16 Ethisch Thema Wij en ons lichaam Generale Synode November 2014 LWK 14-06 16 Pagina 3 van 16 Inhoud 1 DE ETHIEK VAN HET LICHAAM: VRAGEN 6 2 LICHAAM, ZIEL, GEMEENSCHAP 7 3 SEKSUALITEIT – HET VERBOND 9 4 GEZONDHEID – LIJDEN EN DOOD 11 5 SCHOONHEID – HEILIGING 13 6 LICHAAM VAN CHRISTUS 15 Inhoudsopgave 16 Pagina 5 van 16 WIJ EN ONS LICHAAM In ons denken over het lichaam is het nodige veranderd vergeleken met nog maar enkele decennia geleden. Meer dan voorheen lijkt de moderne mens zich ervan bewust te zijn een eigen en uniek ‘lijf’ te hebben, dat in hoge mate beslissend is voor wie hij of zij is. Ons lichaam is belangrijker geworden voor onze identiteit. Meer dan vroeger bepaalt het hoe wij onszelf benoemen, ervaren, zien. En meer dan vroeger bepaalt ons lijf ook hoe wij door anderen benoemd, ervaren en gezien worden. In de documentaire ‘Beperkt houdbaar’ laat programmamaakster Sunny Bergman zien hoe plastische chirurgie in de VS allang niet alleen maar gaat over het herstellen van verminkingen maar ook over allerlei aanpassingen aan ‘het schoonheidsideaal’. Vrouwen zijn bereid hoge prijzen te betalen om hun lichaam te laten passen in de ‘mal’ van dat ideaal. Overigens is het de vraag of dat ideaal ook maar ergens in de werkelijkheid landt. Foto’s van modellen en filmsterren in bladen worden allemaal ‘gefotoshopt’: aangepast aan het ideaal. Mannen worden aangespoord om in de sportschool te zorgen voor een strak lijf met een sixpack. Op youtube kunt u zien hoe dat fotoshoppen in z’n werk gaat: Time Lapse Video Shows Model’s Photoshop Transformation. ‘Beperkt houdbaar’ is te zien via de site van Holland Doc. Deze toegenomen betekenis van het lijf voor onze identiteit stelt het christelijk geloof voor vragen. In deze brochure willen wij een aantal van deze vragen benoemen, in de hoop dat zij herkenning zullen oproepen in de gemeente. Die vragen raken ons allemaal, denken wij. Ieder van ons staat voor vragen over de betekenis van en de omgang met het eigen lichaam. Daarbij denken we niet alleen aan het uiterlijk maar ook aan gezondheid en seksualiteit. Verwoording van deze vragen kan al verhelderend zijn, en wellicht overtuigt een aantal antwoorden die we geven of zetten ze op z’n minst aan tot overdenking. Daarbij staat voorop dat God deze wereld en ons mensen liefheeft, mét ons lijf en alles wat daaraan zit. Christelijke levensstijl Het is niet de taak van de kerk van Jezus Christus om maatschappelijke ontwikkelingen snel en makkelijk te veroordelen. Het zou ook wereldvreemd zijn te denken dat christenen geen deel uitmaken van deze ontwikkelingen, en de (zoete en zure) vruchten daarvan niet ook zouden plukken. Maar wanneer wij God de Schepper belijden, en geloven Hij elke dag opnieuw deze wereld wil en liefheeft, dan heeft dat wel consequenties. Deze liefde, die in Jezus Christus ten volle zichtbaar is geworden, vraagt om een vorm, om een lifestyle, klassiek gezegd: een gebod om haar te bewaren. Elke dag wil de heilige Geest ons met lijf en ziel bij Christus houden. Wij zijn dus niet geroepen om de wereld te veroordelen, maar wel om positief naar de vorm van Gods liefde te zoeken en daarnaar te leven. Dat geldt ook en zeker voor zulke beslissende vragen als die rondom ons lichaam. Het laat Hem, wiens opgestane lichaam wij belijden, niet onverschillig, als het gaat om ons kostbare en vergankelijke lijf. Pagina 6 van 16 1 DE ETHIEK VAN HET LICHAAM: VRAGEN We onderscheiden in deze brochure drie thema’s waarop het lichaam een belangrijke rol speelt: seksualiteit, gezondheid en schoonheid. Het is duidelijk dat deze thema’s samenhangen. Ze kunnen elkaar versterken en bevestigen, zoals bij de gezonde, levenslustige en aantrekkelijke man of vrouw die het ideale lichaam lijkt te hebben. Maar ze kunnen elkaar ook flink in de weg zitten. Wat beulen mensen zich soms af om maar ‘in vorm’ te blijven. Schoonheid of gezondheid worden dan afgedwongen van een lichaam dat er niet voor gemaakt is. De vreugden, de vragen en de moeiten van het lichaam zijn al zo oud als de mensheid. Maar elke tijd heeft ook zijn eigen nood. En juist nu wij de zogeheten ‘lichaamsvijandigheid’ die het christendom eeuwen heeft gekenmerkt voor het oog goeddeels achter ons hebben gelaten, nemen de vragen zeker niet af. Naast de ‘verering van het lichaam’ staan de grensoverschrijdende ervaringen van seksueel misbruik die leiden tot onmacht, pijn en lijden in seksuele relaties. Het lichaam spreekt een eigen taal en liegt niet. Beschadigende ervaringen maken seksualiteit beladen. Het lijf gaat ‘op slot’. Op het gebied van seksualiteit kunnen we denken aan vragen als: - Wat heeft seksualiteit met liefde te maken? - Is lichamelijk alles geoorloofd aan genot en lust, zolang je een ander geen schade berokkent, of zijn er ook nog andere regels voor wat je wel en niet doet dan alleen dat het ‘lekker’ is? - Hoe wezenlijk is seks voor mijn identiteit? Zijn werk, sociale verbanden, een partner of maatje, kunst, sport, een geestelijk leven, niet veel belangrijker dan seks, en niet net zo goed een vorm van lichamelijkheid? Met andere woorden: kun je zonder seks? - Staat de nadruk op het lichaam als seksueel organisme dat zijn natuurlijke rechten heeft, de liefdevolle intimiteit of genegenheid tussen twee mensen niet enorm in de weg? - Andere leefvormen naast het huwelijk tussen man en vrouw hebben bestaansrecht maar roepen in de kerk ook vragen op. Hoe gaan we met deze verschillende opvattingen binnen de kerk om? Op het gebied van gezondheid denken we aan vragen als: - Mag mijn lichaam ook gewoon eens ziek zijn? - Is de technische ontwikkeling van de gezondheidszorg om ernstige ziektes te bestrijden belangrijker dan humane zorg aan het (ziekenhuis)bed waarop steeds meer wordt bezuinigd? - Is er een grens aan medische ingrepen om een ‘nieuwe’ mens te maken, en zo ja, waar ligt deze? - Is het verkeerd om verslaafd te zijn aan pepmiddelen als koffie, snoep of nicotine als mijn humeur en prestaties er aanwijsbaar op vooruitgaan? Hoe verwoestend kunnen verslavingen zijn voor mijzelf en mijn omgeving? - Hangen lichamelijkheid en identiteit samen? (Denk ook aan transgenders.) En als het gaat over schoonheid, dan denken we aan: - Mag ik mijn eigen lichaam mooi vinden? - Behoort het ‘uiterlijk’ niet net zo goed als het ‘innerlijk’ tot het wezen van ieders menszijn, van het geschapen zijn, dat ook om onderhoud vraagt? - Wat betekent mijn uiterlijk voor mijn welbevinden? Zijn make-up en een make-over niet ook van invloed op mijn psychisch welbevinden? Hoe belangrijk is dat? - Als ik merk dat kleding en uiterlijk van invloed zijn op mijn sollicitatie of op het overbrengen van mijn boodschap, is er dan iets op tegen om daar rekening mee te houden? - Als het over ‘lichamelijke integriteit’ gaat: waarom wel medische ingrepen doen op het gebied van gezondheid en niet op het gebied van schoonheid? Het is makkelijker om deze vragen te stellen dan ze te beantwoorden. In het volgende hoofdstuk verkennen we wat de ethiek van het lichaam zou kunnen zijn, en hoe we vat op dergelijke vragen kunnen krijgen. Daarna zullen we specifiek op elk van deze drie thema’s ingaan. 16 Pagina 7 van 16 2 LICHAAM, ZIEL, GEMEENSCHAP De hierboven gestelde vragen zouden geen probleem zijn als we met de nodige Griekse filosofen of oosterse wijsheidsleraren kort en krachtig zouden zeggen dat het lichaam niet meer is dan een gevangenis of voertuig van de ziel. De Bijbel kent deze minachting voor het lichaam niet. God heeft de mens als lichaam en ziel geschapen, en zie het was zeer goed (Gen. 1: 31). Dat dit lichaam vervolgens door ziekte bedreigd wordt en door de dood wordt verslonden, hoort bij de ‘menselijke conditie’. Daar wordt echter door profeten en apostelen nooit laatdunkend over gedaan. De dood is een reële macht waaraan het lichaam te gronde gaat, en met dit lichaam is ook die mens ten einde. Diezelfde profeten en apostelen verkondigen echter dat deze dood niet het laatste woord heeft. Paulus noemt de dood de ‘laatste vijand’ (1 Korintiërs 15: 26) en dus niet een vriend die bij het leven hoort. Daarbij gaat het niet om onze onsterfelijke ziel, maar om God die niet loslaat wat zijn hand is begonnen. Het is Gods liefde en trouw die de mens uit de doden doet opstaan en hem kleedt met een… nieuw lichaam. We zeggen het voor alle duidelijkheid: het gaat bij het Bijbelse heil niet om rondzingende en rondvliegende zielen die tijdelijk met het aardse stof besmet waren en na hun dood weer tot hun oude gelukzalige staat terugkeren. Het gaat om mensen met een lichaam en ziel, om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, om de gemeenschap van heiligen rond de troon van het Lam. Dit beeld maakt het onmogelijk ons lichaam van ondergeschikt belang te vinden. Zouden we maar één moment denken dat onze lichamen er niet toe doen, dan zouden we de menswording van God verachten en die slechts opvatten als een tijdelijke gril, zoals iemand zijn grote teen even in het water houdt en hem dan weer snel terugtrekt. We zouden ons (samen)leven op aarde niet meer als een weldaad van God ervaren, waarvoor we Hem tot op de bodem van onze ziel dankbaar mogen zijn. En we zouden het bittere klagen en wenen uit de psalmen om alles wat dit kostbare leven bedreigt en benauwt, ja, Jezus’ eigen tranen om de dood van zijn vriend Lazarus, niet snappen. Zouden we maar één moment denken dat onze lichamen er niet toe doen, dan zouden we de menswording van God verachten. We geven toe: we worden vandaag de dag zo ‘doodgegooid’ met beelden van gezonde, sportieve, uitdagende, gelukkige, wellustige, maar eveneens doodzieke, zwaar verminkte, wanstaltige en zelfs dode lichamen, dat het lachen je weleens vergaat. Wie kan zoveel lichamelijke schoonheid, maar ook zoveel lichamelijk leed verdragen? Het is geen wonder dat er in onze maatschappij een tegenbeweging op gang is gekomen die weer hunkert naar de ziel, die terug wil naar de geest. Het is begrijpelijk dat iemand als Augustinus (die leefde van 354-430) ons vandaag de dag troost, inspireert en rust geeft, doordat hij een innerlijke weg wijst die de uiterlijke weg van het lichaam ernstig relativeert. Toch kan de ziel nooit het antwoord zijn wanneer zij louter in de plaats van het lichaam komt. Het lichaam eist zijn eigen rechten op. Hoezeer we dus ook mogen spreken van de moderne brutaliteit van het lichaam en we de vraag moeten opwerpen of er vandaag de dag geen regelrechte verafgoding van het lichaam plaatsvindt, zo vol als onze beeldcultuur van lichamen is – het lichaam ontkennen kan voor de kerk nooit een ethische weg zijn. In het tweede scheppingsbericht lezen we hoe God de mens formeert uit het stof van de aarde en de levensadem blaast in zijn neus (Gen. 2: 7). De mens wordt samengesteld uit een ‘boven’ en een ‘beneden’. Hij wordt uit de aarde genomen als stof, als vlees, en krijgt van God de adem, dat is het leven, zijn ziel. Dat betekent niet dat lichaam en ziel één zijn (ze worden wel degelijk blijvend onderscheiden!), maar wel dat de mens alleen in deze samenhang bestaat. Hij is vlees en hij is geest beide. Deze Bijbelse structuur van de mens, dat hij voor God bestaat in de samenhang van lichaam en ziel, zal nu de leidende gedachte zijn binnen de drie geschetste levensterreinen. Een vrouw kwam lelijk ten val. Ze brak haar arm op meerdere plaatsen, had een hoofdwond en een zwaar gekneusde knie. Ze vertelde hoe een zin uit 1 Korintiërs 6 haar goed deed. Daar staat met zoveel woorden dat de Heer er is voor het lichaam. ‘Maar bedenk dat het lichaam er Pagina 8 van 16 niet is om ontucht mee te plegen: het is er voor de Heer en de Heer is er voor het lichaam.’ (1 Kor. 6: 13) “Het helpt me te bedenken dat het God aangaat, dat Hij mijn lichaam ziet en belangrijk vindt” zei de vrouw. God heeft zorg voor ons, naar lichaam en ziel. 16 Pagina 9 van 16 3 SEKSUALITEIT – HET VERBOND Het eerste wat ons opvalt als het in de Bijbel gaat over ‘lichaam’, is dat het dan gaat om een levend organisme van gemeenschap. Het gaat om een verband van lichaam en ziel, van man en vrouw, tegen de achtergrond van het verbond van God en mens. Wat betreft het verbond tussen God en mens: ‘de mens als man en vrouw’ wordt door de Here God geschapen naar zijn eigen beeld (Gen. 1: 27). Daarmee lijkt iets gezegd te zijn over Gods eigen bestaan als een leven in gemeenschap. In ieder geval wordt er mee gezegd hoe Hij met het mensengeslacht in gemeenschap is verweven. Seksualiteit drukt lichamelijke gerichtheid van de ene mens op een ander uit, en het verlangen om tot ‘vleselijke’ gemeenschap te komen. De Bijbel spreekt daar positief over als een oer-notie van het menszijn. Tegelijk is duidelijk dat ook seksualiteit in het verband van deze gemeenschap staat. In Genesis wordt de mens getekend als man en vrouw die niet alleen elkaar herkennen als vlees van mijn vlees, maar die ook naar elkaar verlangen om samen tot één vlees te zijn en in het leven op elkaar zijn aangewezen (vgl. Gen. 2: 20-25). De Bijbelse mens zoekt de ander en wil met hem of haar gemeenschap stichten. Over de menselijke seksualiteit wordt nu verder door de Schrift nogal nuchter gesproken. Zij is bepaald geen paradijs. Seksualiteit is instrument van macht, geweld, list en bedrog. Dat is van alle eeuwen. Laten we het niet mooier maken dan het is. Dat neemt niet weg dat de Bijbel weet van liefde tussen mensen, zoals direct al bij de aartsvaders Izaäk en Jacob (Gen. 24: 67, Gen. 29: 18). Duidelijk is dat deze liefde ook lichamelijk wordt verstaan, zoals bijvoorbeeld in het Hooglied het verlangen naar gemeenschap sterk lichamelijk wordt bezongen. Maar het eigenlijke woord van liefde, tot aan de taal van de erotiek toe, blijft opvallend genoeg grotendeels voorbehouden aan de Heer die zijn volk in liefde verkiest als Man en Minnaar en met haar gemeenschap zoekt. Totdat uiteindelijk Christus verschijnt als de Bruidegom van de nieuwe gemeenschap. Seksualiteit hoort bij het menszijn, maar de bestemming van de mens ligt in het leven in de gemeenschap van Christus en de gemeente. Seksualiteit is belangrijk, hoort bij het menszijn, maar is niet het één en al. De Bijbel spreekt lovend over seksualiteit (zoals in het Hooglied), maar tegelijk is het huwelijk relatief, niet voor iedereen, en kun je ook geroepen worden tot een andere leefwijze. In de kerk is het belangrijk om daar ruimte en aandacht aan te geven. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met singles in de kerk? En met mensen die andere levensverbintenissen kiezen dan het huwelijk tussen man en vrouw? Helpen we mensen in de kerk ook in relatieondersteuning, in gesprekken over seksualiteit en opvoeden, en is er aandacht in het pastoraat voor vragen rond seksualiteit? Gaan we in de kerk niet vaak te ‘vanzelfsprekend’ uit van gezinnen en zien we daarbij anderen over het hoofd? Jezus relativeert familiebanden en noemt degenen die de wil van zijn Vader doen broeders en zusters. (Matteüs 12:48) Wij zijn geroepen tot een nieuwe gemeenschap met Hem. Zoals gezegd staat het menszijn met lichaam en ziel in het kader van het verbond. Het verbond is het grondpatroon van de wijze waarop God met mensen verkeert, en waarop mensen onderling in vrede verkeren. Binnen dit verbond krijgt de mens ruimte en tijd voor zijn ‘huis’, zijn eigen nageslacht en andere verbanden. Eveneens in liefde en trouw. Dat dit verbond de hele mens betreft, met ziel én lichaam, wordt daarbij als vanzelfsprekend ondervonden. Zo spreekt Paulus ervan hoe man en vrouw in hun verbond elkaar met hun lichaam toebehoren (1 Kor. 7: 4; vgl. ook Ef. 5: 22-33). Veel van de vragen waar we tegenaanlopen lijken voort te komen uit het feit dat wij ons lichaam niet meer vanzelfsprekend opgenomen weten in het grote verbond van Gods liefde en trouw, en ook steeds minder in het kleine verbond van man en vrouw, van mens tot mens. De brutaliteit van ons geïndividualiseerde lichaam komt op de eerste plaats daarin tot uiting, dat wij onszelf verstaan als seksuele wezens die recht hebben op hun eigen seksualiteit en seksualiteitsbele- Pagina 10 van 16 ving, als ten principale onze eigen zaak. Het samenvallen van onze seksualiteit en onze identiteit, met alle gevolgen vandien voor de manier waarop wij met elkaar omgaan, is een teken van deze tijd. De vraag dringt zich aan ons op of het seksuele lichaam inderdaad niet een afgod is geworden die wel veel belooft, maar ons uiteindelijk in eenzaamheid achterlaat. Seksualiteit is een tere zaak. Het behoort tot het mooiste en meest intieme van een mens. Wij willen ook lichamelijk, in ons diepste verlangen naar een ander, worden gekend, bemind, aanvaard. Maar waar in onze maatschappij de taal van het verbond grotendeels is weggevallen, en geestelijke verbanden zoals het huwelijk, de familie, de kerk, het werk en de sociale gemeenschap minder houvast bieden, komt seksuele taal op zichzelf te staan. Onze lichamen zoeken, vanwege het menselijk verlangen naar gemeenschap, naar een taal. Deze ‘losgeslagen’ taal pleegt verraad aan ons wezen, namelijk dat wij schepsels zijn naar lichaam én ziel. Juist daarom is het zo belangrijk om te leven in het verbond van liefde en trouw, en ons te oefenen in geestelijk leven en intimiteit. Seksualiteit is in onze samenleving los verkrijgbaar. Je ziet het aan de uitdrukking one night stand. Tegelijk kent de christelijke traditie ook huiver voor alles wat met seks te maken heeft. Er werd (en wordt?) niet over gesproken. Een taboeonderwerp in de kerk en in de opvoeding. Hoe leer je om te gaan met je seksuele verlangens? Welke plaats hebben lustgevoelens? Hoe communiceren we over seksualiteit in de kerk? 16 Pagina 11 van 16 4 GEZONDHEID – LIJDEN EN DOOD Gezondheid wordt pas een thema zodra wij ziek zijn en onverbiddelijk geconfronteerd worden met de grenzen van ons lichaam. Wellicht een zaak die nog ingrijpender is dan onze seksualiteit, omdat wij hier hard stuiten op de vragen van leven en dood. We mogen God danken dat er zoiets bestaat als een goede dokter, een toegewijde verpleegkundige, een gezondheidszorg voor arm en rijk, het recht op ziekte én genezing in onze maatschappij. Dat zwakken en behoeftigen niet aan hun lot worden overgelaten, maar worden ‘geholpen’, kan tot de christelijke erfenis in onze post-christelijke maatschappij gerekend worden (die overigens geenszins vanzelfsprekend zal worden voortgezet). Maar inmiddels lijkt het ‘gezonde lichaam’ zodanig tot norm te zijn verheven dat we misschien wel moeten spreken van een gezondheidscultus waarbij voor ziekte en aftakeling geen plaats meer is. Dat bewegen gezond is, bestrijdt niemand. Toch dreigt de ‘beweeghype’ door te slaan. Er is vrijwel geen argument om niet te bewegen dat nog op enig respect kan rekenen. ‘Kan niet’ is gelijk aan ‘wil niet’ en ‘wil niet’ is gelijk aan ‘deugt niet’. Jan Hoogland, bijzonder hoogleraar christelijke filosofie in Twente, spreekt van een gezondheidscultus en constateert dat zaken als bewegen steeds meer moreel geladen zijn. "Vroeger was moraal een opvatting over goed leven, meestal op basis van een godsdienstige overtuiging. Daarin speelde matigheid een rol en was onmatig eetgedrag dus afkeurenswaardig. Tegenwoordig is moraal steeds meer een middel om een doel te bereiken. Gezondheid is zo’n doel geworden. Wat daaraan bijdraagt, is goed. Iets doen wat schadelijk is voor je gezondheid geldt als moderne zonde." (bron: www.gezondheidenco.nl) Dat Jezus zieken geneest is in het evangelie even fundamenteel als dat Hij het koninkrijk van God verkondigt. God wil ons leven en niet onze dood. Hij wil onze gezondheid en niet onze ziekten. En toch horen ziekte, pijn en lijden bij ons door God gewilde menszijn. Dat kan een verschrikkelijk raadsel worden voor wie het uitschreeuwt van de pijn, en een beproeving voor wie machteloos toeziet. Ons lichaam en onze ziel kunnen te maken krijgen met pijnen en angstvisioenen waar niemand bij kan en die niet zijn na te vertellen. Dan kan de dood enkel nog verlossing zijn. Door de toegenomen medische mogelijkheden tot een ‘zachte dood’ dringt zich dan ook niet voor niets steeds meer de vraag op of vanwege humane overwegingen de mens niet principieel het zelfbeschikkingsrecht over zijn leven toekomt. Toch schuilt achter dit zelfbeschikkingsrecht een heilloos idee van ‘ongebrokenheid’, waarbij niet meer God maar de mens zelf gaat bepalen welk leven nog de moeite waard is. In Lucas horen wij het ontroerende verhaal van vier mannen die hun verlamde vriend door het dak van de synagoge naar beneden laten dalen (over gemeenschap gesproken!), pal voor de voeten van Jezus, en hoe Jezus hem geneest (Luc. 5: 17-26). Verrassend genoeg zegt Jezus dan tegen de man: Uw zonden zijn u vergeven (vs. 20). Om daar vervolgens tegen de verlamde aan toe te voegen: Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis (vs. 24). Het is duidelijk dat Jezus de gedachte dat wij onze ziekten als een persoonlijke straf van God lijdzaam moeten ondergaan verbreekt door zijn daad van genezing als vergeving. In positieve zin brengt hij een nieuw perspectief aan. Niet dat van een leventot-de-dood als consequentie van de zonde, maar dat van de vergeving van zonden en het daarmee gegeven leven met God. Ons leven staat niet in het teken van de dood, of die nu wordt beschouwd als verschrikking of als verlossing, maar in dat van Gods liefde en vergeving. Er is een principiële gebrokenheid van het bestaan. De dood is de laatste vijand (1 Kor. 15: 26). Door de macht van de vergeving is de dood echter overwonnen. De angel is eruit en daarom hoeven we de dood niet meer te vrezen (vgl. 1 Kor. 15). Pagina 12 van 16 Jezus verbreekt de gedachte dat wij onze ziekten als een persoonlijke straf van God lijdzaam moeten ondergaan door zijn daad van genezing als vergeving. Veel vragen rondom ons zieke en gezonde lichaam komen samen in de toenemende moeite die er bestaat om een ‘gebroken’ leven te leiden. Ook hier zien we de gevolgen wanneer ons leven niet langer is ingebed in een leven met God, niet in het perspectief staat van verzoening en eeuwig leven. Dan concentreert het leven zich op gezondheid. Het kan haast niet anders dan dat wij dan terechtkomen in een verbeten gevecht met de dood. Dat is dan immers onze ‘laatste waarheid’ waar wij het uiteindelijk tegen zullen afleggen, misschien met de verzuchting ‘dat dit het dan was’. Dat wij moeten lijden naar lichaam en geest blijft een bitter raadsel waar geen goedkope antwoorden bijhoren, maar dat wel opgenomen is in het geschenk van het leven in het verbond met God. Dat ons lichaam hulpbehoevend is maant tot compassie. En dat gezondheid niet het hoogste goed is, maant tot nuchterheid, en het inzicht dat ook zij die niet kunnen genezen tot aan hun laatste adem volwaardig mens zijn, die recht hebben op onze zorg. ‘Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.’ (Jes. 53: 4) Wellicht dat wij nieuwe krachten kunnen vinden door te geloven dat Jezus niet alleen heeft genezen, maar ook onze ziekte en dood op zich heeft genomen. >> Lees Lucas 5: 17-26 eens samen. Jezus biedt méér dan gezondheid, Hij vergeeft. Het herstel gaat over het héle leven. Genezing naar lichaam en ziel. De zieke is niet langer in een isolement, maar onderdeel van de gemeenschap. Zie ook Jakobus 5: 13-18. Het Dienstboek van de Protestantse Kerk kent een liturgie voor de ziekenzalving. Hoe gaat u hiermee om in uw gemeente? In Marcus 1: 39-42 staat dat Jezus een man geneest die aan huidvraat lijdt. Hij steekt zijn hand uit en raakt hem aan. Ongekend, want mensen die aan huidvraat leden waren onrein. Ze bleven op afstand, waarschuwden zelf voor hun aanwezigheid: 'Blijf uit mijn buurt.' Aanraken alleen al kan genezend zijn. Tegelijk is ‘aanraken' in onze cultuur beladen. Aanraken kan ook ongewenste intimiteit zijn. Een vrouw vertelt dat ze als kind veel tijd in het ziekenhuis doorbracht. “Ik werd alleen ‘functioneel’ aangeraakt. Niemand kwam op het idee mij te knuffelen, mij aan te raken op een manier die troost en verwarmt.” De kerk kent de zegen en de handoplegging. Aanraking die zegent. 16 Pagina 13 van 16 5 SCHOONHEID – HEILIGING Het derde gebied waarop het lichaam volop om aandacht vraagt is dat van de schoonheid. Dat schoonheid nauw verweven is met seksualiteit is bekend en mag ook iets van alle tijden heten. Dat het eveneens nauw verweven is met gezondheid wordt duidelijk als we beseffen hoezeer onze medische mogelijkheden zijn toegenomen om lichamelijke gebreken of oneffenheden te ‘corrigeren’. Het moderne lichaam is niet alleen gezond en seksueel bevrijd maar zeker ook aantrekkelijk. Het kan dan ook niet verbazen dat onze huidige nadruk op schoonheid eenzelfde soort vragen oproept als hierboven. Zijn we niet zo ‘bezeten’ geraakt van ons uiterlijk dat we ons lichaam alleen al daarom verafgoden? Maar hebben we dan nog ruimte in ons over voor lelijkheid en viesheid? En gaan we ons lichaam niet haten en afbeulen, juist omdat we zo graag willen voldoen aan het perfecte plaatje? Niet verzoening mét onszelf, maar verandering ván onszelf lijkt het leidend principe te zijn wanneer het om schoonheid gaat. En daarmee zou juist schoonheid wel eens dé categorie van onze huidige lichaamsomgang kunnen zijn. Zij stelt ons principieel de vraag: waarom zouden wij ‘gebroken’ moeten leven als we ons leven ook kunnen verfraaien, veranderen, verbeteren? Een jonge man moest om gezondheidsredenen een neusoperatie ondergaan. Bij het doorspreken van de behandeling zei de arts dat hij gelijk zijn kaak wat bij zou kunnen stellen – hij had een behoorlijke onderbeet. De melding van de arts bracht meer vragen bij hem teweeg dan hem lief was: moest hij dit doen of niet? Het was meer voor ‘het mooi’ dan voor de gezondheid. Na veel wikken en wegen heeft hij het gedaan. Hij heeft er geen spijt van, maar op de vraag of hij er gelukkiger van is geworden weet hij geen antwoord. De gedachte dat echte schoonheid van binnen zit treffen we niet aan in de Bijbel. ‘Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de H E E R had gesproken.’ (Ex. 34: 29) Van David wordt verteld dat hij een knappe jongen was met rossig en sprekende ogen (1 Sam. 16: 12). En het Griekse woord voor ‘goed’ dat veelvuldig wordt gebruikt in het Nieuwe Testament betekent ook ‘fris’ en ‘mooi’. Juist zij die God met lichaam en ziel zijn toegewijd, en dus innerlijk zijn bevrijd, leggen ook in hun uiterlijk hiervan getuigenis af. Zij stralen. Zij zijn als het ware schoon, omdat zij niet meer van de wereld zijn, maar van God. >> Wat is ‘schoonheid’? Mensen kunnen ‘mooi’ zijn om naar te kijken ook al passen ze niet bij het schoonheidsideaal van het jonge, getrainde, slanke lijf. Kent u voorbeelden? We kunnen ontroerd en overrompeld worden door de schoonheid van een medemens. We kunnen er zelfs opgewonden van raken, zodat alleen die ene man of vrouw nog telt en we hem of haar willen bezitten. (Over David gesproken, vgl. 2 Sam. 11.) Dat woord ‘bezitten’ vinden wij tegenwoordig niet erg gepast. Maar het is de vraag of dat totale verlangen naar die ene om met hem of haar gemeenschap te hebben nu juist niet hoort bij de mens in zijn samenhang van lichaam en ziel. Dat dit ‘bezitten van de ander’ ons verlegen maakt, zou er daarom wel eens op kunnen wijzen dat wij eigenlijk minder lichamelijk zijn dan wij denken. In onze cultuur is het opvallend dat schoonheid zozeer een kwestie is geworden van het beeld van een mooie vrouw of man dat wij in ons meedragen en waarachter wij ons innerlijk verstoppen, dat het eerder een blokkade opwerpt voor een lichamelijke omgang dan dat het daarbij helpt. Genadig is het als de ander dat (model)beeld van schoonheid verbreekt en ons naar lichaam en ziel werkelijk liefheeft en daarin een eigen, bij ons passende schoonheid vindt die met ons lichaam en onze ziel overeenkomt. Heiliging heeft niets te maken met het uit elkaar vallen van uiterlijkheid en innerlijkheid, want beide horen bij de mens die mag leven in verbondenheid met God en zijn naaste. Daarbij hoort dat hij zich lichamelijk niet verwaarloost en niet aan gevaren blootstelt. Daarbij hoort ook dat hij door zijn lichaam geen aanstoot geeft of een ander verleidt. Maar voor alles betekent het dat hij zich met zijn lichaam Pagina 14 van 16 verzoend weet en daarin zijn eigen schoonheid vindt als een van God gegeven gave. Niet alleen met zijn innerlijk, maar ook met zijn uiterlijk dient hij daarom God, zoals Paulus zegt: ‘dus bewijs God eer met uw lichaam’ (1 Kor. 6: 20). Schoonheid is een teken van het geheim dat wij door God bemind worden naar lichaam en ziel. Het is een gave van God. Een gave die ons oproept om niet angstvallig te voldoen aan een door ons zelf opgeworpen beeld, maar om naar buiten te treden als verzoende mensen, die ook met hun eigen lichaam verzoend zijn. Dat maakt ons mooi. De ene mens is zeker mooier dan de andere. De overgrote meerderheid van de mensen past niet bij het schoonheidsideaal van deze wereld. Dat wil niet zeggen dat je het dan maar moet opgeven waar het om je uiterlijk gaat. Voldoende bewegen, een gezonde levensstijl, verantwoord eten: het past bij de zorg voor je lichaam. Je kunt je aantrekkelijk kleden in een stijl die bij je past. Niet vanuit krampachtigheid, maar vanuit liefde voor je eigen lijf. Een vrouw vertelt dat ze meedeed in een gebedsteam van ziekenzalving. Mensen uit de gemeente werden opgedragen aan de Allerhoogste en gezalfd met olie. “Telkens als iemand op ons team toestapte, zag ik vredig verlangen in hun ogen”, vertelt ze. “Wat worden mensen daar mooi van, midden in hun lijden.” 16 Pagina 15 van 16 6 LICHAAM VAN CHRISTUS Het zal de lezer zijn opgevallen dat we op de in het begin gestelde vragen geen concrete antwoorden hebben gegeven, maar ons hebben laten leiden door de vraag in hoeverre er momenteel sprake is van een lichaamscultuur die welhaast religieuze trekken heeft, zodat we moeten spreken van een cultus, een verafgoding van het lichaam. Daartegenover hebben we het Bijbels spreken gesteld van de mens in zijn samenhang van lichaam en ziel, en in zijn gemeenschap met God en medemens. Dit om enerzijds het lichaam het volle gewicht te geven dat het toekomt, en anderzijds er oog voor te krijgen dat ons lichaam ook zijn grenzen heeft. Door deze benadering werd duidelijk dat de lichaamscultuur teken is van de verbondsloze mens die eigen heer en meester is, maar ook eenzaam en in zijn – liefst gave – lichaam zijn laatste houvast en waarheid vindt. Kinderen groeien op met het beeld dat een slanke taille, een mooi lichaam en dure kleding heel belangrijk zijn. Onderzoek toont aan dat veel jonge meisjes met een normaal lichaamsgewicht al last hebben van een verstoord lichaamsbeeld. Voor het onderzoek werden elfduizend Utrechtse leerlingen ondervraagd over hun lichaamsbeeld en lijngedrag. Bij de 9 tot 10-jarigen vindt 7 procent van de meisjes zich al te zwaar. Op de middelbare school liggen deze cijfers nog hoger. Van al deze kinderen is meer dan de helft op dieet. Om af te vallen, gebruiken de kinderen verschillende manieren, zoals minder eten en meer bewegen, maar ook het volgen van een dieet of soms zelfs het gebruik van laxeermiddelen. Dit gedrag kan ertoe leiden dat kinderen te weinig voedingsstoffen binnenkrijgen of een eetstoornis ontwikkelen. (bron: www.hln.be, 2011) Dit idee van een lichaamscultus zal door velen herkend worden. De eigenlijke grote gewetensvraag die aan alle hierboven gestelde vragen ten grondslag ligt, zou dan ook wel eens kunnen zijn welke heer wij dienen in al die aandacht voor het lichaam: God of een afgod? Maken wij dankbaar gebruik van alle ons door God gegeven middelen voor een aangenaam en beter leven, of hebben wij ons in ons hart van Hem afgekeerd en zijn we ‘gevallen’ voor een waan van vrijheid en geluk die ons enkel duur komt te staan? Op welk moment wordt ons lichaam van een geschenk, waar wij zorgzaam mee hebben om te gaan, tot een afgod waar wij nee tegen moeten zeggen? Op welk moment wordt een keuze voor onszelf een keuze tegen God? Ons huidige ethische klimaat hanteert de regel dat in wezen alles is geoorloofd zolang het de ander niet schaadt. Daarin steekt vrijheid en wijsheid, maar een christelijke ethiek is het nog niet. Die rust immers in de gebondenheid aan Christus en niet in de menselijke vrijheid. Die zoekt geloof en navolging en houdt zich niet bezig met de vraag of iets ‘mag’. Zij zoekt niet naar de grens waar precies wij op God stuiten, maar naar het goede leven vanuit Gods verzoening met deze wereld. Wanneer we spreken over verbond, eeuwig leven en heiliging hebben we het niet over grensbegrippen die je wereld klein willen maken, maar over realiteiten die juist ruimte maken. Realiteiten van waaruit wij leven en die de vraag op laten komen waar het echt op aankomt: Wat moeten wij – in Gods naam – doen? Hoe ziet het goede, schone leven eruit van de kerk in het aangezicht van onze lichaamscultuur? Christenen leven met het perspectief van het Koninkrijk Gods. Dat relativeert enerzijds: niet alles hoeft in dit leven veroverd te worden. Anderzijds zet het dit aardse leven volop in het licht van Gods liefde. Je kijkt met andere ogen: naar jezelf, naar de uiterlijkheden, naar seksualiteit en naar schoonheid. Wat betekent gelovig leven voor de kijk op het eigen lichaam, de eigen seksualiteit en het eigen uiterlijk? Een christelijke ethiek zoekt naar het goede leven vanuit Gods verzoening met deze wereld. In alle vragen die ons lichaam ons stelt, zowel de kleine als de grote, worden wij geconfronteerd met onze nood als schepsel. Elk mens heeft deze nood in meer of mindere mate, en wij zijn geroepen om elkaars nood te dragen, te verzachten en waar mogelijk te beëindigen. Vanuit het geloof in onze op- Pagina 16 van 16 gestane Heer weten wij echter dat het Koninkrijk der hemelen onze eigenlijke bestemming is, en dat alleen hierin voorgoed een einde is gekomen aan alle menselijke nood. Dat is de blijde verwachting waarin wij leven en anderen mogen laten delen. Als Jezus zegt dat alleen wie zijn ziel prijsgeeft, haar zal behouden, dan mogen we dat ook zeker betrekken op ons lichaam. We kunnen ons lichaam pas behouden wanneer wij het prijs zullen geven. Dit is een angstig iets. Want het speelt niet slechts bij de dood een rol, maar grijpt nu al in ons leven in. Het breekt met elke notie van gezondheid, seksualiteit en schoonheid alsof dát ons tot ware mensen maakt. Het vraagt om geloof dat hier bovenuit gaat en ons heil bij God zoekt én bij onszelf, maar dan als een nieuwe schepping. Tegenover de eenzaamheid van de moderne mens hebben wij de notie van de gemeenschap gesteld om ons eigen lichaam beter te begrijpen. Dat de mens van huis uit leeft in samenhang, zo zeiden we, hoort bij onze lichamelijkheid. Het is treffend dat nu uitgerekend de kerk het lichaam van Christus heet. Bij christelijke ethiek van het lichaam behoort daarom ook dat wij de heilzaamheid van onze kerk als de gemeenschap met Christus voor onze samenleving eren en hooghouden. Het beste antwoord op de vele ethische vragen waarmee ons lichaam ons confronteert vinden wij wanneer wij deze vragen stellen in de ruimte van de kerk. Wanneer wij ons met Christus verbonden weten in de gemeenschap met God, zullen wij van sommige vragen kunnen zeggen dat wij het antwoord eigenlijk al lang wisten en andere zullen we met mildheid tegemoet kunnen treden. Als een ieder vanuit deze verbondenheid de Geest laat spreken in zijn hart, zullen vragen wanneer zij concreet aan de orde zijn ook antwoorden krijgen. Wessel ten Boom, Didam