EUROPEES PARLEMENT 2004 2009 Zittingsdocument 6.4.2005 B6-0223/2005 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement door Francis Wurtz namens de GUE/NGL-Fractie over de Europese Top van Brussel op 22 en 23 maart 2005 RE\562598NL.doc NL PE 357.270v01-00 NL B6-0223/2005 Resolutie van het Europees Parlement over de Europese Top van Brussel op 22 en 23 maart 2005 Het Europees Parlement, - gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Top van Brussel (22 en 23 maart 2005), - gezien het verslag van de Raad van ministers van ECOFIN aan de Europese Top: Verbetering van de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact (20 maart 2005), – gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement, A. overwegende dat het macro-economische kader dat is aangebracht door het Verdrag van Maastricht en dat is geconsolideerd door het Verdrag van Amsterdam en het stabiliteitsen groeipact van 1997 beperkend monetair en belastingbeleid op Europees niveau en in de lidstaten heeft afgedwongen, waardoor de binnenlandse vraag, de overheidsinvesteringen en het economisch herstel werden belemmerd, B. overwegende dat het doel van de voorgestelde stimulering van de strategie van Lissabon de totstandbrenging is van een ondernemingsvriendelijk klimaat voor Europese bedrijven en bevordering van hun kostenbesparings-/winstmaximalisatiestrategieën; wijst er nogmaals op dat de bedrijfswinsten van de grote ondernemingen in de EU in 2004 met 78% zijn gestegen en dat de winstaandelen als percentage van het BBP in de eurozone momenteel hun hoogste niveau in ten minste 25 jaar naderen, terwijl het loonaandeel al tientallen jaren daalt; overwegende dat een ingrijpende herverdeling van arbeid naar kapitaal dan ook een van de voornaamste resultaten is geweest van de "structurele hervormingen" die worden nagestreefd door Europese Unie en lidstaten, C. overwegende dat milieubeleid een belangrijke economische kans kan bieden voor de rechtstreekse en niet-rechtstreekse schepping van werkgelegenheid op grote schaal, indien vernieuwings- en industriebeleid worden gericht op bevordering van duurzame groei; Hervorming groei- en stabiliteitspact 1. stelt vast dat de Europese Raad overeenstemming heeft bereikt over de hervorming van het stabiliteits- en groeipact; ziet dit als een impliciete erkenning van het feit dat het stabiliteits- en groeipact van 1997 negatieve gevolgen heeft gehad voor werkgelegenheid, overheidsinvesteringen en werkelijke convergentie en dat het de stagnatie van de Europese economie rekt; 2. heeft ernstige kritiek op het mede in overweging nemen van de kostenbesparende gevolgen op lange termijn van structurele hervormingen (d.w.z. structurele pensioenhervormingen waardoor verplichte gefinancierde en particuliere pensioenpijlers enz. worden ingevoerd) in het kader van begrotingsevaluaties, daar dit onnatuurlijke antisociale prikkels voor de lidstaten tot gevolg zal hebben om de sociale zekerheid en de PE 357.270v01-00 NL 2/7 RE\562598NL.doc welzijnsstaat te ontmantelen ten einde een lagere inschaling te krijgen in verband met de tekortenprocedure; 3. wijst erop dat in het kader van iedere doelmatige hervorming van het stabiliteits- en groeipact de economisch onverdedigbare tekortennormen (3% van het BBP voor het tekort en 60% voor de schuldenlast) en de louter negatieve coördinatie van het belastingbeleid die gebaseerd is op het eenvoudigweg voorkomen van buitensporige tekorten, moeten worden afgeschaft; acht het daarom van wezenlijke betekenis dat het stabiliteits- en groeipact wordt herroepen; 4. acht het noodzakelijk gecoördineerde maatregelen van de Europese unie en de lidstaten te bevorderen met het oog op meer overheidsinvesteringen tot opvoering van sociale, regionale en economische cohesie, met name investeringen in de regio's die achterblijven, om de economie andermaal op het spoor naar duurzame ontwikkeling te zetten; verzoekt de Commissie en de Raad een Europees investeringsprogramma voor duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid op gang te brengen met een omvang van 1% van het BBP van de EU, en verzoekt de lidstaten in aanvulling hierop soortgelijke nationale programma's op te zetten in het kader waarvan 1% van het nationale BBP beschikbaar wordt gesteld in een gecoördineerd Europees programma; is van mening dat dergelijk proactief belastingbeleid vergezeld dient te gaan van versoepeling van het monetair beleid van de ECB en van op solidariteit gericht loonbeleid in de lidstaten; Tussenbalans en 'doorstart' van de strategie van Lissabon 5. wijst er andermaal op dat in de EU nog steeds sprake is van een hoog niveau van werkloosheid, armoede, maatschappelijke uitsluiting en inkomensongelijkheid; wijst erop dat de zwakke binnenlandse vraag de hoofdoorzaak is van de economische problemen van de EU ; wijst erop dat Europa behoefte heeft aan een macro-economisch kader dat duurzame ontwikkeling steunt, waardoor de milieuvriendelijke binnenlandse vraag, lonen, werkgelegenheid en sociale cohesie worden verstevigd; 6. verzet zich tegen de huidige 'doorstart' van de strategie van Lissabon zoals deze de Europese Raad en de Commissie voor ogen staat, namelijk door monomaan uitsluitend de nadruk te leggen op mededingingsvermogen als enig doel, waardoor het beleid van liberalisatie zich verdiept, de flexibiliteit op de arbeidsmarkten toeneemt, de rechten en uitkeringen van de werknemers worden beknot en de lage-loonsectoren zich uitbreiden; 7. heeft ernstige kritiek op de hervorming van de sturing van het proces van Lissabon door de Raad en op de opgepoetste coördinatiecycli die alleen gericht zijn op de BEPGS als middel om neoliberale structurele economische hervormingen te bevorderen, terwijl de maatschappelijke en milieupijlers buiten de geïntegreerde richtsnoeren zijn gesteld; 8. benadrukt dat er geïntegreerde richtsnoeren noodzakelijk zijn die economisch beleid, milieu en sociale cohesie omvatten en in het kader waarvan deze deelgebieden op gelijke wijze worden behandeld; verzoekt de Commissie en de Raad volgens deze opzet een holistische Europese strategie voor solidariteit en duurzame ontwikkeling te bevorderen die de huidige strategie van Lissabon moet vervangen; 9. wijst er met nadruk op dat de werkgelegenheidssector van de geïntegreerde richtsnoeren RE\562598NL.doc 3/7 PE 357.270v01-00 NL (EER) meer gericht moet worden op rechtstreekse maatregelen voor de schepping van werkgelegenheid via uitbreiding van overheidsdiensten, de derde sector en sociale economie, op verbetering van beroepskwalificaties, opneming van oudere werknemers en jongeren in betaalde arbeid met sociale rechten en behoorlijke lonen ter ondersteuning van de kwaliteit van de werkgelegenheid en de combinatie van werk en privéleven en ter bevordering van gelijkheid tussen mannen en vrouwen via een algemene verkorting van de werktijden en het beschikbaar stellen van betaalbare kinderopvang; verzoekt de Commissie in verband hiermee haar voorstel over de herziening van de richtlijn werktijden in te trekken; 10. betreurt het feit dat in de conclusies van het voorzitterschap slechts een kort zinnetje wordt gewijd aan de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting en dat er geen substantiële vervolgmaatregelen worden voorgesteld; wijst de Raad nogmaals op de oorspronkelijke toezeggingen die zijn gedaan tijdens de Europese Top van Lissabon uiterlijk in 2010 een beslissende bijdrage te leveren tot de uitroeiing van de armoede; verzoekt de Commissie en de Raad het oorspronkelijke Lissabondoel van uitroeiing van de armoede te verstevigen en te verduidelijken door als duidelijk hoofddoel voor de EU te bepalen dat de armoedeniveaus afgezet tegen het BBP uiterlijk in 2010 lager zijn geworden, dat een reeks normen wordt ontwikkeld voor sociale integratie en dat de uitkomst van het socialeintegratiebeleid van de lidstaten aan de hand daarvan wordt beoordeeld; 11. is van mening dat de strijd tegen inkomensongelijkheid en de bevordering van werkelijke convergentie bovenaan dient te staan op de economische en sociale agenda van de EU ; dringt erop aan dat in de Europese begrotingen en in de toekomstige financiële vooruitzichten 2007-2013 duurzame ontwikkeling en sociale, regionale en economische cohesie worden bevorderd; verzoekt de Commissie met klem erop toe te zien dat op het cohesiebeleid, doordat er maatregelen worden genomen, niet wordt gekort ten bate van ander beleid en zich ervan bewust te zijn dat mededingingsvermogen niet in de plaats kan komen van convergentie in de lidstaten en regio's die achterblijven; 12. erkent het belang van overheidsdiensten en de verlening daarvan ter bevordering van sociale, economische en regionale cohesie in de Europese Unie, heeft ernstige kritiek op de neiging de staat niet te zien als verlener van diensten van algemeen belang en eist dat goederen die algemeen bezit zijn door de overheidssector worden beheerd; 13. geeft uiting aan zijn verontrusting over de voorstellen van de Raad voor een ondernemingsvriendelijker regelgevingsklimaat; wijst er nogmaals op dat vereenvoudiging niet tot gevolg mag hebben dat de doelen van aangenomen wetgeving worden omzeild en dat het niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, het milieu, sociale en kwaliteitsnormen of inspraakrechten van werknemers en consumenten niet mag worden verlaagd; herhaalt dat in het kader van effectbeoordelingen ernstig rekening moet worden gehouden met sociale bescherming, consumentenbescherming en met milieuoverwegingen; wijst erop dat er verschil moet worden gemaakt tussen deze beoordelingen en beoordelingen van rentabiliteit en mededingingsvermogen en dat deze laatste de oorspronkelijke doelen van de voorgestelde wetgeving niet op losse schroeven mogen stellen; 14. neemt ter kennis dat de Raad onderzoek en ontwikkeling, technologische vernieuwing, PE 357.270v01-00 NL 4/7 RE\562598NL.doc industriebeleid, verbetering van vaardigheden en een betere financieringsinfrastructuur voor het MKB enz. aanwijst als belangrijke factoren voor het opzetten van een kenniseconomie en voor vernieuwing van de industriële structuur van Europa; wijst erop dat het weliswaar van belang is deze sectoren via adequaat beleid, programma's en behoorlijke financiering aan te pakken, maar blijft erbij dat O&O, vernieuwing en industriebeleid afgesteld moeten zijn op het steunen van duurzame ontwikkeling en een informatiemaatschappij die maatschappelijke integratie mogelijk maakt, en niet op privatisering van kennis en middelen door octrooiering, of bevordering van technologieën die een hoog risico met zich meebrengen en die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu; 15. wijst er in dit verband op dat de Raad ecoverniewing, milieutechnologieën en duurzame ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen met de mond steunt; eist dat de desbetreffende EU -instrumenten zoals het 7de O&O- kaderprogramma, de financieringsprogramma's van de EIB, het Innovatieprogramma van de Gemeenschap enz. opnieuw worden ingesteld op ondersteuning van duurzame ontwikkeling en het beschikbaar stellen van in milieuopzicht doelmatige technieken, producten en diensten; verzoekt de Commissie en de Raad eveneens wetsvoorstellen in te dienen om het regelgevend klimaat te scheppen dat noodzakelijk is voor duurzame ontwikkeling (bij voorbeeld geïntegreerd productbeleid, in de productie opgenomen milieubescherming, doelmatig gebruik van energie en grondstoffen enz.) en om de Europese regelgeving voor netwerkindustrieën (energie, vervoer, communicatie) in dit opzicht te herzien; 16. dringt erop aan dat het groeiinitiatief nieuw leven wordt ingeblazen via een meer gedecentraliseerde benadering, in het kader waarvan duurzame infrastructuren, ecovernieuwing en de schepping van werkgelegenheid worden bevorderd en de gevolgen van energie-, vervoers- en communicatieinfrastructuren voor het milieu worden beperkt; 17. geeft uiting aan zijn verontrusting over het voornemen van de Raad in verband met REACH overwegingen van bescherming van milieu en gezondheid te combineren met de noodzaak het mededingingsvermogen van de Europese industrie te bevorderen; waarschuwt de Raad voor het geval deze van plan zou zijn het REACH-voorstel af te zwakken ten gunste van grote ondernemingen; eist dat milieu- en consumentenbescherming en van de gezondheid en veiligheid van de werknemers centraal staan in de REACH-richtlijn, daar deze elementen bevorderlijk zijn voor de veiligheid van chemische stoffen en producten en aldus bijdragen tot betere economische voorwaarden voor de Europese chemische industrie; 18. wijst op de verklaring van de Raad dat het huidige ontwerp van de richtlijn inzake diensten op de interne markt niet geheel en al voldoet aan de eisen voor behoud van het Europees sociaal model; betreurt dat de Raad niet de kans heeft aangegrepen dit ontwerp in zijn geheel te verwerpen en dat hij de totstandbrenging van een geliberaliseerde en gedereguleerde interne markt voor diensten blijft steunen; is van mening dat liberalisatie een bedreiging vormt van overheidsdiensten, werkgelegenheid en sociale en consumentenrechten; verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken en de Raad het te verwerpen; Duurzame ontwikkeling RE\562598NL.doc 5/7 PE 357.270v01-00 NL 19. stelt nogmaals dat duurzaam gebruik en beheer van grondstoffen vereist zijn om de huidige ontwikkeling in niet-duurzame consumptie en productie op nationaal en Europees niveau te keren en verzoekt de Commissie in haar strategie meer duurzame consumptieen productiepatronen op te nemen en geleidelijk subsidies af te schaffen die negatieve gevolgen hebben voor het milieu en die onverenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling; 20. herhaalt zijn eis tot tenuitvoerlegging van het EU -doel de teloorgang van de biologische verscheidenheid tot staan te brengen, niet alleen door de daaruit voortvloeiende eisen op te nemen in andere vormen van beleid, maar eveneens door een specifiek programma dat beschikt over voldoende middelen; Klimaatverandering 21. erkent met tevredenheid dat de Europese Raad een concrete stap heeft gezet naar het einddoel dat wordt gesteld in het VN-Kaderverdrag inzake klimaatverandering, door de doelstelling te steunen erop toe te zien dat de temperatuur in de wereld, vergeleken met het niveau van vóór het industrietijdperk, stijgt met maximaal 2° C; 22. betreurt dat er geen lange-termijndoelen zijn gesteld en dringt erop aan dat in de EU wettelijk bindende doelen worden vastgesteld om de uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2020 met ten minste 30% en in 2050 met 80% te hebben teruggedrongen, vergeleken met de uitstootniveaus van 1990; 23. dringt er bij de Commissie met klem op aan de noodzaak van klimaatbescherming te benadrukken in haar gesprekken met internationale partners, met name de Verenigde Staten en de nieuwe industrielanden zoals China, Brazilië en India, en er met nadruk op te wijzen dat de betrekkingen tussen de EU en derde landen niet onaangetast kunnen blijven als in dit opzicht geen constructieve houding wordt ingenomen; 24. wijst er met nadruk op dat gepland aanvullend beleid en maatregelen noodzakelijk zijn om het gezamenlijke Kyoto-doel van de EU -15 te halen, met name in de sectoren energie en vervoer waar de uitstoot volgens de prognoses aanzienlijk zal blijven toenemen en verzoekt de EU dan ook dringend vervolgmaatregelen te nemen om de langetermijnrisico's en -kosten van klimaatverandering te beperken door meer hernieuwbare en energie-efficiënte technieken en nieuwe brandstoffen in te zetten en te ontwikkelen; Voorbereidingen VN-Top van september 2005 25. spreekt zijn waardering uit voor het vaste voornemen van de Raad een belangrijke rol te spelen in de VN, met name door gezamenlijke reacties te formuleren op de voornaamste ontwikkelings-, veiligheids- en mensenrechtenproblemen, alsook in verband met de voorbereiding van de Top; verzoekt de Raad, de Commissie en de regeringen dan ook de politieke dialoog te intensiveren en hun politieke samenwerking te richten op voorkoming van crises met niet-militaire middelen, versteviging van de internationale wetgeving en uitbreiding van de rol van de VN op het gebied van internationale veiligheid, duurzame ontwikkeling en bestrijding van de armoede; 26. herhaalt dat een krachtig engagement voor multilateralisme en met name internationale samenwerking in de Verenigde Naties de beste manier blijft om gevaren te identificeren PE 357.270v01-00 NL 6/7 RE\562598NL.doc en tegemoet te treden en om een belangrijke prikkel te geven tot oplossing van mondiale problemen, en in dat kader alle lidstaten naar behoren te respecteren; 27. verzoekt de regeringen zich in hun buitenlands beleid strikt aan de internationale wetgeving te houden en de versteviging van het VN-stelsel nieuwe vaart te verlenen door in de geest van het Handvest bij te dragen tot democratische hervorming van de organisatie; bevestigt nogmaals zijn verzet tegen eventuele preventieve militaire acties en denkbeelden omtrent de status van militaire supermogendheid; 28. wijst met nadruk op de noodzaak van een concreet actieprogramma ter verwezenlijking van de Millennium Ontwikkelingsdoelen uiterlijk in 2015, dat in september 2005 moet worden voorgelegd aan de 60ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - dit bevat o.m. een besluit van de Raad in de Europese Unie uiterlijk in 2010 de grens van 0,7% van het BBP voor OOH te bereiken; verzoekt de Commissie in de nieuwe financiële programma's een duidelijke en belangrijke rol toe te kennen aan ontwikkeling en mensenrechten; is van mening dat de Commissie op multilateraal niveau haar activiteiten moet opvoeren om de buitenlandse schuld van alle ontwikkelingslanden en met name van de minst-ontwikkelde landen kwijt te schelden; 29. verzoekt de EU om concrete maatregelen tegen de armoede door een samenhangende benadering te bepalen van haar beleid inzake handel, ontwikkelingssamenwerking en landbouw (GLB), waardoor al dan niet rechtstreekse schadelijke gevolgen voor de economieën van de ontwikkelingslanden worden voorkomen; Libanon 30. herinnert nogmaals aan de betekenis van resolutie 1559 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties waarin andermaal wordt bevestigd dat de internationale gemeenschap waarde hecht aan de territoriale onschendbaarheid, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Libanon, en spreekt met het oog hierop zijn waardering uit voor de verklaring en toezegging van de Syrische president Basjar al-Assad over een tijdschema voor de terugtrekking van Syrische troepen en inlichtingenambtenaren uit Libanon vóór 30 april 2005; 31. eist dat in het vredesproces voor het Midden-Oosten een "Syrisch-Libanees" spoor wordt geopend, met name de terugtrekking van Israëlische troepen van de Golanhoogten en de ondertekening van afzonderlijke vredesverdragen tussen Israël, Libanon en Syrië; 32. wijst op het belang van democratische en doorzichtige verkiezingen in Libanon zonder buitenlandse inmenging of bemoeienis; herhaalt zijn eis dat een delegatie van verkiezingswaarnemers van het Europees Parlement toezicht houdt op de verkiezingsprocedure in Libanon; 33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten. RE\562598NL.doc 7/7 PE 357.270v01-00 NL