)
Stap 3: worden deze rekeningen debet of credit geboekt?
(de rekening voorraad onderdelen wordt meer, staat debet op de balans, wordt dus
aan de debetkant geboekt, de rekening kas wordt minder, staat debet op de balans
en wordt dus aan de creditkant geboekt)
datum
01/01
13/01
datum
01/01
13/01
13/01
grootboekrekening: voorraad onderdelen
omschrijving
debet
Van de balans
K3
grootboekrekening: kas
omschrijving
debet
Van de balans
K2
K3
credit
33.000
120
credit
5.000
2.000
120
Stel dat de eigenaar op 13 januari aan het einde van de dag een nieuwe balans zou
gaan maken van zijn bedrijf (natuurlijk niet logisch, het jaar is nog maar net
begonnen, maar om even te laten zien hoe dat nu gaat) Dan moet per
grootboekrekening uitgerekend worden wat het echte bezit of de echte schuld op dat
moment is.
Van de grootboekrekeningen waar niets mee gebeurd is, kun je het bedrag gewoon
overschrijven van de grootboekkaarten zoals deze geopend zijn.
De grootboekrekeningen waarmee wel wat gebeurd is moet je gaan salderen
(debettotaal – credittotaal) of (credittotaal – debettotaal). Salderen betekent dus dat
je uitrekent wat de echte waarde op een bepaald moment is. Het bedrag wat die
echte waarde is noem je dan ook het saldo van die rekening.
De volgende rekeningen moeten worden gesaldeerd:
1. kas 5.000 (debettotaal) – 2.120 (credittotaal) = 2.880 debet
grootboekrekening: kas
omschrijving
debet
datum
01/01
13/01
13/01
Van de balans
K2
K3
5.000
totaal
5.000
credit
2.000
120
2.120
2. bank 10.000 (debettotaal) – 3.450 (credittotaal) = 6.550 debet
grootboekrekening: bank
omschrijving
debet
datum
01/01
06/01
12/01
13/01
Van de balans
B3
B4
K2
totaal
credit
8.000
1.200
2.250
2.000
10.000
3.450
3. voorraad scooters 87.250 (totaal debet)
grootboekrekening: voorraad scooters
omschrijving
debet
datum
01/01
12/01
Van de balans
B4
85.000
2.250
totaal
87.250
credit
4. voorraad onderdelen 33.120 (totaal debet)
datum
01/01
13/01
grootboekrekening: voorraad onderdelen
omschrijving
debet
Van de balans
K3
33.000
120
totaal
33.120
credit
5. inventaris 19.200 (debettotaal)
grootboekrekening: inventaris
omschrijving
debet
datum
01/01
06/01
Van de balans
B3
18.000
1.200
totaal
19.200
credit
Bij de laatste drie grootboekrekeningen hoefde je alleen maar de getallen aan de
debetkant op te tellen, aan de creditkant was niets geboekt. De waarde was dus
alleen maar toegenomen.
De balans van Motohome zal er op 13 januari aan het einde van de dag als volgt
uitzien:
DEBET
gebouw
inventaris
bestelauto
voorraad scooters
voorraad onderdelen
bank
kas
totaal
13-01-08 MOTOHOME
210.000 eigen vermogen
19.200 hypotheek Rabobank
19.000 lening Fortis bank
87.250
33.120
6.550
2.880
378.000 totaal
CREDIT
153.000
180.000
45.000
378.000
Kort samengevat nog even het nut van het grootboek:
- Als je met grootboekrekeningen werkt hoef je niet na elke verandering een
totaal nieuwe balans te maken, je verandert alleen de kaarten van de
rekeningen die veranderen.
- Per rekening kun je zien wat er allemaal op geboekt is. De bedragen blijven
met de boekingsstukken staan en je kunt altijd terugvinden wanneer wat is
veranderd. Je wilt als eigenaar informatie hebben uit je boekhouding. Die
informatie per balanspost vind je dus in je grootboek.
Eigenlijk hebben we een aantal boekingsregels geleerd die we kort even in een
schema laten zien.
Regels van Bezit:
Een rekening van bezit staat debet op de balans
Als een bezit groter wordt boek je dat debet op een rekening van bezit
Als een bezit kleiner wordt boek je dat credit op een rekening van bezit
Regels van Schuld
Een rekening van schuld staat credit op de balans
Als een schuld groter wordt boek je dat credit op een rekening van schuld
Als een schuld kleiner wordt boek je dat debet op een rekening van schuld
Download