Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

advertisement
Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3
Begrippen:
Collectivisatie: Gemeenschappelijk bezit maken van landbouw en industrie.
Communisme: Ideologie waarin geld en alle kapitaal geïnvesteerd in industrie en landbouw, in
handen van de gemeenschap is.
Dus; een manier van denken en de gene die de meeste overhand hebben zijn de arbeiders.
Februarirevolutie: Revolutie in Rusland tegen het tsarenregime in februari 1917. (Russische
Revolutie)
Goelagarchipel: Stelsel van concentratiekampen in Rusland, beheerd door de organisatie Goelag.
Mobilisatie: Het onder wapenen roepen van het leger.
Oktoberrevolutie: Communistische revolutie tegen de Voorlopige Regering van Rusland in oktober
1917.
Propaganda: Politieke Reclame. (Mensen van de regering proberen de mensen op andere gedachten
te brengen, hersenspoelen)
Totalitarisme of totalitair systeem: Het totale doen en laten wordt bepaald door de staat.
Tsaar: Keizer van Rusland.
Tweefrontenoorlog: Oorlog die wordt uitgevochten op twee fronten tegelijk. Voor Duitsland een
oost- en westfront.
Veelvolkerenstaten: Staten waarin meerdere volken samenleven.
Von Schlieffenplan: Duitse strategie om Tweefrontenoorlog te voorkomen door snelle opmars in
Frankrijk, terwijl de russen nog aan het mobiliseren zijn.
Vrede van Versailles: Vredesverdrag dat de oorlog tussen Duitsland en de geallieerden afsloot
(1919).
Wereldoorlog: Grote oorlog waaraan landen uit meerdere continenten deelnemen.
Aantekeningen:
Totale oorlog:
1. Het hele land is betrokken bij de oorlog.
2. Vrijwel ieder gezin verloor een familielid.
3. De hele bevolking werd ingeschakeld.
Vrouwen namen werk over in de fabrieken.
Pers werd ingeschakeld om een beeld van de vijand te geven. (propaganda)
Regering bemoeit zich met samenleving:
 Werkgelegenheid
 Alle fabrieken produceren voor de economie (oorlogseconomie).
1917: Verenigde Staten: Zeeblokade.
Grote vier:
VS  Woodrow Wilson.
FA  Clemenceau
ITA ???
ENG Loyd George.
(Die van Italië was niet bekent voor Wieske, dus ik ga er van uit dat wij die ook niet hoefen te
kennen)
Duitsland moet schade betalen  Herstelbetalingen 226 miljard goudmark.
Frankrijk: Duitsland mag nooit meer machtig worden.
VS wil geleend geld terug.
 Leger niet groter dan 100.000 man.
 Duitsland verliest belangrijke gebieden aan de grens Loa Szles tot Naringen.
 Duitsland verliest alle koloniale gebieden.
Wilson (VS):
Zelfbeschikkingsrecht: Elk volk heeft recht om een eigen staat te zijn.
Oprichting Volkenbond: Internationale organisatie met als doen het bewaren van de vrede.
Gevolgen:
 Vernedering
 Wraak
 Crisis
 …………… Sterke man!
Communisten:
 Doel: Heilstaat
 Middel: revolutie
2 soorten communisten
 Bolsjewieken (meerderheid)  Radicale communisten.
 Revolutie moet door een voorhoede doorgedrukt worden. Niet wachten maar de kans
grijpen.

Mensjewieken (gematigde communisten) (minderheid):

Eerst moet Rusland idealiseren en dan komt revolutie vanzelf.
Revolutie 1917:
Bolsjewistische zet
Veel mensjewieken gaan mee
Tegenstanders:
 Liberalen: Aanhangers van de parlementaire democratie.
 Grootgrondbezitters
 Fabriekseigenaren
 Zelfstandige boeren
 Generaals van de tsaar
1917-1921 Burgeroorlog.
 Roden tegen de witten
 Voorstanders tegen tegenstanders
 Een vergeten geschiedenis: 15 miljoen doden.



Oorlogscommunisme: Kleine groepen arbeiders en soldaten die de macht hadden.
NEP: Opbouwen van het communisme en meer macht hebben.
Oorlogscommunisme: al het privébezit werd afgeschaft.
Communisme:
Immens groot
Veel verschillende volken en minderheden.
Lenin kiest voor een dictatuur
 Alleen een sterke overheid kan al die minderheden bij elkaar houden.
 Alleen een dictatoriale overheid kan het communisme invoeren.
1924: Lenin sterft
1928: Stalin wint uiteindelijk de strijd om macht.
Collectivisatie onder Stalin (vanaf 1928)
Kolchozen  Kleine, bestaande boerderijen worden samengebracht in een grote landbouw
bedrijven.
 Sovchozen: Nieuwe landbouwbedrijven (staat)
Boeren werken in loondiensten.
Totalitair Systeem  De overheid bepaald vee/alles in de samenleving.
Jozef Stalin:





Geen wereldrevolutie maar eerst communisme in Rusland
Vijfjarenplannen: hierin werd de productie in de landbouw en Industrie voorgeschreven.
Collectivisatie: opgelegde samenvoeging van zelfstandige boerderijen en industrieën.
Grote terreur.
Sovjet-Unie wordt een Totalitaire staat: De overheid (communistische partij) controleert de
hele samenleving.
Lenin:




Kiest voor dictatuur.
De communistische partij moet Marx doel verwezenlijken. Een ‘voorhoede van de
arbeidersklasse’
Propaganda de massa moet ‘’opgevoed’’ en ‘’onderwezen’’ worden.
Andersdenkenden (mensjewieken, PSR, Koelakken) zijn verraders en moeten weggewerkt
worden.
Download