Verzuimmodellen voor preventie-, verzuim- en inzetbaarheidsbeleid WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING NR. 1F Sector Gemeenten Juni 2012 Inhoudsopgave Inleiding 3 1 De werkbelasting en de belastbaarheid van medewerkers 4 2 Het bedrijfsbeleid en verzuim: verzuimbehoefte, -noodzaak en -gelegenheid. 5 3 Ziekte overkomt je, maar verzuim is een keuze: het gedragsmodel 6 4 Versterking van actieve re-integratiegesprekken door het UWV-claimbeoordelingssysteem 8 5 De richtlijnen voor bedrijfsartsen 9 6 Ideeën over lifestyle 10 7 Vitaliteit en bevlogenheid 11 8 Ziek- en gezondmakende factoren (pathogene en salutogene factoren) 13 VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 2 Inleiding Binnen het kader van de wetten en regelingen zijn er zoveel varianten in oorzaken en preventie of aanpak van verzuim en mogelijke rollen of gedragingen van leiding, medewerkers en bedrijfsartsen dat een eenduidig achterliggend model of een eendimensionale visie tekortschieten. ‘Verzuim is een keuze’ verklaart niet het hogere verzuim in de buitendienst of dat bij oudere medewerkers. En een verhoogde werkdruk leidt anderzijds niet per se tot massale uitval. Een excellent beleid bestaat daarom uit een goede en praktische hanteerbare rubricering van meerdere aandachtspunten en aanpakmodellen. In de afgelopen jaren zijn er al veel verzuimmodellen langsgekomen. Nieuwe modellen worden nogal eens aangeprezen als ultieme oplossing. In de regel is dat niet het geval. Elk model voegt een bepaalde waarde toe, en bouwt voort op eerdere modellen. Eenzijdig één model omarmen werkt contraproductief. Dit webdocument is een nuttig hulpmiddel om vanuit het overzicht van de uiteenlopende modellen eigen keuzes te maken. Bij elk model is ook het nut voor voorbeeldgemeente X aangegeven. Interessant is dat de uiteenlopende modellen ook wijzen op uiteenlopende trekkers en experts. In elk hoofdstuk presenteren we een model en analyseren dat op zijn bruikbaarheid. In de tekst gebruiken we Gemeente X als voorbeeldgemeente. Doelgroep Dit webdocument geeft achtergrondinformatie voor managers bij het ontwikkelen van een eigen visie op verzuim en inzetbaarheid. Daarnaast kan het voor P&O-adviseurs dienst doen als kennisbasis. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 3 1 De werkbelasting en de belastbaarheid van medewerkers Het basismodel voor de voorspelbaarheid van uitval en voor de re-integratie bij verzuim werd vele jaren simpel samengesteld op basis van de relatie arbeidsbelastingbelastbaarheid. In eerste instantie is dit een balansmodel, gebaseerd op twee vragen: Zijn de taakeisen passend, te licht of te zwaar? Is de belastbaarheid van de medewerker goed, te klein of te groot? Zowel leidinggevenden, medewerkers als de bedrijfsarts kunnen over het algemeen goed met deze twee vragen overweg. Interessant is dat een groeiende taakbelasting kan worden aangepakt door de taakeisen te verkleinen, maar bijvoorbeeld ook door de regelmogelijkheden, competenties en bevoegdheden van medewerkers te vergroten. Waardevolle vragen daarbij zijn: Moeten we rekening houden met een geringer herstelvermogen van ouderen bij ziekte? Kunnen we het werk zo organiseren dat medewerkers meer eigen regelruimte hebben om met taakeisen om te gaan? Kan het werk gezonder of uitdagender worden gemaakt? Relevantie voor gemeente X Vanwege het huidige personeelsbestand met veel oudere medewerkers is vooral de eerste vraag relevant. In de Monitor Gezond Werk van het A+O fonds wordt bijvoorbeeld aandacht gevaagd voor de groeiend psychische spanningen bij oudere beleidsmedewerkers. Vanwege de ambitie tot excellentie en de behoefte aan flexibele enthousiaste medewerkers, komen vragen naar groeimogelijkheden, grotere eigen verantwoordelijkheid en groeiende competenties van medewerkers in beeld. Overigens komt daar meteen een bijzonder kenmerk van het belastingbelastbaarheidsmodel in beeld. De relatie tussen beide kan vitaler worden door een meer op de sociotechniek georiënteerde arbeidsorganisatie, waarin de medewerkers meer verantwoordelijkheid krijgen en kunnen dragen voor opbrengst, inhoud, tempo, volgorde en randcondities van hun werk. Het belasting-belastbaarheidsmodel is een van de pijlers voor de verzuimnormberekening en de verzuimnormen van het A+O fonds (de Berekenaar Verzuimtargets van het A+O fonds). Bij het berekenen van de verzuimnorm van een gemeente, en vervolgens van de daarbij behorende streefnormen en targets voor diensten, teams en afdelingen, wordt rekening gehouden met functieniveau, leeftijd en geslacht. (De norm voor gemeente X ligt vlak boven de 4 procent. De uiteindelijk haalbare norm voor gemeenten is 3 procent). VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 4 2 Het bedrijfsbeleid en verzuim: verzuimbehoefte, -noodzaak en gelegenheid. Het belasting-belastbaarheidsmodel is een tijd formeel uit beeld geraakt omdat het voornamelijk werd ingevuld door bedrijfsartsen. De leidinggevenden en medewerkers bleven uit beeld. Dat veranderde pas na jaren. Al in 1968 promoveerde de socioloog Hans Philipsen op een bedrijfsmodel over verzuim1. Hij construeerde een werkmodel met drie begrippen: verzuimbehoefte, verzuimnoodzaak en verzuimgelegenheid. Bij een grote verzuimbehoefte of een te makkelijke verzuimgelegenheid kon, ook bij een geringe verzuimnoodzaak, het verzuim flink oplopen. En dat was in de jaren zeventig, tachtig en negentig ook het geval. Gemeente X kende in 2000 een verzuim van ruim 10 procent. Philipsen was de uitvinder van de begrippen wit, grijs en zwart verzuim. In 20 procent van de gevallen was de verzuimnoodzaak geheel duidelijk (wit), in 80 procent van de gevallen zou verzuim of gedeeltelijk werk bespreekbaar moeten zijn (grijs) en in 1 procent van de gevallen waren er sancties nodig om dat er werd verzuimd zonder enige verzuimnoodzaak (wit). De oplossing was even simpel als doelmatig. Door een goed gestructureerd verzuimreglement werd de verzuimdrempel (door het aanspreken op verzuim moesten medewerkers hun verzuimbehoefte ter discussie stellen) verhoogd en door meer werk te maken van goed beleid over passend werk werd de herstelddrempel verlaagd. Relevantie voor gemeente X Goede reglementen en goede afspraken zijn later ook de basiseisen geworden van de Wet verbetering poortwachter. Binnen zes weken moet er een probleemanalyse worden gemaakt, na acht weken een plan van aanpak en daarna volgen een verplichte zesweekse evaluatie en na een jaar een ‘opschudmoment’. Achteraf heeft dit vooral grote betekenis gehad voor het reguliere verzuim. Maar er zijn ook tekortkomingen aan dit wit-grijszwartmodel. De voornaamste tekortkoming is dat de reglementen pas starten als het verzuim aan de orde komt. Preventie valt ten onrechte buiten beeld omdat aandacht voor de ‘verzuimnoodzaak’ ontbreekt (zie model belasting-belastbaarheid, hoofdstuk 1). De reglementen zijn onvoldoende specifiek. 70 procent van alle verzuimgevallen betreft kort verzuim. En 60 procent van al dat korte verzuim heeft betrekking op 8 procent van de medewerkers. Daar moet extra aandacht voor worden georganiseerd. De verzuimreglementen noch de Wet verbetering poortwachter kennen een voorziening voor het verzuim dat langer dan een jaar duurt. Nu de verantwoordelijkheid en de loondoorbetalingspicht al tot drie jaar oploopt, zijn aanvullende reglementen en afspraken nodig. 1 Verzuimbeleid en het bedrijf, H,Philipsen, 1968 VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 5 3 Ziekte overkomt je, maar verzuim is een keuze: het gedragsmodel Merkwaardig was dat het model van Philipsen niet echt werkte, totdat de inhoud ervan werd gevitaliseerd door de adviseur Daan Verbaan. Het afsprakenmodel van Philipsen werd door hem versterkt met een gedragsmodel. ‘Model’ is hier overigens een groot woord. Centraal in het Verbaanmodel is dat verzuim moet leiden tot een verzuimgesprek en een verzuimbegeleiding, waarin de acceptatie van verzuim laag is en de activering van de aanpak wordt gestimuleerd. Het basisprincipe voor leidinggevenden is: veeleisend helpen. Kernvragen daarbij zijn: ‘Is verzuim echt de enige oplossing? Wat zijn de beperkingen, maar wat zijn daarnaast de mogelijkheden? Wat ga je er zelf aan doen en hoe kan ik je daarbij helpen?’ In tabel 1 is het gedragsmodel in beeld gebracht met de houding van de leidinggevende ten opzichte van verzuim. Tabel 1 Houding leidinggevende volgens gedragsmodel ACCEPTATIE Hoog Laisser-fair/mistroostig Meehuilen Laag Verander of verdwijn Veeleisend helpen Laag Hoog ENERGIE Relevantie voor gemeente X Pas bij het gedragsmodel kwam het ‘grijze verzuim’ ter discussie. Een verbetering was ook dat in de Wet verbetering poortwachter expliciet een aantoonbare inzet van de werknemer (en de leidinggevende) werd gevraagd bij re-integratie, op straffe van sancties. Dat werd nog versterkt toen bleek dat ook veel medewerkers zelf last hadden van de onrust en werkdruk door verzuim. In gemeente X is het verzuim door deze actievere houding gedaald van rond de 10 naar rond de 5 procent. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 6 Noodzaak van vernieuwing door beperkingen van het model Hoewel deze vitaliserende aanpak gericht op gedragsbeïnvloeding en verantwoordelijkheid zeker moet blijven, is er toch ook de noodzaak tot verdere ontwikkeling. Immers, waar vroeger, bij 10 procent verzuim, er 80 procent grijs verzuim was en 20 procent wit verzuim is die verhouding nu, bij 5 procent verzuim, logischerwijs veranderd in 60 procent grijs en 40 procent wit, waarbij die 60 procent ook een stuk witter is geworden. Als het overbodige verzuim sterk terugloopt, blijft verzuim over waarbij de verzuimnoodzaak een grotere rol speelt. Dit model ontwikkelt zich daardoor in de richting van het tegengaan van de verzuimnoodzaak. Zowel bij leidinggevenden als bij medewerkers kan een grotere verantwoordelijkheid voor de preventieve aanpak van de verzuimnoodzaak tot grotere successen leiden dan alleen ‘anders en beter omgaan met de gevolgen van gezondheidsklachten’. Niet alleen de manier waarop met de problemen kan worden omgegaan, maar ook de problemen zelf komen sterker in beeld. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 7 4 Versterking van actieve re-integratiegesprekken door het UWV-claimbeoordelingssysteem In het kader van zijn toezichthoudende rol heeft het UWV een strak claimbeoordelingssysteem ontwikkeld waaraan bedrijfsartsen zich dienen te houden. Het UWVclaimbeoordelingssysteem gaat nog – een beetje ten onrechte – voorbij aan leidinggevenden en medewerkers, maar was en is wel een sterke basis voor succes in het nabije verleden en in de toekomst. De basis berust op een verandering in de definitie van gezondheid. Vroeger werd dit door de WHO geformuleerd als een toestand van fysiek en psychisch welbevinden, tegenwoordig is dat door de WHO veranderd in: de afwezigheid van ziekte of gebrek. In het claimbeoordelingssysteem van het UWV wordt daarom expliciet geëist dat de ziekte van een afgeronde en precieze diagnose wordt voorzien. De beperkingen die dat oplevert moeten volgens een vaste en uniforme checklist (de Functionele Mogelijkheden Lijst, FML) gematcht worden met een gedetailleerd overzicht van de taakeisen die het werk stelt. In de regel laat deze analyse nog veel mogelijkheden voor inzetbaarheid zien. En vage klachten of vage psychische spanningen worden niet als reden voor verzuim geaccepteerd. Relevantie voor gemeente X Elke werknemer en elke leidinggevende kan nu van de bedrijfsarts een overzicht eisen van zowel de beperkingen als de mogelijkheden getoetst aan de FML-beoordeling. Het grote nut hiervan is dat het grijze gebied – met keuzes voor wel of niet gedeeltelijk verzuim of aangepast werk – vrij precies wordt ingevuld met aanwijzingen van de bedrijfsarts over beperkingen en mogelijkheden. Dat geeft, mits goed gedaan, een goede basis voor verzuim- en re-integratiegesprekken gericht op gehele, gedeeltelijke of aangepaste werkhervatting. Een heel ander punt is dat een dergelijke goede analyse van het verzuim ook leidt tot aandacht voor specifieke groepen werknemers. Zijn er collectieve oorzaken? Is er een werk- of verzuimcultuur? Is er aanleiding nog eens te werken aan de kwaliteit van verzuimgesprekken? Een belangrijke tip is om bij langdurig verzuim een proefkeuring te doen volgens de FML-methodiek. Dat voorkomt dat het UWV na twee jaar ineens stelt dat er ten onrechte geen passend werk is georganiseerd. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 8 5 De richtlijnen voor bedrijfsartsen Er is een sterke opkomst van richtlijnen bij de medische en niet-medische aanpak van arbeidsongeschiktheid. Met name, maar niet alleen, bij de meest aantikkende problemen – rugklachten, psychische klachten, conflicten, onduidelijke ziektes – zijn er tegenwoordig richtlijnen en werkwijzers die door met name bedrijfsartsen verplicht opeten worden nageleefd. En allemaal hebben ze dezelfde strekking: rust roest, activering werkt beter. En bij de meeste richtlijnen zijn niet alleen advisering en acties, maar ook tijdpaden opgenomen. Het interessante van deze richtlijnen is dat ze een tweede, maar nu medisch, parallelspoor vormen naast de ook op activering gerichte gedragsbenadering. Relevantie voor gemeente X De richtlijnen hebben met name betrekking op de aanpak van het meest kostbare want langdurig verzuim. Zowel voor werknemers als voor een bedrijf is het belangrijk dat van de vroegere terughoudendheid bij de langst slepende arbeidsongeschiktheid wordt afgezien. Bij psychische klachten (niet te verwarren met psychiatrische klachten) kunnen leidinggevende en medewerker nu sturen op duidelijke tijdpaden naar herstel. Bij rugklachten is er een programma van medische zorg dat parallel loopt met aangepaste werkhervatting. En conflicten dienen binnen veertien dagen worden opgepakt in plaats van lang voort te slepen ten nadele van alle betrokkenen. Door de combinatie van het gedragsmodel en de systematische analyses van beperkingen en mogelijkheden komen ten slotte de bodemcijfers voor het verzuim in bij een gemeente in beeld. Bij optimaal preventie- en verzuimbeleid blijft alleen het spierwitte, onvermijdelijke verzuim over, ongeveer 2 procent. Daarbovenop komt dan de jaarlijkse griepgolf en ander klein ongemak, dat altijd maar kort duurt en dus maar goed is voor ongeveer 0,8 procent, en daar komt nog een klein deel van het uiteindelijk onoplosbare verzuim als gevolg van zeer langdurende chronische arbeidsongeschiktheid bij, 0,3 procent. Bij elkaar 3,1 procent. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 9 6 Ideeën over lifestyle De afgelopen jaren is er een golf van belangstelling geweest voor de invloed van een minder goede lifestyle. Het gaat dan met name om de onderdelen die onder de afkorting BRAVO zijn samengevat: meer bewegen, stoppen met roken, minder alcohol, goede voeding en gerichte ontspanning. De belangstelling is wat afgenomen omdat het voor iedereen wel duidelijk is dat een werkgever geen dominante invloed mag hebben op het privégedrag van werknemers. Ook werden de positieve gevolgen te vaak overschat. Maar die zijn er natuurlijk wel, en BRAVO-activiteiten binnen de werksfeer zijn nuttig. Meer aandacht voor beweging op het werk, met name bij kantoorpersoneel, het propageren van weightwatch-activiteiten, gezondere voeding in het bedrijfsrestaurant en het verkleinen van de rookmogelijkheden werken mee aan een op gezondheid en gezonde inzet gerichte sfeer in gemeentelijke organisaties. Los daarvan is er jurisprudentie op gang gekomen waarbij de grenzen van de bemoeienis van werkgever en werknemer met elkaar zijn vastgesteld. Een sportblessure vanwege voetballen kan niet worden tegengegaan, maar bij durfsporten ligt dat anders. ’s Woensdags tot vier uur 's nachts doorspelen in een bandje, gevolgd door een ziekmelding of een duffe inzet kan leiden tot een zakelijk gesprek tussen werknemer en leidinggevende. Merkwaardig is overigens dat er ten aanzien van de O (ontspanning) weinig beleid is ontwikkeld in Nederland. Relevantie voor gemeente X Interessant is dat de verwachtingen van BRAVO-activiteiten tegenwoordig minder hoog gespannen zijn, maar op individueel niveau nog altijd kunnen werken. De relatie tussen overgewicht, suikerziekte en hartklachten is bekend en voor alle betrokkenen relevant. Acties tegen overgewicht en acties voor meer bewegen (bijvoorbeeld korting op sportclubs) kunnen steevast rekenen op kritiek, maar trekken toch ook veel mensen over de streep. Wat in elk geval werkt, is de medewerkers te informeren over de voordelen van aandacht voor een gezonde werk- en leefstijl. In enkele gemeenten en in hele sectoren (de kinderopvang) beschikken werknemers over een persoonlijk werkboekje waarmee ze zelf aan de slag kunnen gaan, bijvoorbeeld met het thema ‘beter omgaan met spanningen op het werk’. Ook de Workablity-monitor, met bondige vragen over de verwachtingen van de werknemer over zijn toekomstige gezondheid, inzetbaarheid en werkplezier kan, mits goed begeleid en niet dwingend opgelegd, van groot nut zijn. Niet alleen ten aanzien van verzuim, maar ook ten aanzien van plezier en vertrouwen in het werk. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 10 7 Vitaliteit en bevlogenheid Het model dat gebruikt wordt bij de huidige belangstelling voor vitaliteit en bevlogenheid is, merkwaardig genoeg, eigenlijk vooral een uitvergroting en verkleuring van het belasting-belastbaarheidsmodel (zie hoofdstuk 1). De essentie is de vondst dat er naast stress- en burnout-risico’s ook energiebronnen op het werk te vinden zijn. En door te sturen op die energiebronnen worden mensen belastbaarder, vitaler en soms bevlogener. Het voordeel van het model is dat het de aandacht per se niet wil richten op problemen en oorzaken, maar juist op kracht en energie. Naast de vraag: ‘wat zijn de oorzaken van verzuim?’ wordt nu de vraag gesteld: ‘wat geeft energie in je werk?’ En die vraag wordt inderdaad te weinig gesteld. Heel belangrijk is de vondst dat positieve feedback een van de belangrijkste bronnen blijkt te zijn voor zelfvertrouwen, vitaliteit en ook ander positief gedrag. Er zit overigens wel een vuiltje aan de presentaties van het model. In het wetenschappelijk onderzoek – ook van de zogeheten energie- en geluksprofessoren – wordt telkens benadrukt dat goede werkomstandigheden en met name goede sociotechnische condities – mensen meer verantwoordelijkheid en meer ruimte geven in het werk – vrijwel altijd als randcondities aanwezig dienen te zijn. In de presentaties en interviews wordt ten onrechte het beeld geschetst dat alleen psychologisch prettig handelen al voldoende is. Maar een oudere stratenmaker zonder goed gereedschap, of een verkeerd overgeplaatste medewerker die zijn vakmanschap heeft verloren, worden niet gezonder als er veel wordt gelachen… En daarmee is de cirkel met het model van arbeidsbelasting-belastbaarheid weer rond, zij het dat de accenten anders, op andere deelaspecten, en heviger zijn ingekleurd. Er is wel een ontwikkeling, vanwege een aanvullende waarde van dit model. Gaat het bij het model belasting-belastbaarheid om kenmerken van het werk en kenmerken van personen, bij het vitaliteitsmodel gaat het om de persoonlijke, dat wil zeggen sociaalpsychologische invulling ervan door de mensen in hun omgang en visie op het werk en op elkaar. Een kritisch punt is de relatie met ‘tevredenheid’. Hoewel er achter medewerkertevredenheids¬vragenlijsten veel goede en nuttige modellen schuilen (de bekendste zijn die van de SKB en de daarvan afgeleide vragenlijst van de InternetSpiegel), worden deze modellen haast nooit bij de analyse betrokken, waardoor er vrij stuur- en krachteloze onderzoeksresultaten ontstaan, die maar moeizaam tot gerichte actie leiden. De InternetSpiegel gebruikt wel een zelfgemaakt overkoepelend model, maar de uitwerking ervan is wel erg globaal. In veel bedrijven wordt er overigens ook geaarzeld over het begrip tevredenheid. Vitaliteit, motivatie en betrokkenheid spreken meer aan, en leiden tot minder verzuim doordat de verzuimmeldingsdrempel en de terugkeerdrempel voor gemotiveerde medewerkers anders liggen dan zonder vitaliteit, motivatie en betrokkenheid het geval is. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 11 Relevantie voor gemeente X Van groot belang is dat de aandacht en de winstkansen ook gericht worden op de fase voorafgaand aan en na het verzuim: de sleutel ligt niet alleen bij de begeleiding van verzuim of sturen op keuzes en gedrag bij verzuim maar op betrokkenheid en vitaliteit bij het werk. Daarmee zijn goed werk en vitaliteit een tweede sleutel voor succes en excellentie geworden. Overigens is de vraag of positieve feedback niet nader moet worden ingevuld. De inhoud en betekenis ervan hangt af van de vraag of het een heel team of een afdeling betreft (‘waar zijn we goed in, waar willen we goed in worden, wat is ieders bijdrage daar aan?’) of dat het individueel wordt ingevuld. De vraag: ‘wat geeft je energie op je werk?’ wordt door verschillende medewerkers heel verschillend ingevuld. In een dialoog tussen leidinggevende en medewerker kan maatwerk worden bereikt. Een waarschuwing is overigens op zijn plaats. Het onderzoek naar energiebronnen op het werk, collectief of persoonlijk, moet wel altijd worden gerelateerd aan de doelstellingen en targets van een team of een afdeling. Zo kan worden voorkomen dat met name hooggeschoolde medewerkers niet zomaar kunnen kiezen voor zichzelf, hun eigen vakmanschap en hun eigen taken maar dat die verbonden blijven met de doelstellingen en prestaties van de afdeling. De werkvloer is geen vrijplaats. Naast boeien staat binden. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 12 8 Ziek- en gezondmakende factoren (pathogene en salutogene factoren) Op het vitaliteits- of energiebronnenmodel en het belasting-belastbaarheidsmodel is enige aanvulling nodig. Goede arbeidsomstandigheden en goede persoonlijke verhoudingen tussen leidinggevenden, medewerkers en collega’s geven wel een goede basis, maar zijn nog niet voldoende voor een optimale verzuimbeheersing. Tot nog toe was de aandacht gericht op het werk en op de mensen. Bandura en Herzfeld laten zien dat het nodig is om een stap verder te zetten. Ook de organisatiekenmerken en de overleg- en besluitvormingscultuur zijn van belang. Ergonomische problemen, een niet-complete RI&E of agressie aan een loket zijn ziekmakende (volgens hen: pathogene) factoren. Maar de afwezigheid van dergelijke problemen betekent niet dat de organisatie per se als gezondmakend wordt ervaren. Geen problemen is nog niet hetzelfde als met plezier kunnen en willen presteren, en leidt dus niet vanzelf tot tevredenheid. Daarvoor zijn stappen nodig in de organisatiecultuur. Welke dat zijn is uiteraard maatwerk, soms voor de hele gemeente, soms voor een dienst, een team of een functie. In de regel zijn de maatwerkfactoren goed te analyseren vanuit MTO-achtige onderzoeken. Maar het kan ook worden gevonden in korte teambijeenkomsten. Het belangrijkste is het gevoel bij medewerkers dat hun visies en ideeën ertoe doen, en dat er een cultuur is waarin die ideeën ook kunnen worden gerealiseerd. Of anders gezegd: een organisatiecultuur die zich kenmerkt door duidelijkheid over doelstellingen en die een open dialoog kent tussen leiding en medewerkers. Als voorbeeld staat in tabel 2 een kort overzicht van mogelijke pathogene (ziekmakende) en salutogene (gezondmakende) kenmerken. Tabel 2 Kort overzicht ziekmakende en gezondmakende factoren ZIEKMAKENDE FACTOREN GEZONDMAKENDE FACTOREN autoritaire stijl van leidinggeven participatieve stijl van leidinggeven sterke hiërarchie platte structuur wantrouwen vertrouwen ondoorzichtige besluitvorming transparante besluitvorming geringe regelmogelijkheden, sterke procesgeoriënteerde werkorganisatie specialisatie teamwerk eilandjescultuur samenwerken in de keten gefragmenteerd procesverloop opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden ontoereikende ontwikkelingsmogelijkheden actief arbo- en gezondheidsbeleid arboplan van aanpak (RI&E) papieren tijger Wat er in tabel 2 eigenlijk staat is: mensen willen erkend en gehoord worden. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 13 Relevantie voor gemeente X Uiteraard is met dit voorbeeld niet gezegd dat al deze factoren in elke gemeente spelen. Het gaat erom in overleg tussen leiding, medewerkers en staf – eventueel mede op basis van RI&E en MTO-uitslagen – zelf de gezondmakende factoren te benoemen en in de bedrijfsambities op te nemen. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 14 Opdrachtgever Stichting A+O fonds Gemeenten Postbus 11560 2502 AN Den Haag 070 763 00 32 www.aeno.nl [email protected] Auteur Vincent Vrooland Uitgave © Stichting Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Gemeenten, Den Haag juni 2012 Stichting A+O fonds Gemeenten bevordert en ondersteunt vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt en HRM-beleid. Actuele informatie over de verschillende projecten treft u aan op www.aeno.nl. Hoewel aan deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, kunnen de samenstellers niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend. VERZUIMMODELLEN VOOR PREVENTIE-, VERZUIM- EN INZETBAARHEIDSBELEID WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1F 15