Cognitieve veranderingen

advertisement
Hallucinaties bij de Ziekte
van Parkinson
oorzaken en verpleegkundige interventies
M. Postma, Parkinsonverpleegkundige
De ziekte van Parkinson
Chronische progressieve ziekte
 Dopamineproducerende celllen gaan ten
gronde
 1e symptomen tussen 50e-70e levensjaar
 43.000 mensen met Ziekte van Parkinson =
op 20.000 inwoners 53 mensen

Lichamelijke symptomen;
 Rusttremor
 Bradykinesie
(traagheid van
bewegingen)
 Rigiditeit ( spierstijfheid)
 Problemen met het evenwicht
Psychische veranderingen;
Depressie: frequent voorkomend, soms 1e
klacht
 Angststoornissen: komt voor bij kwart van
patiënten
 Dementie
 Cognitieve veranderingen

Cognitieve veranderingen
Bradyfrenie (vertraging van geestelijke
activiteit)
 Geheugenproblemen
 Concentratieproblemen
 Denken en handelen in fragmenten; geen
overzicht over situatie hebben

Epidemiologie van
hallucinaties/wanen
20 % van de patiënten zonder dementie
krijgen hier in de loop van het ziekteproces
mee te maken
 50% van de patiënten met dementiele
symptomen krijgen hier mee te maken

Definitie hallucinaties;

Psychische ervaring met het karakter van
een waarneming die niet berust op een
zintuiglijke prikkel en die door de patiënt voor
waar wordt aangenomen.

Bij Parkinson meestal sprake van visuele
hallucinaties
De ernst van hallucinaties kan
variëren
Kan beginnen met levendige dromen of
nachtmerries
 Hallucinatie met besef van onwerkelijkheid
(pseudo-hallucinatie)
 Hallucinatie die als werkelijk beleeft wordt
 Sympathieke hallucinatie
 Kwaadaardige hallucinatie

Grote invloed op functioneren,
heeft soms opname in
zorginstelling tot gevolg
Etiologie van hallucinaties
1.
2.
3.
4.
Tekort aan dopamine en/of acetylcholine
Overgevoeligheid van dopamimereceptoren
in het limbisch systeem
Medicatie (dopaminomimetica en/of
anticholinergica
Co-morbiditeit (infectie, dehydratie, etc.)
Functie frontale hersenschors (en
limbische systeem)
Systeem koppelt een emotionele betekenis
aan de informatie die binnenkomt.
 De informatie die binnenkomt wordt
geselecteerd, onderscheid wordt gemaakt
tussen hoofd-en bijzaken.

Functiestoornis frontale hersenschors
Bemoeilijkt het onderscheid maken tussen
hoofd- en bijzaken
 Irrelevante prikkels krijgen meer waarde dan
ze verdienen
 Prikkels uit de omgeving kunnen verkeerd
worden geïnterpreteerd

Medische interventies






Voorlichting patiënt en partner
Afbouwen anticholinergica (Akineton, Artane,
Disipal)
Afbouwen amantadine (symmetrel)
Afbouwen Selegiline (Eldepryl)
Reduceren dopamine-agonisten (Permax, Parlodel,
Requip, Sifrol)
Starten neuroleptica (clozapine=Leponex of
olanzapine=Zyprexa
Preventie

Mogelijk zou een middel dat de afbraak van
acetylcholine in de hersenen vertraagd
(rivastigmine) effect kunnen hebben op
cognitief functioneren en op voorkomen van
hallucinaties
(Parkinson) verpleegkundige
interventies
Signaleren
 Bespreekbaar maken
 Laagdrempelig bereikbaar zijn om luisterend
oor te bieden
 Voorlichting geven aan patiënt/partner en aan
collegae

(Vervolg) Verpleegkundige
interventies
Gestructureerd dagprogramma aanbieden
 Nachtlampje
 Geruststellen
 Partner tot steun zijn
 Eerlijk blijven; aangeven dat wat wordt
waargenomen er niet is

Andere behandelingsvormen;
Lotgenotencontact; Parkinson Patiënten
Vereniging
 Psychosociale steun; maatschappelijk werk
en psycholoog

Download