GGZ-professionals Suïcidaal gedrag Geestelijke

advertisement
GGZ-professionals
Suïcidaal gedrag
Suïcidaal gedrag is in de regel een reactie op een psychosociale uitzichtloze situatie. De suïcidale
cliënt zoekt een uitweg om te ontsnappen aan voor hem ondraaglijke (emotionele of lichamelijke) pijn
en onoplosbare problemen. De meeste mensen met suïcidale gedachten willen niet dood. Ze zijn
willen en kunnen zó niet verder leven en zijn op zoek naar rust. Suïcides zijn vaak vrijwel nooit het
gevolg van een vrije rationele keuze. Mensen die een suïcidepoging hebben overleefd geven aan in
een staat van verdoving, paniek, agitatie en blikvernauwing gehandeld te hebben.
Mensen met suïcidaal gedrag vinden het vaak moeilijk om hulp te zoeken: 30% van de mensen die
een zelfmoordpoging doen, heeft nog hulp gezocht en 40% heeft geen hulp gezocht in het afgelopen
jaar. Schaamte, angst voor stigma en het gevoel de controle te verliezen (gedwongen opname)
vormen barrières voor cliënten om hulp te zoeken voor hun suïcidale gedachten. Dit onderstreept het
belang van het proactief en herhaald bespreekbaar maken van suïcidaliteit, in het bijzonder door ggzhulpverleners. Het geeft ook aan hoe belangrijk een goede toegankelijkheid en continuïteit van de
zorg voor deze mensen is, die vaak al een grote drempel moeten overwinnen om hulp te zoeken.
Geestelijke gezondheidszorg
Geestelijke gezondheidszorg is één van de meest effectieve preventiemaatregelen waarmee suïcide
kan worden voorkómen. Aangenomen mag worden dat iedere dag levens gered worden door de ggz,
dat zijn er jaarlijks dus honderden. Helaas is het niet precies aan te geven wanneer dit gebeurt, en is
het wel duidelijker wanneer dit kennelijk niet is gelukt. Geschat wordt dat 1 op 2 mensen die door
zelfmoord overlijdt bekend is bij de geestelijke gezondheidszorg: 39% is in behandeling bij een
instelling voor specialistische ggz. Er is nog een wereld te winnen door de kwaliteit en de veiligheid
van de zorg te verbeteren. Uit evaluatie van suïcides komen namelijk vaak dezelfde grondoorzaken
terug: gebrekkige diagnostiek van suïcidaal gedrag, geen directe behandeling van suïcidaal gedrag
als apart syndroom, gebrekkige ketenzorg en samenwerking tussen collega’s, te weinig
betrokkenheid van naasten bij diagnostiek en behandeling, onveilige inrichting van gebouwen en
terreinen, lange of ondoorzichtige wachttijden en communicatieproblemen. Veel ggz- hulpverleners
hebben onvoldoende training gehad in het diagnosticeren en behandelen of begeleiden van mensen
met suïcidaal gedrag.
In lijn met het bevorderen van verkeersveiligheid past het om tegelijkertijd verschillende algemene
preventieve maatregelen te nemen, die routinematig en systematisch worden toegepast.
Behandelrichtlijnen moeten worden gevolgd, in het bijzonder de Multi Disciplinaire Richtlijn
Diagnostiek en Behandeling van Suïcidaal Gedrag. Daarnaast: continu verbeteren van de kwaliteit
van routine behandelprocessen (intake, indicatiestelling, behandeling, evaluatie, overdracht,
bereikbaarheid, beschikbaarheid, en het screenen en monitoren van suïcidaal gedrag). En tenslotte:
continu blijven leren, onder meer door het op peil houden van preventie-competenties van alle
medewerkers; het inbedden van nieuwe best practices; en het monitoren en evalueren van zowel
suïcides als van suïcidepogingen. De eerste en wellicht belangrijkste maatregel is het standaard
bespreken van suïcidaal gedrag, bij ieder gesprek.
Wat kun je als ggz-professional doen?
Je kunt als ggz-professional heel veel doen op het gebied van suïcidepreventie. Sommige zaken
lijken vanzelfsprekend, maar worden niet uitgevoerd doordat de focus ergens anders ligt. Praten over
zelfmoord is nog steeds een taboe. Als ggz-professional is het jouw taak om dit taboe te doorbreken.
Maar wat kun je nog meer doen?
Maak suïcidaliteit bespreekbaar door screening en monitoring
113 beveelt aan ieder gesprek bij cliënten in de ggz te screenen op suïcidaal gedrag. Dit gezien het
verhoogde risico onder deze cliënten, de kans dat suïcidaliteit in de loop van de behandeling ontstaat
of verergert, of de cliënt weerstanden om dit bespreekbaar te maken, overwint. Daarnaast zijn er
omstandigheden en situaties waarbij je er als ggz-hulpverlener goed aan doet stil te staan bij
(mogelijke) suïcidaliteit:
Crisis en verergering van de gezondheidstoestand van de patiënt
Plotselinge onverklaarbare of oninvoelbare verbetering van de toestand van de patiënt.
Uitnodigingen of “hints” van de patiënt (“ik zie het niet meer zitten”; verzoek om euthanasie
of om recept voor potentieel lethale medicatie)
Tekenen van roekeloos gedrag (bijvoorbeeld in het verkeer, of onverantwoord
middelengebruik)
Depressie of angststoornis, persoonlijkheidsstoornissen of chronische somatische
aandoening in het bijzonder met wanhopig makende symptomen.
Slaap problemen, piekeren, verslaving en recent of ernstig middelenmisbruik
Eerdere ernstige suïcidaliteit of suïcidepoging; of nabestaande zijn van naaste die suïcide
pleegde
Eenzaamheid en (dreigend) verlies: materieel, relationeel, sociaal (eer/gezicht/uitstoting)
Misbruik, mishandeling, vernedering, pesten
Screening en monitoring op suïcidaliteit is eenvoudig.
J legt uit: “Mensen die worstelen met klachten en problemen als die van u, kunnen hier wanhopig
van zijn.” Vervolgens vraag j: Is dat bij u NU ook het geval? Bent u de laatste tijd wel eens zo
wanhopig, dat u aan zelfmoord plegen denkt?”
Bij een bevestigend antwoord kun je de suïcidaliteit verder onderzoeken, terwijl j tegelijkertijd steeds
de ernst van het lijden inschat. Onderzoek de suïcidaliteit hierbij met nuchtere empathie om
schaamte en angst voor waardeoordelen of “voor gek” verklaard te worden, te voorkomen. Een
goede manier om dit te doen is te vragen naar zowel redenen om niet meer te willen leven, als naar
redenen om te blijven leven.
Vraag hoe dichtbij of ver weg de patiënt verwijderd is van een suïcidepoging, voorbereidingen heeft
getroffen (methode overwogen, stappen in de richting van een methode of onveilige situatie,
afscheidsbrief). Passende vragen hierbij kunnen zijn:
Hoe dichtbij zelfmoord plegen bent u nu naar uw gevoel?
Op een schaal van 0-100, waar 100 is dat u overleden bent door zelfmoord, waar staat u nu?
Diagnose en indicatiestelling
Volgens de meest recente inzichten moet suïcidaal gedrag als een apart syndroom met een gerichte
(doorgaans cognitief of op mentalisatie gerichte) therapeutische aanpak direct behandeld te worden,
naast de behandeling van co-morbide problematiek als depressie, angst, verslaving, psychose, of
persoonlijkheidsproblematiek. Een specifieke behandeling begint bij een beschrijvende en
verklarende diagnose van het suïcidaal gedrag, in samenhang met andere psychiatrische,
somatische, en contextuele problematiek.
Bevorder de veiligheid
Richtlijnen adviseren om samen met de cliënt, diens naasten en behandelkader afspraken en
plannen te maken die de veiligheid vergroten. Hiervoor is het aan te bevelen een hulpplan op te
stellen en up-to-date te houden. Vraag je hierbij af in hoeverre de cliënt in staat is de eigen belangen
en de realiteit te kunnen overzien. Is de cliënt hiertoe niet in staat, dan is er een indicatie om zijn
verantwoordelijkheid voor zijn eigen veiligheid over te nemen en externe /fysiek beveiligende
maatregelen te treffen (met inzet van ggz-crisisdienst, hulpdiensten en naasten).
Betrek naasten bij (een vermoeden van) suïcidaliteit
Betrek direct naasten (familie, partner, vriend, kennis, buren, huisgenoten, collega’s ) bij het gesprek
en geef hen info en handvatten voor het doorbreken van het isolement van de cliënt en het bewaken
van zijn veiligheid. Er is gezondheidsrechtelijk geen beletsel om de omgeving van (mensen met
suïcidale gedachten hetero-anamnestische vragen te stellen, ook als de cliënt hier bezwaar tegen
heeft. Contextuele informatie is noodzakelijk om goede diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en
voortgangsevaluatie te kunnen verrichten.
Ontwikkelvaardigheden
Suïcidaliteit bespreekbaar maken vergt specifieke kennis en gespreksvaardigheden. 113 beveelt de
volgende vormen van training aan:
1. Gatekeeperstraining: bedoeld voor verzorgenden of mensen die geen directe
hulpverleningsrol hebben, zoals bijvoorbeeld receptionisten, secretaressen, schoonmakers,
personeelswerkers, onderhoudsmedewerkers. Zij leren te vragen naar suïcidaliteit en het
zoeken/vinden van professionele hulp te bevorderen. 1 dagdeel.
2. Contactvaardigheden voor alle medewerkers als hulpverlener met cliënten werken. Zij leren
zich bewust te worden van hun houding en opvattingen ten aanzien van mensen met
suïcidale gedachten en door specifieke gesprekstechnieken met hen te komen tot open
dialoog en het samen opstellen van een hulp-/signaleringsplan : 2-3 dagdelen.
3. PITSTOPtraining voor begeleiders en behandelaars die over basale contactvaardigheden
beschikken; en kennis en vaardigheden willen opdoen om volgens de richtlijn te werken (o.m.
ontstaansmodel suïcidaliteit, contact maken, structuurdiagnose, veiligheidsplan, naasten
betrekken.) 2 dagdelen
Collegiale overleglijn
113 heeft een ‘collegiale overleglijn’, waarop psychologen op werkdagen tussen 11.00 en 12.00 uur
bereikbaar zijn: 020-311 3888
Laatst gewijzigd: 14/06/2017
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)
Download